Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schouwen-Duiveland

Algemene subsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchouwen-Duiveland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2023
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-2023vervanging regeling

26-01-2023

gmb-2023-41620

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2023

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

 

gelezen het voorstel van het college van 6 december 2022, zaak 634035;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2023.

Artikel 1. Definities

 

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Awb: Algemeen wet bestuursrecht;

b. college: het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland;

c. Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie heeft vastgesteld;

d. onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

e. raad: gemeenteraad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

f. egalisatiereserve: een reserve die gevormd wordt uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te kunnen vangen (overeenkomstig artikel 4:72 van de Awb)

g. subsidieplafond: het bedrag gedurende een bepaald tijdvlak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies.

h. Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

i. vrij besteedbaar vermogen: de waarde van de bezittingen minus de schulden. In de berekening van het vrij besteedbaar eigen vermogen wordt een toegestane reserve (zie artikel 12) niet meegenomen.

j. De-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2).

Artikel 2. Reikwijdte

 

1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb.

2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Bevoegdheid

 

1. Het college is bevoegd te beslissen tot subsidieverstrekking.

2. Het college kan regels (subsidieregelingen) vaststellen ten behoeve van het verstrekken van subsidies.

Artikel 4. Staatssteunregels

 

1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

 

1. Het college stelt de subsidieplafonds vast.

2. In dat geval bepaalt het college bij subsidieregeling of bij besluit tot vaststelling van het subsidieplafond de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

3. Een subsidie ten laste van een gemeentelijke begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de gemeentelijke begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Aanvraag

 

1. Een aanvraag om subsidie wordt via de gemeentelijke website met E-herkenning ingediend bij het college. Voor natuurlijke personen geldt DigiD. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

b. de doelen en resultaten die met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

c. een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

d. als de aanvrager een onderneming is:

1°. een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

2°. een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

e. de balans met de stand van het vrij besteedbaar eigen vermogen op 31 december van het voorafgaande jaar. Indien er reserveringen of voorzieningen zijn opgenomen in de balans, dan zijn deze onderbouwd.

3. Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over: een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

4. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

 

1. Een aanvraag om een subsidie voor één of meer kalenderjaren, wordt uiterlijk 1 juni voorafgaand aan het kalenderjaar of de kalenderjaren waarop de aanvraag betrekking heeft, ingediend.

2. Een aanvraag om een subsidie boven het bedrag van € 25.000 per kalenderjaar, wordt uiterlijk 1 juni voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, ingediend.

3. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tussen 12 en 26 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn en beslissing op de aanvraag

 

1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid, uiterlijk op 31 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar of de kalenderjaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, derde lid, binnen 12 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd tot 6 weken nadat de eindbeslissing van de Europese Commissie is ontvangen.

5. Een subsidie wordt voor maximaal vier kalenderjaren verleend.

6. Een subsidie boven het bedrag van € 25.000 per kalenderjaar wordt verleend voor maximaal één kalenderjaar.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

 

1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, weigert het college de subsidie in ieder geval als:

a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

a. subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

b. de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

3. Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

b. als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

c. als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

d. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

e. de activiteiten niet of onvoldoende bijdragen aan het realiseren van de beoogde beleidsdoelstellingen;

f. de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd geen of onvoldoende meerwaarde heeft voor het bestaande (activiteiten)aanbod in de gemeente;

g. de activiteiten niet vrij en openbaar toegankelijk zijn voor alle inwoners uit de gemeente en/of de activiteiten een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap hebben;

h. de aanvrager een winstoogmerk heeft.

i. als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd.

Artikel 10. Betaling voorschotten kalenderjaarsubsidies

 

1. De betaling van een voorschot voor een kalenderjaarsubsidie tot € 10.000 geschiedt uiterlijk op 15 januari van het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

2. De betaling van een voorschot voor een kalenderjaarsubsidie boven € 10.000 geschied in twee termijnen per jaar te weten uiterlijk op 15 januari en 15 juli.

3. De betaling van een voorschot voor een andersoortige subsidie geschiedt binnen zes weken na bekendmaking van de subsidieverleningsbeschikking.

 

Artikel 11. Algemene meldings- en informatieplicht subsidieontvanger

 

1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat meteen schriftelijk aan het college.

2. Een subsidieontvanger informeert het college meteen schriftelijk over:

a. beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

 

1. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

2. De bij de subsidieontvanger werkzame vrijwilligers die in hun werkzaamheden direct contact hebben met kwetsbare mensen, waaronder minderjarigen, zijn in het bezit van een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG).

3. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37 van de Awb, eerste lid, van de Awb worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

4. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

5. De subsidieontvanger is in de gevallen, als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan de gemeente Schouwen-Duiveland een vergoeding verschuldigd.

6. Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding worden:

a. de activa gewaardeerd op hun actuele waarde in het economisch verkeer;

b. onroerende zaken gewaardeerd op basis van de waarde die hieraan is toegekend op grond van de Wet waardering onroerende zaken.

7. Het college stelt zo nodig nadere regels om de hoogte van de verschuldigde vergoeding vast te stellen.

Artikel 13. Egalisatiereserve

 

1. De subsidieontvanger van een per kalenderjaar verstrekte subsidie die meer dan € 100.000 bedraagt, vormt een egalisatiereserve zoals bedoeld in artikel 4:72 Algemene wet bestuursrecht ten behoeve van de door de gemeente Schouwen-Duiveland gesubsidieerde activiteiten en maakt deze egalisatiereserve inzichtelijk in de administratie.

2. De subsidieontvanger van een per kalenderjaar verstrekte subsidie die minder dan € 100.000 bedraagt, kan een egalisatiereserve vormen mits het college hiervoor bij de verleningsbeschikking toestemming heeft gegeven.

3. De uit de subsidie opgebouwde egalisatiereserve, wordt in een bepaald kalenderjaar uitsluitend besteed aan activiteiten waarvoor de subsidie in dat kalenderjaar is verleend en die niet of niet volledig kunnen worden bekostigd uit die subsidie.

4. De egalisatiereserve wordt gevormd door een toevoeging bij een positief eindresultaat en een onttrekking bij een negatief eindresultaat. Het eindresultaat is de som van de werkelijke bijdragen van derden, de eigen bijdrage en de door het college verleende subsidie verminderd met de werkelijke kosten met betrekking tot activiteiten waarvoor de subsidie is verleend en die werkelijk zijn verricht.

5. De besteding van de egalisatiereserve wordt verantwoord met de aanvraag tot vaststelling zoals bedoeld in artikel 16, vierde lid.

6. De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt ten hoogste 10% van het door het college voor dat kalenderjaar verleende subsidiebedrag.

7. De maximale toevoeging aan de egalisatiereserve is het bedrag dat aan de egalisatiereserve kan worden toegevoegd zonder de maximale omvang daarvan te overschrijden. De maximale onttrekking aan de egalisatiereserve is het bedrag van die reserve.

8. De egalisatiereserve bedraagt maximaal 25% van de laatst door het college per kalenderjaar verstrekte subsidie. De egalisatiereserve bedraagt ten laagste € 0.

9. Voor zover het voor de toevoeging beschikbare bedrag hoger is dan de maximale toevoeging, kan dat bedrag bij de vaststelling in mindering gebracht op de subsidie.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tot € 10.000

 

1. Subsidies tot € 10.000 stelt het college direct vast.

2. Het college kan voor specifieke subsidies of categorieën subsidies bepalen dat aan vaststelling van een subsidie tot en met € 10.000 per jaar, een besluit tot verlening voorafgaat. In dat geval dient de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

3. In geval van een besluit tot verlening voorafgaand aan de vaststelling, legt het college in de verleningsbeschikking vast op welk moment de aanvraag tot vaststelling wordt ingediend en op welke wijze moet worden aangetoond dat de activiteiten zijn verricht, de verplichtingen zijn nageleefd en rekening en verantwoording wordt afgelegd over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

4. In geval van directe subsidievaststelling, is de subsidieontvanger verplicht in het kader van een steekproef aan te tonen dat de activiteiten overeenkomstig de vaststelling zijn uitgevoerd.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tussen € 10.000 en € 100.000

 

1. Bij subsidies van meer dan € 10.000 en ten hoogste € 100.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college, uiterlijk:

a. Op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar of de kalenderjaren;

b. 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, in het geval de subsidie niet voor het tijdvak van één of meerdere kalenderjaren is verleend.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

3. Het college kan bij subsidieregeling of verleningsbeschikking bepalen dat meer, andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 16. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 100.000

 

1. Bij subsidies van meer dan € 100.000 per kalenderjaar of per activiteit, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

a. Op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

b. 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, in het geval de subsidie niet voor het tijdvak van een kalenderjaar is verleend.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

c. een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant en volgens het door het college vastgestelde verantwoording- en accountantscontroleprotocol.

d. de jaarstukken van het afgelopen boekjaar in geval van subsidieverlening van meer dan € 500.000.

3. Het college kan bij subsidieregeling of verleningsbeschikking bepalen dat meer, andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

4. Indien de subsidieverlening meerdere subsidies betreft kan worden volstaan met één controleverklaring als bedoeld in het tweede lid, aanhef onder c.

Artikel 17. Subsidievaststelling door het college subsidies van meer dan € 10.000

 

1. Het college stelt een subsidie van meer dan € 10.000 vast uiterlijk 31 oktober volgend op de datum waarop het verzoek tot vaststelling is ingediend, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 6 weken worden verdaagd.

3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 15, eerste lid en 16, eerste lid, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 18. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

 

1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 19. Hardheidsclausule

 

1. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.

2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

3. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 20. Slotbepalingen

 

1. De Algemene subsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2013 wordt ingetrokken per 1 februari 2023.

2. Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2023.

3. Op aanvragen om verlening van subsidie die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2013 van toepassing.

4. Op aanvragen om vaststelling van subsidie die zijn verleend voor inwerkingtreding van deze verordening zijn de bepalingen van deze verordening van toepassing.

5. Na inwerkingtreding van deze verordening berusten de subsidieregelingen genoemd in bijlage 1 behorend bij deze verordening (mede) op artikel 3, tweede lid, van deze verordening.

6. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2023.

 

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 26 januari 2023.

De griffier, De voorzitter.

Bijlage 1 behorende bij de Algemene subsidieverordening gemeente Schouwen-Duiveland 2023

 

- Programma 1.1 Opvang zwerfdieren

- Programma 3.1 Recreatie, economie en veiligheid

- Programma 4.1 Onderwijsachterstandenbeleid herzien

- Programma 4.2 Onderwijsbegeleiding herzien

- Programma 5.1 Beleidsregel Amateur- en Podiumkunst, Muziek en Film herzien

- Programma 5.2 Beeldende kunst

- Programma 5.3 Bibliotheekwerk

- Programma 5.4 Lokale omroep

- Programma 5.5 Musea herzien

- Programma 5.6 Sport en beweging, accommodaties

- Programma 5.7 Sport en beweging, bijzondere (top)sportevenementen

- Programma 5.8 Sport en beweging, algemeen en doelgroepen

- Programma 7.1 Natuur- en milieueducatie

- Programma 7.2 Voorlichting milieubeleid

- Programma 8.1 Beschermde monumenten

- Programma 9.1 Adviesorganen

- Programma 9.2 Dorpshuizen en gemeenschapshuizen

- Programma 9.3 Vrijwilligersondersteuning

- Programma 9.4 Jeugd

- Programma 9.5 Leefbaarheid

- Programma 9.6 Maatschappelijke dienstverlening

- Programma 9.7 Maatschappelijke ondersteuning (huishoudelijke hulp)

- Programma 9.8 Maatschappelijke opvang en verslavingszorg

- Programma 9.9 Maatschappelijke participatie

- Programma 9.10 Mantelzorgondersteuning

- Programma 9.11 Peuteropvang en voorschoolse educatie

- Programma 9.12 Innovatie sociaal domein

- Programma 9.13 Subsidies volksfeesten

- Programma 9.14 Diversiteit