Organisatie | Hoeksche Waard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2022 |
Citeertitel | Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Uitvoeringsregels kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie 2020.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-02-2023 | nieuwe regeling | 21-09-2021 |
Het college van gemeente Hoeksche Waard
overwegende dat het op basis van artikel 4 van de Algemene subsidieverordening Hoeksche Waard 2020 het college uitvoeringsregels vaststelt die in acht worden genomen bij het verstrekken van subsidies;
vast te stellen de Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2022.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze uitvoeringsregels wordt verstaan onder:
inkomensafhankelijke bijdrage: voor het basisaanbod betalen ouders een inkomensafhankelijke bijdrage. Deze is afhankelijk van de hoogte van het gezinsinkomen. De eigen bijdrage is gebaseerd op de ouderbijdragetabel van de kinderopvangtoeslag die jaarlijks door het Rijk wordt vastgesteld. De genoemde ouderbijdragetabel wordt toepast op het tarief van de voorschoolse voorziening tot het maximum tarief kinderopvangtoeslag. Voor het aanvullende aanbod zijn de kosten volledig voor rekening van de gemeente en geldt geen ouderbijdrage.
Met deze uitvoeringsregels wordt beoogd ouders te stimuleren om hun kinderen een voorschoolse voorziening te laten bezoeken en te laten deelnemen aan een voorschools programma. Tevens wordt beoogd de kwaliteit van voorschoolse educatie te verhogen door de inzet van een pbm’er.
De doelgroep voor het aanvullend aanbod voorschoolse educatie bestaat uit peuters met een indicatie ve. Een indicatie wordt primair afgegeven bij een door het consultatiebureau vastgestelde taalachterstand. De secundaire doelgroep bestaat uit peuters met andere door het consultatiebureau vastgestelde achterstanden, waarvan verwacht wordt dat deelname aan voorschoolse educatie een positief effect op de ontwikkeling heeft. Voor deze secundaire doelgroep worden maximaal 40 nieuwe plaatsen per jaar beschikbaar gesteld. In principe begint het aanvullend aanbod vanaf 2,5 jaar, indien het consultatiebureau vaststelt dat de peuter eerder behoefte heeft aan ondersteuning, kan het aanvullend aanbod voorschoolse educatie starten vanaf 2 jaar.
Voor subsidie komt in aanmerking de houder van een in het LRK geregistreerde voorschoolse voorziening in de gemeente.
Artikel 7 Aanvraag en aanvraagtermijn
informatie over het aantal peuters per locatie op basis van de bezetting per peildatum 1 oktober, onderverdeeld naar de volgende categorieën: a. met aanspraak op kinderopvangtoeslag/geïndiceerd, b. met aanspraak op kinderopvangtoeslag/niet-geïndiceerd, c. zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag/geïndiceerd, d. zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag/niet-geïndiceerd;
informatie over het aantal peuters per locatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd in het betreffende uitvoeringsjaar, onderverdeeld naar de volgende categorieën: a. met aanspraak op kinderopvangtoeslag/geïndiceerd, b. met aanspraak op kinderopvangtoeslag/niet-geïndiceerd, c. zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag/geïndiceerd, d. zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag/niet-geïndiceerd;
Enkel een houder die voor het eerst een subsidieaanvraag indient, heeft de mogelijkheid om tijdens een jaar subsidie aan te vragen voor datzelfde uitvoeringsjaar. Een eerste subsidieaanvraag wordt uiterlijk 10 weken voorafgaand aan de start van de uitvoering ingediend. Het college neemt voor de start van de uitvoering een besluit over de subsidieaanvraag.
Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan welke voorwaarden verbonden zijn aan de subsidieverlening en op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats dient te vinden.
Het aanvullend aanbod voorschoolse educatie binnen de peuteropvang betreft een aanbod van een ve-gecertificeerde voorziening voor peuteropvang aan ouders van geïndiceerde peuters. Het aanvullend aanbod komt bovenop het basisaanbod en heeft een omvang van 320 tot maximaal 400 uur per jaar, zodat het totale aanbod aan geïndiceerde peuters maximaal 640 uur per jaar bedraagt. Dit aantal uur is gebaseerd op 8 tot maximaal 10 uur per week x 40 weken per jaar. Er geldt een maximum van 6 uur per dag en het aanbod mag verspreid worden over maximaal 48 weken per jaar.
Het aanvullend aanbod voorschoolse educatie binnen de hele dagopvang betreft een aanbod van een ve-gecertificeerde voorziening voor dagopvang aan ouders van geïndiceerde peuters. Dit is dus voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag. Het aantal afgenomen uren opvang vóór indicatie is leidend. De gemeente biedt alleen aanvullende uren na afname van 1 hele dag of 2 halve dagen door ouders en neemt geen opvangkosten van ouders over. De gemeente bekostigt 1 halve of 2 halve dagen aanvullend aanbod voor doelgroepkinderen, met een maximum van 400 uur per jaar.
De subsidie bestaat uit een bijdrage per uur per geplaatste peuter. Voor het basisaanbod bestaat dit uit het door de voorschoolse voorziening gehanteerde uurtarief tot aan het vastgestelde maximumtarief kinderopvangtoeslag, minus de inkomensafhankelijke bijdrage, plus een vaste subsidiebijdrage indien van toepassing. Voor het aanvullend aanbod voorschoolse educatie geldt het ve-tarief.
De subsidie voor de inzet van de pbm’er ve bestaat uit 2,5 uur per ve-geïndiceerde peuter per kwartaal dat de peuter van het aanbod gebruik heeft gemaakt. In totaal komt dit neer op 10 uren inzet van een pbm’er per ve-peuter per jaar. Deze ureninzet is gebonden aan de ve-locatie waar een ve-peuter geplaatst is.
Artikel 14 Verantwoording en vaststelling subsidie
Uiterlijk vóór 1 februari in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend, rapporteert de houder op gebruikelijke wijze over het vierde kwartaal. Tevens wordt in een door het college aangewezen format gerapporteerd over welke inzet de pbm’er heeft gepleegd, op elk van de op gemeenteniveau afgestemde taken (zie toelichting uitvoeringsregels), om de kwaliteit van ve te bevorderen. Deze rapportages worden gezien als de aanvraag tot subsidievaststelling.
Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze uitvoeringsregels buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, en 3 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van gemeente Hoeksche Waard op 21 september 2021.
B. W. Silvis-de Heer
secretaris
J.P.J. Lokker
burgemeester
Toelichting Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2022
De gemeenteraden in de Hoeksche Waard hebben in 2017 het besluit genomen om de subsidiering van het voorschoolse aanbod volgens het principe ‘geld volgt kind’ te laten lopen. In deze uitvoeringsregels is nader uitgewerkt hoe deze kindgebonden financiering plaatsvindt.
De subsidie voor peuteropvang en voorschoolse educatie past in het gemeentelijk streven om voorschoolse voorzieningen voor alle peuters (financieel) toegankelijk te maken, ook voor die ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag van het Rijk. Daarnaast draagt het bij aan het realiseren van een hoog bereik onder geïndiceerde kinderen. De subsidie draagt er aan bij dat kinderen zonder ontwikkelingsachterstand aan het basisonderwijs kunnen beginnen.
Wettelijk is sprake van een flexibele norm van 960 uur voorschoolse educatie in anderhalf jaar tijd, tussen de leeftijd 2,5 en 4 jaar. Met deze uitvoeringsregels wordt aan voorschoolse voorzieningen ruimte geboden om het aanbod naar eigen wens en inschatting van de behoefte van ouders vorm te geven. Hiervoor worden enkele gemeentelijke kaders geboden. De keuze voor de lengte van dagdelen, het aantal dagdelen per week, het aantal openingsweken per jaar en variatie naar leeftijd staat de aanbieder vrij.
Omdat zowel het basisaanbod peuteropvang als het aanvullend aanbod voorschoolse educatie per subsidieaanvrager of zelfs per locatie kan verschillen, wordt van aanvragers een toelichting op de vormgeving van het aanbod gevraagd.
De hoogte van de gemeentelijke subsidie wordt bepaald door het gezamenlijke ouderinkomen, de eventuele kinderopvangtoeslag en de mogelijke ve-indicering door het consultatiebureau.
Dit leidt tot vier categorieën peuters/ouders:
Toelichting op de berekening van de subsidie
In bijlage A is de subsidieopbouw opgenomen. De vastgestelde tarieven voor 2022 zijn vermeld. De subsidieopbouw inclusief bedragen wordt jaarlijks door het college vastgesteld.
Subsidiebijdrage gemeente peuteropvang
De houder van de voorschoolse voorziening bepaalt, aan de hand van een door de ouders te verstrekken inkomensverklaring en indien van toepassing een ve-indicatie, en op basis van de kinderopvangtoeslagtabel, welke subsidie- en ouderbijdrage van toepassing is op het aanbod.
Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag ontvangt de aanbieder de gemeentelijke subsidiebijdrage en brengt deze in mindering op het bedrag dat ouders betalen. Er wordt dus een inkomensafhankelijke netto bijdrage aan deze ouders berekend door de aanbieder. Aan ouders met recht op kinderopvangtoeslag wordt het bruto uurtarief berekend door de aanbieder, waarna de ouder kinderopvangtoeslag ontvangt van het Rijk en er een inkomensafhankelijke eigen bijdrage overblijft. Hierdoor komt de ouderbijdrage voor ouders met en zonder recht op toeslag, bij een vergelijkbaar inkomen, overeen.
Vaste subsidiebijdrage basisaanbod peuteropvang
De (tijdelijke) vaste subsidiebijdrage voor het basisaanbod, als genoemd in bijlage A, is beschikbaar voor alle categorieën ouders van alle subsidieaanvragers, voor zover het kostendekkende uurtarief van het aanbod het normtarief voor het basisaanbod als genoemd in bijlage A overstijgt.
Deze component is bedoeld ter compensatie van aantoonbare hogere kosten van peuteropvang ten opzichte van kinderdagopvang en beoogt de kosten voor ouders voor het basisaanbod peuteropvang te verlagen.
Subsidiebijdrage aanvullend aanbod voorschoolse educatie
Aan het aanvullend aanbod voorschoolse educatie voor geïndiceerde peuters zijn voor de ouders geen kosten verbonden. Deze uren worden volledig door de gemeente bekostigd.
Voor het aanvullend aanbod geldt een ve-tarief, wat in 2022 bestaat uit het door de aanbieder gehanteerde uurtarief plus een toeslag van € 2,00 tot een maximum van € 11,30 per uur. Deze toeslag is bedoeld voor de extra kosten die de houder van een voorschoolse voorziening maakt om kwalitatief goede voorschoolse educatie aan te bieden. Hieraan worden door het college voorwaarden verbonden.
Van belang is dat ouders van geïndiceerde peuters en die recht hebben op kinderopvangtoeslag, de kinderopvangtoeslag alleen aanvragen voor het basisaanbod peuteropvang en niet voor het aanvullend aanbod. Deze uren zijn immers voor de ouders kosteloos. De houder dient dit in het contract met de ouders op de juiste wijze vast te leggen.
De subsidieverlening vindt plaats op basis van een gemiddeld inkomen. De vaststelling vindt plaats op basis van het daadwerkelijke inkomen en de in rekening gebrachte ouderbijdrage. De subsidie kan lager worden vastgesteld dan het verleende subsidiebedrag. Dit kan zijn als gevolg van een lager aantal kinderen dan vooraf verwacht werd, of als gevolg van een afwijking in het verwachte inkomen en de bijbehorende bijdrage van ouders. Na vaststelling wordt met de aanvrager afgerekend en vindt, indien van toepassing, terugvordering plaats. Indien bij de afrekening blijkt dat de te ontvangen subsidie hoger moet zijn dan het toegekende subsidiebedrag dient een verzoek tot wijziging van de beschikking tot verlening van de subsidie te worden ingediend.
Pedagogisch beleidsmedewerker in de ve
Per 1 januari 2022 treden nieuwe wettelijke eisen in werking ten aanzien van de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de ve. Naar aanleiding daarvan zijn deze uitvoeringsregels herzien.
Het doel van de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker is het verhogen van de kwaliteit van het aanbod van voorschoolse educatie. Dit sluit goed aan bij het gemeentelijke uitgangspunt dat het belangrijk is om kwalitatief hoogwaardig aanbod te bieden in voorschoolse voorzieningen, omdat dit bijdraagt aan de ontwikkelingsondersteuning van kinderen.
Gezamenlijk is met de aanbieders van voorschoolse educatie in de Hoeksche Waard overeengekomen dat de pedagogisch beleidsmedewerker ve de volgende taken gaat vervullen om de kwaliteit van het ve-aanbod te verhogen:
Toelichting op de berekening van de subsidie
Gemeenten zijn wettelijk verplicht minimaal 10 uur per jaar een pbm’er in te zetten per ve-peuter. Dit is overigens slechts een rekenregel, het betekent niet dat ieder ve-kind 10 uur per jaar door een pbm‘er moet worden ondersteund of begeleid. Zoals bovenstaand geschetst, kunnen de taken van de pbm’er gericht zijn op: het individuele kind, de groep, de pedagogisch medewerkers of de gehele locatie (beleidsmatig).
De inzet van een pbm’er ve is wettelijk gezien gekoppeld aan de ve-locatie waar de ve-peuter geplaatst is. De totale ureninzet per jaar mag dus niet naar eigen wens worden ingezet en verdeeld over de ve-locaties. Achterliggende gedachte is dat de uren van de pbm’er ook daadwerkelijk worden ingezet op de locaties waar de (meeste) ve-peuters geplaatst zijn.
In de gemeente Hoeksche Waard is ervoor gekozen om de ureninzet en dus subsidie vast te stellen op basis van de daadwerkelijke aantallen ve-peuters per ve-locatie, per kwartaal. Op deze wijze kan goed aangesloten worden bij de daadwerkelijke in- en uitstroomperiode. Bij de aanvraag en bevoorschotting van de subsidie wordt dan ook gekeken naar het aantal verwachtte ve-peuters in het gehele jaar in plaats van enkel op peildatum van 1 januari zoals de wet voorschrijft.
Indien een houder één of meerdere ve-locaties heeft waar geen ve-peuters geplaatst zijn, ontvangt de houder in totaal 10 uur inzet van een pbm’er ve. Dit zodat de kwaliteit van het ve-aanbod ook op die locaties hoog gehouden kan worden voor het moment dat er wel een ve-peuter wordt geplaatst. Zodra er gaandeweg het jaar ve-peuters worden geplaatst op die ve-locatie, volgt de reguliere toekenning van 2,5 uur per kwartaal. Zolang de totale daadwerkelijke toegekende uren onder de 10 uur per jaar blijven, blijft het minimum van 10 uur gehandhaafd.