Organisatie | Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsnotitie kleine windmolens |
Citeertitel | Beleidsnotitie kleine windmolens |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-02-2023 | nieuwe regeling | 31-01-2023 |
Leeswijzer voor aanvragers: Als u direct de planologische uitgangspunten en voorwaarden wilt raadplegen, kunt u door naar onderdeel 5. Vergeet niet dat de overige hoofdstukken maar met name hoofdstuk 6 ook zeer interessant voor u kunnen zijn en dat deze informatie kan bijdrage aan een volledige omgevingsvergunningaanvraag die vlot kan worden afgehandeld.
De afgelopen periode ziet de gemeente het aantal vragen over de plaatsing van kleine windmolens zowel bij agrariërs, bedrijven als particulieren toenemen. De gemeente Krimpenerwaard staat in principe positief tegenover de realisatie van kleinschalige duurzame energieopwekking.
Ter voorkoming van ad-hoc beslissingen op dit vraagstuk is het wenselijk te beschikken over een integraal afwegingskader voordat een besluit kan worden genomen. Hiermee voorkomen we wildgroei en bieden we een mogelijkheid om de inpassing van windmolens in ons landschap te borgen. Om de druk op het landschap en de leefomgeving te beperken zet de gemeente eerst in op zonnepanelen op het dak. Dit sluit aan bij de in juli 2021 door de gemeenteraad vastgestelde Omgevingsvisie en de interne richtlijnen zoals het college heeft vastgesteld in april 2022. Er zijn echter tal van redenen op te noemen die ertoe leiden dat zonnepanelen op het dak niet toereikend zijn of überhaupt tot de mogelijkheden behoren. Dit beleid ziet op die gevallen waarin de energiebehoefte niet of niet alleen ingevuld kan worden door ‘zon op dak’ en geeft de beleidsuitgangspunten weer waarbinnen de gemeente ruimtelijk gezien medewerking wil en kan verlenen aan de realisatie van een kleine windmolen.
In 2015 is het Klimaatakkoord van Parijs ondertekend door een groot aantal landen, waaronder Nederland. In Nederland is het Klimaatakkoord van Parijs uitgewerkt in het landelijke Klimaatakkoord en in de Klimaatwet. Het belangrijkste doel van het landelijke Klimaatakkoord is de CO2-uitstoot in 2030 met 49% verminderen vergeleken met 1990. In 2050 moet de uitstoot van broeikasgassen met 95% afgenomen zijn. Dit is nodig om de opwarming van de aarde niet verder te laten oplopen dan 1,5 ℃. Ook de gemeente Krimpenerwaard levert hier een bijdrage aan.
Om onze klimaatdoelstellingen te behalen hebben we een goede mix van energiebronnen nodig. Ook de meer kleinschalige energieproductie draagt bij aan onze duurzaamheidsdoelstellingen en een bewuster energiegebruik bij initiatiefnemers.
De omgevingsvisie Zuid-Holland biedt ruimte om voor zover het past bij de lokale situatie – ter beoordeling van de gemeente - turbines met een ashoogte tot 45 meter binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied mogelijk te maken. De provincie kan wel een zienswijze indienen indien te weinig rekening is gehouden met het omringende landschap en de cultuurhistorische, ecologische en recreatieve kwaliteiten.
Vanuit de Regionale Energiestrategie (RES) is eerder een voortraject gestart, waarin is gekeken naar de mogelijkheden voor zon op grote daken en zonnevelden binnen de Krimpenerwaard. De realisatie van kleine windmolens is een separate opgave.
In de Omgevingsvisie Krimpenerwaard is het volgende speerpunt opgenomen voor het duurzaam energie opwekken:
We streven naar het duurzaam opwekken van de eigen energiebehoefte binnen de gemeentegrenzen. Een goede ruimtelijke inpassing en het mee-profiteren van de lokale samenleving zijn daarbij uitgangspunten.
Dit wordt nader geconcretiseerd met:
‘ Lokaal energie opwekken waarbij we streven naar zoveel mogelijk maatschappelijk draagvlak en voordelen voor de samenleving van de Krimpenerwaard. Bijvoorbeeld door lokale energiecoöperaties; Ontwikkelingen en initiatieven die bijdragen aan lokale energieopwekking en/of aan energiebesparing faciliteren. Zowel bij particulieren, bedrijven als maatschappelijke organisaties:
Deze beleidsnotitie betreft, zoals eerder genoemd, hiervan een verdere uitwerking.
Voor initiatiefnemers is het niet altijd duidelijk in welke gevallen medewerking verleend wordt aan een initiatief en welke procedure gevolgd moet worden.
Met de voorliggende beleidsnotitie heeft de gemeente een afwegingskader en het biedt initiatiefnemers duidelijkheid. Ook kan de benodigde procedure voor een omgevingsvergunning met behulp van dit beleid gemakkelijker en sneller doorlopen worden. Zeker wanneer een initiatiefnemer – aan de hand van deze beleidsnotitie - vooroverleg voert met de gemeente.
Enkele bestemmingsplannen in de voormalige gemeente Nederlek en Ouderkerk staan kleine windmolens toe. Hierop is een andere procedure van toepassing.
Dat de gemeente Krimpenerwaard een beleidsregel kan opstellen omtrent het plaatsen van kleinschalige windmolen, vloeit voort uit artikel 4:81 Awb en artikel 3.1, eerste lid, in samenhang met artikel 3.6, eerste lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.
Het doel is om op termijn – na invoering van de Omgevingswet – de beleidsregels over de kleine windmolens op te nemen in het gemeentelijk Omgevingsplan. Tot die tijd worden op basis van deze beleidsregels omgevingsvergunningen met een uitgebreide procedure of met een tijdelijke vergunning. Om de behandeltermijn te verkorten heeft de Raad besloten dat - in die gevallen dat voldaan wordt aan dit beleid - geen Verklaring van geen Bedenkingen aan de Raad gevraagd hoeft te worden bij het voeren van een uitgebreide procedure te worden. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden worden vergunningen verleend als buitenplanse omgevingsplanactiviteitvergunning (Bopa), waarop de reguliere procedure van toepassing is. Verleende tijdelijke vergunningen worden overgezet in het Omgevingsplan en krijgen hierdoor een permanent karakter. In geval van verdere uitstel van de Omgevingswet wordt deze beleidsnotitie omgezet in een paraplubestemmingsplan op basis waarvan eenvoudiger permanente vergunningen afgegeven kunnen worden.
Het beleidskader geeft duidelijkheid over:
Deze beleidsnotitie gaat over de zogenoemde kleine windmolens. Dit betreft zowel de grondgebonden als de dakgebonden varianten. De windmolens kunnen onderverdeeld worden in verticale as turbines (vat), de zogenaamde windwokkels, en de horizontale as turbines (hat).
De grondgebonden windmolens hebben een as-hoogte van maximaal 15 meter.
De kleine dakgebonden windmolen is maximaal 3m hoog (vanaf bovenkant bouwwerk gemeten). Dit betreft bij alle types en in alle gevallen de afmeting gemeten vanaf de montagebasis (dakoppervlak) tot de bovenkant van de rotor
In bijlage 1 is een beschrijving te zien welke windturbines zijn toegestaan. Omdat dit beleidsstuk ziet op kleinere turbines wordt verder gesproken over windmolens.
4. Bestaande wet- en regelgeving
Dit beleidskader bevat geen allesomvattende beschrijving van alle bestaande wet- en regelgeving en andere randvoorwaarden. Bovendien worden normen en richtlijnen regelmatig vernieuwd. Toch worden hier wel enige kaders benoemd, omdat deze impact hebben op de omgeving en inwoners.
Het is de volledige verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om te zorgen voor een haalbaar en uitvoerbaar plan met inachtneming van de hieronder genoemde richtlijnen en normen en passend binnen de in deze beleidsnotitie genoemde voorwaarden.
Windmolens moeten voldoen aan een aantal Europese en nationale normen en richtlijnen. Op het moment van schrijven zijn de belangrijkste:
Bij de aanvraag dient de aanvrager zijn verzoek te onderbouwen met de in de NWEA Afvinklijst genoemde aspecten van de aanvraag, te weten: situatietekening, tekening windmolen, constructieberekeningen windmolen, constructieberekeningen fundering, grondonderzoek en de milieumelding: geluidsproductie informatie.
Deze normen en richtlijnen zijn aan verandering onderhevig (kunnen dus wijzigen). Initiatiefnemers moeten ten alle tijden uitgaan van de meest recente versies.
Op enkele locaties is het in het buitengebied van de gemeente Krimpenerwaard al planologisch mogelijk om een windmolen te plaatsen. Het gaat hier om gebieden van de voormalige gemeente Nederlek en Ouderkerk. Veelal zijn hiervoor binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze beleidsnotitie kan gebruikt worden voor de beoordeling of medewerking verleend kan worden aan een binnenplanse afwijking.
De windmolens mogen een maximale as-hoogte van 15 meter hebben, dan wel maximaal 3m hoog bij een dakgebonden1 windmolen;
De windmolen(s) moeten zorgvuldig worden ingepast binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het gebied. Indien het initiatief bestaat uit meer dan één windmolen dan dient een landschappelijk inpassingsplan te worden aangeleverd dat vooraf met de gemeente besproken wordt. Uitgangspunt is dat bij plaatsing van meerdere windmolens deze achter elkaar worden geplaatst in lijn met de hoofdrichting van de huidige bebouwing en het landschap;
De kleurstelling van de windmolen is ingetogen en afgestemd op het landschap. In zijn algemeenheid stellen we dat de windmolen geen onnatuurlijke kleur, maar een in de omgeving passende kleur moet hebben. Een (sobere) kleurstelling die erop gericht is om botsingen met vogels te vermijden geniet onze voorkeur. Er wordt geen gebruik gemaakt van reflecterende materialen. Bij plaatsing van een extra windmolen op een later tijdstip moet de inpasbaarheid in de omgeving opnieuw beoordeeld worden.
De afstand van een windmolen tot:
hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand2 bij twee keer het nominaal toerental van de windmolen;
Windmolens bij andere bestemmingen of locaties, behoudens die opgenomen onder 5.2, 5.3 en 5.4 zijn uitgesloten, met dien verstande dat plaatsing van windmolen(s) bij een maatschappelijke of sportbestemming3 binnen en buiten de bebouwde kom bespreekbaar is onder dezelfde voorwaarden als genoemd onder de in dit artikel genoemde voorwaarden en artikel 5.3;
De plaatsing van een windmolen (zowel grondgebonden als dakgebonden) blijft altijd maatwerk. De gemeente Krimpenerwaard kan daarom in voorkomende situaties nadere eisen stellen aan de plaats, omvang, het gebruik en de landschappelijke inpassing van windmolens of besluiten de aanvraag te weigeren, ten behoeve van:
5.2 Plaatsing bij (agrarische) bedrijven buiten de bebouwde kom
Voor het plaatsen van een windmolen bij (agrarische) bedrijven gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
uitgangspunt is plaatsing van de windmolen binnen het bouwvlak. Pas indien aantoonbaar is dat dit niet tot de mogelijkheid behoort (ook bij het ontbreken van een bouwvlak) en er geen zwaarwegende bezwaren zijn, kan overwogen worden de windmolen buiten het bouwvlak te plaatsen mits direct grenzend aan het bouwvlak en dit niet leidt tot aantasting van de landschappelijke waarden. Indien niet binnen het bouwvlak geplaatst, moet de windmolen binnen het bestemmingsvlak geplaatst worden met een afstand tot het ruimtelijk ensemble van maximaal de tiphoogte.
5.3 Plaatsing bij bedrijventerreinen
Voor het plaatsen van een windmolen bij of op een bedrijventerrein gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
Op een bedrijventerrein geniet het de voorkeur dat meerdere bedrijven samen het initiatief nemen. In dat geval wordt het maximum aantal windmolens in overleg met de gemeente bepaald aan de hand van alle geldende voorwaarden en de inpasbaarheid. Een inpassingsplan is in dat geval een vereiste (zie ook de toelichting);
5.4 Plaatsing bij woningen buiten de bebouwde kom
Voor het plaatsen van een windmolen bij een woning (niet zijnde een agrarische of bedrijfswoning) gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
Uitgangspunt is plaatsing binnen het bouwvlak. Indien dit aantoonbaar niet tot de mogelijkheden behoort (ook bij het ontbreken van een bouwvlak) en er geen zwaarwegende bezwaren zijn, kan plaatsing op eigen terrein binnen het bestemmingsvlak wonen bespreekbaar zijn. Indien niet binnen het bouwvlak geplaatst, moet de windmolen binnen het bestemmingsvlak geplaatst worden met een afstand tot het ruimtelijk ensemble van maximaal de tiphoogte.
De gemeente zet eerst in op zonnepanelen op dak, om de druk op het landschap en de leefomgeving te beperken. Maar over het algemeen blijkt dat voor bedrijfsmatige percelen zon en wind beide nodig zijn om een gelijkmatige stroomproductie te leveren verdeeld over dag-nacht en zomer-winter, zodat optimaal in eigen stroom kan worden voorzien. Als sprake is van een aanvullende energiebehoefte voor eigen verbruik dient eerst te worden gekeken of hierin kan worden voorzien met zonne‐energie. Alleen wanneer het plaatsen van gebouwgebonden zonnepanelen niet mogelijk is (bijvoorbeeld doordat er een rieten dak is of aanpassing van de dakconstructie te veel kosten met zich meebrengt), dan wel onvoldoende toereikend is om te kunnen voorzien in de aanvullende energiebehoefte voor eigen gebruik, kan onder voorwaarden medewerking worden verleend aan het plaatsen van één extra windmolen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij agrarische bedrijven die ook in de nachtperiode vaak een groot energieverbruik hebben waarin dan niet kan worden voorzien met zonnepanelen alleen. Voor de reaisatie van twee windmolens dient een inpassingsplan met de gemeente besproken te worden, alvorens een aanvraag wordt gedaan. De nadruk bij de beoordeling ligt op de noodzaak van een tweede windmolen en de landschappelijke inpassing.
We staan alleen windmolens (zowel grondgebonden als dakgebonden) toe bij (agrarische) bedrijven en woningen buiten de bebouwde kom. Voor het bepalen van de bebouwde kom is de feitelijke situatie en de aard van de omgeving van belang. Criteria die hierbij gehanteerd worden:
Natuurgebieden Veenweiden Krimpenerwaard (en de diverse deelgebieden)
En alle postzegelplannen in het buiten gebied.
Voor het geluid geldt de normstelling uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, te weten een geluidsbelasting op een gevoelig gebouw van hoogstens 47 Lden en 41 dB Lnight. Hierbij hoeft geen rekening te worden gehouden met de woning die op het perceel staat waar de windmolen op staat.
Windmolens met een rotordiameter van meer dan 2 meter vallen onder het activiteitenbesluit. Dit betekent dat een melding activiteitenbesluit milieubeheer verplicht is en akoestisch onderzoek moet worden aangeleverd waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de geluidsnormen.
Indien sprake is van een rotorblad van minder dan 2 meter moet ook aan de geluidsnormen van het activiteitenbesluit voldaan worden. De wetgever heeft alleen besloten dat de milieu impact van deze kleine windmolens zo gering is dat ze niet hoeven te worden gemeld. En dat het daarmee ook niet nodig is om een geluidsrapport op te laten stellen. De toegelaten geluidsbelastingen zijn in een rustige omgeving in de open lucht duidelijk merkbaar. Wij zijn ons ervan bewust dat de wetgever de mogelijkheid biedt om middels een maatwerkvoorschrift voor geluid een strengere eis te stellen voor de geluidsbelasting. Omdat wij het belang van windmolens inzien zullen wij terughoudend zijn in het stellen van strengere eisen. We hebben wel een afstandsnorm tot aangrenzende woningen opgenomen, zodat zij enige vorm van bescherming genieten.
Landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten
De windmolen moet ingepast worden in de bestaande omgeving en passen bij de landschappelijke structuur. De inpassing bestaat uit de keuze voor de meest passende plek en grootte. Er dient rekening gehouden te worden met zichtlijnen in het landschap vanuit huizen, wegen, paden en monumentale gebouwen. De windmolen dient een onderdeel te vormen van het ruimtelijk ensemble van het erf. Bebouwing op het erf en windmolen vormen een ruimtelijke eenheid. Er moet voldoende aandacht besteed worden aan de inrichting en beplanting van het erf. De Erfgoedverordening en Erfgoednota en de Lijst rijks- en gemeentelijke monumenten moeten in acht worden genomen.
Een windmolen dient daarom bij voorkeur geplaatst te worden binnen het (agrarische) bouwvlak. Op deze manier vormt de kleine windmolen een ruimtelijke eenheid met de bebouwing en kan deze niet verstrooid over het hele landschap geplaatst worden. De kleine windmolen dient bij voorkeur aan de achterzijde van het erf (achtererf) te worden geplaatst (ten opzichte van de openbare weg en erf entree) maar altijd achter het hoofdgebouw.
Pas indien aantoonbaar is dat realisatie binnen het bouwvlak niet mogelijk is (ook wanneer geen bouwvlak aanwezig is) is een locatie, verder onder dezelfde inpassingsvoorwaarden, bespreekbaar binnen het bestemmingsvlak met een afstand tot het ruimtelijk ensemble van maximaal de tiphoogte.
In bijlage 2 zijn tekeningen te zien van mogelijke plekken waar kleine grondgebonden windmolens geplaatst kunnen worden, ter inspiratie.
Bij gebieden met een hoge landschappelijke en cultuurhistorische waarde (vanwege de verkavelingsstructuur, monumentale lintbebouwing) kan de aanwezigheid van kleine windmolens mogelijk leiden tot een onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden. Voor kleine windmolens in dit soort landschappen geldt dat extra aandacht voor de ruimtelijke inpassing nodig is.
In de Provinciale Omgevingsverordening Zuid-Holland zijn specialebeschermingsgebieden binnen Krimpenerwaard aangewezen die onderdeel zijn van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), kroonjuweel cultureel erfgoed en belangrijk weidevogelgebied. Natuurnetwerk Nederland en kroonjuweel cultureel erfgoed vallen op grond van het provinciale omgevingsbeleid binnen beschermingscategorie 1. Belangrijke weidevogelgebied valt onder beschermingsgebied categorie 2.
Bij ontwikkelingen zoals het plaatsen van kleine windmolens (zowel grondgebonden als dakgebonden) dient de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden behouden te blijven.
De gemeente Krimpenerwaard kent verschillende soorten cultuurhistorisch erfgoed die wettelijke bescherming genieten.
Kleine windmolens kunnen het zicht op Rijks- of gemeentelijke monumenten verstoren of ontsieren. Voor kleine windmolens (zowel grondgebonden als dakgebonden) op minder dan 100 meter afstand van een Rijks- of gemeentelijk monument is extra aandacht voor ruimtelijke inpassing een vereiste.
In beschermd stads- of dorpsgezicht (in het buitengebied) geldt dat een positief advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit benodigd is.
Om de inpasbaarheid te beoordelen en voor een snelle behandeling van de omgevingsvergunningaanvraag raden wij aan in alle gevallen de aanvraag te voorzien van een landschappelijk inpassingsplan waarin overzichtelijk de volgende informatie is opgenomen: welke locatie, bouwvlak en bestemmingsvlak, bestaande bebouwing, verschillende mogelijkheden voor plaatsing, zichtlijnen, aanwezigheid monumenten, zicht vanaf tiendwegen, afstand tot woningen van derden, slootpatronen en groen structuren op het erf en in de directe omgeving, ondersteund met situatiefoto’s. Bij een gezamenlijk initiatief op een bedrijventerrein of meerdere woningen is een inpassingsplan noodzakelijk.
Windmolens bij bedrijventerreinen
Ook op bedrijventerreinen zijn kleine grondgebonden windmolens kansrijk, omdat ze hier minder storend zijn in het straatbeeld en er doorgaans minder woningen aanwezig zijn die hinder van de molens kunnen ondervinden. Wel is maatwerk geboden voor de plaatsing van een kleine grondgebonden windmolen en een goede ruimtelijke inpassing is belangrijk. Zo is bijvoorbeeld een kleine windmolen op een bedrijventerrein aan de kant van een woonwijk minder wenselijk.
Een gezamenlijk initiatief van bedrijven op een bedrijventerrein voor de plaatsing van een kleinschalige windmolen heeft de voorkeur, waarbij de opstelling van de windmolen(s) de ruimtelijke structuur van het bedrijventerrein versterkt of bijvoorbeeld de begrenzing van het bedrijventerrein markeert. Dit kan bijvoorbeeld georganiseerd worden door samen met andere ondernemers een Bedrijven Investeringszone op te richten. Plaatsing is altijd op of in de directe nabijheid (bijvoorbeeld groenstrook langs het bedrijventerrein).
Windmolens bij woningen in het landelijk gebied
Wij zien zeker mogelijkheden voor windmolens bij woningen in het landelijk gebied. Gezien de hoge kosten die hiermee gemoeid zijn, zal in veel gevallen sprake moeten zijn van een gezamenlijk initiatief om dit rendabel te krijgen. Dit geniet dan ook de nadrukkelijke voorkeur. Als gemeente staan wij open het gesprek met initiatiefnemers hierover aan te gaan en samen naar de best passende mogelijkheden te zoeken. Vooroverleg is noodzakelijk om in gezamenlijkheid tot een inpasbaar plan te komen.
Overzicht aan te leveren aanvullende stukken bij de aanvraag omgevingsvergunning.
Indien de stukken compleet aangeleverd worden kan de aanvraag sneller in behandeling genomen worden:
Toelichting waaruit blijkt dat de windmolen noodzakelijk is om te voorzien in de eigen energie behoefte. (verbruik voorgaande jaren4, opbrengst zonnepanelen, verwachte energie opbrengst windmolen);
Wij raden initiatiefnemers uitdrukkelijk aan om vooraf met de gemeente in overleg te treden.
Horizontale as molens (HAT types) maken gebruik van dezelfde techniek als grote windmolens. De as ligt evenwijdig aan de richting van de wind en de wieken staan loodrecht op de richting van de wind
Bij verticale as molens (VAT types) staat de as loodrecht op de richting van de wind en de wieken of schoepen evenwijdig aan de as. VAT typen draaien niet met de windrichting mee en vangen de wind die loodrecht op de wieken komt. VAT types maken gebruik van een savonius rotor of een darrieus rotor.