Organisatie | Weert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel vervoer inbrekerswerktuigen Weert |
Citeertitel | Beleidsregel vervoer inbrekerswerktuigen Weert |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-02-2023 | nieuwe regeling | 23-01-2023 |
gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene Wet bestuursrecht (hierna: Awb), artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 2:44 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Weert (hierna: APV);
vast te stellen De ‘beleidsregel vervoer inbrekerswerktuigen Weert’.
In de gemeente Weert is sprake van woninginbraken en in toenemende mate ook van diefstal van (elektrische) fietsen. (Woning)inbraken hebben grote impact op de slachtoffers en worden door hen ervaren als een grove aantasting van de privacy en het veiligheidsgevoel. De aanpak van woninginbraken is dan ook opgenomen in het Integraal Veiligheidsbeleidsplan.
De gemeente, politie en andere partners in het veiligheidsdomein voeren al een groot aantal maatregelen uit ter voorkoming van (woning)inbraken. Het opleggen van een last onder dwangsom op basis van de verbodsbepaling uit artikel 2:44 van de APV kan hieraan een extra impuls geven om plegers te beletten op pad te gaan.
Met het opleggen van een last onder dwangsom wordt beoogd om herhaling van de overtreding te voorkomen. Daarnaast wordt er ook met gepoogd om een signaal af te geven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn en de bekendheid van de overtreder negatief te beïnvloeden. Daarnaast wordt hiermee Weert onaantrekkelijk gemaakt voor inbrekers en plegers van diefstal van bijvoorbeeld elektrische fietsen.
In deze beleidsregel staat beschreven op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om een bestuurlijke maatregel op te leggen indien artikel 2:44 APV is overtreden.
Met deze beleidsregel wordt beoogd:
In artikel 2:44 APV is het volgende verbod opgenomen:
Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.”
De burgemeester heeft op grond van artikel 125 Gemeentewet en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de bevoegdheid om aan overtreders van artikel 2:44 APV een last onder dwangsom op te leggen.
Het uitgangspunt van dit beleid is dat de burgemeester een last onder dwangsom oplegt aan de overtreder van artikel 2:44 APV. De burgemeester doet dit nadat zij van de politie of een BOA een bestuurlijke rapportage of proces-verbaal heeft ontvangen met daarin de constateringen dat artikel 2:44 APV is overtreden.
Bij het opleggen van de last onder dwangsom is het niet bepalend dat de overtreder in gemeente Weert woonachtig is. Wel moet de overtreding van artikel 2:44 APV in de gemeente Weert hebben plaatsgevonden.
Het opleggen van een last onder dwangsom aan overtreders van artikel 2:44 APV heeft de rechterlijke toets doorstaan (zie AbRvS, ECLI:NL:RVS:2016:916).
De hoogte van de dwangsom wordt gesteld op € 2.500,00 per geconstateerde overtreding met een maximum van € 10.000,00. Dit bedrag staat in verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom. Een dergelijke dwangsom is door de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State niet onevenredig hoog bevonden (ECLI:NL:RVS:2016:916).
De last onder dwangsom blijft van kracht tot deze op verzoek van de overtreder wordt opgeheven. Dit verzoek tot opheffing kan pas plaatsvinden als de beschikking waarin de dwangsom is opgelegd een jaar van kracht is geweest zonder dat de dwangsom is verbeurd (art. 5:34 Awb).
Op grond van artikel 4:84 Awb bestaat er bij een besluit in de zin van Awb de bevoegdheid om af te wijken van een geldende beleidsregel (inherente afwijkingsbevoegdheid). Dit houdt in dat de burgemeester in beginsel handelt conform bovenstaand beleid, maar in voorkomende gevallen gemotiveerd kan afwijken van dit beleid.
Voorafgaand aan het besluit van de burgemeester tot het opleggen van een last onder dwangsom, wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen (artikel 4:8 Awb). Hierbij kan de overtreder bijzondere omstandigheden kenbaar maken of zienswijzen geven over het voorliggende dossier.
Na deze procedure worden alle feiten en omstandigheden afgewogen ten opzichte van de wet- en regelgeving en deze beleidsregel. Vervolgens neemt de burgemeester een beslissing. Dit besluit wordt per post verzonden aan (het laatst bekende adres van) de overtreder. Daarnaast kan de politie of een BOA worden verzocht om de beschikking uit te reiken aan de overtreder.
Bij iedere volgende geconstateerde overtreding verbeurt de overtreder van rechtswege een dwangsom. De politie dan wel de BOA zal de burgemeester hierover informeren.
De overtreder is verplicht om binnen zes weken na het verbeuren van de dwangsom tot betaling daarvan over te gaan (artikel 5:33 Awb). Als niet tot betaling wordt overgegaan, wordt tot invordering van de dwangsom overgegaan. De kosten die de invordering met zich brengt, worden verhaald op de overtreder.
Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel vervoer inbrekerswerktuigen Weert’.