Organisatie | Soest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Aanwijzings- en mandaatbesluit gemeentelijke belastingen Soest 2023 |
Citeertitel | Aanwijzings- en mandaatbesluit gemeentelijke belastingen Soest 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is tevens vastgesteld door de heffings- en invorderingsambtenaar van de gemeente Soest.
Deze regeling vervangt de alle eerder genomen mandaatbesluiten genomen door de heffings- en invorderingsambtenaar.
Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-01-2023 | nieuwe regeling | 17-01-2023 |
Het college van burgemeester en wethouders van Soest, de burgemeester van de gemeente Soest en de heffings- en invorderingsambtenaar van de gemeente Soest, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;
gelet op artikel 160, eerste lid van de Gemeentewet;
gelet op artikel 231, tweede lid van de Gemeentewet;
gelet op artikel 1, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken.
gelet op afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht.
Aan te wijzen de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder b van de Gemeentewet (te noemen de ‘heffingsambtenaar’), de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken (te noemen de ‘WOZ-ambtenaar’) en de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder c van de Gemeentewet (te noemen de invorderingsambtenaar’) voor de heffing en de inning op grond van:
Aan te wijzen de plaatsvervangend gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder b van de Gemeentewet (te noemen de ‘plaatsvervangend heffingsambtenaar’), de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken (te noemen de ‘plaatsvervangend WOZ-ambtenaar’) en de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder c van de Gemeentewet (te noemen de ‘plaatsvervangend invorderingsambtenaar’) voor de heffing en de inning op grond van:
Mede gelet op artikel 56 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 63a van de Invorderingswet 1990, aan te wijzen de gemeenteambtenaren bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel d van de Gemeentewet (te noemen de ‘gemeentelijke belastingambtenaren’), als zijnde de gemeenteambtenaren belast met de heffing of invordering van:
Mede gelet op artikel 56 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 63a van de Invorderingswet 1990, aan te wijzen als gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel d van de Gemeentewet (te noemen de ‘gemeentelijke belastingambtenaren’), als zijnde de gemeenteambtenaren belast met de heffing of de invordering van de volgende gemeentelijke belasting:
Mede gelet op artikel 56 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 63a van de Invorderingswet 1990, aan te wijzen als gemeenteambtenaren belast met de invordering van gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel d van de Gemeentewet (te noemen de ‘gemeentelijke belastingambtenaren’), van de volgende gemeentelijke belastingen:
Mede gelet op artikel 56 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 63a van de Invorderingswet 1990, aan te wijzen als gemeenteambtenaren belast met de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel d van de Gemeentewet (te noemen de ‘gemeentelijke belastingambtenaren’), van de volgende gemeentelijke belastingen:
Mede gelet op artikel 232, eerste lid van de Gemeentewet aan te wijzen van de gemeenteambtenaren die voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 in de plaats treden van de gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet (de invorderingsambtenaar) van de volgende gemeentelijke belastingen:
Mede gelet op artikel 231, tweede lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, artikel 24 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht mandaat verlenen tot het beslissen op een beroepschrift tegen een beslissing van de invorderingsambtenaar op een verzoek om kwijtschelding of uitstel van betaling van gemeentelijke belastingen, aan: