Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Fryske Marren

Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen De Fryske Marren 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Fryske Marren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen De Fryske Marren 2023
CiteertitelVerordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen De Fryske Marren 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 255 van de Gemeentewet
  2. artikel 26 van de Invorderingswet 1990
  3. Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-02-202301-01-2023nieuwe regeling

25-01-2023

gmb-2023-52698

Z.728166

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen De Fryske Marren 2023

Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen De Fryske Marren 2023

 

De raad van de gemeente De Fryske Marren;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 december 2022;

 

gelet op: artikel 255 Gemeentewet , artikel 26 Invorderingswet 1990, de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 en de regeling kwijtschelding belastingen medeoverheden,

 

besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen De Fryske Marren 2023

 

 

 

Artikel 1. Begrippen

Bijstandsnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 21 tot en met 22a van de Participatiewet

Onroerend zaakbelasting (privédeel): eigendom woning (niet-woning is uitgesloten)

 

Artikel 2. Toepassingsgebied

  • 1.

    Kwijtschelding kan slechts worden verleend van de volgende belastingen:

    • afvalstoffenheffing;

    • rioolheffing;

    • onroerend zaakbelasting.

  • 2.

    Onder de naam rioolheffing wordt binnen de gemeente belasting geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering. Uitsluitend van de belasting voor een perceel dat wordt gebruikt als woning kan kwijtschelding worden verleend.

  • 3.

    Onder de naam onroerendezaakbelastingen worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee belastingen geheven: een gebruikersbelasting en een eigenarenbelasting. Uitsluitend van de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen kan kwijtschelding worden verleend.

 

Artikel 3. Berekening kosten van bestaan

Bij het verlenen van kwijtschelding als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 vindt het bepaalde in hoofdstuk 2 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 toepassing met dien verstande dat:

  • 1.

    bij de kwijtschelding in afwijking van artikel 16, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 het percentage voor de berekening van de kosten van bestaan wordt gesteld op 100 procent.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt overeenkomstig artikel 3 van de Regeling kwijtschelding belastingen medeoverheden voor de vaststelling van de kosten van bestaan van pensioengerechtigden in plaats van de bijstandsnorm het netto-ouderdomspensioen gehanteerd.

  • 3.

    Er onder door burgemeester en wethouders vast te stellen nadere regels kwijtschelding van belastingen kan worden verleend aan een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent.

  • 4.

    Het hanteren van het netto-ouderdomspensioen, bedoeld in het tweede lid, geschiedt door:

    • a.

      voor de pensioengerechtigden, bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling, in plaats van de norm, genoemd in het toepasselijke artikelonderdeel, tweemaal het netto-ouderdomspensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet te hanteren;

    • b.

      voor de belastingschuldigen, bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdelen b en d, van de Uitvoeringsregeling, die tevens pensioengerechtigd zijn, bij de berekening van de norm, genoemd in die artikelonderdelen, in plaats van factor B, genoemd in artikel 22a, eerste lid, van de Participatiewet, tweemaal het netto-ouderdomspensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet te hanteren; en

    • c.

      voor de pensioengerechtigden, bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling, in plaats van de norm, genoemd in het betreffende artikelonderdeel, éénmaal het netto-ouderdomspensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet te hanteren.

  • 5.

    Het netto-ouderdomspensioen wordt berekend door het bruto-ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, te verminderen met:

    • a.

      de verschuldigde loonbelasting;

    • b.

      de premies voor de volksverzekeringen; en

    • c.

      de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet.

 

Artikel 4. Verruimde kwijtschelding

In afwijking van artikel 12, tweede lid, onderdeel d, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 wordt het totale bedrag aan financiële middelen, bedoeld in dat onderdeel, als volgt verhoogd:

  • a.

    voor de belastingschuldige en zijn echtgenoot met € 2.000;

  • b.

    voor een alleenstaande met € 1.500 (75% van bedrag onder a.); en

  • c.

    voor een alleenstaande ouder met € 1.800 (90% van bedrag onder a.).

 

Artikel 5. Netto kosten kinderopvang

Als uitgaven als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 worden mede in aanmerking genomen de in artikel 28, derde lid, van genoemde regeling bedoelde netto kosten van kinderopvang.

 

Artikel 6. Wijze van verzoek om kwijtschelding

Een verzoek om kwijtschelding moet worden ingediend bij de invorderingsambtenaar op een daartoe ingesteld verzoekformulier.

 

Artikel 7. Termijnen

  • 1.

    Ingeval een belastingaanslag middels één betaling in zijn geheel is voldaan, dient het verzoek tot kwijtschelding te worden ingediend binnen drie maanden na de datum van ontvangst van deze betaling door de Invorderingsambtenaar.

  • 2.

    Ingeval een belastingaanslag op het moment van indiening van een verzoek om kwijtschelding middels meerdere betalingen geheel is of gedeeltelijk is voldaan, dient het verzoek tot kwijtschelding te worden ingediend binnen drie maanden na het laatste door de Invorderings-ambtenaar ontvangen betaling.

 

Artikel 8 kwijtschelding aan ondernemers

Met inachtneming van het overigens in dit besluit bepaalde, wordt een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen, die geen verband houden met de uitoefening van het bedrijf of beroep, van een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent, behandeld volgens de bepalingen van hoofdstuk II, afdelingen 1, 2 en 5 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

 

Artikel 9. Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen over de uitvoering en toepassing van deze verordening.

 

Artikel 10. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking na de dag van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2023;

  • 2.

    Gelijktijdig wordt de “Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen De Fryske Marren” vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 januari 2020 ingetrokken, met dien verstande dat deze verordening van toepassing blijft voor die verzoeken om kwijtschelding, welke voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn ontvangen en waarop nog niet is beslist.

 

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen De Fryske Marren 2023”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2023

de griffier, de voorzitter,

H. van Dijk-Beekman F. Veenstra