Organisatie | Hoogheemraadschap van Delfland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Algemene Regels Natuurvriendelijke Oevers |
Citeertitel | Algemene Regels Natuurvriendelijke Oevers |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-07-2010 | nieuwe regeling | 06-07-2010 De bron van deze bekendmaking is niet meer te achterhalen. | 897496 |
Het Hoogheemraadschap van Delfland wil de aanleg van natuurlijke oevers (nvo’s) zo veel mogelijk stimuleren. Er gelden daarbij voorwaarden waaraan een natuurvriendelijke oever moet voldoen om met name veiligheid in de omgeving te waarborgen.
In hoofdstuk 3 van deze ’Algemene Regels Natuurvriendelijke Oevers' van Delfland staat onder welke voorwaarden geen vergunning vereist is, maar met een melding kan worden volstaan. Met deze regels hoopt het Hoogheemraadschap van Delfland het aantal handelingen waarvoor als gevolg van de Keur Delfland een vergunning moet worden aangevraagd, terug te dringen.
Voldoet de aanleg van een natuurvriendelijke oever niet aan de Algemene Regels, dan kunt u bij Delfland een vergunning aanvragen. In maatwerk overleg zullen de mogelijkheden worden onderzocht.
Algemene Regels maken regelgeving eenvoudiger en kunnen aanvraag en verlening van vergunning vermijden. Ze mogen een verbod niet uitbreiden; Algemene Regels geven uitsluitend een beperking of nadere aanduiding aan.
De ‘Algemene Regels Natuurvriendelijke Oevers’ geven regels voor inrichting, beheer en onderhoud van de oevers van alle oppervlaktewateren in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden is op grond van artikel 4.10 van de Keur Delfland 2010 bevoegd Algemene Regels te geven voor bepaalde vergunningplichtige handelingen. Deze Algemene Regels kunnen vrijstellen van vergunningplicht of een algemeen verbod geven voor het verrichten van die handelingen. Deze algemene regels kunnen verplichten tot het melden van handelingen, het uitvoeren van metingen, het registeren van gegevens en daarvan opgave te doen aan het bestuursorgaan.
Delfland hanteert de Algemene Regels als toetsingskader en handhavingskader vanaf het moment van inwerkingtreding. De Algemene Regels treden in werking zodra dijkgraaf en hoogheemraden (D&H) ze hebben vastgesteld en bekendgemaakt. Deze Algemene Regels worden aangehaald onder de titel ’Algemene Regels Natuurvriendelijke Oevers’.
Er zijn duidelijke situaties waarbij een watervergunning vereist is.
Als de plannen voor een natuurvriendelijke oever voldoen aan de voorwaarden in deze algemene regels, is het niet nodig om een watervergunning bij Delfland aan te vragen. Wel geldt een meldingsplicht voor wie nieuwe natuurvriendelijke oevers wil aanleggen of bestaande natuurvriendelijke oevers wil vervangen of veranderen (zie hoofdstuk 4).
Het aanvragen van een watervergunning is wel noodzakelijk in de volgende gevallen:
Wanneer de voorwaarden in deze algemene regels niet inpasbaar of wenselijk zijn.
Maatwerk is mogelijk, maar hiervoor is een watervergunning vereist.Bijvoorbeeld (maar niet uitsluitend):
Wanneer men een natuurvriendelijke oever wil verwijderen. Een natuurvriendelijke oever, een waterstaatswerk, heeft als doel de waterkwaliteit te handhaven of te verbeteren. Ook kunnen deze waterstaatswerken bijdragen aan extra waterberging en daarmee aan de taakstelling van Delfland. Als het areaal natuurvriendelijke oevers minder wordt, kan dit leiden tot achteruitgang van de ecologische waterkwaliteit en mogelijk ook bergingscapaciteit. Het verwijderen van deze waterstaatswerken is daarom vergunningplichtig. Mogelijk stelt Delfland voorwaarden voor het verwijderen van een natuurvriendelijke oever.
Deze Algemene Regels zijn bedoeld voor Delfland en anderen die natuurvriendelijke oevers willen aanleggen om de waterkwaliteit te verbeteren en – als bijkomend doel – extra berging te creëren om zo bij te dragen aan de taakuitoefening van Delfland.
Deze Algemene Regels Natuurlijke Oevers zijn zowel van toepassing op de aanleg van nieuwe natuurvriendelijke oevers als op de vervanging of wijziging van bestaande natuurvriendelijke oevers, in primaire en secundaire wateren waarover Delfland het beheer heeft of zal hebben.
Deze algemene regels zijn niet opgesteld om bestaande situaties in overeenstemming te brengen met het nieuw vastgestelde beleid, dus niet om ‘te saneren’.
De voorwaarden voor deze handelingen zijn beschreven in hoofdstuk 3.
In de Keur zijn de verboden en geboden algemeen omschreven.
Conform artikel 3.1 zijn de eigenaren van aan waterstaatswerken gelegen gronden, die gebruikt worden voor het houden van dieren, verplicht, op de eerste aanzegging van of namens het bestuursorgaan, langs hun gronden een voldoende kerende afrastering aan te brengen. Het bestuursorgaan kan nadere regels stellen omtrent afrasteringconstructies en wijze van plaatsing.
Conform artikel 3.9 zijn de onderhoudsplichtigen van kunstwerken, zoals duikers, gemalen, inlaten, waterbergingen en natuurvriendelijke oevers, verplicht tot:
Conform artikel 4.1 lid 1 van de Keur is het verboden om:
Conform artikel 4.1 lid 2 van de Keur is het verboden om:
Hiermee is het zonder vergunning verboden om natuurvriendelijke oevers aan te leggen. De in de Keur opgenomen geboden en verboden zijn echter niet absoluut. Op grond van artikel 4.10 van de Keur, kan Delfland voor bepaalde vergunningplichtige handelingen algemene regels geven, welke mede kunnen inhouden een vrijstelling van de vergunningplicht, dan wel een algemeen verbod voor het verrichten van die handelingen.
1.3. Doelstelling van de algemene regels
De Algemene Regels Natuurvriendelijke Oevers hebben als doel de aanleg van natuurvriendelijke oevers te stimuleren en het aantal handelingen terug te dringen waarvoor als gevolg van de Keur een vergunning moet worden aangevraagd. Deze algemene regels bepalen in welke gevallen geen vergunning nodig is maar een melding volstaat.
Deze Algemene Regels Natuurvriendelijke Oevers beschrijven de voorwaarden waaronder het aanleggen van een natuurvriendelijke oever zonder vergunning is toegestaan. Delfland heeft deze voorwaarden opgesteld om te voorkomen dat het aanleggen van natuurvriendelijke oevers ontoelaatbare negatieve effecten heeft op het kwantitatief functioneren van de wateren, en om te bewerkstelligen dat de waterkwaliteit en ecologie optimaal kunnen profiteren van deze oevers.
Een natuurvriendelijke oever is een oeverconstructie die niet alleen een waterkerende functie heeft maar waarbij bij de aanleg, de inrichting, het beheer en het onderhoud nadrukkelijk rekening is gehouden met natuur en landschap.
Natuurvriendelijke oevers worden aangelegd in het profiel van wateren.
Het profiel van wateren bestaat uit de watergang (gehele waterbreedte en diepte inclusief de oever) en de onderhoudsstrook. In bijlage 1 is een voorbeeld van een profiel gegeven, met daarin de zoneringen en benamingen van onderdelen. De natuurvriendelijke oever kan zich bevinden tussen de waterbreedte en de onderhoudsstrook.
Natuurvriendelijke oevers hebben verschillende functies. Ze dragen bij aan handhaving of verbetering van de waterkwaliteit en soms ook aan extra waterberging. Daarnaast functioneert de natuurvriendelijke oever ook als oever(constructie). Zo is een natuurvriendelijke oever een integraal onderdeel van het watersysteem, dat bijdraagt aan de taakuitoefening van Delfland. Een natuurvriendelijke oever wordt dan ook beschouwd als waterstaatwerk. Het is immers een kunstwerk dat van belang is bij de taakuitoefening van Delfland.
1.5. Raakvlakken met ander beleid en instrumenten
1.5.1. Relatie met de Legger wateren
In de Legger is van bestaande wateren per watergang de afmeting vastgelegd. Een beschrijving van ligging en afmetingen van natuurvriendelijke oevers wordt ook in de Legger opgenomen.
1.5.2. Relatie met ander beleid
De Algemene regels Natuurvriendelijke oevers zijn onder andere gebaseerd op het volgende beleid:
Met de komst van de KRW zijn planten en dieren centraler komen te staan in het waterkwaliteitsbeheer. De KRW heeft als belangrijkste doel het water gezond te maken voor planten, dieren en mensen. Naast verbetering van de chemische samenstelling van het water betekent dit ook een andere inrichting van het watersysteem (onder andere door aanleg van natuurvriendelijke oevers) en ander beheer.
In het kader van de KRW zijn via gebiedsprocessen voor de KRW-waterlichamen (zie bijlage 3) haalbare waterkwaliteitsdoelen afgeleid en evenwichtige en realistische maatregelpakketten opgesteld.
De ecologische doelstellingen van de KRW zijn alleen haalbaar als de hoeveelheid water- en /of oeverplanten toeneemt. Voor een goede ecologische toestand moet 20-25% van het wateroppervlak met planten bedekt zijn. Voor een deel zal dit bereikt moeten worden met de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
Voor de niet-KRW-wateren (= overige wateren) stelt het provinciale waterplan de ecologische doelen. In samenspraak met de provincie, met de waterpartners en andere belanghebbenden werkt Delfland in de planperiode 2010-2015 de gebiedsgerichte ecologische doelen uit en daarnaast een strategie om deze doelen te bereiken. Uitgaande van de huidige doelstellingen blijkt dat in de overige wateren de ecologische kwaliteit ook nog onvoldoende is, onder andere door onvoldoende geschikte plekken voor plantengroei. De aanleg van natuurvriendelijke oevers en een meer ecologisch beheer zal ook hier bijdragen aan een verbetering van de ecologische kwaliteit.
In het Waterbeheerplan 2010-2015 is opgenomen wat Delfland in deze planperiode gaat investeren in ‘schoon water’ (onder andere aanleg natuurvriendelijke oevers) en wat van andere partijen aan inspanningen wordt verwacht.
De Algemene Regels Natuurvriendelijke Oevers moeten ervoor zorgen dat de aanleg van natuurvriendelijke oevers gemakkelijker gaat en dat de meest effectieve typen natuurvriendelijke oevers worden aangelegd zonder dat de veiligheid in gevaar komt.
Voor handvatten voor de inrichting van natuurvriendelijke oevers in waterbergingen of met de functie ‘waterberging’ wordt verwezen naar de ‘Leidraad Vasthouden en bergen’ van Delfland. Voor eisen aan de minimale waterbreedte wordt verwezen naar de beleidsregels “Dempen en graven”.
1.5.3. Relatie met Peilbesluiten
De regels voor natuurvriendelijke oevers zijn verbonden aan het schouwpeil. De schouwpeilen worden vastgelegd in de peilbesluiten.
1.5.4. Relatie met Waterplannen en andere afspraken met derden
Een waterplan is een gebiedsgericht plan waarin een gemeente samen met Delfland doelstellingen formuleert voor het water in de gemeente. Het waterplan kent verschillende onderdelen: visie, waterfunctieplan, waterstructuurplan en uitvoeringsplan. In dit uitvoeringsplan staan concrete uitvoeringsmaatregelen om de wateropgave te realiseren, waaronder de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
Naast afspraken in waterplannen maakt Delfland ook afspraken met derden over de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bijvoorbeeld in convenanten of bestuursakkoorden.
De algemene regels zijn van toepassing onverminderd de bepalingen van provincies of gemeentes (waaronder bestemmingsplannen) en staan los van toestemming van de eigenaar van de kade of oever. Een initiatiefnemer moet zijn plannen daarom afstemmen met overige overheden en de eigenaar van de kade of oever.
2.1. Waarom een natuurvriendelijke oever
Natuurvriendelijke oevers dragen bij aan de ecologische kwaliteit van een gebied. Delfland zou hoger scoren in de ecologische beoordelingssystemen van STOWA als het aantal natuurvriendelijke oevers hoger zou liggen.
Het aanleggen van natuurvriendelijke oevers in bestaande of nieuwe wateren is wenselijk. Dat staat (onder andere) in Europese en landelijke beleid en richtlijnen, waterplannen en groenbeleidsplannen. Een goede natuurvriendelijke oever leidt tot een verbetering van de waterkwaliteit. Er ontstaan onder meer betere leefomstandigheden voor de (gewenste) visstand, nutriënten verdwijnen uit het water en de oever dient als bufferzone voor uit- en afspoeling van stoffen. Daarnaast biedt de oeverzone die met planten is begroeid, schuilgelegenheid aan een groot aantal diersoorten en fungeert het als paai- en opgroeigebied voor onder andere vissen, vogels en insecten.
De ondiepe oeverzone met de vegetatie die hierin aanwezig is, is een essentieel onderdeel van een aquatisch ecosysteem. In een biologisch gezond systeem is een grote verscheidenheid aan planten en dieren aanwezig. In het ondiepe oevermilieu komen van nature veel planten en dieren voor. Veel (water)dieren zijn afhankelijk van de aanwezigheid van vegetatie. Planten dienen bijvoorbeeld als voedsel. In sloten en kanalen (waar het overgrote deel van het oppervlaktewater van Delfland uit bestaat) vormen de water- en oeverplanten de basis van de primaire productie en brengen zo zuurstof in het water.
Een oever is een lijnvormig element in het landschap. Hierdoor biedt een oever goede mogelijkheden voor de verspreiding van planten en dieren. In de provinciaal ecologische hoofdstructuur nemen natuurvriendelijke oevers dan ook een belangrijke plaats in. De inrichting van het talud en de aanwezigheid van water- en oevervegetatie is opgenomen in de ecologische beoordelingssystemen die door STOWA zijn ontwikkeld. Het ontbreken van een oever- en watervegetatie en de aanwezigheid van een steil talud leiden tot een lagere beoordeling van de ecologische kwaliteit (STOWA, 1993a, 1993b, 1994a, 1994b).
De STOWA-klasse ligt bij Delfland gemiddeld tussen de 2 (slecht) en 3 (voldoende), terwijl in het kader van bijvoorbeeld de KRW een klasse van 3 (voldoende) tot 4 (goed) gewenst is. Dit komt onder meer door een te geringe hoeveelheid natuurvriendelijke oevers.
2.1.1. Natuurvriendelijke oevers en flora
Een natuurvriendelijke oever bestaat uit verschillende zones. Die kunnen niet altijd allemaal ontwikkeld worden, maar hoe meer zones aanwezig zijn, hoe natuurvriendelijker de oever is.
Bij een volledige en ongestoorde ontwikkeling is er in een natuurlijke oever een
karakteristieke opeenvolging van vegetatietypen te onderscheiden (zie figuur 2.1). Beginnend vanaf het open water komen in een oeverzone ondergedoken waterplanten voor, zoals waterpest en hoornblad. Op ondiepere plaatsen komen planten met drijfbladeren voor, zoals waterlelie en gele plomp (drijfbladzone). Geleidelijk gaat deze vegetatie over in een oevervegetatie (moeraszone). Een oevervegetatie kenmerkt zich door planten die in de waterbodem wortelen, maar boven het water uitsteken.
Een oevervegetatie heeft een minder hoge waterkwaliteit nodig dan bijvoorbeeld een vegetatie van ondergedoken waterplanten. De zone met de oevervegetatie strekt zich uit tot boven de waterlijn. Verder op het droge komen zogenaamde ruigtekruiden voor, zoals wilgenroosje (natte strooiselzone). Nog verder op het droge gaat de vegetatie geleidelijk over, eerst in steeds ‘drogere’ planten, tot uiteindelijk - onder ideale omstandigheden - in een (moeras)bos. Dergelijke omstandigheden komen in Delfland niet of nauwelijks voor. Door een groot aantal factoren, zoals inrichting en beheer van oevers, maar ook door golfslag, stroming en eutrofiëring is de ruimtelijke variatie (ruimte voor dynamische processen) in een oever vaak niet volledig ontwikkeld. Met een natuurvriendelijke oever worden de omstandigheden gecreëerd om één of meer zones uit de natuurlijke oever te realiseren. In het algemeen kan worden gesteld dat hoe meer zones van de natuurvriendelijke oever aanwezig zijn, hoe natuurvriendelijker de oever is.
Figuur 2.1: Een natuurlijke oever richt zich in hoofdzaak op de zones ondergedoken en drijvende waterplantenzone(2) en moeraszone (3).
(1) Open water, (2) Ondergedoken en drijvende waterplantenzone, (3) Moeraszone, (4) Natte strooiselzone, (5) nat grasland, (6a) vochtig grasland en (6b) droge oeverzone1
2.1.2. Natuurvriendelijke oevers en fauna
Als een natuurvriendelijke oever begroeid is met vegetatie, kunnen land- en waterdieren hier voedsel en dekking vinden. Bij een ecologische beoordeling wordt ook gekeken naar de aanwezigheid van en variatie in diersoorten.
In een oeverzone die met vegetatie begroeid is, komen land- en waterdieren voor. De vegetatie in een oever kan dienen als voedsel, maar veel belangrijker nog is dat vegetatie een structuurelement vormt dat dekking biedt aan zowel land- als waterdieren. In de rapportage Ecologische kwaliteit en macrofauna gemeenschappen in de sloten van Delfland (T.W. Siderius, oktober 2005, Delft; kenmerk 555641) is een duidelijk verband aangegeven tussen de aanwezigheid van vegetatie en die van meer kritische soorten als libellen, kokerjuffers en haften (soorten die positief scoren bij een ecologische beoordeling). Enkele voorbeelden van dieren en hun relatie met de oever zijn:
Een oever die met vegetatie is begroeid, vormt het paai- en/of opgroeigebied van bijna alle vissoorten die in Nederland voorkomend. Een aantal soorten, zoals snoek, rietvoorn en zeelt, is het hele leven sterk aan de oever gebonden. De aanwezigheid van een vegetatie bevordert de diversiteit van de visstand.
Veel soorten amfibieën (kikkers, padden en salamanders) planten zich voort in de ondiepe oeverzone. Veel amfibieën zijn maar een deel van het jaar in de oever aanwezig. Voor de overwintering verlaten ze het water. Een geleidelijke overgang van land naar water is hierbij essentieel.
Een aantal vogelsoorten nestelt in begroeide oevers of gebruikt de oever bij het zoeken naar voedsel of om te schuilen.
Kleine zoogdieren gebruiken een oever die met vegetatie is begroeid voor migratie, rust of als foerageergebied.
In het water tussen de waterplanten komen veel kleine waterdieren voor. Een groot aantal van deze kleine waterdieren (macrofauna) leeft alleen als larve in het water. Vooral de soortensamenstelling van deze kleine waterdieren speelt een belangrijke rol bij de ecologische beoordeling van de waterkwaliteit (STOWA, 1993, 1994a).
2.2. Waarborgen van de ecologische waarde
Bij de inrichting van een natuurvriendelijke oever hanteert Delfland vijf ontwerpprincipes.
Delfland hanteert vijf ontwerpprincipes (zie hiervoor paragraaf 3.3) voor natuurvriendelijke oevers. Deze ontwerpprincipes zijn gebaseerd op de inrichtingsmogelijkheden zoals beschreven in de handboeken van de CUR2 over natuurvriendelijke oevers. Daarnaast zijn de ontwerpprincipes gebaseerd op ervaringen met eerder aangelegde natuurvriendelijke oevers in het beheergebied van Delfland. De ervaring leert dat de onderscheiden principes effectief zijn voor de ecologie en waterkwaliteit. Van de onderscheiden ontwerpprincipes draagt de drasberm (D) echter minder bij aan een goede ecologische waterkwaliteit dan de andere principes.
De ontwerpprincipes komen voort uit de ecologische waarde die een natuurvriendelijke oever heeft. Als niet aan deze principes wordt voldaan, is de ecologische meerwaarde te laag en is de beschermende functie die een oever heeft tegen afkalving, niet te handhaven.
2.3. Waarborgen van aan- en afvoer en berging
Door de aanleg van een natuurvriendelijke oever mogen de aan- en afvoer capaciteit van de watergang en de bergingscapaciteit niet verminderen.
Ondanks alle positieve effecten van natuurvriendelijke oevers, kunnen deze ook negatieve invloed hebben op het watersysteem. De aan- en afvoer van het water moet gegarandeerd zijn en de bergingscapaciteit mag niet worden verminderd. Om een goede water aan- en afvoer te garanderen is het van belang dat het verval over wateren niet te hoog oploopt. De stroomsnelheid in wateren mag niet te groot zijn, om ongewenste uitschuring van het onderwaterprofiel te voorkomen. Dit zou instabiliteit van het onderwaterbeloop en de waterkering tot gevolg kunnen hebben. De stroomsnelheid en het verval zijn aan elkaar gerelateerd. Hoe hoger de stroomsnelheid, hoe groter het verval en andersom.
Als een natuurvriendelijke oever binnen het profiel van een water wordt aangelegd of veranderd, kan dit de waterdoorstroming ontoelaatbaar beïnvloeden. Het is mogelijk dat natuurvriendelijke oevers de waterdoorstroming negatief beïnvloeden, waardoor wateroverlast kan ontstaan. Natuurvriendelijke oevers zijn daarom alleen toegestaan als de aan- en afvoer is geborgd.
Ondanks het feit dat vegetatie de waterbergingscapaciteit van een natuurvriendelijke oever negatief kan beïnvloeden, gaat Delfland uit van 100% berging. Onderzoek (binnen Delfland) heeft aangetoond dat de hoeveelheid vegetatie die zich ontwikkelt nabij het grensvlak van het water waar de berging plaatsvindt zeer marginaal is.
2.4. Waarborgen van beheer en onderhoud
Een natuurvriendelijke oever moet goed beheerd en onderhouden worden, anders verlandt de oever en gaan de functies verloren. Bij het ontwerp moet daarom rekening worden gehouden met goede mogelijkheden voor beheer en onderhoudswerkzaamheden.
De waarde van een natuurvriendelijke oever staat of valt met goed beheer en onderhoud. Zonder onderhoud zal een natuurvriendelijke oever langzaam verlanden. Hierdoor kan de natuurvriendelijke oever niet meer voldoen aan de functies die een natuurvriendelijke oever vervult, namelijk:
Het onderhoud moet gericht zijn op het goed functioneren van de natuurvriendelijke oever, maar moet ook zodanig uitgevoerd worden dat de doorstroming en bergingscapaciteit van de watergang niet ontoelaatbaar wordt gehinderd. Het beheer en onderhoud aan de waterkering, de primaire watergang en de oever mogen niet worden belemmerd. De aanwezigheid van natuurvriendelijke oevers kan het onderhoud aan wateren bemoeilijken, doordat de watergang of de gehele natuurvriendelijke oever slecht of niet bereikbaar is voor onderhoudsmaterieel.
In de ontwerpprincipes zijn geen minimale lengtes opgenomen voor een natuurvriendelijke oever. Met het oog op effectief onderhoud en robuustheid lijkt echter niet ieder ‘plukje’ wenselijk. Bij het ontwerp van een natuurvriendelijke oever moet voor de betreffende locatie gezocht worden naar een gewenst optimum tussen effectief onderhoud, robuustheid en functies.
Langs ieder water moeten onderhoudsstroken of varend onderhoud gewaarborgd zijn. Door de aanleg van een natuurvriendelijke oever in bestaande wateren kan het noodzakelijk zijn om het onderhoud van het water te wijzigen. In de planvorming moet het onderhoud van het water in de nieuwe situatie gewaarborgd zijn.
3. Voorwaarden voor natuurvriendelijke oevers
Als aan de voorwaarden in dit hoofdstuk wordt voldaan, hoeft voor het aanleggen, vervangen of wijzigen van natuurvriendelijke oevers geen watergunning te worden aangevraagd. Een melding is in die gevallen voldoende.
In de volgende paragrafen worden de voorwaarden in vet en omkaderd weergegeven. De toelichting staat eronder.
3.1. Behoud van aan- en afvoer en bergingscapaciteit
Toelichting punt 1: Een natuurvriendelijke oever mag de doorstroomfunctie van de wateren niet belemmeren. Als natuurvriendelijke oevers worden ingericht in bestaande wateren, moeten deze wateren daarop worden gedimensioneerd. De waterbreedte van een bestaande watergang mag niet worden verkleind. Om de natuurvriendelijke oever aan te leggen moet daarom het profiel van het water verruimd worden. Voor bestaande wateren betekent dit dat de natuurvriendelijke oevers in ieder geval buiten de bestaande waterbreedte moeten worden aangelegd. Figuur 3.1 maakt dit duidelijk. De bestaande waterbreedte is vastgelegd in de Legger.
Figuur 3.1: Voorbeeldtekening ter verduidelijking van de aanleg van een natuurvriendelijke oevers in bestaande wateren in relatie tot de waterbreedte. (steilheid van het talud is hierin niet bepalend)
Toelichting punt 2: Ook in nieuw te graven wateren, waarin gelijktijdig een natuurvriendelijke oever wordt aangelegd, staat de water aan- en afvoerfunctie van de watergang voorop. Een natuurvriendelijke oever mag de doorstroomfunctie niet belemmeren. Als natuurvriendelijke oevers worden ingericht in wateren die nog gegraven moeten worden, moeten deze wateren daarop worden gedimensioneerd. Dit betekent dat er naast de eisen voor de minimale waterbreedte van de wateren zelf, er extra ruimte in dit profiel moet komen voor de natuurvriendelijke oever. Hoe de minimale waterbreedte berekend moet worden, is beschreven in de ‘Beleidsregels Dempen en graven’ .
3.2. Ontwerp van natuurvriendelijke oevers
Toelichting punt 1: Het ontwerp en de technische inrichting van een natuurvriendelijke oever is sterk afhankelijk van het streefbeeld, de grondsoort en de beschikbare ruimte. Bij de inrichting van natuurvriendelijke oevers gelden vijf ontwerpprincipes die in het beheergebied van Delfland goed realiseerbaar zijn:
In figuur 3.2 staat aangegeven wat de minimale eisen zijn die aan een natuurvriendelijke oever worden gesteld.
Als een watergang waarin een natuurvriendelijke oever wordt aangelegd rijdend wordt onderhouden, dan moet de bestaande onderhoudsstrook worden gehandhaafd of verlegd. Als een watergang in de bestaande situatie varend wordt onderhouden, dan is toch een onderhoudsstrook langs de natuurvriendelijke oever vereist. Natuurvriendelijke oevers met een plasberm, drasberm of vooroever moeten namelijk vanaf de kant onderhouden worden. Met varend onderhoud is de kans op beschadiging groot. Bovendien kan men met onderhoudsmaterieel niet overal voldoende bij. Een natuurvriendelijke oever met een flauwe of diepe oever kan meestal wel varend onderhouden worden als dit gewenst is, maar ook bij deze zones verdient onderhoud vanaf de kant de voorkeur.
Figuur 3.2: De vijf ontwerpprincipes voor het inrichten van een natuurvriendelijke oever (nvo) met geboden en minimale inrichtingseisen. Hierbij is met een pijl aangegeven welk deel van de oever wordt gerekend tot een natuurvriendelijke oever.
Toelichting punt 2: In boezems, brede watergangen en grote waterpartijen kunnen de eerste twee jaar nadat het talud is gegraven en aangeplant, de oever en de oeverplanten kwetsbaar zijn voor golfaanval. Een tijdelijke constructie, bijvoorbeeld een plank, kan de beplanting en de oever beschermen. Wanneer de planten na circa 2 jaar volgroeid zijn, is de constructie meestal niet meer nodig.
Toelichting punt 1: Voor het goed functioneren van een natuurvriendelijke oever is aangepast onderhoud noodzakelijk. Het onderhouden van een natuurvriendelijke oever is maatwerk. De extra zorg komt voor rekening van de initiatiefnemer. Delfland kan ook zelf initiatiefnemer zijn. De bestuursovereenkomst KRW Delfland is een voorbeeld waarin schriftelijk overeengekomen is dat in bepaalde gevallen, het onderhoud van natuurvriendelijke oevers niet door de initiatiefnemer hoeft te worden gedaan, maar door Delfland.
Toelichting punt 2: Niet in alle gevallen voert de initiatiefnemer ook het onderhoud uit. Het is dan noodzakelijk dat tussen de initiatiefnemer en de onderhoudsplichtige in de planvorming afstemming plaatsvindt en overeenstemming wordt bereikt.
Als Delfland het onderhoud gaat uitvoeren moet de initiatiefnemer al in de planvormingsfase met Delfland afstemmen en overeenstemming over het ontwerp bereiken.
Toelichting punt 3: In bijlage 2 is voor de vijf ontwerpprincipes voor natuurvriendelijke oevers aangegeven welk beheer gehanteerd moet worden voor een goede ontwikkeling van een natuurvriendelijke oever.
Toelichting punt 4: Voordat een natuurvriendelijke oever wordt aangelegd, moet nagedacht worden over de goede bereikbaarheid voor onderhoudsmaterieel. Bij varend onderhoud van een natuurvriendelijke oever kan schade aan de oever en vertroebeling in het water ontstaan. Een natuurvriendelijke oever moet daarom bij voorkeur rijdend (vanaf de kant) onderhouden worden. Daarvoor is een onderhoudsstrook van 4 meter nodig.
Toelichting punt 5: Het onderhoud aan de watergang moet gewaarborgd blijven. Als door de natuurvriendelijke oever rijdend onderhoud niet meer mogelijk is, dan moet varend onderhoud mogelijk zijn of gemaakt worden.
Als aan de voorwaarden in deze algemene regels wordt voldaan, is een watervergunning niet nodig. Wel geldt een meldingsplicht.
Minimaal twee weken voor aanvang van de werkzaamheden moeten de werkzaamheden schriftelijk worden gemeld bij Delfland. Een melding wordt gedaan via het daartoe bestemde formulier en bevat minimaal: initiatiefnemer (naam en adres); ligging (adres of locatie); ontwerpprincipe en situatietekening; afmetingen lengte (0,5 m nauwkeurig), breedte;
dwarsprofiel (incl. diepte(s) en beloop);
de afspraak of overeenkomst met Delfland op grond waarvan de natuurvriendelijke oever wordt aangelegd (convenant, waterplan, subsidie, overige afspraken).
Bijlage 2: Beheer en onderhoud natuurvriendelijke oevers
In deze bijlage zijn de voorwaarden opgenomen voor beheer en onderhoud van natuurvriendelijke oevers. Daarnaast moet vanzelfsprekend worden voldaan aan de eisen die worden gesteld vanuit de Flora & Faunawet.
In de vijf genoemde ontwerpprincipes dient het onderstaande maairegime te worden uitgevoerd:
Flauw beloop (A): 1 maal per 2 tot 4 jaar gefaseerd maaien
Diepe berm (B): beheer aangepast voor drijfbladplanten
Plasberm (C ): 1 maal per 2 tot 4 jaar gefaseerd maaien
Drasberm (D): voor een bloemrijke oeverrand 1 tot 2 maal per jaar maaien en voor een natte strooiselruigte 1 maal per 2 tot 4 jaar maaien Vooroever
(E): beheer aangepast voor helofyten en/of drijfbladplanten
Aanvullend gelden algemene voorwaarden voor het beheer en onderhoud van een natuurvriendelijke oever.
Als het beheer en onderhoud voorziet in eventuele aanplant en herplant van vegetatie mogen alleen inheemse planten (geen cultiva of veredelde soorten) gebruikt worden. Exoten en cultiva kunnen de ecologie verstoren, zich ongewenst verspreiden en zelfs een plaag worden. Verder is de kans van aanslaan van planten veel groter wanneer plantenmateriaal uit het gebied wordt gebruikt en niet uit bijvoorbeeld een tuincentrum.
Het maaien wordt bij voorkeur vanaf de oever uitgevoerd om verstoring in de wateren te beperken. Het maaisel wordt minimaal één meter vanaf de insteek gedeponeerd en moet minimaal 48 uur blijven liggen zodat fauna terug kan vluchten naar de wateren. Het maaisel moet vervolgens binnen zeven dagen worden afgevoerd in verband met uitloging en/of kans op inwaaien in watergang.