Organisatie | De Ronde Venen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels laadpalen elektrische voertuigen gemeente De Ronde Venen 2023 |
Citeertitel | Beleidsregels laadpalen elektrische voertuigen gemeente De Ronde Venen 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het beleid voor laadpalen elektrische auto’s vastgesteld op 2 oktober 2015.
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-02-2023 | nieuwe regeling | 31-01-2023 |
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Elektrische voertuig: een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c van de Wegenverkeerswet 1994 en nader bepaald in de Regeling auto, dat bij de RDW staat geregistreerd als auto en die geheel of gedeeltelijk – met een minimaal volledig elektrisch bereik van 45 km WLTP – door een elektromotor wordt aangedreven waarvoor de elektrische energie geleverd wordt door een batterij en waarvan de batterij (mede) kan worden opgeladen door middel van een voorziening buiten het voertuig.
Voor het stimuleren van elektrisch vervoer en de realisatie van oplaadlocaties is de gemeente een samenwerking aangegaan met MRA-E. De samenwerking heeft betrekking op de procedure van het behandelen van een verzoek, de locatiebepaling, de inkoop van oplaadobjecten en het bijbehorend beheer, onderhoud en diensten en de onderlinge afspraken over de verdeling van de bijbehorende werkzaamheden. De ‘Voorwaarden deelname inkoop oplaadinfrastructuur MRA-Elektrisch 2019’ of een opvolger van deze voorwaarden zijn hierbij van toepassing.
Het college stelt een laadkaart vast. Bij het opstellen van de laadkaart zijn voor de locatiebepaling van en besluitvorming over de verschillende oplaadlocaties met bijbehorende parkeerplaatsen de artikelen 5, 6 en 7 van toepassing.
Het verzoek voor plaatsing van een oplaadobject kan zowel uitgaan van een gebruiker als van het college en de beheerder.
Voor een verzoek dat is ingediend door een gebruiker gelden voorwaarden voor een ontvankelijk verzoek.. Dit verzoek wordt gedaan door het daarvoor bedoelde webformulier in het digitaal portaal van MRA-E in te vullen.
De ontvankelijkheid van een Verzoek van een gebruiker, dat via het portaal wordt ingediend, wordt getoetst aan de voorwaarden die zijn opgenomen in bijlage 1 ‘Voorwaarden Verzoek Gebruiker 2019’ dan wel een opvolger van deze voorwaarden.
De gemeente of MRA-E- namens de gemeente- beoordeelt binnen 10 werkdagen het verzoek op ontvankelijkheid namens het college. Bij niet ontvankelijkheid wordt het verzoek niet geaccepteerd. De gemeente of MRA-E namens de gemeente bericht de indiener hierover.
Een verzoek van het college hangt samen met de wens om op een specifieke locatie een oplaadobject te realiseren. Het college maakt het verzoek bekend bij MRA-E.
Een verzoek dat samenhangt met het (hoge) gebruik wordt getoetst aan de voorwaarden in bijlage 3 ‘Voorwaarden data-gestuurd bijplaatsen 2021’ dan wel een opvolger van deze voorwaarden.
Bij een verzoek over een specifieke locatie wordt door MRA-E beoordeeld of het verzoek past binnen de overeenkomst met beheerder en welke voorwaarden hieraan verbonden zijn. MRA-E adviseert hierover binnen 15 werkdagen aan de gemeente.
Een verzoek van een beheerder of MRA-E hangt samen met het (hoge) gebruik van een bestaand oplaadobject. De beheerder kan een verzoek via MRA-E indienen bij de gemeente. Het verzoek wordt getoetst aan de voorwaarden in bijlage 3 ‘Voorwaarden data-gestuurd bijplaatsen 2021’ dan wel een opvolger hiervan.
Na acceptatie van een verzoek wordt door de gemeente of door MRA-E -namens de gemeente- een voorlopige oplaadlocatie gekozen. Een geschikte oplaadlocatie wordt via de laadkaart gekozen. Indien er binnen 250m geen locatievoorstel is vastgesteld op de laadkaart, wordt er door MRA-E binnen 10 werkdagen een voorlopige oplaadlocatie gekozen.
De keuze voor een oplaadlocatie hangt af van bepaalde criteria. Daarnaast wordt ook uitgegaan van een aantal voorwaarden wat betreft de plaatsing van een oplaadobject. De criteria en voorwaarden zijn in bijlage 2 ‘Eisen en criteria locatiebepaling laadpalen 2021’ nader gespecificeerd.
Artikel 6 Advisering, inspraak en besluitvorming
MRA-E toetst de voorlopige oplaadlocatie aan het bepaalde in artikel 4, overlegt met de beheerder en netbeheerder en adviseert het college binnen 15 werkdagen over de voorlopige locatie.
Het college bepaalt binnen 10 werkdagen na ontvangst van het advies van MRA-E over de voorlopige locatie. Als de voorlopige locatie door het college is bepaald, worden de direct omwonenden geïnformeerd over de beoogde locatie.
Gedurende een termijn van 2 weken worden de direct omwonenden in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren (inspraak). Daarna beslist het college over de definitieve oplaadlocatie.
Indien uit de inspraak blijkt dat de oplaadlocatie ongewenst is, zal voor een alternatieve locatie opnieuw advies worden gevraagd bij MRA-E, de beheerder en netbeheerder. In dergelijke gevallen wordt door MRA-E binnen 15 werkdagen opnieuw advies uitgebracht aan het college. Vervolgens bepaalt het college de definitieve locatie. De indieners van de inspraakreactie worden over dit besluit geïnformeerd.
Artikel 7 Aanwijzing, realisatie en inrichting parkeervakken
Nadat het college heeft ingestemd met de definitieve locatiebepaling, zullen in de openbare ruimte in principe twee parkeervakken worden aangewezen uitsluitend voor het opladen van een elektrisch voertuig. Deze reservering vindt plaats middels een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 18 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer. Het verkeersbesluit wordt genomen volgens een procedure op grond van deze wegenverkeerswetgeving.
De aanwijzing van de parkeervakken geschied middels plaatsing van een verkeersbord E4 met daarop geïntegreerd de onderborden OB20 (alleen voor opladen elektrische voertuigen) en OB504 (pijlen schuin links/rechts).
Middels het te nemen verkeersbesluit zullen de twee beoogde parkeervakken worden aangewezen voor elektrische voertuigen. Uitgangspunt is dat zal worden besloten om met bebording twee parkeervakken exclusief in te richten voor elektrische voertuigen. Bij uitzondering kan onder omstandigheden, bijvoorbeeld hoge parkeerdruk, besloten worden om met bebording in eerste instantie één parkeervak exclusief in te richten voor elektrische voertuigen.
Het college neemt het verkeersbesluit na het besluit over de definitieve locatiebepaling.
Het college ziet toe op het juiste gebruik van de aangewezen parkeerplaats(en) en kan indien nodig handhavend optreden. Het juiste gebruik van een laadpaal is: het opladen van een elektrisch voertuig.
Bestuurders dienen zich te houden aan geldende regels omtrent vergunningen, betaald parkeren, parkschijfzones of andere parkeerrestricties indien van toepassing.
Onrechtmatig gebruik van een parkeerplaats voor het opladen van elektrische voertuigen kan worden bestraft met een proces-verbaal (Mulder-feit).
Artikel 9 Private kabels en laadpunten
Kabels, laadpunten en/of laadpalen die verbonden of aangesloten zijn op de eigen elektrische installatie van woningen, bedrijven of andere gebouwen (Verlengde Private Aansluitingen, of VPA’s), zijn niet toegestaan. De gemeente doet een proef met kabelgoten om te onderzoeken of VPA’s wenselijk zijn binnen de gemeente.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van deze beleidsregel indien toepassing van de beleidsregel leidt tot ongekende hardheid.
Vastgesteld door het college op 31 januari 2023
Ruud Kleijnen
de secretaris
Maarten Divendal
de burgemeester
Voorwaarden beoordeling Verzoek Gebruiker 2019:
Daarnaast worden de volgende afwegingen gemaakt:
Eisen en criteria locatiebepaling laadpalen 2021
Eisen en criteria van MRA-Elektrisch en gemeenten bij het aanwijzen van een locatie voor een publieke laadpaal of het opstellen van een laadkaart.
Nadat de gemeente een verzoek van een (aanstaande) e-rijder of een datagestuurd verzoek ontvangt en deze goedkeurt, is het belangrijk een geschikte locatie te kiezen voor het realiseren van een laadpaal.
Bij de keuze voor een locatie dient er met een aantal veiligheids- en technische aspecten rekening gehouden te worden. Goed geplaatste laadpalen lopen ook minder risico op aanrijdingen en kunnen met minder gedoe gerealiseerd worden.
Ook kan de locatie zodanig gekozen worden dat de gebruikersgroep die bediend wordt met de laadpaal zo groot mogelijk is. Het beoogt een betere acceptatie van laadpalen (er worden geen palen neergezet die nauwelijks gebruikt worden) en effectief gebruik van de openbare ruimte omdat met minder laadpalen meer mensen bediend kunnen worden. Daarnaast is deze benadering ook goed voor de exploitant, omdat zo een laadpaal een betere business case heeft.
Tezamen helpen de verschillende soorten eisen en criteria om de (maatschappelijke) kosten van de ontwikkeling van elektrisch vervoer te beheersen.
De laadpaal wordt geplaatst in het midden tussen twee parkeerplaatsen. Om doorlooptijden te versnellen en de kwaliteit van de laadlocaties te verhogen, dient bij het kiezen van een nieuwe oplaadlocatie rekening gehouden te worden met verschillende eisen en criteria. We maken een onderscheid tussen eisen en criteria voor de keuze van de locatie. Alle locaties moeten aan de eisen voldoen. De criteria sturen de afweging voor de juiste locatie. De eisen criteria zijn geordend volgens onderstaande thema’s. Daarnaast zijn achteraan dit document een aantal veel voorkomende opstellingsvoorbeelden ingevoegd.
Omdat niet in alle gevallen een laadoplossing de vorm van een laadpaal heeft (in de zin van een zuil of sokkel), verwijzen we in onderstaande lijst naar oplaadobjecten in plaats van laadpalen.
Oplaadobject dient niet aanrijdgevoelig opgesteld te worden;
Indien de gemeente een ander soort aanrijdbeveiliging wenst kan de gemeente hier zelf zorg voor dragen of de exploitant kan een andere optie aanrijdbeveiliging tegen een meerprijs laten uitvoeren. Indien gemeente meerwerk door de exploitant wil laten verzorgen, moet dit in de precheck van het locatievoorstel worden aangegeven (zie MRA-E portaal).
1.3 Gebruiksvriendelijkheid & veiligheid