Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Afvalstoffenverordening Nijmegen 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfvalstoffenverordening Nijmegen 2022
CiteertitelAfvalstoffenverordening Nijmegen 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 3 van het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen
  2. artikel 10.23 van de Wet milieubeheer
  3. artikel 10.24 van de Wet milieubeheer
  4. artikel 10.25 van de Wet milieubeheer
  5. artikel 10.26 van de Wet milieubeheer
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-02-2023Nieuwe regeling

21-12-2022

gmb-2023-45751

Raadsbesluit d.d. 21 december 2022, nr. 85/2022

Tekst van de regeling

Intitulé

Afvalstoffenverordening Nijmegen 2022

De raad van de gemeente Nijmegen, bijeen in zijn vergadering van 21 december 2022.;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 december 2022;

 

Gelet op de artikelen 10.23, eerste lid, 10.24, tweede lid, 10.25 en 10.26, eerste lid, van de Wet milieubeheer en artikel 3 van het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen;

rekening houdend met het gemeentelijk afvalstoffenbeleidsplan;

 

Besluit: vast te stellen de volgende verordening:

 

Afvalstoffenverordening Nijmegen 2022

 

 

§ 1. Algemeen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • Inzamelmiddel: voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, ten behoeve van een huishouden;

  • Inzamelplaats: daartoe op grond van artikel 5 aangewezen plaats;

  • Inzamelvoorziening: voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats ten behoeve van meerdere huishoudens;

  • Perceel: perceel waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.

  • Het college: het college van burgemeester en wethouders.

 

Artikel 2. Doelstelling

De toepassing van deze verordening is gericht op de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig beheer van afvalstoffen.

 

§ 2. Huishoudelijke afvalstoffen

 

Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst

  • 1.

    Dar N.V. is als inzameldienst belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen door de inzameldienst.

 

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars

  • 1.

    Het is voor anderen dan de inzameldienst verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij de inzamelaar:

    • a.

      daartoe is aangewezen door het college;

    • b.

      bij nadere regels van het college van het verbod is vrijgesteld; of

    • c.

      verplicht is tot inname, bedoeld in artikel 9.5.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, of vierde lid, van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    Het college kan aan een aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, onder a, voorschriften verbinden en beperkingen stellen. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

 

Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats

Het college draagt zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.

 

Artikel 6. Algemene verboden

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen:

  • a.

    ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst of een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • b.

    over te dragen aan een ander dan een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid; of

  • c.

    achter te laten op een andere plaats dan de inzamelplaats, bedoeld in artikel 5.

 

Artikel 7. Gescheiden afvalinzameling

  • 1.

    Het college stelt regels over de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk of gezamenlijk door de inzameldienst of een inzamelaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden ingezameld, over de frequentie van de inzameling van elk van deze bestanddelen, en over de locaties van deze inzameling bij of nabij elk perceel.

  • 2.

    Het college kan aanwijzen via welk inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaald bestanddeel van het huishoudelijk afval ten behoeve van een gebruiker van een bepaald perceel plaatsheeft.

  • 3.

    In ieder geval de volgende bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen worden afzonderlijk ingezameld:

    • a.

      bioafval (GFT);

    • b.

      papier en karton;

    • c.

      metaal;

    • d.

      harde kunststoffen;

    • e.

      verpakkingsglas;

    • f.

      textiel;

    • g.

      gevaarlijke afvalstoffen (KCA);

    • h.

      elektrische of elektronische apparatuur;

    • i.

      luiers en incontinentiemateriaal (vanaf 1 juni 2023)

    • j.

      fijn restafval;

    • k.

      grof tuinafval;

    • l.

      asbest en asbesthoudend afval

    • m.

      piepschuim / EPS;

    • n.

      autobanden;

    • o.

      vlakglas;

    • p.

      kringloopgoederen.

    • q.

      vloerbedekking;

    • r.

      matrassen;

    • s.

      frituurvet/olie;

    • t.

      niet-verduurzaamd houtafval;

    • u.

      verduurzaamd houtafval;

    • v.

      bouw- en sloopafval

    • w.

      gips;

    • x.

      grond;

    • y.

      dakbedekkingsmateriaal;

    • z.

      puin;

    • aa.

      grof restafval;

  • 4.

    De bestanddelen kunststof verpakkingsmateriaal, metalen verpakkingen en drankkartons worden gezamenlijk ingezameld als een fractie onder de naam plastic+.

 

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

  • 1.

    Het is verboden de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedoeld in artikel 7, lid 3, anders dan afzonderlijk:

    • a.

      ter inzameling aan te bieden;

    • b.

      achter te laten op een inzamelplaats als bedoeld in artikel 5.

  • 2.

    Het is verboden de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedoeld in artikel 7, lid 4, anders dan afzonderlijk of gezamenlijk:

    • a.

      ter inzameling aan te bieden;

    • b.

      achter te laten op een inzamelplaats als bedoeld in artikel 5.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen. Deze regels kunnen voor categorieën van gevallen of personen een vrijstelling inhouden van het verbod, bedoeld in het eerste of tweede lid.

 

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door het college daartoe bepaalde dagen en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen en verschillende delen van de gemeente verschillend worden vastgesteld.

 

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding

  • 1.

    Het college kan aanwijzen via welk inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening het aanbieden van een bepaald bestanddeel van het huishoudelijk afval door een gebruiker van een bepaald perceel plaatsheeft.

  • 2.

    Het is verboden bestanddelen van huishoudelijk afval aan te bieden in strijd met het eerste lid.

  • 3.

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan in overeenstemming met de door het college te stellen regels over het gebruik van:

    • a.

      inzamelmiddelen voor het aanbieden ter inzameling bij een perceel;

    • b.

      inzamelvoorzieningen voor het aanbieden ter inzameling nabij een perceel.

  • 4.

    Het is verboden om een inzamelmiddel na afloop van de bepaalde dag en tijden, bedoeld in artikel 9, buiten een perceel te laten staan.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen voor categorieën of groepen van percelen. Deze regels kunnen een vrijstelling inhouden van het verbod, bedoeld in het eerste en tweede lid.

 

§ 3. Bedrijfsafvalstoffen

 

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

  • 1.

    Het college kan bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die kunnen worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen op grond van artikel 3.

  • 2.

    In het belang van een doelmatig afvalstoffenbeheer en/of in het belang van het milieu kan het college aan de aanwijzing onder lid 1 voorwaarden verbinden en nadere regels stellen.

 

Artikel 12. Aanbieding ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

  • 1.

    Het is verboden bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de krachtens artikel 11 aangewezen bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen in gevallen waarin voor deze inzameling door de inzameldienst heffing is verschuldigd krachtens de Verordening Reinigingsheffingen, zoals deze jaarlijks wordt vastgesteld.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de krachtens artikel 11 aangewezen bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen in geval de aanbieder een inzamelovereenkomst heeft bij een private inzamelaar waarbij de feitelijke inzameling door deze private inzamelaar contractueel is ondergebracht bij de inzameldienst.

  • 4.

    Het college kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de krachtens artikel 11 aangewezen bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 5.

    Het is verboden de krachtens artikel 11 aangewezen bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

  •  

Artikel 13. Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

  • 1.

    Het college kan regels stellen voor het aanbieden, overdragen of achterlaten van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

  • 2.

    Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

 

§ 4. Zwerfafval en overige

 

Artikel 14. Dumpingsverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder ontheffing van het college, buiten een inrichting, hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu te veroorzaken, door een afvalstof, een stof of een voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins daar te plaatsen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen in overeenstemming met deze verordening;

    • b.

      het composteren van huishoudelijk groente-, fruit- of tuinafval op het perceel waar dit is ontstaan;

    • c.

      het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen, met inbegrip van daarbij niet te vermijden plaatsing van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen op de weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • d.

      handelingen die zijn verboden bij of krachtens de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit.

  • 3.

    Indien de overtreder van dit artikel onbekend is, wordt de persoon tot wie de aangetroffen afvalstof, stof of voorwerp kan worden herleid, geacht te hebben gehandeld in strijd met dit artikel.

 

Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte

  • 1.

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen van beperkte omvang en gewicht die zijn ontstaan buiten een perceel, achter te laten in de openbare ruimte, anders dan in daartoe bestemde afvalbakken of andere middelen ter inzameling van deze afvalstoffen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op afvalstoffen die behoren tot het Klein Chemisch Afval en niet anders dan in overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening worden ingezameld, overgedragen of achtergelaten.

  • 3.

    Reclamedrukwerk, ander promotiemateriaal en de verpakking daarvan, die in weerwil van het eerste lid in de openbare ruimte wordt weggeworpen of achtergelaten, wordt terstond opgeruimd door degene die het in de betreffende omgeving onder het publiek verspreidde.

  • 4.

    Het is verboden ter inzameling gereedstaande afvalstoffen of inzamelmiddelen te doorzoeken of te verspreiden, te stoten, te schoppen, omver te werpen of deze anderszins te behandelen.

  • 5.

    Het vierde lid is niet van toepassing op de op grond van artikel 21 aangewezen ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

 

Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen

  • 1.

    Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.

  • 2.

    Degene die de inrichting drijft verwijdert zo vaak als nodig etenswaren, verpakkingen, afval of andere materialen, die kennelijk uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd, binnen een straal van ten minste 25 meter van de inrichting.

  • 3.

    De vorige leden gelden niet voor situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg

  • 1.

    Het is verboden een weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994, te verontreinigen of het milieu nadelig te beïnvloeden door afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten.

  • 2.

    Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt, of diens opdrachtgever, zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.

 

Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht

Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening aanbieden, achterlaten of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen of door het in overeenstemming met paragraaf 3 van deze verordening aanbieden, achterlaten of overdragen van bedrijfsafvalstoffen.

 

Artikel 19. Ontdoen van autowrakken

Het is verboden zich te ontdoen van een autowrak dat afkomstig is van een perceel, anders dan door afgifte aan een inrichting als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken.

 

§ 5. Handhaving en toezicht

 

Artikel 20. Strafbare feiten

Overtreding van het bij of krachtens de artikelen 4, 6, 8 tot en met 10 en 12 tot en met 19 bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onderdeel 3, van de Wet op de economische delicten.

 

Artikel 21. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door het college aangewezen ambtenaren.

 

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 22. Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet en overgangsrecht

Op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt, wordt deze verordening gewijzigd als volgt:

  • a.

    in artikel 14, tweede lid, onder d, wordt “Waterwet” vervangen door “Omgevingswet”;

  • b.

    in artikel 16 vervallen de aanduiding “1.” voor het eerste lid, en het tweede en derde lid;

  • c.

    in artikel 18 vervalt “en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer” en na het slot van het artikel wordt toegevoegd “Het verbod geldt niet als voor de opslag van afvalstoffen een omgevingsvergunning is afgegeven.”;

  • d.

    in artikel 19 wordt “anders dan door afgifte aan een inrichting als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken” vervangen door “anders dan door afgifte aan de houder van een omgevingsvergunning voor het demonteren van autowrakken of wrakken van tweewielige motorvoertuigen”;

  • e.

    in artikel 21 wordt na “Wet algemene bepalingen omgevingsrecht” ingevoegd “of artikel 18.6 van de Omgevingswet”.

 

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening Nijmegen 2022.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2022

De griffier,

Drs. S.J. Ruta

De voorzitter,

Drs. H.F.M. Bruls

TOELICHTING

 

Algemeen

 

1. Inleiding

De Afvalstoffenverordening dient het belang van de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig afvalstoffenbeheer. Het belang daarvan neemt toe omdat tegenwoordig anders naar afval wordt gekeken dan in het verleden. Afval wordt steeds meer benaderd als grondstof. In een meer circulaire economie is afval van waarde. Dat betekent duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, zuiniger zijn op grondstoffen, voorwerpen langer en opnieuw gebruiken en optimalere reststromen. Afvalscheiding en inzameling is daarbij van wezenlijk belang. Welke bestanddelen van het afval gescheiden dienen te worden veranderd. Nieuwe technieken maken bijvoorbeeld de scheiding van kunststof mogelijk. Gemeenten werken mee in het Uitvoeringsprogramma VANG – Huishoudelijk Afval om te komen tot minder huishoudelijk restafval en tot het beschikbaar krijgen van meer waardevolle grondstoffen van de juiste kwaliteit uit de gescheiden ingezamelde herbruikbare bestanddelen. Deze verordening moderniseert de regels van de gemeente op dit terrein.

 

Grondslagen

De verordening geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm), waarin de raad wordt opgedragen om in het belang van de bescherming van het milieu een Afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels over het zwerfafval houden verband met de regels van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de openbare ruimte maar zijn vanwege de samenhang met het onderwerp van de Afvalstoffenverordening opgenomen in deze verordening. De artikelen 10.24, tweede lid, 10.25 en 10.26, eerste lid, van de Wm bevatten voorschriften waaraan de Afvalstoffenverordening moet voldoen.

 

Artikel 3 van het Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen (hierna: Besluit GIHA), draagt de raad op de afvalstoffenverordening te wijzigen teneinde te voldoen aan artikelen 1 en 2 van het Besluit GIHA. Artikel 1 van het Besluit GIHA biedt een grondslag voor een aantal van de gescheiden in te zamelen afvalstromen genoemd in artikel 7, derde lid van de afvalstoffenverordening.

Artikel 2, eerste lid, van het Besluit GIHA biedt een grondslag voor het niet gescheiden inzamelen van bioafval of kunststoffen, metaal en glas. Deze grondslag is gebruikt voor artikel 7, vierde lid voor de gecombineerde inzameling van kunststoffen samen met metalen verpakkingen en drankkartons onder de naam ‘plastic+’.

 

2. Hoofdlijnen van de Afvalstoffenverordening

Scheiden van afvalstromen begint bij huishoudens (huishoudelijke afvalstoffen) en bedrijven (kantoor-, winkel- en dienstensector (hierna: KWD-sector)) waar die afvalstoffen ontstaan – of waar die in de openbare ruimte terechtkomen. De Afvalstoffenverordening bevat regels over huishoudelijk afval, bedrijfsafval en afval in de openbare ruimte.

 

Huishoudelijke afvalstoffen

Wat betreft huishoudelijke afvalstoffen heeft het gemeentebestuur de wettelijke taak om te zorgen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door middel van de inzameldienst die daartoe krachtens deze verordening is aangewezen. Bij de uitvoering van deze taak kan de gemeente in de praktijk worden ondersteund door het initiatief van andere inzamelaars zoals scholen, ideële instellingen of anderen die bijvoorbeeld papier, glas of andere bestanddelen van het huishoudelijk afval verzamelen voor inzameling. Deze verordening regelt de aanwijzing van de inzameldienst en van andere inzamelaars en bepaalt welke bestanddelen gescheiden moeten worden aangeboden en dus ook gescheiden moeten worden ingezameld.

 

Gescheiden inzameling van huishoudelijk afval

De Afvalstoffenverordening geeft uitvoering aan de opdracht van artikel 3 van het Besluit GIHA om de verordening aan te passen om te voldoen aan de artikelen 1 en 2 van het Besluit GIHA. Scheiden van de volgende bestanddelen van huishoudelijk afval is op grond van artikel 1 van het Besluit GIHA de norm:

  • a.

    bioafval;

  • b.

    papier;

  • c.

    metaal;

  • d.

    kunststof;

  • e.

    glas;

  • f.

    textiel (treedt in werking met ingang van 1 januari 2025);

  • g.

    gevaarlijke afvalstoffen (treedt in werking met ingang van 1 januari 2025);

  • h.

    afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

 

Het is toegestaan om af te zien van gescheiden inzameling van glas, metaal of kunststoffen als voldaan is aan artikel 10, eerste lid, onder a, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Voor de gemeente Nijmegen is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt voor wat betreft kunststof verpakkingen, dat gezamenlijk met het bestanddeel metalen verpakkingen en het bestanddeel drankkartons als één fractie (hierna: Plastic+) wordt ingezameld. De gezamenlijke inzameling van deze 3 bestanddelen als plastic+ is niet van invloed op het potentieel en de kwaliteit van hergebruik, recycling of andere nuttige toepassing, doordat de metalen verpakkingen, drankkartons en kunststof verpakkingen na inzameling door de verwerker worden nagescheiden en uitgesorteerd.

 

Artikel 10, derde lid, onder a, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen:

a. het inzamelen van bepaalde soorten afval is niet van invloed op het potentieel ervan om overeenkomstig artikel 4 (van de Kaderrichtlijn afvalstoffen) voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing te ondergaan en levert een output van die handelingen op waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die welke door middel van gescheiden inzameling wordt bereikt;

 

In de nota van toelichting bij het Besluit GIHA wordt verwezen naar het Landelijk afvalbeheerplan (hierna: LAP). Daarin staat uitgebreid toegelicht in welke gevallen van de uitzondering op de plicht tot gescheiden inzameling van de in artikel 1 van het Besluit GIHA genoemde huishoudelijke afvalstoffen, gebruik kan worden gemaakt.

Als een uitzondering voor gescheiden inzameling wordt opgenomen in de Afvalstoffenverordening, dient de gemeente met enige regelmaat de rechtmatigheid van deze bepaling(en) te bezien. Deze beoordeling vindt op zijn minst elke keer plaats op het moment dat in het LAP op dit punt nieuwe inzichten en beleid worden opgenomen.

 

Met ingang van 1 januari 2025 treden de onderdelen f en g van artikel 1 van het Besluit GIHA in werking. Op grond daarvan moeten textiel en gevaarlijke afvalstoffen ook gescheiden worden ingezameld. De verordening hoeft met het oog op de voorziene inwerkingtreding van deze onderdelen van het Besluit GIHA niet aangepast te worden.

 

Bedrijfsafvalstoffen

Wat betreft bedrijfsafvalstoffen is de afvalscheiding door de KWD-sector binnen de gemeente van belang. De inzameling van bedrijfsafval kan plaatsvinden door de inzameldienst maar ook door anderen. Het beheer van bedrijfsafvalstoffen is in belangrijke mate op Rijksniveau geregeld door de Wm en daarop gebaseerde centrale regelgeving. Deze verordening bevat enkele aanvullende regels voor de inzameling door de inzameldienst en de wijze van aanbieding van bedrijfsafvalstoffen in de openbare ruimte aan de inzameldienst of aan private inzamelaars.

 

Afval in de openbare ruimte

Wat betreft het afval in de openbare ruimte is het voorkomen van zwerfafval van belang. Zwerfafval ontstaat niet alleen door illegale dumping en bewuste ontdoening (weggooien of achterlaten) maar kan ook ontstaan uit huishoudelijk afval, bijvoorbeeld als dat verkeerd is aangeboden of als ter inzameling gereedstaand huishoudelijk afval is doorzocht of omgeschopt, verwaaid of aangevreten door dieren. Zwerfafval komt ook in de openbare ruimte terecht via het publiek rondom winkels, eet- en drinkgelegenheden, evenementen of reclame- en promotiecampagnes. De verordening bevat regels voor het bestrijden van zwerfafval.

 

Het gemeentelijke afvalstoffenbeleidsplan

Bij de vaststelling van deze verordening en het hier op gebaseerde uitvoeringsbesluit is rekening gehouden met het gemeentelijke afvalstoffenbeleidsplan.

 

3. Wettelijke begrippen

In het belang van de eenvoud maakt deze verordening slechts in beperkte mate gebruik van begripsbepalingen. Zo zijn geen definities van begrippen gegeven als deze begrippen al op grond van artikel 1.1 van de Wm zijn gedefinieerd. Deze begrippen gelden al onverkort voor de toepassing van deze verordening. Er zijn daarom niet opnieuw definities in de verordening opgenomen. Voorbeelden van in de wet gedefinieerde begrippen die ook in deze verordening worden gebruikt zijn afvalstoffen, huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen.

 

Het begrip inzameling is door de Wm gedefinieerd en daarom zonder begripsbepaling opgenomen in deze verordening. Artikel 1.1 van de Wm verstaat onder inzameling: verzameling van afvalstoffen, met inbegrip van de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie. Dit begrip is letterlijk overgenomen van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Inzameling is het begin van het afvalstoffenbeheer. Onder afvalstoffenbeheer verstaat de richtlijn immers: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars.

 

Wat betreft de huishoudelijke afvalstoffen regelt deze verordening, enerzijds, dat de inzameling slechts kan geschieden door aangewezen inzameldienst. Anderzijds regelt de verordening dat deze afvalstoffen slechts mogen worden overgedragen of aangeboden ter inzameling aan deze inzameldienst of overgedragen aan inzamelaars, of achtergelaten op een daartoe ter beschikking gestelde plek. Inzameling door of het aanbieden ter inzameling aan anderen dan deze personen is verboden. De verordening regelt eveneens op welke wijze de aanbieding plaats dient te vinden. Er zijn regels over gescheiden inzameling van afzonderlijke bestanddelen van afval zoals papier en karton en de middelen waarmee dat dient te gebeuren. In onderstaand schema is de terminologie van artikel 10.24 van de Wm en artikel 1.1 van de Wm dus als volgt gebruikt ten aanzien van de huishoudelijke afvalstoffen:

 

De gebruiker van een perceel

De inzameldienst of inzamelaar

Overdragen (aan een inzamelaar of aangewezen inzamelaar)

Innemen (door een inzamelaar of aangewezen inzamelaar)

Ter inzameling aanbieden (al dan niet via inzamelmiddelen of inzamelvoorzieningen)

Inzameling (via de betreffende middelen of voorzieningen) door de inzameldienst

Achterlaten op een ter beschikking gestelde plaats

Inzamelplaats

 

De begrippen inzameldienst en inzamelaar behoeven geen zelfstandige definitie nu uit artikelen 3 en 4 genoegzaam volgt om wie het gaat. Andere begrippen komen in de verordening zo weinig voor dat, een definitie overbodig was en in de artikeltekst zelf uitsluitsel kon worden gegeven. Een voorbeeld is het begrip weg in artikel 17.

 

4. Verhouding met ander hoger recht

Verwerking van persoonsgegevens

De gemeente verwerkt persoonsgegevens onder meer voor de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval. De inzameling en verwerking van huishoudelijk afval is een publieke taak, die verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk maakt. De grondslag voor verwerking van de persoonsgegevens is artikel 6, eerste lid, onder e, van de Algemene verordening gegevensbescherming (2016/679/EU). De gemeente en Dar N.V. hebben elk een privacyverklaring opgesteld en een bewerkersovereenkomst vastgesteld voor de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de inzameling en verwerking van afval.

 

Omgevingswet

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet (hierna: Ow) kunnen de gemeentelijke regels, die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, opgenomen worden in het omgevingsplan. Regels die opgenomen worden in het omgevingsplan, zullen in deze Afvalstoffenverordening vervallen. Voor zwerfafval (artikel 16) is een bepaling opgenomen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Die bepaling wordt om die reden aangepast op het moment dat de Ow in werking treedt (zie artikel 22).

 

5. Nadere regels

Uitvoeringsbesluit van het college

De Afvalstoffenverordening delegeert de bevoegdheid tot het stellen van regels over de volgende onderwerpen aan het college:

  • Nadere regels over de wijze van inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 3, tweede lid).

  • Nadere regels over vrijstelling van het verbod voor categorieën personen en organisaties om huishoudelijke afvalstromen in te zamelen (artikel 4, eerste lid).

  • Regels over afzonderlijke bestanddelen (geclausuleerd), frequentie en locatie van inzameling (artikel 7, eerste lid).

  • Nadere regels inclusief vrijstelling voor gescheiden aanbieden ter inzameling van huishoudelijke afvalstoffen (artikel 8, derde lid), zoals het nader omschrijven van de bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen, of over fracties waarvan vermenging is toegestaan.

  • Regels over het gebruik van inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen (artikel 10, vijfde lid).

  • Nadere regels over het inzamelen van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst (artikel 11, tweede lid).

  • Regels over de dagen, tijden, wijzen en plaatsen van het aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst (artikel 12, vierde lid).

  • Regels over het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst (artikel 13, eerste lid).

 

Daarnaast is sprake van nadere besluitvorming door het college die strikt genomen geen algemeen verbindende voorschriften inhoudt maar die samen met de hiervoor genoemde regels opgenomen kan worden in het uitvoeringsbesluit van het college. Deze besluitvorming gaat over:

  • De aanwijzing van andere inzamelaars dan de inzameldienst van (bestanddelen van) huishoudelijke afvalstoffen (artikel 4, eerste lid).

  • De aanwijzing van de inzamelplaats (artikel 5).

  • De dagen en tijden waarop de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen plaatsvindt (artikel 9).

  • De aanwijzing van inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen aan een perceel voor het gescheiden inzamelen (artikel 7, tweede lid) en aanbieden (artikel 10, eerste lid) van bestanddelen van huishoudelijk afval.

  • De aanwijzing van bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen die door de inzameldienst kunnen worden ingezameld (artikel 11, eerste lid).

  • De aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren (artikel 21).

 

De aanwijzing van de specifieke locaties van inzamelvoorzieningen kan ook opgenomen worden in het uitvoeringsbesluit.

 

Artikelsgewijs

 

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven zijn hieronder nader toegelicht.

 

Artikel 1. Definities

De begrippen inzamelmiddel, inzamelplaats en inzamelvoorziening zijn opgenomen om deze van elkaar te onderscheiden. Een inzamelmiddel is bestemd voor een enkel huishouden en is bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer of afvalemmer.

Een inzamelplaats is aangewezen op grond van artikel 5. Meestal wordt de inzamelplaats gemeentelijke afvaldepot, brengdepot of milieustraat genoemd.

Een inzamelvoorziening is bestemd voor meerdere huishoudens. Een inzamelvoorziening is bijvoorbeeld een (ondergrondse) verzamelcontainer, wijkcontainer, brengdepot of een collectieve containerruimte die inpandig dan wel op eigen perceel is geplaatst.

Uit artikel 10 wordt duidelijk dat inzamelmiddelen gebruikt worden voor het aanbieden ter inzameling bij een perceel en inzamelvoorzieningen voor het aanbieden nabij een perceel.

 

Het begrip perceel is omwille van de leesbaarheid opgenomen met een vaste toevoeging die bij het gebruik van dit begrip in de verordening telkens moet worden meegelezen. Het gaat immers telkens om percelen waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Deze toevoeging is opgenomen in verband met de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm, waarin sprake is van de zorg van de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen “bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan”. Wat onder perceel moet worden verstaan kan niet goed op het niveau van deze verordening worden vastgesteld. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 18 september 1991, nr. 27597, BNB 1991/333, is een perceel een plaats waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Slechts dan is geen sprake van een perceel, indien het gaat om een gedeelte van een onroerende (of roerende) zaak dat blijkens indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Dit zal telkens naar de feiten en het spraakgebruik bepaald moeten worden. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1773) kon ook een woonruimte in een zorgcentrum een particuliere huishouding zijn waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan (zie voor de feiten Gerechtshof Den Haag 19 augustus 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2862).

 

Artikel 2. Doelstelling

In dit artikel is het met de verordening te dienen doel vermeld. Deze volgt uit de wettelijke grondslag van de verordening. De toepassing van bevoegdheden op basis van deze verordening zullen derhalve telkens in dat kader moeten plaatsvinden. Doelmatig afvalstoffenbeheer is onderdeel van de bescherming van het milieu. Het begrip afvalstoffenbeheer is gedefinieerd in de Kaderrichtlijn afvalstoffen als: “inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars”.

 

Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst

In het eerste lid wordt Dar N.V. aangewezen als inzameldienst die is belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. De zorg voor deze inzameling berust ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm op de raad en het college. De aangewezen inzameldienst zal aan die zorg praktische uitvoering geven.

In het tweede lid wordt een grondslag gegeven om nadere regels te stellen over de wijze waarop de inzameldienst huishoudelijke afvalstoffen inzamelt.

 

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars

Dit artikel regelt de mate waarin het voor anderen dan de inzameldienst mogelijk is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. In beginsel is dit verboden. Er zijn echter drie categorieën van andere inzamelaars dan de inzameldienst, die bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen mogen inzamelen.

Ten eerste als een inzamelaar is aangewezen. Het gaat dan om een beschikking, waaraan op grond van het tweede lid voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Redenen van algemeen belang van milieu en gezondheid die met de aanwijzing van inzameldiensten zijn gemoeid, dwingen ertoe geen regeling op te nemen voor het van rechtswege nemen van aanwijzingsbesluiten in gevallen waarin niet tijdig op een daartoe strekkende aanvraag zou worden beslist. De regeling van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is daarom niet van toepassing. Zo nodig kunnen bij het aanwijzingsbesluit beperkingen of voorschriften worden verbonden aan de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het ligt in de rede dat dit alleen aan de orde is wanneer er ten aanzien van de aan te wijzen instantie bijzondere voorschriften of beperkingen moeten gelden.

Ten tweede kan het college bepaalde personen of organisaties vrijstellen bij nadere regels. In het eerste lid, onder b, is mogelijk gemaakt dat er met generieke vrijstellingen kan worden gewerkt voor bijvoorbeeld scholen die papier inzamelen of voor andere organisaties of personen die bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen inzamelen als inzamelaar.

Ten derde zijn er producenten van bijvoorbeeld witgoed voor wie op grond van de Wm in algemene maatregelen van bestuur verplichtingen bestaan tot inname van afgedankte producten. Het gaat dan om de producentenverantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend kan daarvoor geen verbod gelden. De aanwijzing van inzamelaars verschilt qua karakter van de aanwijzing van de inzameldienst. Het gaat bij de inzamelaars om personen of organisaties die om verschillende redenen behulpzaam willen zijn bij de taak om huishoudelijk afval in te zamelen. Deze aanwijzing heeft – anders dan de aanwijzing van de inzameldienst – het karakter van een vergunning en gaat niet gepaard met een uitvoeringsplicht, tenzij dit vanuit het oogpunt van doelmatigheid van de inzameling noodzakelijk is. In dat geval zal deze uitvoeringsplicht als voorschrift op grond van lid 2 aan de aanwijzing worden verbonden.

 

Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats

Op deze plaats wordt afzonderlijk geregeld dat op ten minste een plaats ook buiten kantooruren of in het weekend (in voldoende mate dus) gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten. Hiertoe is het gemeentebestuur verplicht in verband met de in artikel 7 geboden mogelijkheid om niet telkens per week en bij elk perceel in te zamelen. Ingevolge artikel 10.26, tweede lid, van de Wm is dit verplicht. Het gaat hier om een daartoe ter beschikking gestelde plaats, waar alle bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten.

 

Artikel 6. Algemene verboden

Dit artikel regelt dat het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen alleen mag geschieden via de kanalen die daarvoor in de artikelen 3, 4 en 5 zijn aangewezen. Dit tot de gebruikers van percelen gerichte verbod is de keerzijde van het bij of krachtens die artikelen tot de inzameldienst en andere inzamelaars gerichte gebod om het afval in te zamelen en het in artikel 4, eerste lid, opgenomen verbod voor anderen om afval in te zamelen.

 

Artikel 7. Gescheiden afvalinzameling

Dit artikel regelt welke bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk moeten worden ingezameld, met welke frequentie en op welke locatie. Deze locatie kan zijn bij elk perceel, nabij elk perceel, of een van deze met uitzondering van bepaalde gebieden van de gemeente. Op grond van het tweede lid kan voor elk perceel worden voorgeschreven met welk inzamelmiddel of welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaald bestanddeel dient plaats te vinden. In artikel 10, eerste en tweede lid, is dit eveneens voorgeschreven voor de wijze van aanbieden.

Het Besluit GIHA bevat ook voorschriften over de gescheiden inzameling van afvalstoffen. Deze verordening vult de verplichting tot gescheiden inzameling aan door nader te bepalen welke bestanddelen gescheiden worden ingezameld. Deze verordening maakt een fijnmaziger onderscheid dan artikel 1 van het Besluit GIHA, dat voorschrijft dat ‘ten minste’ bepaalde bestanddelen gescheiden worden ingezameld. De raad kan volgens artikel 10.21, vierde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. De raad kan tevens een onderscheid maken binnen de genoemde bestanddelen.

 

Artikel 10.21 van de Wm schrijft voor dat het gemeentebestuur, al dan niet samen met het gemeentebestuur van andere gemeenten, ervoor zorgt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn daarvan uitgezonderd.

 

Op grond van artikel 10.26 van de Wm kan de raad in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen bij de Afvalstoffenverordening afwijken:

  • a.

    van de inzameling bij elk perceel (bepaald mag worden nabij elk perceel);

  • b.

    van de frequentie van eenmaal per week (bepaald mag worden met welke regelmaat bij de verordening);

  • c.

    van de inzameling in het gehele grondgebied (bepaald mag worden dat in een gedeelte van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld);

Artikel 2, eerste lid, van het Besluit GIHA bepaalt verder dat onder voorwaarden voor de volgende bestanddelen afgezien kan worden van de gescheiden inzameling voor:

  • d.

    bioafval (wanneer gescheiden inzameling technisch niet mogelijk is of buitensporig duur);

  • e.

    metaal, kunststof of glas (als de kwaliteit voor hergebruik of recycling gelijk blijft).

 

De frequentie waarmee de gescheiden inzameling aan huis plaatsvindt, is voor ‘papier en karton’ ten minste eenmaal per maand en voor de overige stromen die aan huis worden opgehaald tenminste eenmaal per twee weken. Indien de frequentie lager is dan eenmaal per week, is de Inspraakverordening van toepassing en is artikel 5 verplicht. Dit vloeit voort uit artikel 10.26, tweede lid, en artikel 10.27 van de Wm. Indien bioafval, metaal, kunststof of glas niet gescheiden worden ingezameld, is de Inspraakverordening ook van toepassing. Dit volgt uit artikel 2, tweede lid, van het Besluit GIHA jo. artikel 10.26, tweede lid, van de Wm.

 

Een Afvalstoffenverordening die een van deze mogelijkheden benut, dient te worden voorbereid met toepassing van de Inspraakverordening die op grond van artikel 150 van de Gemeentewet is vastgesteld (artikel 10.26 van de Wm). Indien toepassing wordt gegeven aan de onderdelen b of c, dan moet de gemeente zorgen voor een daartoe ter beschikking gestelde plaats voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen. Dat laatste is geregeld in artikel 5 van deze verordening.

 

Het regelen van de frequentie en locatie van de inzameling wordt in beginsel overgelaten aan het college. De raad bepaalt wel welke bestanddelen in ieder geval afzonderlijk ingezameld dienen te worden. Dit is onder meer van belang omdat artikel 8 aan burgers het verbod oplegt om die bestanddelen ongescheiden ter inzameling aan te bieden.

 

Volgens het vierde lid wordt in de gemeente het bestanddeel kunststof verpakkingen niet gescheiden ingezameld maar samen met de bestanddelen metalen verpakkingen en drankkartons als één fractie onder de naam “plastic+”. De gezamenlijke inzameling van deze 3 bestanddelen is niet van invloed op het potentieel en de kwaliteit van hergebruik, recycling of andere nuttige toepassing, doordat de metalen verpakkingen, drankkartons en kunststof verpakkingen na inzameling door de verwerker worden nagescheiden en uitgesorteerd. Daarmee wordt voldaan aan artikel 10, derde lid, onder a, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen.

 

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

Dit artikel regelt de keerzijde van artikel 7. Wat gescheiden moet worden ingezameld, moet door de gebruikers van percelen ook worden gescheiden en gescheiden ter inzameling worden aangeboden. Voor de bestanddelen genoemd in artikel 7, vierde lid, regelt het tweede lid dat gezamenlijke aanbieding is toegestaan.

Concrete omschrijvingen van de bestanddelen kunnen door het college in de nadere regels op grond van artikel 8 worden gegeven om discussies te slechten en om in het kader van de handhaving houvast te bieden (‘welles/nieteslijst’). Ook kan van de vrijstellingsmogelijkheid gebruik worden gemaakt om te regelen dat bepaalde hoeveelheden (fracties) van de bestanddelen mogen voorkomen bij de inzameling van andere bestanddelen. Zo zal het niet verboden hoeven te zijn als er eens een papiertje tussen het GFT-afval voorkomt.

Het is niet mogelijk om bij nadere regels af te wijken van de verplichting om gescheiden in te zamelen en aan te bieden, voor zover die verplichting voortvloeit uit artikel 1 van het Besluit GIHA.

 

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

De dagen en tijden van het aanbieden van huishoudelijk afval voor de inzameling worden door het college bepaald. Dat kan verschillen per bestanddeel van het huishoudelijk afval en per gebiedsdeel. Immers bijvoorbeeld oud papier wordt niet op een en de zelfde dag ingezameld in de hele gemeente. Het gaat hier om een besluit van algemene strekking.

 

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding

Er is een onderscheid tussen inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Inzamelmiddelen dienen het ter inzameling aanbieden door een huishouden, zoals een minicontainer, afvalemmer, plastic afvalzak. Inzamelvoorzieningen dienen het collectief ter inzameling aanbieden door meerdere huishoudens, zoals een (ondergrondse) verzamelcontainer, een wijkcontainer of een containerruimte die inpandig dan wel op eigen perceel is geplaatst.

Op grond van dit artikel kunnen aan de gebruiker van een perceel specifieke inzamelmiddelen of inzamelvoorzieningen worden voorgeschreven om de verschillende afvalstromen gescheiden aan te bieden. Dit is de keerzijde van artikel 7, tweede lid. Het is verboden om deze afvalstromen via een ander inzamelmiddel of andere inzamelvoorziening aan te bieden (tweede lid). Ook kunnen regels worden gesteld over het gebruik van de inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen (derde lid).

Het vierde lid bevat een verbod om de inzamelmiddelen buiten het perceel te laten staan na afloop de bepaalde dag en tijden. Gebruikers van een perceel zijn gehouden de inzamelmiddelen binnen het perceel te bewaren. Het verbod geldt ook voor afval dat op de ophaaldag is buiten gezet, maar om wat voor reden dan ook, niet is opgehaald.

Het vijfde lid bevat een grondslag voor nadere regels over de wijze van gebruik van inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen voor categorieën of groepen van percelen. Te denken valt bijvoorbeeld aan een onderscheid dat gemaakt kan worden tussen hoogbouw en laagbouw of het vastleggen van een uniforme wijze van aanbieden van een afvalstroom in een bepaald gebied zoals bijvoorbeeld een binnenstad. De regels kunnen een vrijstelling van het verbod in het derde lid of vierde lid inhouden. Deze vrijstelling blijkt dan uit de nadere regels van het college.

 

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

Het eerste lid regelt dat de inzameldienst ook bepaalde bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen kan inzamelen. Anders dan bij huishoudelijke afvalstoffen geldt voor bedrijfsafvalstoffen echter geen zorgplicht voor de gemeente. Inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst is daarom een daarvan te onderscheiden activiteit waarbij de inzameldienst tegen vergoeding afval inzamelt bij bedrijven. In de praktijk gaat het daarbij veelal om afval uit de KWD-sector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).

Het tweede lid maakt het mogelijk om regels te stellen over de wijze waarop de inzameling van de bedrijfsafvalstromen moet plaatsvinden. Deze kan verschillen per bestanddeel en voor verschillende delen van de stad. Tevens kan worden bepaald dat in delen van de stad de inzameling van (een of meerdere bestanddelen van) bedrijfsafvalstoffen achterwege blijft vanuit een doelmatig afvalstoffenbeheer of in het belang van het milieu.

 

Artikel 12. Aanbieding ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

Het eerste lid bepaalt dat het in beginsel verboden is om bedrijfsafval aan de inzameldienst aan te bieden ter inzameling. Het tweede lid maakt een uitzondering op dit verbod voor die bedrijven die reinigingsrecht betalen en daarmee gebruik kunnen maken van de inzamelstructuur voor huishoudelijke afvalstoffen voor zover het op grond van artikel 11 eerste lid aangewezen bestanddelen van bedrijfsafval betreft. Het derde lid maakt een uitzondering op het verbod teneinde een white label inzamelconcept mogelijk te maken waarbij Dar de uitvoerende partij is. Het white label concept houdt in dat meerdere inzamelaars van bedrijfsafval vanuit oogpunt van efficiency samenwerken door de feitelijke inzameling van het bedrijfsafval van alle gecontracteerde ontdoeners in een bepaald gebied (bv een binnenstad) uit te laten voeren door één van de partijen. Het vierde lid regelt dat regels gesteld kunnen worden aan de wijze waarop bedrijfsafval aan de inzameldienst moet worden aangeboden waarmee niet in strijd mag worden gehandeld (vijfde lid).

 

Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden. De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, van de Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 van de Wm voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.”(Kamerstukken 26 638, nr. 3, blz. 48). Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen en/of tijden te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard kunnen deze regels gelden voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.

 

Artikel 14. Dumpingsverbod

Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is. In het eerste lid worden bewust de termen stof en voorwerp gebruikt en niet alleen de term afvalstof, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. Artikel 10.25, onder a, van de Wm is de grondslag voor het opnemen van een dergelijk artikel in de Afvalstoffenverordening.

 

Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte

Op grond van artikel 10.25, onder a en b, van de Wm kunnen gemeenten in de Afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.

 

Het eerste lid gaat over straatafval. Dat is afval dat onderweg ontstaat, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor afvalbakken of voorzieningen zijn om zich daarvan ter plekke te ontdoen (voor zover van beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is middels lid 2 uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd. Het gaat hier per definitie om afvalstoffen die "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 2.

 

Het vijfde lid biedt toezichthouders de mogelijkheid om de inhoud van inzamelmiddelen te controleren; Dit met het oog op controle van de kwaliteit van de aangeboden afvalstroom dan wel navorsing te kunnen doen naar de overtreder in geval een inzamelmiddel of afvalstroom niet in overeenstemming met de voorschriften uit of krachtens deze verordening is aangeboden.

 

Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen

Dit sluit aan bij artikel 2.13 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, maar heeft het meer toegespitst op de problematiek van zwerfafval en wijkt daarom op een aantal punten van dat artikel af. Dit is een toegestane aanvulling van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Na inwerkingtreding van de Ow vervalt het Activiteitenbesluit Milieubeheer. De in het tweede lid van dit artikel geregelde materie is dan opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. In artikel 22 is om die reden een wijziging van dit artikel opgenomen, die in werking treedt als de Ow in werking treedt.

 

Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg

Het gaat in dit artikel met name over laden, lossen en vervoeren. Het artikel bevat een gebod om de veroorzaakte verontreiniging op te ruimen. Mocht aan dit gebod geen gehoor gegeven worden, dan is sprake van een overtreding die strafbaar is gesteld op grond van artikel 20. Daarnaast is er de mogelijkheid om door middel van bestuursdwang tot opruiming te dwingen. Dit kan inhouden dat de gemeente de verontreiniging zelf opruimt en de kosten daarvoor op de overtreder verhaalt.

 

Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht

Kern van dit artikel is opslag van afvalstoffen; opslag is niet het bewaren van afvalstoffen voor aanbieding voor de eerstvolgende inzameling daarvan. Er is geen behoefte aan een mogelijkheid van ontheffing, nu een vrijstelling kan worden verleend op grond van artikel 8, bijvoorbeeld voor gebieden waar vanwege de bouw uit de jaren 1970 geen ruimte is voor het houden van minicontainers. Waarneembaar gaat in de eerste plaats om zicht. Daarnaast kan sprake zijn van reukoverlast.

 

Artikel 19. Ontdoen van autowrakken

In dit artikel is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken (hierna: BBA) moeten gemeenten in hun Afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). Op grond van artikel 7 van het BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

 

Artikel 21. Toezichthouders

Deze systematiek volgt uit artikel 18.1a van de Wm en artikel 5.10, derde lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

 

Artikel 22. Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet en overgangsrecht

De inwerkingtreding van de Ow is voorzien op 1 januari 2023. Hierbij worden tevens wijzigingen in de Wm aangebracht die van invloed zijn op deze verordening.

In artikel 14, tweede lid, onder d, zijn wetten opgenomen die voorrang hebben op het verbod, genoemd in het eerste lid van dat artikel. Op grond van hoofdstuk 3 van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet blijft aan de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit enige werking toekomen. In het onderdeel moet ‘Waterwet’ vervallen en ‘Omgevingswet’ worden toegevoegd.

 

Voor de materie geregeld in artikel 16, tweede lid, geldt dat deze is opgenomen als onderdeel van de zogenoemde bruidsschat (artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet) die een onderdeel uitmaakt van het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente (artikel 22.53 in paragraaf 22.3.3 Zwerfafval van de bruidsschat behorende bij het Invoeringsbesluit Omgevingswet). Het tweede en derde lid kunnen om die reden vervallen. De verplichting om voor een afvalbak zorg te dragen, bedoeld in het eerste lid, blijft wel bestaan.

 

Voor de artikelen 18 en 19 houdt de inwerkingtreding van de Ow in dat het begrip inrichting in de Wm vervalt. Dat vergt een beperkte aanpassing in deze verordening.

 

Voor artikel 21 geldt dat toezichthouders aangewezen kunnen worden op grond van artikel 18.6 van de Ow. De Wabo vervalt weliswaar, maar op het moment van de inwerkingtreding van de Ow zijn niet meteen alle toezichthouders die op grond van die wet zijn aangewezen opnieuw aangewezen. De verwijzing naar de Wabo kan dus blijven staan.