Organisatie | Steenbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Kader woonwagenbeleid 2023 |
Citeertitel | Kader woonwagenbeleid 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Woonwagenbeleid |
Deze regeling vervangt het woonwagenbeleid 2019
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2023 | nieuwe regeling | 15-12-2022 | 2231385 |
In Nederland zijn 1150 woonwagenlocaties met ongeveer 30.000 woonwagenbewoners. Daarnaast wonen er woonwagenbewoners in reguliere woningen (al dan niet noodgedwongen), waarvan een groot deel nog altijd een sterke drang heeft om terug te keren naar een woonwagenlocatie.
Woonwagenbewoners hebben een eigen cultuur. Het belangrijkste kenmerk is dat zij bij voorkeur in familieverband, in een woonwagen en op een woonwagenlocatie willen wonen. Woonwagenbewoners hebben ook eigen gebruiken en tradities. Woonwagenbewoners zorgen ook voor elkaar, ouderen gaan niet naar een verpleegtehuis maar worden thuis verzorgd door kinderen. En woonwagens hebben geen bel, de deur staat figuurlijk altijd open. Kinderen worden vernoemd naar grootouders en er worden bijnamen gebruikt. Er is een zeer gastvrije eetcultuur.
In de gemeente Steenbergen zijn drie woonwagenlocaties, op de Westlandse Langeweg in Steenbergen (13 standplaatsen), op de Tolsedijk in Nieuw-Vossemeer (4 standplaatsen) en op De Weel in Dinteloord (9 standplaatsen). Het woonwagenleven wordt ook in deze gemeente intensief beleefd. Families wonen grotendeels bij elkaar, alle bewoners wonen in een woonwagen en de bewoners zetten hun woonwagencultuur voort in deze gemeente. Daarnaast hebben de bewoners natuurlijk hun (sociale) binding met deze gemeente: werk, ondernemerschap, school, sportverenigingen en politiek.
Bij de vaststelling van het lokale woonbeleid moeten gemeenten meer rekening houden met de wensen van woonwagenbewoners en voorzien in voldoende standplaatsen. Woonwagenbewoners moeten zo vaker binnen een redelijke termijn kans maken op een standplaats. In gemeenten waar behoefte is aan standplaatsen kan van een afbouwbeleid van standplaatsen geen sprake zijn.
Dat staat in het ‘Beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ dat minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) donderdag 12 juli 2018 met een brief naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het document is opgesteld in samenspraak met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), Aedes en vertegenwoordigers van Roma, Sinti en woonwagenbewoners (‘reizigers’).
Het beleidskader volgt op oordelen en aanbevelingen van het College van de Rechten van de Mens en de Nationale Ombudsman. Die stelden dat beleid waarin het aantal standplaatsen tot nul wordt teruggebracht, in strijd is met het recht op gelijke behandeling. Ook zouden Rijk en gemeenten onvoldoende erkenning hebben voor het streven van woonwagenbewoners om volgens hun eigen culturele identiteit te leven.
Het kader helpt gemeenten bij een invulling van het lokale woonwagenbeleid die recht doet aan de cultuur van woonwagenbewoners, hen beschermt tegen discriminatie en voldoende rechtszekerheid biedt. De ontwikkeling van het aantal standplaatsen wordt door minister Ollongren gemonitord.
Op 12 juli 2018 is vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties een beleidskader ‘gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ uitgevaardigd. Hierin zijn de adviezen van de Nationale Ombudsman (‘Woonwagenbewoner zoek standplaats’ d.d. 17-06-2017) en van het College van de Rechten van de Mens (d.d. 28-03-2018) opgenomen. Hierin wordt aangegeven:
1.3 Gevolgen beleidskader ‘gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ van BZK
Het beleidskader ‘Gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties d.d. 12 juli 2018 is geen ‘beleidsregel’. Het stuk is dan ook geen wet c.q. heeft dus geen juridische gevolgen. Maar geeft wel richting en bevat landelijke uitgangspunten, waardoor opvolging wenselijk is.
De gemeente Steenbergen zal echter wel zoveel als mogelijk de adviezen in dit beleidskader volgen, maar loopt ook tegen beperkingen aan. Zo kan zij de corporaties niet direct dwingen tot overname.
Maar al te vaak wordt nog betoogd dat de gemeenten de juridische plicht hebben om het aantal standplaatsen uit te breiden en te zorgen voor adequate huisvesting. Zoals in 2.2 reeds aangegeven: het verhuren van standplaatsen en/of woonwagens is geen wettelijke taak voor de gemeente. Sterker nog: het is expliciet een taak van woningcorporaties om te zorgen voor het bouwen, verhuren en beheren van woningen ten behoeve van de onderste treden van de woonladder en specifieke doelgroepen. Het doel is dan ook om deze taak (uiteindelijk) over te dragen aan de woningcorporatie(s). Zij hebben de kennis en expertise in huis om op te treden als goede en sociale verhuurder. Dit wordt nog eens extra onderschreven door het arrest van de Hoge Raad van 07 mei 2004.
Hierbij is aansluiting gezocht bij de Woonwagenwet, zoals deze toentertijd van kracht was. Deze wet verplichtte de gemeenten om openbare centra voor woonwagens in stand te houden en bevatte een op dit uitgangspunt voortbouwende regeling. Zoals ook door het hof is onderkend, zijn sindsdien de verdelingsregels voor woonwagenstandplaatsen geïntegreerd in het normale woonruimteverdelingsregime, vervat in de Huisvestingswet (Wet van 1 oktober 1992, Stb. 548, sindsdien meermalen gewijzigd). Deze ontwikkeling is voltooid met de Wet van 1 juli 1998, Stb. 459, tot wijziging van de Huisvestingswet, de Woningwet en enige andere wetten in verband met de integratie van de woonwagen- en woonschepen-regelgeving (de Intrekkingswet), in werking getreden op 1 maart 1999, waarbij de Woonwagenwet is ingetrokken. De verplichting voor gemeenten om een woonwagencentrum in stand te houden kwam daardoor te vervallen.
In de memorie van toelichting bij het voorstel voor de Intrekkingswet wordt opgemerkt:
'De gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor het volkshuisvestingsbeleid, waarvan de huisvesting van woonwagenbewoners onderdeel uitmaakt en waarbij alle burgers gelijk dienen te worden behandeld. Deze zorg voor het voorzien in passende woonruimte behelst het treffen van de benodigde maatregelen ten behoeve van een goede huisvesting voor de ingezetenen, ongeacht of zij in een woning, een woonwagen of een woonschip willen wonen. Deze verantwoordelijkheid houdt ook in dat een wettelijke verplichting voor een gemeente om een woonwagencentrum in stand te houden niet meer noodzakelijk is.
De toegelaten instellingen (woningbouwcorporaties) zijn al verantwoordelijk voor de uitvoering van de lokale huisvesting van de doelgroep woonwagenbewoners (geregeld in het Besluit beheer sociale huursector) en dienen zorg te dragen voor de aanleg van standplaatsen en het beschikbaar stellen van huurwoonwagens. Op grond van deze verantwoordelijkheden behoren gemeenten beheer en eigendom van bestaande standplaatsen en huurwagens over te dragen aan de toegelaten instellingen. Door wijziging van art. 75 lid 2 Woningwet verkrijgen de toegelaten instellingen ook het primaat bij de aanleg van standplaatsen en de bouw van huurwoonwagens '(Kamerstukken II, 1996/97, 25 333, nr. 3, p. 2)'.
De gemeente heeft wel een taak op het gebied van het handhaven van regelgeving. Tevens zal de gemeente moeten bevorderen dat woonwagenbewoners volwaardig deelnemen aan de Steenbergse samenleving. Daartoe moet de gemeente zelf het goede voorbeeld geven. Bijvoorbeeld: Met het ontbreken van afdoende adequate bestemmingsplanregels (een deel van de huidige woonwagens en opstallen kunnen onder de vigerende regels niet worden vergund) en omgevingsvergunningen ten aanzien van woonwagens wordt hieraan niet voldaan. Uitvoering van dit beleid dient een einde te maken aan de huidige ongewenste situaties.
Moreel verplicht - beoogd maatschappelijk effect/doelstelling
De woonwagenlocaties dienen te voldoen aan de gestelde eisen die van toepassing zijn in de gehele gemeente. Veiligheid in de meest brede zin van het woord, wat tevens betekent dat handhaafbaarheid geen knelpunt mag zijn.
Met het vaststellen van het beleidskader woonwagens wordt er een duidelijke keuze gemaakt die ook helderheid en zekerheid geeft aan de betrokken bewoners en hun toekomst mogelijkheden. Afhankelijk van de vraag wil de gemeente standplaatsen aan kunnen bieden op basis van huur of koop of wellicht een speciale constructie van koop op afbetaling. Er wordt tegemoet gekomen aan een aanwezige behoefte en er kan aangesloten worden bij specifieke wensen van deze doelgroep.
De woonwagencultuur is al lange tijd met Steenbergen verbonden. De woonwagencultuur is in 2014 door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed aangewezen als immaterieel erfgoed. Het nieuwe beleid biedt ook een goede basis om samen met de bewoners te blijven bouwen aan wederzijds vertrouwen en vorm te geven aan de door beide partijen gewenste goede, schone en veilige woonomgeving.
Tot op heden heeft de gemeente naast haar publiekrechtelijke rol gedwongen ook een privaatrechtelijke rol ten aanzien van de huisvesting van de doelgroep woonwagenbewoners: ‘de gemeente in haar rol als verhuurder van standplaatsen’.
Uit het beleidskader ‘Gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties d.d. 12 juli 2018 valt het volgende te concluderen:
Hierbij dient de kanttekening te worden gemaakt dat de woningcorporaties alleen hoeven te zorgen voor diegenen die tot haar doelgroep behoren, dus mensen beneden de sociale inkomensgrens.
De gemeente Steenbergen streeft naar een situatie waarin invulling wordt gegeven aan het landelijke beleidskader ‘Gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties. Concreet houdt dit in dat gewerkt wordt aan schone, hele en veilige woonwagenlocaties waarop bewoners in familieverband kunnen wonen. Met het oog op de kerntaken van de gemeente, stoot zij het eigendom van de woonwagenstandplaatsen af. Bewoners kunnen tegen een marktconforme prijs eigenaar worden van hun standplaats. (Blijvende) (sociale) huurstandplaatsen worden de verantwoordelijkheid van de woningbouwcorporatie(s).
4. Uitwerking/toelichting uitgangspunten
Aldus vastgesteld in de besluitvormende vergadering van de gemeenteraad van Steenbergen op 15 december 2022.