Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Assen

Verordening Bedrijveninvesteringszone binnenstad Assen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAssen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Bedrijveninvesteringszone binnenstad Assen
CiteertitelVerordening Bedrijveninvesteringszone binnenstad Assen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 1 van de Wet op de bedrijveninvesteringszones

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023Nieuwe regeling

24-11-2022

gmb-2023-56342

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Bedrijveninvesteringszone binnenstad Assen

De Raad van de Gemeente Assen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 oktober 2022 met kenmerk 137587-2022;

gelet op de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

gezien de uitvoeringsovereenkomst Bedrijveninvesteringszone binnenstad Assen van 5 oktober 2022 gesloten met Stichting Vaart in Assen;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Bedrijveninvesteringszone binnenstad Assen.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • bedrijveninvesteringszone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven;

  • college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen;

  • uitvoeringsovereenkomst: tussen de gemeente en Stichting Vaart in Assen op 5 oktober 2022 gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Wet;

  • wet: Wet op de bedrijveninvesteringszones.

 

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 2 Belastbaar feit en aard van de belasting

  • 1.

    Onder de naam 'BIZ-bijdrage' wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

 

Artikel 3. Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een onroerende zaak.

  • 2.

    Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.

 

Artikel 4. Belastingplicht

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven van de eigenaar en de gebruiker.

  • 2.

    Als eigenaar wordt aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als eigenaar van een in de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaak in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Als gebruiker wordt aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaak gebruikt.

 

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde zoals deze geldt voor het kalenderjaar 2023.

  • 2.

    Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met toe passing van artikel 6, alsmede met overeenkomstige toe passing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

 

Artikel 6. Vrijstellingen

In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

  • a.

    voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geexploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

  • b.

    glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

  • c.

    onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • d.

    een of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

  • e.

    natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

  • f.

    openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

  • g.

    waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

  • h.

    werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

  • i.

    werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken

  • j.

    belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst van de gemeente;

  • k.

    straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

  • l.

    plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • m.

    begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • n.

    objecten die vanuit de WOZ-administratie zijn aangemerkt als:

    • opslag/distributie

    • dagverblijf

    • garage/berging

    • geldautomaat

    • panden in aanbouw

    • studiogebouw

    • trafo, telefooncentrale en zendmast.

  • o.

    belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs;

  • p.

    belastingobjecten die worden beheerd door een vereniging of stichting die geen onderneming drijft, voor zover die objecten bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs, voor club- en buurthuiswerk of voor de beoefening van sport;

  • q.

    belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst ter zake van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening in de regio en de handhaving van de openbare orde en veiligheid.

 

Artikel 7. Tarief BIZ-bijdrage

  • 1.

    Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt voor de eigenaar van een onroerende zaak 0,10% van de heffingsmaatstaf met een minimum van € 200,-- en een maximum van € 400,-- per belastingobject.

  • 2.

    Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt voor de gebruiker van een onroerende zaak 0,10% van de heffingsmaatstaf met een minimum van € 200 en een maximum van € 400 per belastingobject.

  • 3.

    De BIZ-bijdrage per belastingobject die resulteert uit de tariefstelling als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt jaarlijks met 3,00% per jaar geïndexeerd, voor het eerst op 1 januari 2024.

 

Artikel 8. Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de lnvorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijn twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan €5.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

 

Artikel 10. Looptijd belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van vijf jaar.

 

Artikel 11. Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ bijdrage.

 

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

 

Artikel 12. Aanwijzing stichting

Stichting Vaart in Assen wordt aangewezen als de stichting bedoeld in artikel 7 van de Wet, waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt verplicht moeten worden verricht.

 

Artikel 13. Buiten toepassing algemene subsidieverordening

Op de subsidie op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening gemeente Assen 2021 niet van toepassing.

 

Artikel 14. Subsidieverlening

  • 1.

    De subsidie wordt gedurende de periode waarvoor de BIZ-bijdrage wordt geheven jaarlijks door het college verleend aan Stichting Vaart in Assen voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. Daartoe verstrekt de stichting jaarlijks voor 1 november aan de gemeente een begroting en een jaarplan met betrekking tot de in het komende jaar door de stichting uit te voeren activiteiten, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of van de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

  • 2.

    De subsidie wordt bepaald op de jaarlijks ontvangen BIZ-bijdragen.

 

Artikel 15. Rekening en verantwoording

  • 1.

    De stichting verstrekt jaarlijks voor 1 juni de rekening en verantwoording over de uitgaven voor de uitvoering van de activiteiten in het voorafgaande jaar, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder b, van de wet, aan het college.

  • 2.

    De als subsidie verstrekte bijdrage wordt definitief bepaald, na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde rekening en verantwoording over de uitgaven voor de uitvoering van de activiteiten in het voorgaande jaar.

 

Artikel 16. Melding van relevante wijzigingen

De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van:

  • meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie,

  • een wijziging van de statuten,

  • verandering of beëindiging van activiteiten.

 

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 17. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de Wet is gebleken.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.

 

Artikel 18. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Bedrijveninvesteringszone binnenstad Assen.

 

 

 

 

Gedaan ter openbare vergadering van 24 november 2022,

de griffier

J. de Jonge

de burgemeester,

M.L.J. Out

Bijlage behorende bij de Verordening Bedrijveninvesteringszone binnenstad Assen 2023-2027