Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Beleidsregel Wind- en Zonnewijzer Ede

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Wind- en Zonnewijzer Ede
CiteertitelBeleidsregel Wind- en Zonnewijzer Ede
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is tevens vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

Deze regeling vervangt de Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent Wind- en zonnewijzer.

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip dat de Omgevingswet in werking treedt.

De grondslag van deze regeling wijzigt op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze regeling berust op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2.4, 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, 5.8 en 5.12 van de Omgevingswet.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024hf. 2, 4, 5

07-12-2023

gmb-2023-542996

425115
15-02-202301-01-2024nieuwe regeling

26-01-2023

gmb-2023-49853

334197

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Wind- en Zonnewijzer Ede

De raad en het college van de gemeente Ede;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 06-12-2022, zaaknummer 334197;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2.4, 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, 5.8 en 5.12 van de Omgevingswet;

 

besluit:

 

1. Algemene criteria voor aanvragen voor opwek van wind- en zonne-energie 2022 - 2026

  • Het college doet onderzoek naar de mogelijkheden voor het realiseren van windmolens op diverse locaties in het energiecluster A12-A30 zoals weergegeven op onderstaande afbeelding. De gemeente neemt zelf het initiatief voor dit onderzoek door middel van een planMER-studie. Lopende dit onderzoek wordt geen medewerking verleend aan andere initiatieven voor windenergie, zowel binnen als buiten het energiecluster A12-A30.

  • Het college en de raad zijn bereid medewerking te verlenen aan realisatie van kleine en middelgrote zonnevelden (tot en met 2 hectare) voor zover zij voldoen aan de voorwaarden die zijn beschreven in deze beleidsregel. Het beleid voor kleine en middelgrote zonnevelden, zonnepanelen op restgronden en zonnepanelen op daken wordt herzien in 2024.

  • De gemeente Ede wil op een andere manier dan voorheen aan zijn duurzaamheidsambities voor zonne-energie voldoen. Dit leidt tot de volgende beleidswijzigingen:

    • 1.

      Er wordt geen medewerking verleend aan nieuwe grote zonnevelden (groter dan 2 hectare) op landbouwgronden die onder trede 3 of 4 van de Edese zonneladder vallen;

    • 2.

      Voor lopende procedures voor grote zonnevelden op landbouwgrond (trede 4) wordt voorzien in overgangsrecht in deze beleidsregel;

    • 3.

      Er kan wel medewerking worden verleend aan nieuwe grote zonnevelden als sprake is van dubbel ruimtegebruik als bedoeld in trede 2 van de Edese zonneladder;

    • 4.

      College en raad zijn voornemens om het beleid in 2024 te evalueren en te bepalen of het beleid moet worden aangepast.

2. Gemeentelijk beleid wind- en zonne-energie

De gemeente Ede heeft een groot buitengebied met daarin verschillende kleinschalige landschapstypen. Door de ligging tussen de Veluwe en de Vallei heeft het gebied een rijke ontwikkelingsgeschiedenis die tot op heden terugkomt in het landschap. Bij de beoordeling wordt gekeken naar zorgvuldige landschappelijke inpassing, voorkomen van onaanvaardbare negatieve neveneffecten, het voldoen aan wettelijke normen en de eventuele maat- schappelijke tegenprestatie in de vorm van een financiële bijdrage. Voor het proces geldt de aanpak van de omgevingsdialoog.

 

Omvang initiatieven wind (klein-groot)

 

De gemeente Ede heeft voor de opwekking van wind- en zonne-energie een categorie-indeling gemaakt naar omvang:

 

1. Klein: windturbine met een ashoogte van maximaal 30 meter (tenzij anders aangegeven in het omgevingsplan)

 

2. Groot: windturbines met een ashoogte groter dan 30 meter

 

 

Toelichting op kansenkaart zon

 

De gemeente kiest voor kwaliteit: het beschermen van bestaande kwaliteiten en het benutten van de mogelijkheden van de plek. Daarom staat op de kaart een indeling voor kansen van zonne-energieopwekking in veldopstelling van verschillende omvang. De zones zijn indicatief weergegeven op basis van afwegingen van verschillende kwaliteiten (landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden) van de gemeente Ede. Dit is niet op kavelniveau uitgewerkt. De uitwerking van de opwekking van zonne- energie is vervolgens maatwerk. Daarbij moeten we rekening houden met de kernkwaliteiten van het gebied.

 

Er zijn vier categorieën op de kansenkaart zon:

 

  • 1.

    De witte gebieden bieden mogelijkheden voor middelgrote en grote zonnevelden, doordat de opwekking van zonne-energie op deze plekken kansen biedt in combinatie met de daar aanwezige kernkwaliteiten. Hier geldt het ja, mits-principe: deze locaties worden als wenselijk gezien voor zonnevelden, maar er moet op detailniveau naar elk initiatief gekeken worden of deze op het door de initiatiefnemer aangegeven perceel goed in te passen is. Zie ook hoofdstuk 4 Inpassing van initiatieven. Bij grote zonnevelden wordt alleen ruimte geboden aan grote zonnevelden op trede 2 van de Edese zonneladder.

  • 2.

    De lichtgroene gebieden bieden kansen voor middelgrote zonnevelden in relatie tot kernwaarden van het gebied volgens het ja, mits-principe. Voor deze gebieden geldt dat grote zonnevelden op trede 2 van de Edese zonneladder alleen mogelijk zijn volgens het nee, tenzij-principe: een zonneveld is in deze gebieden in principe niet wenselijk, tenzij de initiatiefnemer aan kan tonen dat de plaatsing en inpassing toegevoegde waarde heeft voor het gebied, rekening houdend met de kernkwaliteit van het gebied. Denk aan toegevoegde waarde voor natuur of omgeving, recreatie en educatie.

  • 3.

    Voor bestaand stedelijk gebied, in het grijs aangegeven op de kaart, geldt dat zonne-energie in veldopstelling niet is uitgesloten, mits dit met alle aanwezige kernkwaliteiten van het gebied te combineren is.

  • 4.

    In de groene gebieden worden initiatieven groter dan 150 m² vooralsnog uitgesloten.

Omvang initiatieven zon (klein-middel-groot)

 

  • 1.

    Klein: zonneveld met een netto-oppervlakte van maximaal 150 m² (gericht op eigen gebruik). Dit is exclusief de oppervlakte voor de landschappelijke inpassing.

  • 2.

    Middelgroot: zonneveld met een netto-oppervlakte groter dan 150 m² tot en met 2 ha (dit is exclusief de oppervlakte voor de landschappelijke inpassing).

  • 3.

    Groot: zonneveld met een netto-oppervlakte groter dan 2 ha (dit is exclusief de oppervlakte voor de landschappelijke inpassing).

 

Edese zonneladder

 

De energieopgave is zo groot dat het niet voldoende is om alle daken vol te leggen met zonnepanelen. Een deel van de opgave zal in de vorm van zonnepanelen in veldopstelling gerealiseerd moeten worden. Veldopstellingen voor de opwekking van zonne-energie hebben ruimtelijke en landschappelijke gevolgen. Daardoor is de kwaliteit van het bestaande landschap richtinggevend bij de vormgeving van zo’n veldopstelling.

 

Naast de nationale zonneladder en provinciale zonneladder, past de gemeente Ede haar eigen zonneladder toe bij de afweging en inpassing van middelgrote en grote initiatieven op perceelsniveau (in ruimtelijke zin). Voor kleine initiatieven is alleen de eerste trede van toepassing. De zonneladder helpt bij het beoordelen van de geschiktheid van een initiatief voor duurzame energie op perceelsniveau (in ruimtelijke zin). De ladder heeft de volgende treden:

 

  • 1.

    Eerst op daken

  •  

  • Zonnepanelen op daken hebben onze eerste voorkeur. Omdat het totale (geschikte) dakoppervlak in bestaand bebouwd gebied onvoldoende is, wordt er ook rekening gehouden met zonnevelden op de grond.

  • 2.

    Dubbel ruimtegebruik

  •  

  • Het kan hierbij gaan om een combinatie van zonnepanelen met parkeerterreinen, vliegvelden of gebruik van restlocaties. Restlocaties zijn bijvoorbeeld ruimtes langs de weg, zoals op- en afritten bij snelwegen, geluidswallen of op (voormalige) vuilstorten en waterbergingen.

 

  • Gronden met de bestemming ‘Agrarisch’ vallen niet onder trede 2. Dit betekent o.a. dat een zonneveld op gronden met de bestemming ‘Agrarisch’ waar gebruik wordt gemaakt van Agri-PV (combinatie van landbouw en energieopwekking door zonnepanelen) niet onder trede 2 valt.

 

  • Gronden met een niet-agrarische bestemming waar agrarisch gebruik als medegebruik of nevenactiviteit is toegestaan naast een andere functie (bijv. parkeerterrein, vliegveld of restlocatie), vallen wel onder trede 2 van de Edese zonneladder.

  • 3.

    Tijdelijke veldopstelling vooruitlopend op andere geplande ruimtelijke ontwikkeling

  •  

  • Denk daarbij aan gronden die op langere termijn (bijvoorbeeld volgens de omgevingsvisie) bedoeld zijn voor een bouwbestemming (wonen, bedrijventerrein). Deze gronden zullen in de huidige situatie vaak een agrarische bestemming hebben.

  • 4.

    Veldopstelling op andere gronden

  •  

  • Denk aan stads- en dorpsranden en landbouwgronden met de bestemming ‘Agrarisch’, ook hier liefst met dubbel ruimtegebruik.

 

  • De initiatiefnemer moet onderbouwen in hoeverre op de locatie alle mogelijkheden van de eerste drie treden zijn benut voordat wordt overgestapt naar de vierde trede.

3. Participatie

De gemeente Ede vindt het belangrijk dat inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden meedenken over hoe we meer duurzame energie kunnen opwekken en dat burgers zelf initiatieven ontplooien. Projecten waarin inwoners meedoen hebben een grotere kans op succes. Bovendien lopen deze projecten in het algemeen positiever en soepeler dan projecten waarbij geen lokale betrokkenheid is. Speciaal voor middelgrote en grote zonnevelden en ‘grote’ windturbines, gebruikt de gemeente Ede de volgende uitgangspunten bij participatie die de initiatiefnemer moet opnemen in een participatieplan:

 

  • Lokaal ondernemerschap: we willen primair ruimte bieden aan initiatieven vanuit de lokale samenleving: door en voor Edenaren. Initiatiefnemers van buiten Ede worden niet uitgesloten.

  • Communicatie: de initiatiefnemer is primair verantwoordelijk voor de communicatie over het initiatief, in samenspraak met de gemeente. De gemeente blijft daarbij verantwoordelijk voor de communicatie over de energietransitie en de te volgen ruimtelijke procedure.

  • (Proces)participatie omgeving: initiatiefnemers hebben de verplichting om de directe omgeving door de omgevingsdialoog te betrekken bij hun initiatief en betrekken dit bij het participatieplan. De gemeente biedt ondersteuning bij het opstellen van dit participatieplan en hanteert daarbij de uitgangspunten uit de Edese participatieaanpak.

  • Financiële participatie: In de praktijk blijkt dat financiële participatie in het project het draagvlak bij omwonenden vergroot. Daarnaast zorgt dit voor betrokkenheid bij de energietransitie-opgave. In het participatieplan moet een initiatiefnemer dan ook aangeven hoe hij zoekt naar een redelijke (financiële) compensatie. Dit kan bijvoorbeeld door financiële participatie mogelijk te maken en daarnaast door lokaal te investeren in de ruimtelijke kwaliteit via bijvoorbeeld een gebiedsfonds.

     

    De gemeente Ede hanteert de volgende uitgangspunten voor financiële participatie bij het beoordelen van initiatieven voor ‘grote’ windturbines en zonnevelden groter dan 2 hectare:

Voor ‘grote’ windturbines:

 

De gemeente Ede wil graag dat 50% van nieuwe productie van windenergie eigendom wordt van omwonenden. Dit is overgenomen uit het nationale Klimaatakkoord. Individuele burgers en/of omwonenden kunnen met eigendom en zeggenschap financieel deelnemen in een windpark. Dit kan bijvoorbeeld op basis van een windvereniging of coöperatie. De initiatiefnemer dient in een participatieplan aan te geven welke vorm van financiële participatie wordt aangeboden. Dit plan moet door de gemeente goedgekeurd worden. Bij het maken van het plan moet de initiatiefnemer onderzoeken welke rol een lokale/ regionale energiecoöperatie kan en wil spelen bij het invullen van de financiële participatie.

 

Voor de uitwerking van financiële participatie wordt verwezen naar de Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land, opgesteld door de branchevereniging van windontwikkelaars (NWEA) en landelijke natuur- en milieuorganisaties (december 2016).

 

Voor zonnevelden groter dan 2 hectare:

 

Ook bij deze categorie zonnevelden streven we naar een financiële participatie van 50%. De haalbaarheid hiervan wordt in overleg met initiatiefnemer, belanghebbenden en omwonenden vastgesteld. Het exacte percentage kan daarom afwijken. De initiatiefnemer verwerkt dit in een participatieplan, conform de werkwijze bij windturbines. Hierbij wordt ook de mogelijke rol van een energie coöperatie betrokken, net als bij de participatie windturbines.

 

Omgevingsdialoog

 

Een goed gesprek over het plan met de buurt vergroot begrip en draagvlak en haalt informatie op, zodat het plan zo goed mogelijk past in zijn omgeving. En wellicht - in combinatie met andere opgaven- meerwaarde kan bieden. Naast draagvlak en begrip kan er ook een (kwalitatief) beter plan ontstaan door participatie met de omgeving. De gemeente Ede vindt het dan ook belangrijk dat initiatiefnemers de directe omgeving met een omgevingsdialoog betrekken bij hun initiatief. De uitkomsten van de omgevingsdialoog worden door de gemeente betrokken bij de beoordeling van het plan.

 

Voor het gesprek met de omwonenden en belanghebbenden, te organiseren door de initiatiefnemer, moet worden gedacht aan de volgende stappen:

 

  • Alle omwonenden die binnen een bepaalde afstand wonen van een initiatief voor een zonneveld of een windturbine, worden geïnformeerd over het initiatief en eventueel uitgenodigd voor informatieve bijeenkomsten.

     

    Waar gewenst ondersteunt de gemeente bij het organiseren van de bijeenkomsten, het geven van een toelichting op de energietransitie of de te volgen procedure;

  • Voor het bepalen van de belanghebbenden en of omwonenden hanteert de gemeente Ede de volgende richtlijnen: Voor zonnevelden tot 2 ha geldt een straal van 250 meter als richtafstand. Voor zonnevelden groter dan 2 ha geldt een straal van 500 meter als richtafstand. Voor windturbines houdt de gemeente vooralsnog een straal van 1 kilometer aan. Daarbij worden logische grenzen aangehouden, dit kan betekenen dat de afstand waar binnen omwonenden en belanghebbenden worden betrokken groter of kleiner kan zijn.

  • De initiatiefnemer informeert de omgeving over de voorgestelde inpassing en invulling van het gebied rondom een project en maakt duidelijk hoe, wanneer en hoe vaak omwonenden hierin kunnen meedenken. Dit wordt vastgelegd in het Participatieplan. Dit plan vormt onderdeel van het schetsplanverzoek;

  • De initiatiefnemer informeert de omgeving over het uiteindelijke plan en wat met de inbreng vanuit de omgevingsdialoog is gedaan.

4. Inpassing van initiatieven

Omgevingskwaliteit

 

De kansen en belemmeringen die vanuit beleid en wetgeving worden aangegeven (Toelichting, hoofdstuk 2 Het beleidskader) zijn in Ede steeds het vertrekpunt voor de afweging van initiatieven voor opwekking van duurzame energie.

 

De genoemde kansenkaart is het resultaat van een ruimtelijke verkenning op hoofdlijnen. Kenmerken die specifiek zijn voor bepaalde locaties zijn op deze schaal niet meegenomen. Elke mogelijke ontwikkellocatie heeft zijn eigen kenmerken waardoor een ruimtelijke onderbouwing voor een bepaalde locatie onmisbaar is voor grote windturbines, middelgrote en grote zonnevelden.

 

In de ruimtelijke onderbouwing moet – behalve de onderbouwing aan wettelijke en beleidskaders – ingegaan worden op de landschappelijke, stedenbouwkundige, ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. Niet alleen de huidige kwaliteiten, maar ook de kwaliteiten na beëindiging van exploitatie in het geval van zonnevelden zijn daarbij belangrijk. Daarnaast dienen de consequenties voor het elektriciteitsnet in beeld te worden gebracht.

 

De gemeente stimuleert initiatiefnemers om te onderzoeken of het initiatief ook op andere onderdelen meerwaarde kan bieden. Zo wordt een kwaliteitsimpuls voor het gebied voortgebracht. Denk daarbij aan thema’s als ecologie, water en bodem, economie (waaronder landbouw en recreatie) veiligheid en gezondheid, wonen, educatie en circulaire economie.

 

Ede wil toe naar zoveel mogelijk meervoudig grondgebruik waarbij de functie van opwekking van energie samen kan gaan met al aanwezige of andere ruimtelijke functies. Zoals bijvoorbeeld agrarische functies of gebruik als bedrijfsterrein en/of de watergangen. Ook substantiële maatregelen ter versterking van biodiversiteit, bodemverbetering, circulariteit en klimaatrobuustheid kunnen als dubbelgebruik worden gezien. Hierna gaan we in op de specifieke inpassingsprincipes voor windturbines en zonnevelden.

 

Inpassing van windturbines

 

Inpassing kleine windturbines

 

Voor kleine turbines geldt dat de bouwmogelijkheid van deze turbines is vastgelegd in het omgevingsplan, onderdeel ‘Parapluplan Buitengebied Ede 2020'.

 

Inpassing grote windturbines

 

Grote windturbines hebben impact op hun omgeving. Door hun hoogte en omvang beïnvloeden ze het landschap. Met de locatiekeuze en de plaatsing dient dan ook zeer zorgvuldig te worden omgegaan. Door hun schaal zijn ze nauwelijks in te voegen in het bestaande landschap. Ze vormen daardoor een nieuwe laag in het landschap. Als we goed nadenken over de opstelling (in relatie tot bestaande windturbines) kan het de herkenbaarheid en de ruimtelijke structuur van het landschap versterken en herkenningspunten toevoegen.

 

Desondanks is aandacht nodig voor een goede inpassing in het landschap. Windturbines kun je niet onzichtbaar maken, wel kan het effect op de omgeving zo klein mogelijk gemaakt worden door kleurgebruik (grijze kleur wordt veel toegepast omdat het opgaat in de grijze achtergrond van de lucht). Op korte afstand is de inrichting van de mastvoet en omgeving relevant. Hier moeten we aandacht aan besteden om rommeligheid te voorkomen. De mast van de windturbine mag in principe geen reclame-uitingen bevatten. Op de gondel is dit wel toegestaan.

 

De opstelling van een of meer nieuwe windturbines moet zoveel mogelijk aansluiten bij de opstelling van bestaande windturbines. Hierdoor ontstaat een heldere, ruimtelijke beeldkwaliteit (ritme, ashoogte, afstand).

 

Inpassing van zonnevelden

 

Inpassing kleine zonnevelden

 

Voor kleine zonnevelden met een netto oppervlakte van maximaal 150 m2 geldt dat de aanleg mogelijk is op basis van een omgevingsvergunning. Deze kan worden aangevraagd bij de Omgevingsdienst De Vallei. Er moet wel worden voldaan aan de volgende randvoorwaarden:

 

  • De eerste trede van de Edese zonneladder ‘eerst op daken’ is van toepassing;

  • Het zonneveld ligt in principe binnen het bestaande bouwvlak. Bij een woonbestemming ligt het zonneveld in principe binnen het bestaande bestemmingsvlak ‘Wonen’. In het omgevingsplan, onderdeel ‘Parapluplan Buitengebied Ede 2020' is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen om kleine zonnevelden buiten het bouwvlak of woonbestemmingsvlak te realiseren;

  • Per bouwperceel is in principe maximaal één klein zonneveld toegestaan;

  • Het zonneveld mag de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden niet aantasten, zoals opgenomen in het betreffende bestemmingsplan of in het vastgestelde beleid;

  • Het zonneveld is gelegen achter de voorgevelrooilijn en niet of nauwelijks zichtbaar vanaf het openbaar gebied;

  • Inpassing van het zonneveld op het erf door gebiedseigen erfbeplanting bijvoorbeeld door een haag. Het beeldkwaliteitsplan Buitengebied Ede (2011) biedt handvatten voor de verschillende landschapstypen;

  • De zonnepanelen inclusief constructie zijn maximaal 70cm hoog. Om de impact op het landschap te beperken is een hoogte beperking opgenomen op basis van zonnepanelen in landscape oriëntatie onder een hoek van 35 graden (optimale bezonningshoek).

 

Inpassing middelgrote en grote zonnevelden

 

Landschappelijke inpassing is een vereiste; de mate waarin bepaalt ook de aanvaardbaarheid en de draagkracht van een gebied. Landschappelijke inpassing betekent niet dat het zonneveld per definitie niet zichtbaar mag zijn; er moet worden gezocht naar een passende zichtbaarheid in het landschap. Het moet zijn afgestemd met de omgeving en omliggende functies. Elke locatie is uniek, waardoor maatwerk onmisbaar is. De inpassing draagt hierdoor bij aan de waarden van het gebied die ook na beëindiging van de activiteiten duurzaam te handhaven zijn.

 

Daarbij gelden de volgende ontwerpprincipes:

 

  • De Edese Zonneladder is van toepassing;

  • Het is niet toegestaan dat middelgrote zonnevelden worden gestapeld tot een groot zonneveld, met uitzondering van zonnevelden op trede 2 van de Edese zonneladder;

  • Houd belangrijke doorzichten vanaf de weg naar het landschap vrij;

  • De randen van de zonnevelden moeten kwalitatief worden vormgegeven. De randen kunnen verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de omliggende en aanwezige landschapsstructuren en ontwikkelingsgeschiedenis, zoals een houtwal, struweelbeplanting kruiden- en bloemrijk grasland en watergang met oeverbeplanting. Voor wat betreft de beplanting (vormgeving en soorten) wordt aangesloten bij het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied (gemeente Ede, 2011);

  • Zoek naar mogelijkheden om de beveiliging van het zonneveld in het landschap vorm te geven. Als er een hek moet komen, zorg dan dat dit geen barrière vormt voor dieren of maak faunapassages. Maak een eventueel hek eenvoudig in natuurlijke materialen (bij voorkeur hout en een gedekte tint) op afstand van infrastructuur;

  • Bijbehorende voorzieningen (transformatoren, camera’s) moeten volgens heldere, ruimtelijke principes georganiseerd en aan het zicht te worden onttrokken;

  • Landschappelijke inpassing is vrijwel alleen goed mogelijk als de hoogte van de zonnepanelen wordt beperkt. Voorkom zicht op de achterkanten van de zonnepanelen;

  • Zorg voor voldoende lichtinval zodat onder-begroeiing mogelijk is;

  • Panelen hebben een donkere kleurstelling met coating om schittering te voorkomen;

  • Er moet een goede balans zijn tussen de wijze van efficiënte energieopwekking en kansen die er liggen om flora en fauna te ondersteunen. In het plan moet aangegeven worden hoe de biodiversiteit door de aanleg van het zonneveld wordt ondersteund, dan wel versterkt en hoe dit in stand wordt gehouden;

  • Door de grote ruimtelijke impact moet het verzoek met visualisaties (3D op ooghoogte) worden toegelicht;

  • Benut kansen om het verhaal van de plek te vertellen. Behoud en versterk aanwezige cultuurhistorische waarden door oude (landschaps)elementen en structuren in te passen in het ruimtelijk ontwerp van zonnevelden. Ook aardkundige waarden en het (micro)reliëf verdienen daarbij aandacht;

  • Benut bij de aanleg van een zonneveld kansen om verder te gaan op de historische gelaagdheid (biografie van het landschap). Sluit bij toevoeging van deze nieuwe laag aan op het landschappelijke patroon. Versterk de historische karakteristieken die zich in de loop der tijd hebben ontwikkeld;

  • Een zonneveld bestaat uit een netto zonneveld (panelen inclusief onderhoudspaden) en een landschappelijke inpassing. Circa 20% van de oppervlakte van het zonneveld dient landschappelijk ingepast te worden.

5. Planvormingsproces

Het uitwerken en beoordelen van elke locatie is maatwerk, hoofdstuk 4 ‘Inpassing van initiatieven’ biedt hiervoor handvatten. Het plan zal in de praktijk in nauwe samenwerking tussen de initiatiefnemer, zijn omgeving en de gemeente vorm worden gegeven. Voor kleine initiatieven geldt dat een ander en korter proces wordt doorlopen dan voor middelgrote en grote initiatieven. Op hoofdlijnen worden de processen hieronder beschreven.

 

Planproces klein zonneveld (≤ 150 m2) en één kleine windturbine (≤ 30 m)

 

Voor een klein zonneveld of kleine windturbine kan direct een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Voor meer informatie zie de website www.omgevingsloket.nl.

 

Wanneer er vragen zijn over de inpassing en de plaats van het initiatief kan voor het indienen van een omgevingsvergunning contact opgenomen worden met bwm@ede.nl.

 

Planproces middelgrote zonnevelden (>150 m2 en ≤ 2 ha) en grote zonnevelden (> 2 ha)

 

  • 1.

    De Initiatieffase - het intakegesprek

  •  

  • We gaan graag het gesprek aan over een initiatief voor duurzame energieopwekking. De eerste stap is een intakegesprek. In dit gesprek helpen we de initiatiefnemer op weg en wordt aan de hand van de wind- en zonnewijzer een eerste globale inschatting gemaakt of het initiatief kansrijk is. Daarnaast worden de verdere stappen in het proces toegelicht.

 

  • De initiatiefnemer kan na het intakegesprek zijn omgeving informeren en de eerste reacties ophalen.

  •  

  • Voor meer informatie over en het aanmelden voor een intakegesprek zie www.ede.nl/energieopwekken.

  • 2.

    De definitiefase - het schetsplan

  •  

  • Na het intakegesprek is de volgende stap voor de initiatiefnemer het opstellen van het schetsplan. In dit schetsplan licht de initiatiefnemer toe waarom hij op deze plek duurzame energie wil opwekken, hoe dit plan er op hoofdlijnen uitziet en op welke wijze het plan wordt besproken met de directe omgeving van de locatie. Tijdens het intakegesprek wordt aangegeven waaraan het schetsplan moet voldoen om goed beoordeeld te kunnen worden. Het schetsplan kan worden ingediend bij de Omgevingsdienst de Vallei via www.ede.nl.

 

  • Op basis van het schetsplan wordt het initiatief op zichzelf en in samenhang met zijn omgeving op hoofdlijnen beoordeeld door het projectteam ‘Wind en zon’ van de gemeente Ede. Er wordt getoetst aan de wind- en zonnewijzer en relevante wet- en regelgeving. In de regel ontvangt de initiatiefnemer binnen 4 weken een reactie. In de reactie staan: eventuele randvoorwaarden en/of aandachtspunten die bij de verdere uitwerking van de plannen in acht genomen moeten worden en welke onderzoeken mogelijk moeten worden uitgevoerd.

  • 3.

    De ontwerpfase

  •  

  • Op basis van de beoordeling op het schetsplan en het gesprek met de directe omgeving besluit de initiatiefnemer vervolgens of het plan verder wordt uitgewerkt. Afhankelijk van de locatie, de complexiteit en het gesprek met de omgeving kan in 1 of meerdere stappen worden toegewerkt naar een definitief ontwerp van het plan. Als het ontwerp akkoord is bevonden wordt overgegaan tot de voorbereidingsfase.

  • 4.

    De voorbereidingsfase

  •  

  • Het definitieve ontwerp van het plan vormt de basis voor het aanvragen van de omgevingsvergunning en het opstellen van een overeenkomst tussen initiatiefnemer en de gemeente Ede.

 

  • Aanvraag omgevingsvergunning

  •  

  • Wanneer het plan in de ontwerpfase is goedgekeurd kan een omgevingsvergunning aangevraagd worden. Voor meer informatie zie de website www.omgevingsloket.nl

 

  • Op basis van de informatie die de initiatiefnemer indient stelt de gemeente een ruimtelijke onderbouwing op voor het plan. Deze ruimtelijke onderbouwing zal voor een middelgroot zonneveld door het college beoordeeld worden. Grote zonnevelden en grote windturbines worden zowel door het college als door de raad beoordeeld.

 

  • Omdat windturbines en zonnevelden een beperkte levensduur hebben en omdat er over 25 jaar mogelijk nieuwe alternatieven op de markt zijn met minder planologisch ruimtebeslag en minder ruimtelijke impact, geeft de gemeente voor initiatieven een omgevingsvergunning af voor maximaal 25 jaar. Deze termijn begint na aanvang van de bouwwerkzaamheden. De onderliggende bestemming (bijv. agrarisch) blijft intact na het verlenen van de omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het omgevingsplan.

 

  • De overeenkomst

  •  

  • Een overeenkomst is bedoeld om afspraken vast te leggen tussen de gemeente en een initiatiefnemer over het realiseren van een initiatief op een bepaald perceel. In de overeenkomst kunnen onder meer zaken worden vastgelegd over het verhalen van ambtelijke kosten, planschade, lokale compensatie en/of financiële participatie en kwalitatieve aspecten rond de inpassing van een initiatief en de instandhouding in de vorm van onder meer een ecologisch beheerplan daarvan. De overeenkomst wordt aangegaan op het moment dat het college het besluit neemt op de omgevingsvergunningaanvraag. Voor zonnevelden worden de ambtelijke kosten in principe via de legesverordening verhaald.

  • 5.

    De uitvoeringsfase

  •  

  • Met de vergunning kan de initiatiefnemer SDE++-subsidie aanvragen bij het Rijk en de aansluiting op het elektriciteitsnet regelen met de netbeheerder, waarna het project gerealiseerd kan worden. Deze fase kan nog een half tot een aantal jaar duren, afhankelijk van toekenning van subsidie en de tijd die nodig is om de aansluiting te realiseren. Ook in deze fase blijft het belangrijk dat de initiatiefnemer de omgeving informeert over de werkzaamheden en mogelijke klachtenafhandeling.

6. Slotbepalingen

6.1 Intrekken oude regeling

De raad besluit tot het intrekken van het besluit van de raad van 17 januari 2019, nummer 105279 tot vaststelling van de ‘Wind- en zonnewijzer, uitnodiging voor duurzaam energie opwekken (Gemeenteblad 2019, 54610), zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 november 2019, nummer 113157 (Gemeenteblad 2020, 47644).

6.2 Overgangsrecht

Op aanvragen om een omgevingsvergunning voor projecten betreffende opwek van wind- en zonne-energie die zijn ingediend vóór 1 september 2022 blijft het bepaalde in de voorheen geldende ‘Wind- en zonnewijzer’ van toepassing. Dit geldt tevens voor bezwaar- en beroepsprocedures ten aanzien van die omgevingsvergunningen.

6.3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel Wind- en Zonnewijzer Ede.

Vastgesteld in de vergadering van 6 december 2022, zaaknummer 334197,

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris

dr. R.F. Groen MPA

de burgemeester,

mr. L.J. Verhulst

Vastgesteld in de openbare vergadering van 26 januari 2023, zaaknummer 334197,

De raad voornoemd,

de plv. griffier,

J. Koenders MSc

de voorzitter,

mr. L.J. Verhulst

Toelichting

1.Inleiding

 

Voor wie is de wind- en zonnewijzer?

 

Om de energie-ambitie van Ede te halen, moeten we investeren in energiebesparing én in duurzame energieopwekking. Binnen onze eigen gemeentegrens en in samenwerking met de regio. Daarvoor hebben we Initiatieven voor (grootschalige) opwekking van duurzame energie met behulp van wind en zon nodig. De gemeente wil initiatieven stimuleren en heeft daarom deze handreiking opgesteld.

 

Deze wind- en zonnewijzer is bedoeld als ‘houvast’ bij initiatieven voor duurzame energieopwekking voor initiatiefnemers: inwoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers in en buiten Ede. Met behulp van deze wijzer komen we tot de informatie die nodig is om een gemotiveerde, transparante en navolgbare afweging te maken over een concreet initiatief.

 

Doelstelling: Ede energieneutraal in 2050

 

De gemeente Ede heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn, wat betekent dat lokaal net zoveel duurzame energie wordt opgewekt als gebruikt. Dit is opgenomen in het bestuursakkoord Ruimte voor Ede 2022-2026 en sluit aan bij de doelstelling van het Gelders Energie Akkoord (GEA) en het beleid vanuit het Nationale Klimaatakkoord. De energietransitie die nodig is om dit doel te bereiken, vormt een opgave die onherroepelijk impact heeft op onze fysieke leefomgeving en die vraagt om een opschaling en versnelling van realisatie van onder meer windturbines en zonnevelden. Om dit mogelijk te maken moet de gemeente Ede ruimte bieden aan zoveel mogelijk (bewoners) initiatieven. Tegelijk vraagt de opgave om een zorgvuldige aanpak. Zorgvuldig betekent in dit geval dat niet ieder initiatief overal kan. Bovendien worden er eisen gesteld aan de inpassing in de omgeving en de wijze waarop dit met de omgeving wordt afgestemd.

 

Wat is de opgave?

 

De gemeenteraad van Ede heeft in maart 2018 de zogenoemde ‘Routekaart Ede neutraal’ vastgesteld die Ede moet helpen om in 2050 energieneutraal te zijn. Hoeveel energie we in 2050 gebruiken, kunnen we nu nog niet exact bepalen. We hebben het gebruik daarom ingeschat op basis van de kennis die op dat moment beschikbaar was.

 

Voor elektriciteit, warmte en vervoer hebben we onderzocht wat er waarschijnlijk gaat veranderen en wat dat betekent voor Ede. Op basis daarvan denken we dat we in Ede in 2050 ongeveer 6.300 TeraJoule per jaar aan energie zullen gebruiken, waarbij het aandeel elektriciteit flink stijgt ten opzichte van nu. Daarbij gaan we uit van een energiebesparing in 2050 (ten opzichte van nu) van 45%.

 

We hebben ook onderzocht hoeveel energie we op het grondgebied van Ede op een schone manier kunnen opwekken, als we alle mogelijkheden benutten. Dat is iets meer dan 5.400 TeraJoule per jaar.

 

Uit onderstaand plaatje blijkt dat we een groot deel van de energie die we in 2050 gebruiken, op een schone manier kunnen opwekken.1 Toch lukt het, met de huidige inzichten niet, om binnen de gemeentegrens volledig energieneutraal te worden. In het kader van het Klimaatakkoord ziet het Rijk “de regio” als het schaalniveau waarop afspraken gemaakt gaan worden via een Regionale Energie Strategie (RES). Samenwerking met buurgemeenten is dus essentieel, al blijft de gemeente uiteindelijk bevoegd gezag als het gaat om beleidskeuzes.

 

3 stappen tot 2050

 

Zolang de gemeentelijke energiedoelen nog niet zijn bereikt, ziet de gemeente het als haar taak om medewerking te verlenen bij het verkennen van kansen en mogelijkheden voor zonnevelden en windturbines. In de routekaart hebben we onze doelstellingen opgeknipt in drie perioden. De perioden wijken af van de tussentijdse doelstelling in het nationale klimaatakkoord om in 2030 49% minder broeikaskassen dan in 1990 uit te stoten. Dit om de ingezette koers voordat het klimaatakkoord werd vastgesteld vast te houden. Dit kan wel betekenen dat in de tweede stap van de routekaart een versnelling ingezet moet worden om aan te sluiten op het nationale beleid.

 

In de energiemix naar 2050 zijn alle vormen van duurzame energie meegenomen. Naast wind en zon op land zullen ook panelen op alle geschikte daken meegenomen moeten worden in de mix om de doelstellingen te behalen. Een andere belangrijke factor bij het behalen van de energiedoelen is een jaarlijkse besparing op het energiegebruik van gemiddeld 1.5%, tellend vanaf 2014. Dit is, evenmin als het plaatsen van windturbines op zee, een vanzelfsprekendheid. Ook de berekening van het aantal panelen dat op daken kan, is de maximale potentie.2

 

Relatie met omgevingsvisie Ede

 

Op 12 mei 2022 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Ede 2040 vastgesteld. Een omgevingsvisie beschrijft de gewenste ontwikkelrichting voor de fysieke leefomgeving. Thema’s als wonen, werken, recreatie, gezondheid en duurzame energie komen hierin aan bod. En er wordt een alles omvattende afweging gemaakt over wat kan en moet. De omgevingsvisie beschrijft op hoofdlijnen hoe we duurzame energie grootschalig willen opwekken. Deze wind- en zonnewijzer is een nadere invulling van de omgevingsvisie voor zover het gaat om beleid voor het (grootschalig) opwekken van wind- en zonne-energie.

 

Hoe is de wind- en zonnewijzer tot stand gekomen?

 

Bij het maken van de wind- en zonnewijzer hebben we verschillende partijen betrokken, waaronder vertegenwoordigers van belangenverenigingen in het buitengebied, de ‘Denktank Duurzaamheid’ (de denktank bestaat uit bewoners, maatschappelijke organisaties en marktpartijen) en de ‘Taskforce Duurzaamheid’ vanuit de gemeenteraad van Ede. Daarnaast hebben we overlegd met andere gemeenten in Nederland over hun ervaringen.

 

2. Het beleidskader

 

Rijks- en provinciaal beleid

 

De gemeente Ede houdt rekening met de kaders van Rijk en provincie bij het geven van toestemming voor het creëren van nieuwe elementen in het landschap voor het opwekken van wind- en zonne-energie. Daarbij is de bescherming van belangen nadrukkelijk gewogen. Voor grotere initiatieven op het gebied van zonnevelden en windturbines is een planologische procedure nodig waarbij wettelijke normen in acht worden genomen en een lokale afweging plaatsvindt. Vaak is de gemeente in de praktijk bevoegd.

 

De provincie Gelderland heeft in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland een kader voor grootschalige opwekking van zonne-energie en windenergie opgenomen.3 Daarnaast zijn in de Omgevingsverordening Gelderland instructieregels opgenomen voor zonneparken in het buitengebied. De daadwerkelijke opwekking van duurzame energie op grote schaal is een opgave voor de gemeente Ede.

 

Wind: Voor het realiseren van windturbines (solitair) en windparken op land hebben het Rijk en de provincie afspraken gemaakt. Vanuit deze samenwerking is een provinciale brede verkenning naar kansrijke windenergielocaties uitgevoerd. Ook heeft de provincie in haar Omgevingsvisie Gaaf Gelderland aangegeven waar windturbines meer of minder kansrijk zijn. De kaart en bijbehorende afwegingen zijn verwerkt op de Edese kansenkaart voor windenergie. Een windturbine is niet omgevingsvergunningvrij en meestal planologisch niet direct toegestaan.

 

Zon: Op het gebied van zonne-energie is er vanuit het Rijk beleid geformuleerd in de Nationale Omgevingsvisie. Evenals voor windenergie heeft de provincie Gelderland voor zonne-energie een afwegingskader en een kaart met zones opgenomen in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.


1

NB. Het gaat hier om cijfers uit de Edese routekaart. Landelijk is afgesproken dat elke regio in 2020 een eigen Regionale Energie Strategie (RES) opstelt, volgens een landelijke methodiek. Deze methodiek wijkt iets af van de Edese methodiek. Dit kan betekenen dat het plaatje enigszins bijgesteld zal moeten worden.

2

Uit gegevens uit de Zonatlas blijkt de maximale potentie voor zon op alle geschikte daken in Ede teliggen rond 1 miljoen panelen (ruim 160 ha netto).