Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bladel

Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en raadscommissies van Bladel 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBladel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en raadscommissies van Bladel 2023
CiteertitelReglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en Raadscommissies gemeente Bladel 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 16 van de Gemeentewet
  2. artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-01-2023nieuwe regeling

22-12-2022

gmb-2023-32515

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en raadscommissies van Bladel 2023

De raad der gemeente Bladel bijeen op 22 december 2022;

Gezien het advies van het presidium d.d. 17 oktober 2022;

Gezien het advies van de commissie MAZ d.d. 1 december 2022;

gelet op artikel 16 en artikel 82, lid 1 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen het:

Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en raadscommissies van Bladel 2023, inclusief toelichting.

 

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing;

  • commissielid: lid van een raadscommissie of diens plaatsvervanger, zijnde een raadslid of niet-raadslid;

  • commissievoorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger, overeenkomstig art. 107a Gemeentewet

  • informatiebijeenkomst: een bijeenkomst, ter voorbereiding van de besluitvorming door de raad op basis van artikel 82 gemeentewet, waarbij raads- en commissieleden geïnformeerd worden over voor de raad relevante onderwerpen of ter uitwisseling van (technische) informatie ter voorbereiding op de behandeling van raadsvoorstellen;

  • initiatiefvoorstel: voorstel van een raadslid voor een verordening of ander voorstel;

  • motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • RIS: raadsinformatiesysteem;

  • subamendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement;

  • voorzitter: voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger, of in geval van een raadscommissie de voorzitter van de commissie of diens plaatsvervanger.

  • gemeenteraad: hoofd van de gemeente (art. 125 lid 1 Grondwet) dat rechtstreeks wordt gekozen en de gehele bevolking van de gemeente vertegenwoordigt;

  • raadscommissie: Een commissie, ingesteld door de raad die besluitvorming van de raad voorbereid en met het college of de burgemeester overlegt, en daarover advies uitbrengt aan de gemeenteraad, overeenkomstig art. 82 Gemeentewet;

  • presidium: commissie art. 84 Gemeentewet;

Artikel 2. De griffier

  • 1.

    De griffier is aanwezig in raadsvergaderingen, vergaderingen van het presidium en in de commissievergaderingen van de raad.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een plaatsvervanger die door de raad is aangewezen.

  • 3.

    De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan beraadslagingen deelnemen.

HOOFDSTUK II. BENOEMING EN INSTALLATIE RAADSLEDEN EN WETHOUDERS

Artikel 3. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1.

    Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    Deze onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 3.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 4. Benoeming wethouders

  • 1.

    Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    Deze onderzoekt of de benoeming van de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 3.

    De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

  • 4.

    De burgemeester kan voorafgaand aan een benoeming opdracht geven om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester brengt over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de raad.

Artikel 5. Fracties

  • 1.

    Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.

  • 3.

    De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Van deze veranderede situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na de mededeling ervan.

  • 5.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

HOOFDSTUK III. PRESIDIUM

Artikel 6. Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Het Presidium betreft een commissie, zoals bedoeld in artikel 84 Gemeentewet en heeft onder andere de volgende taken:

    • a.

      Overleggen over algemene aspecten van het functioneren van de raad en zijn commissies;

    • b.

      Vaststellen van het vergaderschema voor raads- en commissievergaderingen, het presidium en de informatiebijeenkomsten;

    • c.

      Vaststellen van de voorlopige agenda’s van de commissie- en raadsvergaderingen en een voorstel doen over de volgorde van behandeling;

    • d.

      Het beoordelen van raadsvoorstellen op basis van het criterium volledigheid.

    • e.

      Vaststellen van de agenda’s voor de informatiebijeenkomsten en alle overige in hoofdstuk VII van dit reglement van orde opgedragen taken met betrekking tot informatiebijeenkomsten.

    • f.

      Bewaken van de lange termijn agenda/raadsplanning;

    • g.

      Vaststellen van vergaderingen als bedoeld in artikel 17, lid 2 Gemeentewet.

    • h.

      Zitplaatsverdeling in de raadszaal.

    • i.

      Doen van voorstellen en aanbevelingen aan de raad inzake:

      • i.

        Aanpassingen en uitvoering van reglementen en verordeningen rondom het functioneren van de raad en zijn commissies;

      • ii.

        De rechtspositie van de raadsleden, leden van raadscommissies en voor fractieondersteuning;

      • iii.

        Benoemingen voor commissies;

    • j.

      De organisatie van de overige werkzaamheden van de raad en van zijn commissies;

Artikel 7. Samenstelling

  • 1.

    Het presidium bestaat uit de fractievoorzitters.

  • 2.

    De voorzitter van de raad zit het presidium voor.

  • 3.

    Elke fractievoorzitter wijst een lid van de gemeenteraad aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het Presidium vervangt en maakt dat bij de griffier bekend.

  • 4.

    Het presidium beraadslaagt en besluit als tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 5.

    Bij het ontbreken van het quorum stelt het presidium alleen de voorlopige agenda’s vast. Beraadslaging en besluitvorming over de overige onderwerpen wordt aangehouden tot de volgende vergadering.

  • 6.

    Elke fractievoorzitter of diens plaatsvervanger heeft één stem in het presidium.

  • 7.

    De burgemeester neemt, als raadsvoorzitter, deel aan de beraadslagingen van het Presidium. Hij wordt in het Presidium niet vervangen bij afwezigheid.

  • 8.

    De voorzitter van het Presidium wordt bij afwezigheid vervangen door de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

  • 9.

    De griffier is secretaris van het Presidium en in elke vergadering van het Presidium aanwezig.

  • 10.

    De voorzitter kan voorstellen de gemeentesecretaris of anderen uit te nodigen voor het Presidium.

Artikel 8. Vergaderfrequentie

  • 1.

    Het presidium vergadert ten minste eenmaal per vergadercyclus van de raad.

  • 2.

    Het presidium vergadert voorts als zijn voorzitter het nodig oordeelt of als twee leden daarom verzoeken.

Artikel 9. Vergaderingen

  • 1.

    De vergaderingen van het Presidium zijn deels openbaar en deels niet-openbaar en vinden plaats in beslotenheid.

  • 2.

    Onder zorg van de griffier wordt een openbare en niet-openbare besluitenlijst opgesteld van het besprokene in de vergadering van het Presidium;

  • 3.

    De vastgestelde openbare besluitenlijst van de vergaderingen van het presidium wordt openbaar op het RIS gepubliceerd;

  • 4.

    De vastgestelde niet-openbare besluitenlijst van de vergaderingen van het presidium wordt niet-openbaar op het RIS gepubliceerd en is inzichtelijk voor raadsleden.

Artikel 10. Taken van de voorzitter en griffier

  • 1.

    De voorzitter vervult de rol van technisch voorzitter en is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van dit hoofdstuk;

    • d.

      hetgeen dit hoofdstuk of de Gemeentewet hem in zijn hoedanigheid als voorzitter van de raad verder opdraagt;

  • 2.

    De griffier stelt in overleg met de voorzitter de voorlopige agenda op voor de vergadering van het Presidium, verzorgt de uitnodigingen en maakt de agenda van het Presidium uiterlijk drie dagen voorafgaande aan de vergadering van het Presidium bekend door publicatie ervan in het RIS;

  • 3.

    De griffier staat het Presidium bij de uitoefening van zijn taken terzijde en is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

Artikel 11. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin dit hoofdstuk niet voorziet of bij twijfel over de toepassing ervan beslist het Presidium op voorstel van de voorzitter.

HOOFDSTUK IV. RAADSVERGADERINGEN

Paragraaf 1. Voorbereiding

Artikel 12. Oproep en agenda

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste 6 dagen voor een raadsvergadering de raadsleden een elektronische oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering, en plaatst de voorlopige agenda in het RIS met de daarbij behorende stukken.

  • 2.

    Voordat de oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep een aanvullende agenda opstellen. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de raadsvergadering wordt deze met de daarbij behorende stukken aan de leden via het RIS beschikbaar gesteld.

  • 4.

    Op de stukken, bedoeld in het eerste en tweede lid, is artikel 13, derde lid, van toepassing.

  • 5.

    De agenda wordt bij aanvang van een raadsvergadering door de raad vastgesteld.

  • 6.

    Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren, en de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 7.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

Artikel 13. Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep via het RIS beschikbaar gesteld. Als na het verzenden van de oproep stukken via het RIS beschikbaar worden gesteld, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk door middel van openbare kennisgeving.

  • 2.

    Elektronisch beschikbare stukken worden op het RIS geplaatst dat via de website van de gemeente is te raadplegen.

  • 3.

    Informatie van de raad of aan de raad verstrekte informatie waaromtrent op grond van hoofdstuk Va van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijft in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier.

Artikel 14. Openbare kennisgeving

  • 1.

    Raadsvergaderingen worden ter openbare kennis gebracht op de voor aankondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en zo mogelijk door plaatsing op de website van de gemeente en het openbaar toegankelijke deel van het raadsinformatiesysteem.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de openbare kennisgeving uitsluitend langs elektronische weg plaatsvinden.

     

Paragraaf 2. Ter vergadering

Artikel 15. Presentielijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen raadsleden de presentielijst, die aan het einde van elke raadsvergadering door de voorzitter en de griffier door ondertekening wordt vastgesteld.

Artikel 16. Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 17. Aantal spreektermijnen en spreekvolgorde

  • 1.

    Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Spreektermijnen worden door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Raadsleden voeren in een termijn niet meer dan éénmaal het woord over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op een raadslid dat een amendement, een subamendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend ten aanzien van de beraadslaging daarover.

  • 5.

    Er is ruimte voor reactie en interruptie tussen raadsleden als ook bij de beantwoording door het college.

  • 6.

    Bij de bepaling hoeveel keer een raadslid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

  • 7.

    Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben. De voorzitter verleent het woord aan degenen die daarom gevraagd hebben, te beginnen bij het lid dat overeenkomstig het primus is aangewezen en vervolgens – van de voorzitter uit gezien – rechts omgaand. Op voorstel van de voorzitter of de raad kan van deze volgorde worden afgeweken.

Artikel 18. Deelname aan de beraadslaging door anderen

Onverminderd artikel 21, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet, kan de raad besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 19. Spreekrecht burgers

  • 1.

    Burgers kunnen in een vergadering het woord voeren over onderwerpen die als bespreekstuk geagendeerd zijn.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      over ingekomen stukken;

  • 3.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit binnen een redelijke termijn voor aanvang van de vergadering aan de griffier onder vermelding van zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wenst te voeren.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding, tenzij afwijking van die volgorde in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    De inspreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de deelnemers aan de vergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering.

  • 6.

    De voorzitter of een raadslid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de inspreker.

Artikel 20. Voorstellen van orde

Raadsleden en de voorzitter kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.

Artikel 21. Partijpolitieke statements

In de raadszaal worden, uitgezonderd op verbale wijze tijdens de beraadslagingen, geen partijpolitieke statements of uitingen gedaan.

 

Paragraaf 3. Stemmingen

Artikel 22. Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag toelichten.

Artikel 23. Beslissing

  • 1.

    De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel voor de te nemen beslissing.

Artikel 24. Stemming; procedure hoofdelijke stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen, kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet van deelneming aan de stemming te hebben onthouden. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 3.

    Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 4.

    Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid en verloopt verder op volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de Gemeentewet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, hun stem uit door zich 'voor' of 'tegen' te verklaren, zonder enige toevoeging.

  • 6.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen tot het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 7.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee en doet daarbij mededeling van het genomen besluit.

Artikel 25. Volgorde stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Als op een aanhangig voorstel amendementen zijn ingediend, wordt eerst over die amendementen gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2.

    Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3.

    Als meerdere amendementen of subamendementen op eenzelfde gedeelte van een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.

Artikel 26. Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen voor benoemingen of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau dat onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat verplicht is een stembriefje in te leveren alsmede of de stembriefjes behoorlijk zijn ingevuld.

  • 2.

    Aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de Gemeentewet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van het stembureau.

     

Paragraaf 4. Besluitenlijsten; ingekomen stukken

Artikel 27. Besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor besluitenlijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Uit de besluitenlijst blijkt in ieder geval:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de raadsleden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een aantekening van welke raadsleden afwezig waren;

    • c.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen, en

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt, de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3.

    De besluitenlijst wordt ter vaststelling op de eerstvolgende agenda van de raadsvergadering geplaatst en na vaststelling ondertekend door de voorzitter en griffier.

  • 4.

    Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de (concept)besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de raadsvergadering openbaar gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 5.

    Elektronisch beschikbare videoverslagen en besluitenlijsten worden op het RIS geplaatst dat via de website van de gemeente is te raadplegen.

Artikel 28. Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst en op het RIS gepubliceerd.

  • 2.

    Op voorstel van het presidium, of in geval van onverwijlde spoed de griffier, stelt de raad de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

     

Paragraaf 5. Besloten raadsvergaderingen

Artikel 29. Toepassing reglement op besloten vergaderingen

Op besloten raadsvergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 30. Verslag besloten vergadering

  • 1.

    (Concept)besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid, maar berusten bij de griffier.

  • 2.

    Deze besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet opheffen van de geheimhouding op de vastgestelde besluitenlijst.

  • 3.

    De vastgestelde besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 31. Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

 

Paragraaf 6. Toehoorders en pers

Artikel 32. Toehoorders en pers

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare raadsvergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2.

    Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

Artikel 33. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken gedragen zich naar aanwijzingen van de voorzitter.

HOOFDSTUK V. BEVOEGDHEDEN, INSTRUMENTEN RAADSLEDEN

Artikel 34. Amendementen en subamendementen

  • 1.

    Raadsleden dienen amendementen en subamendementen voor het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2.

    Intrekking door de indiener van een amendement of subamendement is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 35. Moties

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen. Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2.

    De behandeling van een motie vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda opgenomen onderwerpen zijn behandeld.

  • 4.

    Intrekking door de indiener van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 36. Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de voorzitter. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van de gemeenteraad en het college.

  • 2.

    Het college kan binnen 14 dagen nadat het ter kennis is gesteld van een voorstel schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 3.

    Nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het tweede lid gestelde termijn is verlopen, wordt het voorstel op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst. Als de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.

Artikel 37. Collegevoorstel

  • 1.

    Een collegevoorstel aan de raad dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, wordt niet ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Als de raad van oordeel is dat het nodig is een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug te zenden aan het college, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 38. Interpellatie

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een interpellatie schriftelijk in bij de voorzitter. Het verzoek bevat in ieder geval de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.

  • 3.

    Over verzoeken die ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend of in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, wordt tijdens de eerstvolgende raadsvergadering gestemd. In andere gevallen tijdens de daaropvolgende raadsvergadering.

  • 4.

    De interpellant voert niet vaker dan tweemaal het woord. De overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet vaker dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 39. Inlichtingen

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet schriftelijk in bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 40. Technische vragen

  • 1.

    Technische vragen zijn gericht op het verkrijgen van feitelijke informatie.

  • 2.

    Raads- en commissieleden kunnen via de griffier technische vragen indienen over een onderwerp of raadsvoorstel.

  • 3.

    Technische vragen over een raadsvoorstel die minimaal 6 dagen voorafgaand aan de vergadering van raad of commissie zijn toegestuurd worden voorafgaand aan de vergadering voorzien van een antwoord.

  • 4.

    Overige technische vragen worden binnen een termijn van 14 dagen beantwoord.

  • 5.

    De beantwoording wordt ter kennisgeving gebracht van de vragensteller en openbaar gepubliceerd op het RIS.

Artikel 41. Schriftelijke vragen

  • 1.

    Raadsleden dienen schriftelijke vragen voorzien van een toelichting aan het college of de burgemeester in bij de griffier, waarbij wordt aangegeven of er een voorkeur voor schriftelijke of mondelinge beantwoording bestaat.

  • 2.

    De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    Vragen - waarvan mondelinge beantwoording gewenst is - die ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend worden mondeling beantwoord in de eerstvolgende raadsvergadering, tenzij het college of de burgemeester de griffier gemotiveerd in kennis stelt dat dit onmogelijk is, waarbij tevens aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording zal plaatsvinden.

  • 5.

    Schriftelijke antwoorden van het college of de burgemeester worden door de griffier aan de raadsleden ter kennisgeving gebracht.

  • 6.

    De vragensteller kan bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering nadere inlichtingen vragen over het door het college of de burgemeester gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

HOOFDSTUK VI. VRAADSCOMMISSIES

Paragraaf 1. Installatie raadscommissies

Artikel 42. Instelling raadscommissies

  • 1.

    De raad stelt de volgende raadscommissies in:

    • a.

      de commissie Middelen en Algemene Zaken;

    • b.

      de commissie Grondgebied;

    • c.

      de commissie Inwoners.

  • 2.

    De raadscommissie Middelen en Algemene Zaken adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • a.

      algemene bestuurszaken;

    • b.

      openbare orde en (integrale) veiligheid;

    • c.

      brandweer en rampenbestrijding;

    • d.

      APV en bijzondere wetten;

    • e.

      ambulancevervoer;

    • f.

      dierenbescherming;

    • g.

      handhaving;

    • h.

      bestuurlijke samenwerking en samenwerkingsverbanden;

    • i.

      economische zaken: industrie, detailhandel, horeca, toerisme en recreatie, agrarische activiteiten en werkgelegenheid;

    • j.

      verkiezingen;

    • k.

      voorlichting en communicatie;

    • l.

      dorpsraden;

    • m.

      integrale dorpsontwikkelingsplannen;

    • n.

      algemeen financieel beleid: financiering en algemene dekkingsmiddelen, beleggingen, deelnemingen, algemeen belasting/tarievenbeleid, weerstandsvermogen en risicomanagement, afschrijvingsbeleid;

    • o.

      lokale heffingen: WOZ/OZB, toeristenbelasting, secretarieleges, marktgelden, brandweerrechten;

    • p.

      dienstverlening, organisatiebeleid en bedrijfsvoering;

    • q.

      andere onderwerpen van algemene aard, voor zover niet behorend tot de taak¬stel¬ling van een andere commissie.

  • 3.

    De raadscommissie Grondgebied adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • a.

      openbare ruimte: wegen, straten en pleinen, waterkering en afwatering, openbare verlichting, openbaar groen;

    • b.

      gemeentelijke gebouwen;

    • c.

      verkeersveiligheid;

    • d.

      openbaar vervoer, mobiliteit en bereikbaarheid;

    • e.

      natuurbescherming

    • f.

      milieu: milieubeheer, afvalverwijdering en verwerking, riolering en waterzuivering, klimaatbeleid;

    • g.

      ruimtelijke ontwikkeling en ordening;

    • h.

      agrarische zaken: plattelandsontwikkeling, jacht en visserij;

    • i.

      volkshuisvesting;

    • j.

      woonvoorzieningen Wmo;

    • k.

      bouwgrondexploitatie en kostenverhaal;

    • l.

      bouw- en woningtoezicht;

    • m.

      welstand;

    • n.

      monumentenzorg en archeologie;

    • o.

      lokale heffingen: bouwleges, leges omgevingsvergunningen en leges archeologie, afvalstoffenheffing, rioolheffing.

  • 4.

    De raadscommissie Inwoners adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • a.

      onderwijs: bijzonder en openbaar basisonderwijs, voortgezet onderwijs, onderwijsachterstands-beleid, leerlingenvervoer, maatschappelijke stage;

    • b.

      preventieve jeugdzorg;

    • c.

      jeugd- en jongerenwerk;

    • d.

      ouderenbeleid;

    • e.

      vrijwilligersbeleid;

    • f.

      cultuur: openbaar bibliotheekwerk, vormings- en ontwikkelingswerk, kunst, oudheidkunde/musea, muziekonderwijs;

    • g.

      gemeenschapshuizen;

    • h.

      recreatie: sport, recreatieve (speel)voorzieningen;

    • i.

      maatschappelijke dienstverlening: kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, maatschappelijke werk, volwasseneneducatie, sociaal cultureel werk;

    • j.

      volksgezondheid: openbare gezondheidszorg, jeugdgezondheidszorg;

    • k.

      k. sociale voorzieningen: bijstandsverlening, inkomensvoorzieningen, gemeentelijk minimabeleid, schuldhulpverlening en kwijtschelding, leefvoorzieningen Wmo;

    • l.

      sociale werkvoorziening;

    • m.

      integratie en inburgering.

  • 5.

    Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp in de afzonderlijke raadscommissies besproken, tenzij het presidium beslist dat een gezamenlijke vergadering van de raadscommissies wordt belegd of de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, het onderwerp behandelt.

  • 6.

    Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

Artikel 43. Taken

  • 1.

    Een raadscommissie:

    • a.

      brengt advies uit aan de raad over die onderwerpen waarop haar werkzaamheden betrekking hebben en

    • b.

      voert overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval de door hen verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld in artikel 42.

Artikel 44. Samenstelling; benoeming commissievoorzitter

  • 1.

    De raadscommissies bestaan uit maximaal twee leden per fractie, waarvan tenminste één raadslid, alsmede uit een (plaatsvervangend) lid niet-raadslid per fractie.

  • 2.

    De commissieleden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3.

    Zowel raadsleden als niet-raadsleden kunnen lid zijn. De artikelen 10, 11, 12, 13, 14 en 15 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op commissieleden die geen raadslid zijn.

  • 4.

    Ingeval een lid raadslid in de onmogelijkheid verkeert een vergadering bij te wonen mag vervanging plaatsvinden door een ander raadslid van de betreffende fractie.

  • 5.

    Ingeval een lid niet-raadslid in de onmogelijkheid verkeert een vergadering bij te wonen mag vervanging plaatsvinden door het plaatsvervangend lid niet-raadslid van de betreffende fractie of door een raadslid van de betreffende fractie.

  • 6.

    Ingeval op voordracht een fractie twee raadsleden als lid van een raadscommissie zijn benoemd en een lid raadslid in de onmogelijkheid verkeert een vergadering bij te wonen mag vervanging plaatsvinden door het plaatsvervangend lid niet-raadslid van de betreffende fractie.

  • 7.

    De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad uit zijn midden benoemd, en zijn geen lid van de raadscommissie.

  • 8.

    Bij verhindering van zowel de voorzitter als zijn plaatsvervanger fungeert een op dat tijdstip door de commissie aangewezen lid, raadslid, als tijdelijk voorzitter voor de betreffende vergadering.

  • 9.

    De voorzitter is belast met het leiden van de vergadering, het handhaven van de orde en het doen naleven van deze verordening.

Artikel 45. Zittingsduur en vacatures

  • 1.

    De zittingsperiode van een commissielid en -voorzitter eindigt in ieder geval met het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2.

    Het lidmaatschap van een commissielid eindigt als niet meer wordt voldaan aan de in artikel 39, derde lid, gestelde eisen.

  • 3.

    De raad kan een commissielid ontslaan op voorstel van de fractie die het lid voor benoeming heeft voorgedragen.

  • 4.

    De raad kan de commissievoorzitter ontslaan.

  • 5.

    Een commissielid en -voorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6.

    Als door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan.

  • 7.

    Het lidmaatschap van commissieleden, benoemd op voordracht van een fractie die niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt van rechtswege.

Artikel 46. De griffier

  • 1.

    De griffier is aanwezig in vergaderingen.

  • 2.

    Een griffier kan op uitnodiging van de commissievoorzitter aan beraadslagingen in vergaderingen deelnemen.

     

Paragraaf 2. Voorbereiding

Artikel 47. Oproep en agenda

  • 1.

    Het presidium stelt jaarlijks een vergaderschema voor de raadscommissies vast.

  • 2.

    Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3.

    De commissievoorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een vergadering de commissieleden een elektronische oproep en plaatst de voorlopige agenda – die door het presidium is vastgesteld - in het RIS met de daarbij behorende stukken.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen kan de commissievoorzitter na het verzenden van een schriftelijke oproep een aanvullende agenda opstellen. Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering, wordt deze met de daarbij behorende stukken aan de leden via het RIS beschikbaar gesteld.

  • 5.

    Op de stukken, bedoeld in het eerste en tweede lid, is artikel 48, derde lid, van toepassing.

  • 6.

    De agenda wordt bij aanvang van een vergadering door de raadscommissie vastgesteld. Op voorstel van een lid of van de voorzitter kan bij vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda worden toegevoegd of van de agenda worden afgevoerd.

Artikel 48. Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de elektronische oproep via het RIS beschikbaar gesteld. Als na het verzenden van de oproep stukken via het RIS beschikbaar worden gesteld, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk door middel van openbare kennisgeving.

  • 2.

    Elektronisch beschikbare stukken worden op het RIS geplaatst dat via de website van de gemeente is te raadplegen.

  • 3.

    Informatie van de raadscommissie of aan de raadscommissie verstrekte informatie waaromtrent op grond van hoofdstuk Va, van de wet geheimhouding is opgelegd, blijft in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier.

Artikel 49. Openbare kennisgeving

  • 1.

    Commissievergaderingen worden ter openbare kennis gebracht door plaatsing op de gemeentelijke website en op de voor de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de openbare kennisgeving uitsluitend langs elektronische weg plaatsvinden.

     

Paragraaf 3. Vergadering

Artikel 50. Presentielijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van vergaderingen.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen commissieleden de presentielijst.

Artikel 51. Opening vergadering en quorum

  • 1.

    Een vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende commissieleden tegenwoordig is.

  • 2.

    Als op grond van het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de commissievoorzitter opnieuw een vergadering op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op een vergadering als bedoeld in het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing. Een raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, als blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende commissieleden tegenwoordig is.

Artikel 52. Advies

Als een raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt, beslissen de leden op voorstel van de commissievoorzitter over de inhoud van het advies.

Artikel 53. Aantal spreektermijnen

  • 1.

    Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste drie termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2.

    Spreektermijnen worden door de commissievoorzitter afgesloten.

  • 3.

    Commissieleden kunnen reactie geven op elkaar alsmede op de beantwoording vanuit het college. Een lid voert daarbij – in beginsel - het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 4.

    Bij aanvang van de termijn inventariseert de voorzitter wie het woord wenst te voeren. Het woord wordt vervolgens verleend op willekeurige volgorde. In bijzondere gevallen kan de voorzitter van deze volgorde afwijken.

Artikel 54. Deelname aan de beraadslaging door anderen

Een raadscommissie kan besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 55. Spreekrecht burgers

  • 1.

    Burgers kunnen in een vergadering het woord voeren over onderwerpen die geagendeerd zijn, uitgezonderd ingekomen stukken.

  • 2.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit binnen een redelijke termijn voor aanvang van de vergadering aan de griffier onder vermelding van zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wenst te voeren.

  • 3.

    De commissievoorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding, tenzij afwijking van die volgorde in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 4.

    De inspreker voert het woord, nadat de commissievoorzitter hem dit heeft verleend. De commissievoorzitter kan de deelnemers aan de vergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering.

  • 5.

    De inspreker krijgt de mogelijkheid beknopt te reageren op hetgeen tijdens de 1e termijn van de beraadslagingen is ingebracht.

  • 6.

    De commissievoorzitter of een commissielid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de inspreker.

Artikel 56. Handhaving orde en schorsing

  • 1.

    De commissievoorzitter handhaaft de orde in de vergadering.

  • 2.

    Hij roept sprekers tot de orde als deze zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sprekers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sprekers die hieraan geen gevolg geven kunnen door hem het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp.

  • 3.

    Hij kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 4.

    Hij kan de raadscommissie voorstellen aan een commissielid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het commissielid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de commissievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het commissielid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 57. Voorstellen van orde

Commissieleden kunnen tijdens een vergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raadscommissie beslist hier terstond over.

Artikel 58. Besluitenlijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor besluitenlijsten en een digitaal videoverslag van vergaderingen.

  • 2.

    Uit een besluitenlijst blijkt in ieder geval:

    • a.

      de namen van de commissievoorzitter, de griffier, de burgemeester, de wethouders en de commissieleden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een aantekening van welke commissieleden afwezig waren;

    • c.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest, waaronder in ieder geval de eventuele bespreekpunten, de toezeggingen van het college alsmede het advies van de commissie aan de raad;

    • d.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van artikel 14 door de raadscommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3.

    Elektronisch beschikbare videoverslagen en besluitenlijsten worden op het RIS geplaatst.

     

Paragraaf 4. Besloten commissievergaderingen

Artikel 59. Toepassing verordening op besloten vergaderingen

Op besloten vergaderingen is deze verordening van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 60. Besluitenlijst besloten vergadering

  • 1.

    Conceptbesluitenlijsten van besloten vergaderingen worden niet verspreid, maar uitsluitend voor de commissieleden ter inzage gelegd bij de commissiegriffier.

  • 2.

    Deze verslagen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een besluit over het al dan niet opheffen van de geheimhouding op het verslag.

  • 3.

    De vastgestelde verslagen worden door de commissievoorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 61. Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

 

Paragraaf 5. Toehoorders en pers

Artikel 62. Toehoorders en pers

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare vergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2.

    Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

  • 3.

    De commissievoorzitter is bevoegd, wanneer de orde in de vergadering op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 4.

    Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 63. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare vergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, gedragen zich naar de aanwijzingen van de commissievoorzitter.

HOOFDSTUK VII. INFORMATIEBIJEENKOMSTEN

Artikel 64. Doel en vorm

  • 1.

    Ter voorbereiding van de besluitvorming door de raad worden op basis van artikel 82 Gemeentewet informatiebijeenkomsten georganiseerd.

  • 2.

    Bij een informatiebijeenkomst worden raads- en commissieleden in de beeldvormende fase geïnformeerd over voor de raad relevante onderwerpen of ter uitwisseling van (technische) informatie ter voorbereiding op de behandeling van raadsvoorstellen in een commissie- en raadsvergadering.

  • 3.

    Tijdens informatiebijeenkomsten kan geen inhoudelijke politieke discussie of besluitvorming plaatsvinden.

  • 4.

    De informatieverstrekking vindt plaats door de ambtelijke organisatie, (externe) deskundigen, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisatie of bedrijf, inwoners en belanghebbenden.

Artikel 65. Agenda

  • 1.

    Informatiebijeenkomsten worden door het presidium gepland conform het vastgestelde vergaderschema.

  • 2.

    Het presidium stelt de agenda van de informatiebijeenkomsten vast.

  • 3.

    Informatiebijeenkomsten zijn vormvrij. Het presidium beslist voorts over de doorgang, invulling, genodigden, locatie, tijdstip, voorzitterschap, verslaglegging van een informatiebijeenkomst.

  • 4.

    De raad, raadscommissie, het college of de burgemeester kunnen het presidium gemotiveerd verzoeken tot het organiseren van een informatiebijeenkomst.

  • 5.

    Informatiebijeenkomsten worden voorbereid en georganiseerd in afstemming met de griffie.

  • 6.

    De informatiebijeenkomst wordt door aankondiging op het RIS met vermelding van datum, tijd en onderwerp openbaar gemaakt.

Artikel 66. Status

Informatiebijeenkomsten zijn in beginsel openbaar en kunnen door geïnteresseerden worden bijgewoond. Het presidium kan besluiten hiervan af te wijken.

Artikel 67. Samenstelling

  • 1.

    Raadsleden en commissieleden kunnen aan informatiebijeenkomsten deelnemen.

  • 2.

    Commissieleden (niet-raadsleden) die informatiebijeenkomsten bijwonen komen in aanmerking voor een vergoeding zoals bedoeld in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 3.

    Externen (zoals deskundigen, inwoners, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisatie of bedrijf, en belanghebbenden) kunnen op verzoek of uitnodiging aan de informatiebijeenkomst deelnemen.

  • 4.

    Het presidium kan besluiten dat een informatiebijeenkomsten wordt voorgezeten, en wijst daartoe een (plaatsvervangend) commissievoorzitter aan.

HOOFDSTUK VIII. SLOTBEPALINGEN

Artikel 68. Uitleg reglement

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 69. Intrekking oude reglement

Het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van 14 maart 2002 wordt ingetrokken.

Artikel 70. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 2.

    Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en Raadscommissies gemeente Bladel 2023.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 december 2022.

De voorzitter,

De griffier,

BIJLAGE 1: TOELICHTING

 

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.Begripsbepalingen

In artikel 1 wordt een aantal begrippen uit dit reglement van orde gedefinieerd. Deze spreken grotendeels voor zich. Voor wat betreft het begrip ‘voorzitter’ zij nog vermeld dat de burgemeester voorzitter is van de raad. Artikel 9 van de Gemeentewet (hierna: wet) schrijft dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, van de wet is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de wet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

 

Artikel 2.De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikelen 100 en 107 van de wet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig (eerste lid). De wet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid, van de wet). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 van de wet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

 

HOOFDSTUK II. BENOEMING EN INSTALLATIE RAADSLEDEN EN WETHOUDERS

Artikel 3.Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V 1 van de Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde meldt schriftelijk aan de raad of hij de benoeming aanneemt (artikel V 2 van de Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt legt hij aan de raad stukken over waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken:

  • een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt,

  • een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, van de wet (artikel V 3 van de Kieswet).

Het onderzoek van de geloofsbrieven en de beslissing over de toelating moeten in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, van de wet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie die de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. De commissie onderzoekt of de benoemde voldoet aan de volgende vereisten:

  • Processen verbaal stembureau/Benoemingsbesluit Centraal stembureau en acceptatie (V1, V2, V3 Kieswet)

  • Ingezetene gemeente (artikel 10 gemeentewet)

  • >18 jaar (artikel 10 gemeentewet)

  • niet uitgesloten van kiesrecht (artikel 10 gemeentewet)

  • Openbaarmaking van nevenfuncties (artikel 12 gemeentewet)

  • Geen onverenigbare betrekkingen (artikel 13 gemeentewet)

  • Geen verboden handelingen (artikel 15 gemeentewet)

  • Opgave van financiële belangen in strijd met gemeente (artikel 2 Gedragscode Bladel)

Ingevolge artikel V 4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na de raadsverkiezingen beslist de raad in oude samenstelling in zijn laatste vergadering over de toelating van de nieuw gekozen leden. Met ingang van 00:00 uur de volgende dag treedt de nieuwe raad aan (artikel 18 van de wet en artikel C 4, tweede lid, van de Kieswet).

 

Eerste en tweede lid

De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd.

 

Derde lid

Het onderzoek van het proces-verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt door de oude raad vlak voor de eerste samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten.

 

Het derde lid ziet op de specifieke taak die de raad heeft na de raadsverkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak, zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (of deze juist is vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad een dergelijk besluit kan baseren. Op 28 februari 2014 heeft de minister van BZK een circulaire uitgebracht waarin toegelicht wordt wanneer de raad gebruik kan maken van deze bevoegdheid (Gemeenteraadverkiezingen: hertellingen, kenmerk 2014-0000116196, 28 februari 2014, Ministerie van BZK. Zie:

https://vng.nl/files/vng/publicatie_bijlagen/2014/20140319-hertelling-gemraadsverk-bzk2014-0000116196.pdf). Deze circulaire was ook bij de raadsverkiezingen in 2018 en 2022 van toepassing. In deze circulaire wordt onder meer uiteengezet wanneer de raad tot hertelling kan besluiten. Het ligt niet voor de hand dat besloten wordt tot een hertelling waarvan tevoren duidelijk is dat deze niet tot een andere samenstelling in de raad kan leiden. Ook een verschil in zetels tussen de voorlopige uitslag en de definitieve uitslag is geen reden om over te gaan tot hertelling.

 

Vierde en vijfde lid

Na een raadsverkiezing kunnen de toegelaten raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling als bedoeld in artikel 18 van de wet de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen (vierde lid).

 

Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden (vijfde lid). De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de wet vastgelegd.

 

Artikel 4.Benoeming wethouders

De Gemeentewet regelt dat de raad de wethouders benoemt (art. 35 lid 1) en bij die benoeming de tijdsbestedingsnorm van elke wethouder vaststelt (art. 36 lid 4). De vereisten voor het raadslidmaatschap zijn van toepassing op wethouders (art. 36a lid 1). In het onderzoek van de commissie geloofsbrieven mei 2022 wordt getoetst of de kandidaat wethouders daaraan voldoen.

 

Na benoeming van de wethouders door de gemeenteraad deelt de benoemde wethouder uiterlijk op de 10e dag na zijn benoeming mee of hij/zij de benoeming aanvaardt (artikel 40). Voordat de wethouder de functie kan uitoefenen legt hij/zij in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de eed of de verklaring en belofte af (artikel 41a). Een wethouder kan niet ook raadslid zijn (artikel 36b Gemeentewet). Het raadslid wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Hij behoudt zijn lidmaatschap van de raad totdat de geloofsbrief van zijn opvolger is goedgekeurd en het raadslid is toegelaten (artikel X6 Kieswet).

 

Artikel 4 geeft invulling aan een leemte in de wet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De wet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden.

 

Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen (eerste lid). De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (artikelen 36a, 36b, 41b en 41c van de wet). Voor wethouders is er (nog) geen aanvullende verplichting om een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) te kunnen overleggen. Beoogd wordt dit verplicht te stellen in artikel 36a, tweede lid, van de wet. De VOG kent een screeningsprofiel voor politieke ambtsdragers. De gemeenteraad kan deze voorwaarde echter wel zelf stellen.

 

Bij de benoeming van een wethouder kan een integriteitstoets plaatsvinden. De gedragscode integriteit speelt hierbij een rol (zie Model Gedragscode Integriteit volksvertegenwoordigers in gemeenten, provincies en waterschappen 2015). Na het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, brengt de commissie advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder (derde lid).

 

De kandidaat-wethouders kunnen in opdracht van de burgemeester voor aanvang van iedere benoeming aan een integriteitstoets worden onderworpen. De burgemeester krijgt zicht op de volledige rapportage van de risicoanalyse. Zo heeft hij een goed beeld van de kandidaat en kan hij met de kandidaat een gesprek voeren over de uitkomsten. De burgemeester kan ten aanzien van de risicoanalyse en de conclusies geheimhouding opleggen aan de raad. Met de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur (artikel 87 van de wet) is de burgemeester hiertoe expliciet bevoegd gemaakt (vierde lid).

 

Artikel 4 is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd. De incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen dan immers opnieuw beoordeeld te worden.

 

Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, tweede lid, van de wet).

 

Artikel 5.Fracties

Eerste en tweede lid

De Kieswet en de Gemeentewet kennen het begrip fractie niet. In artikel 33, tweede lid, van de wet wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). Vanaf de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd (eerste lid). De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee (tweede lid).

 

Vierde lid

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede (vierde lid). Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere (tijdelijke) wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen.

 

Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen en benoemd. Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de wet en artikel 129 van de Grondwet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan hem rechtens bindende instructies opleggen met betrekking tot zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.

 

Ook de Kieswet gaat niet uit van politieke partijen. Een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij, maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen.

 

Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

Dit betekent ook dat:

  • kandidaten die van een kandidatenlijst deel uitmaken en binnen die lijst/partij een onderlinge schriftelijke (en soms notariële) afspraak maken, bijvoorbeeld dat men onder bepaalde voorwaarden zal afzien van aanvaarding van het raadslidmaatschap, zich dienen te realiseren dat dergelijke afspraken nietig zijn vanwege strijd met de wet en de Kieswet;

  • personen die tussentijds van partij veranderen hun raadslidmaatschap niet verliezen;

  • als men uit een partij stapt en als eigen partij verder gaat, de verlatende partij geen middelen heeft om het raadslid uit de raad te weren.

Fractieafsplitsing en het ontstaan van een nieuwe fractie kan diverse praktische gevolgen hebben. Te denken valt aan: fractievergoedingen en -faciliteiten, fractievoorzitterschap dan wel vertegenwoordiging in het presidium, zo nodig andere zitplaatsen in de raadszaal, bezetting in raadscommissies en eventueel de bezetting in raadscommissies door burgerraadsleden.

 

Als moet worden voorzien in de vacature van een raadslid dat zich heeft afgesplitst, wordt teruggegrepen op de lijst waarop betrokkene oorspronkelijk was gekozen (artikel P 19 van de Kieswet).

 

Vijfde lid

De naam van de fractie dient getoetst te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde: deze toetsing vindt immers ook plaats wanneer een politieke groepering zich voor het eerst wil laten registreren. Op grond van artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet wordt de naam van de nieuwe fractie onder meer geweigerd als deze in strijd is met de openbare orde of als deze overeenkomt met of erg lijkt op de naam van een politieke groepering die al geregistreerd is voor de Tweede Kamer- of Statenverkiezingen, én daardoor verwarring te duchten is. Voor het overige is de nieuwe fractie vrij in het kiezen van een naam.

 

HOOFDSTUK III. HET PRESIDIUM

Artikel 6.Taken en bevoegdheden

In het reglement van orde is een aantal taken voor het presidium opgenomen. Het presidium heeft een algemeen adviserende rol met betrekking tot aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad en haar commissies. Aanvullende taken zijn taken die voorheen deels werden belegd bij de agendacommissie. Het presidium als zodanig kan niet ook optreden als werkgeverscommissie.

 

Aan de hand van het Vergaderschema stelt het presidium de data van de vergaderingen van de raad, de commissies en de informatiebijeenkomsten vast. In beginsel wordt daarbij als uitgangspunt genomen dat er 7 vergadercycli per jaar plaatsvinden. Iedere cyclus bestaat uit 7 weken:

  • Week 1: Vaststellen conceptagenda’s (Vergadering presidium)

  • Week 2: Informatiebijeenkomsten (Beeldvorming)

  • Week 3: Fractievergaderingen (Voorbereiding raadscommissies)

  • Week 4: Commissievergaderingen (Oordeelsvorming)

  • Week 5: Fractievergaderingen (Voorbereiding raadsvergadering)

  • Week 6: Raadsvergadering (Besluitvorming)

  • Week 7: Afronding van cyclus en voorbereiding nieuwe cyclus. Mogelijkheid informatiebijeenkomst.

Ook de raadsplanning is in handen van het Presidium. De griffier beheert de raadsplanning. De raadsplanning dient geen afrekeninstrument te zijn. Daartoe is het ook niet in het leven geroepen. De gemeenteraad beoogt met de planning geen verantwoordingsplicht vanuit het college aan de gemeenteraad in het leven te roepen. De raadsplanning wordt dan ook niet ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad, maar wel ter kennisgeving aangeboden. De raadsplanning dient als doel om de gemeenteraad enerzijds beter ‘aan de voorkant’ te positioneren en inzicht te geven in wat komen gaat ten behoeve van een betere voorbereiding op de besluitvorming, en anderzijds om het presidium te voorzien van een middel waarmee het invulling kan geven aan diens taken: Agenderen.

 

Daartoe benadrukt de gemeenteraad de importantie van een actuele en juiste raadsplanning en wordt begrip uitgesproken voor het college dat de raadsplanning niet in cement gegoten is en dat planningen niet altijd gehaald worden. Het raadsbesluit van 20 mei 2021 stelt o.a. over de raadsplanning in relatie tot de agendacommissie het volgende:

  • LTA/Raadsplanning: Een eenmaal per cyclus geactualiseerde Lange Termijn Agenda/Raadsplanning waarmee - in samenwerking met de ambtelijke organisatie en college en in beheer van de griffier – inzichtelijk wordt welke raadsvoorstellen er de komende 4 kwartalen gepland staan.

  • Het presidium bepaalt – mede in ogenschouw nemende de LTA/Raadsplanning - bij aanvang van de vergadercyclus de te behandelen raadsvoorstellen voor de raadsvergadering (Besluitvormende fase).

  • Het presidium bepaalt op basis van de LTA/Raadsplanning én de aanvragen/verzoeken vanuit het college over de invulling van de beeldvormende fase.

Het presidium treedt eveneens op als agendacommissie met het voorlopig vaststellen van de agenda’s van de raadscommissies en raadsvergadering.

Het presidium kan daarbij de raadsvoorstellen beoordelen op het criterium volledigheid. Als het presidium oordeelt dat een voorstel van het college aan de raad niet voldoet aan de (procedurele/vormtechnische) volledigheidseisen die daaraan in het vastgestelde format worden gesteld, kan het presidium het voorstel terugsturen naar het college. In alle andere gevallen is het de gemeenteraad die hierover besluit.

 

Daarnaast is het de taak van het presidium om invulling te geven aan de raadsinformatiebijeenkomsten. Anderen dan het presidium kunnen het presidium gemotiveerd (met het daartoe opgestelde sjabloon) verzoeken tot het organiseren van een informatiebijeenkomst.

 

Artikel 7.Samenstelling

Dit artikel beschrijft de samenstelling van het presidium. De vervanging van de voorzitter is in artikel 77 van de Gemeentewet geregeld. De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. De griffier moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden. Het is van belang dat in het presidium elke partij een stem heeft die even zwaar weegt. Reden hiervoor is om de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel te versterken en de betrokkenheid van alle fracties bij de raadsvergaderingen te vergroten.

 

Artikel 8.Vergaderfrequentie

Het presidium vergadert tenminste eenmaal per vergadercyclus om zodoede de conceptagenda’s vast te kunnen stellen voor de vergaderingen van de commissies en raad.

 

Artikel 9.Vergaderingen

De vergaderingen van het presidium zijn besloten en aan hetgeen in het presidium wordt besproken is een vertrouwelijk karakter toegekend. De inhoud van de vergaderingen van het presidium worden nadien middels de besluitenlijst zoveel als mogelijk openbaar gemaakt. Dit is ook terug te zien in de ‘openbare besluitenlijst’ van het presidium die in iedere raadsvergadering openbaar gepubliceerd wordt. De griffier maakt een openbare en niet-openbare besluitenlijst. Na vaststelling wordt de openbare besluitenlijst openbaar ter kennisgeving gebracht middels plaatsing op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering. Na vaststelling door het presidium is het openbare deel inzichtelijk voor eenieder (raads-, commissie-, collegeleden en burgers) en daarmee dus volledig openbaar. Het niet-openbare deel en de daarbij horende niet-openbare besluitenlijst is uitsluitend inzichtelijk voor de leden van de raad, en daarmee dus niet-openbaar.

 

Voor ieder ander, niet zijnde een raadslid, is uitsluitend het openbare deel en de daarbij horende besluitenlijst van het presidium inzichtelijk en opvraagbaar.

 

Daarnaast is er ook de verordening op het seniorenconvent. Het seniorenconvent wordt bijeen geroepen voor de bespreking de raad van zaken met een vertrouwelijk, politiek gevoelig en urgent karakter (zie artikel 2 van de verordening op het Seniorenconvent). Dit is niet de taak van het presidium en daartoe wordt niet het presidium gebruikt.

 

Artikel 10.Taken van de voorzitter en de griffier

In dit artikel zijn de taken van de voorzitter en de griffier in het Presidium vastgelegd.

 

Artikel 11.Onvoorziene omstandigheden

De voorzitter doet een voorstel inzake onvoorziene omstandigheden met betrekking tot het Presidium.

 

HOOFDSTUK IV. RAADSVERGADERINGEN

Artikel 12.Oproep en agenda

In artikel 19, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. In de regel is deze termijn 13 dagen voorafgaand aan de raadsvergadering.

 

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgmeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

 

Het presidium bepaalt hoe de voorlopige agenda er uit ziet. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. Het eerste lid stelt verplicht dat de voorzitter een vastgesteld aantal dagen vóór een vergadering de leden een schriftelijke oproep, waarin de vergadering wordt aangekondigd, en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken stuurt. Uiteraard is het mogelijk, indien de raad dit wenst, de oproep en stukken per elektronische weg te versturen. De oproep vermeldt de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

 

In het eerste lid gaat het om een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ruim voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen (tweede lid).

 

Bij de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur is de mogelijkheid vervallen om individuele raadsleden te informeren. Als omtrent informatie van de raad of aan de raad verstrekte informatie op grond van hoofdstuk Va van de wet geheimhouding is opgelegd, blijft deze informatie in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier. Raadsleden kunnen deze informatie inzien (vierde lid juncto artikel 13, derde lid). Van geheimhouding wordt melding gemaakt op de stukken. Indien de geheimhouding op informatie anders dan in schríftelijke vorm rust, moet de verplichting op een passende wijze kenbaar worden gemaakt (artikel 89, eerste lid, van de wet).

 

Het zesde en zevende lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Enerzijds kunnen individuele raadsleden via hun fractievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Anderzijds kunnen zij echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

 

Indien er een voorstel wordt gedaan om de agenda aan te passen, bijvoorbeeld het doorschuiven van een agendapunt naar de volgende raadsvergadering, en de stemmen staken, is artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet logischerwijs niet van toepassing en geldt artikel 32, vijfde lid, van de wet. Dit zevende lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een commissie verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt.

 

Artikel 13.Ter inzage leggen van stukken

Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep via het RIS (in beginsel: openbaar) aangeboden (eerste lid).

 

De stukken worden op elektronische wijze aangeboden. Dit gaat via een digitaal raadsinformatiesysteem of door plaatsing op de gemeentesite.

 

Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet open overheid (hierna: Woo). Een ‘document’ houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, verslagen, (concept)adviezen, al dan niet in elektronische vorm, verkrijgen de status van ‘document’ in de zin van de Wob.

 

Bij de Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur is de reikwijdte van de Gemeentewet uitgebreid van ‘stukken’ naar ‘informatie’ (artikel 19, tweede lid, van de wet). Verder hoeft de raad de geheimhouding niet meer te bekrachtigen (artikel 89, vierde lid, van de wet). College, burgemeester en commissies mogen voortaan zelf geheimhouding opleggen (artikel 87 van de wet).

 

Onder de ‘informatie’ als bedoeld in het derde lid wordt verstaan: informatie van de raad en aan de raad verstrekte informatie, waaronder de zogeheten ‘achterliggende’ stukken waarvan in raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota’s, etc.) waarop geheimhouding is gelegd.

 

Indien het gaat om geheime of vertrouwelijke stukken, waarop geheimhouding is gelegd door het bestuursorgaan dat het document aanbiedt aan de raad, dient dit duidelijk op het stuk te zijn aangegeven. Ook kan worden overwogen hiervan geen kopieën te laten maken, omdat het gevaar bestaat dat vaak gekopieerde stukken toch in de openbaarheid komen. Indien de geheimhouding op informatie anders dan in schríftelijke vorm rust, moet de verplichting op een passende wijze kenbaar worden gemaakt (artikel 89, eerste lid, van de wet).

 

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Daarom worden stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage gelegd voor raadsleden (derde lid).

 

Artikel 14.Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de wet. In artikel 14 wordt vastgelegd op welke wijze raadsvergaderingen worden aangekondigd. Indien de kennisgeving uitsluitend elektronisch plaatsvindt, dient er een grondslag in een verordening te zijn. In het tweede lid wordt deze grondslag gecreëerd om ook in spoedeisende gevallen een openbare kennisgeving uit te kunnen doen gaan.

 

Artikel 15.Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de wet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum bereikt is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de wet.

 

De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom zorgt hij voor het bijhouden van de presentielijst en stelt hij samen met de voorzitter deze vast en ondertekent deze (tweede lid). Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

 

Artikel 16.Zitplaatsen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 17.Aantal spreektermijnen

De spreekvolgorde vindt plaats op basis van het primus. Op voorstel van de voorzitter kan hiervan worden afgeweken (overeenkomst R21.002b), bijvoorbeeld als gevolg van een aangekondigde motie of amendement, of als blijkt uit de commissievergadering dat uitsluitend één fractie een voorstel als bespreekstuk wil agenderen. Dit wordt in voorbereiding op de raadsvergadering in overleg tussen de voorzitter en de griffier bepaald. Dit betreft dan een voorstel van orde waarover de raad terstond beslist.

 

Indien de raad van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten (eerste lid). Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn.

 

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

 

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp (artikel 29 van de wet).

 

Raadsleden kunnen ter ondersteuning van de mondelinge bijdrage gebruik maken van de presentatiemogelijkheden in de raadszaal.

 

Artikel 18.Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met de in artikel 22 van de wet geregelde immuniteit. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

 

De raad kan op grond van artikel 2, derde lid, bepalen dat de griffier deelneemt aan de beraadslagingen. De burgemeester en de wethouder(s) hebben het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste en tweede lid, van de wet.

 

Artikel 19.Spreekrecht burgers

Zie ook toelichting artikel 55: Spreekrecht Burgers.

 

In de raadsvergadering kan uitsluitend nog worden ingesproken op Raadsvoorstellen die als bespreekstuk zijn geagendeerd. Op alle overige onderwerpen is inspreken niet toegestaan. Getracht wordt het spreekrecht daarmee met name te doen plaatsvinden in de commissievergadering. Dat is eveneens de vergadering waarin in de praktijk door de inspreker de meeste invloed is uit te oefenen.

 

In de praktijk wordt verwacht dat insprekers zich tijdig (minimaal 48 uur voorafgaand aan de raadsvergadering) aanmelden.

 

De spreektijd om de gemeenteraad te informeren bedraagt bij aanvang van het agendapunt maximaal 5 minuten per persoon. In beginsel is er een maximumtijd voor het spreekrecht van in totaal 30 minuten bepaald. Indien er dus meer dan 6 sprekers zich melden, wordt de totale tijd over het aantal insprekers verdeeld.

 

Aansluitend na het inspreken krijgen de raadsleden de gelegenheid om aan de inspreker nog verhelderingsvragen te stellen. Daarna start de gemeenteraad met de beraadslagingen over het raadsvoorstel en kan de inspreker plaatsnemen op de publieke tribune.

 

Met het oog op de privacy-wet (AVG) worden insprekers er op geattendeerd dat de raadsvergadering een openbare vergadering betreft (waaronder het spreekrecht) die in beeld en geluid rechtstreeks wordt uitgezonden, en als archief bewaard blijft.

 

Artikel 20.Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (omdat het ordevoorstel betrekking heeft op de lopende vergadering is artikel 32, vierde lid, van de wet hierop logischerwijs niet van toepassing). Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen. Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 36 van dit reglement van orde).

 

Artikel 21.Partijpolitieke statements

Raadsleden geven tijdens de raadsvergadering geen blijk van zichtbaar politieke uitingen. Dit mag uiteraard wel hoorbaar in het debat. Het is niet de bedoeling dat op andere wijze, bijvoorbeeld door vlaggen of bordjes, kleding of andere attributen uiting gegeven wordt aan partij politiek.

 

Artikel 22.Stemverklaring

Een stemverklaring is een korte toelichting op het stemgedrag dat gaat volgen. De fractiewoordvoerder of een individueel raadslid kan zo duidelijk maken welke (doorslaggevende) overweging een voor- of tegenstem het best uitlegt.

 

In principe kan elk raadslid een stemverklaring houden. Een stemverklaring wordt alleen gehouden bij raadsbesluiten, zoals geagendeerde agendapunten, amendementen en moties. Bij benoemingen of punten van orde worden in de regel geen stemverklaringen gehouden.

 

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden dat de stemming begint.

 

Artikel 23.Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist (eerste lid). De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing (tweede lid). Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de wet. Deze bepaling beoogt dat een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.

 

Artikel 24.Stemming; procedure hoofdelijke stemming

Indien een raadslid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden (eerste lid). De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de wet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen (tweede lid). Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog gewezen op artikel 209, tweede lid, van de wet, dat tot hoofdelijke stemming verplicht bij het aangaan van een verplichting voordat de begroting is goedgekeurd.

 

De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele raadsleden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van deelname aan stemming op grond van artikel 28 van de wet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.

 

In de Winsumuitspraak (ABRvS, 7 augustus 2002, uitspraak 200200897/1) is het hoger beroep op artikel 28 van de wet afgewezen, maar heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) wel geconcludeerd dat het genomen besluit in strijd is met artikel 2:4 van de Awb omdat de schijn van belangenverstrengeling onvoldoende was vermeden. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn er vragen gerezen over de mogelijke gevolgen voor stemprocedures en de verantwoordelijkheden in gemeenteraden.

 

In deze uitspraak geeft de Afdeling het rechtsbeginsel neergelegd in artikel 2:4 van de Awb voorrang boven hetgeen in artikel 28 van de wet is bepaald. Over de mogelijke gevolgen van de uitspraak adviseerde de toenmalige minister van BZK het volgende:

 

"de beslissing over stemonthouding dient voorbehouden te blijven aan het individuele raadslid; bij stemming heeft de raad geen optie dan te waarschuwen dat het te nemen besluit wel eens aanvechtbaar zou kunnen zijn in een bezwaarschriftprocedure of bij de bestuursrechter of in het kader van een spontane vernietiging door de Kroon (artikel 268 van de Gemeentewet); de raad kan in dergelijke gevallen een belangrijke rol spelen door in algemene zin te bespreken, individuele raadsleden door hun handelen de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken en hoe dat voorkomen kan worden (en dit bijvoorbeeld opnemen in de gedragscode); uiteraard is de gedragscode in juridische zin niet bindend, dit is tevens niet wenselijk."

 

Er is echter inmiddels vervolgjurisprudentie beschikbaar:

  • In ABRvS 30 juni 2010, LJN BM9710, AB 2010/310 oordeelde de Afdeling dat in het midden kon blijven of twee raadsleden een persoonlijk belang hadden bij de vaststelling van een bestemmingsplan, omdat het bestemmingsplan met de grootst mogelijke meerderheid door de raad was vastgesteld. Zelfs indien zou worden vastgesteld dat de twee raadsleden een persoonlijk belang hadden bij de planvaststelling, hebben zij geen beslissende stem in de uitkomst gehad;

  • In ABRvS 22 juni 2011, LJN BQ8863, AB 2011/261 overwoog de Afdeling dat een raadslid dat woonde en werkte op een bedrijventerrein een persoonlijk belang had bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor dat bedrijventerrein. De Afdeling oordeelde dat in strijd was gehandeld met artikel 2:4 van de Awb omdat naar derden de schijn is gewekt dat het persoonlijke belang van invloed is geweest op de besluitvorming. Daarbij speelde een rol dat het raadslid tijdens de vergadering van de raad veelvuldig het woord heeft gevoerd en namens zijn fractie een aantal amendementen heeft ingediend en voorgelezen die in feite tot gevolg hebben dat een gunstiger woon- en leefklimaat ontstaat ter hoogte van gronden van het betreffende raadslid. De Afdeling achtte niet van belang of het raadslid daadwerkelijk het oogmerk had te bewerkstelligen een plan ten gunste van zijn leefklimaat vast te stellen. Ook indien van de goede trouw van het raadslid kan worden uitgegaan, kan de schijn van belangenverstrengeling zijn gewekt. Ook het gegeven dat het raadslid niet bij alle amendementen een doorslaggevende stem heeft gehad leidt niet een ander oordeel, omdat gelet op het feit dat het raadslid veelvuldig het woord heeft gevoerd niet kan worden gesteld dat niet de schijn is gewekt dat hij invloed heeft gehad op de besluitvorming;

  • In ABRvS 6 februari 2013, LJN BZ0796 preciseert de Afdeling haar hiervoor vermelde uitspraak van 22 juni 2011. In de zaak die tot de uitspraak van 6 februari 2013 heeft geleid ging het om een besluit van een gemeenteraad om een bestemmingsplan niet vast te stellen. Dat besluit was genomen met de kleinst mogelijke meerderheid, waarbij een raadslid die mogelijk belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb was, tegen de vaststelling van het plan had gestemd. De Afdeling overwoog dat, in aanmerking genomen dat het hier gaat om besluitvorming door de gemeenteraad die een belangenafweging vergt waarbij politieke inzichten een belangrijke rol spelen, het in de rede ligt voor de invulling van het begrip ‘persoonlijk belang’ in artikel 2:4, tweede lid, van de Awb aansluiting te zoeken bij artikel 28, eerste lid, onder a, van de wet. Deze bepaling dient strikt te worden uitgelegd, nu daarbij het fundamentele recht van een raadslid om deel te nemen aan een stemming wordt ingeperkt. Uit artikel 2:4 van de Awb volgt dus — en de Afdeling preciseert hiermee haar (hiervoor vermelde) uitspraak van 22 juni 2011 — in het algemeen niet dat een persoon die deel uitmaakt van een democratisch gekozen bestuursorgaan zoals de gemeenteraad en die bij een besluit belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, zich zou moeten onthouden van deelname aan de besluitvorming. Dit zou afbreuk doen aan de taak en de fundamentele rechten van een gekozen volksvertegenwoordiger en daarmee aan het democratisch proces.

De Afdeling heeft in haar uitspraak van 6 februari 2013 in aanvulling op het voorgaande overwogen dat er zich evenwel bijkomende omstandigheden kunnen voordoen die maken dat de behartiging van het persoonlijk belang van een raadslid zodanig aan de orde is bij het onderwerp van de besluitvorming dat hij daaraan niet behoort deel te nemen. Weliswaar kan de gemeenteraad niet verhinderen dat een lid deelneemt aan de besluitvorming en aan stemmingen, maar deelname van een lid kan er bij aanwezigheid van zo’n persoonlijk belang wel toe leiden dat de bestuursrechter tot het oordeel moet komen dat het desbetreffende besluit is genomen in strijd met artikel 2:4 van de Awb. De conclusie dat het betrokken bestuursorgaan in strijd met deze bepaling een besluit heeft genomen, kan echter pas worden getrokken wanneer aannemelijk is dat het betrokken raadslid de besluitvorming daadwerkelijk heeft beïnvloed.

 

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de wet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

 

In gemeenten kan een elektronisch stemsysteem gebruikt worden waarbij de openbaarheid gewaarborgd wordt doordat de naam van het raadslid gekoppeld wordt aan het voor of tegen. Dit is te lezen op een scherm, de afdruk ervan wordt meegenomen in de verslaglegging. Deze manier van stemmen is mogelijk op grond van de wet.

 

In het vierde lid wordt ingegaan op de procedure van hoofdelijke stemming. Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering.

 

In het vijfde lid is de term ‘uitspreken’ vervangen door de term ‘verklaren’, waarmee buiten twijfel staat dat dit artikellid ook van toepassing is op digitale stemmingen.

 

Artikel 25.Volgorde stemming over amendementen en moties

Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement strekt tot wijziging van een voorstel en komt daarom in stemming voorafgaand aan de stemming over dat voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing. Bovendien kan de raad besluiten af te wijken van deze stemvolgorde.\

 

Artikel 26.Stemming over personen

Artikel 31, eerste lid, van de wet geeft aan dat de stemming over personen geheim dient te zijn. Sinds 1 februari 2016 is artikel 31 ook van toepassing op de stemming over de benoeming van een wethouder (artikel 35, eerste lid, van de Gemeentewet). Datzelfde geldt voor de stemming over het ontslag van een wethouder in het geval een motie van wantrouwen niet tot onmiddellijk aftreden leidt (artikel 49 van de Gemeentewet). Ook dat gebeurt schriftelijk en is daarmee geheim. Het is mogelijk om met elektronische stemsystemen te werken, maar het Reglement van orde gaat vooralsnog uit van een stemming door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes.

 

Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

 

Wat onder een (niet)behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

  • a.

    een blanco ingevuld stembriefje;

  • b.

    een ondertekend stembriefje;

  • c.

    een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

  • d.

    een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

  • e.

    een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.

 

Bij de benoeming van wethouders is er sprake van een vrije stemming. Dat is dus anders dan bij een voordracht, waarbij de keus beperkt is tot twee of meer kandidaten. Een voordracht is voor de raad bindend. Er dient een keuze te worden gemaakt tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.

 

Bij een vrije stemming is artikel 28, eerste lid, onder a, en derde lid, van de wet niet van toepassing. Daarin is bepaald dat een raadslid zich van stemming onthoudt wanneer hij “behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt". Zoals vermeld is dat bij de benoeming van wethouders niet aan de orde. Een raadslid kan op het stembriefje de naam van elke kandidaat die zijn voorkeur heeft invullen: die van de voorgestelde perso(o)n(en), of die van een ander. Dat geldt dus ook voor raadsleden die zelf genomineerd zijn; die kunnen op zichzelf stemmen als ze dat willen.

 

De wetgever heeft nooit de bedoeling gehad de politieke verhoudingen in de raad te beïnvloeden door middel van een verbod op het meestemmen van de kandidaat-wethouder. Los van de formeel-juridische context pleiten de volgende argumenten nog voor bovenstaande zienswijze:

  • Een democratisch gekozen vertegenwoordiger mag niet te snel het recht op stemming worden ontnomen. Stel: partij X beveelt meneer Janse en mevrouw Pieterse aan als wethouders. Als deze personen in de raad zitting hebben en niet mee mogen stemmen houdt dit in, dat de partij ineens twee stemmen in de raad minder heeft. Dat is onaanvaardbaar in het licht van de politieke verhoudingen;

  • Een aanbeveling is geen voordracht. Het spraakgebruik heeft het vaak over voordracht, maar een persoon nomineren als wethouder staat niet gelijk aan een voordracht;

  • Het is denkbaar dat een kandidaat-wethouder die voor benoeming wordt aanbevolen, uit moreel-politieke overwegingen en om iedere schijn van belangenverstrengeling te vermijden op eigen initiatief afziet van het meestemmen over de benoeming. Alhoewel het uitgangspunt is dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het inperken van het stemrecht van gekozen volksvertegenwoordigers, laat de wet de betrokkenen de ruimte daarin een eigen afweging te maken.

Het stembureau onderzoekt of het aantal ingelverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

 

Artikel 27.Besluitenlijst

Artikel 27 regelt de verslagleggende taak van de griffier en de wijze waarop de besluitenlijst wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de wet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid, van de wet en het vierde lid).

 

De griffier verleent de ambtelijke bijstand aan de raad. Daarom is de griffier aangewezen om de besluitenlijst op te stellen en deze, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen (derde lid).

 

De besluitenlijst dient op zo kort mogelijke termijn te worden gepubliceerd (vierde lid). Het ligt voor de hand de besluitenlijsten ook op de gemeentelijke website toegankelijk worden gemaakt (vijfde lid).

 

Andere vormen van verslaglegging zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld – zoals in de gemeente Bladel - een video-opname van de raadsvergadering met een overzicht van de sprekers, de onderwerpen – voorzien van tijdscodes – en een besluitenlijst.

 

Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt slechts toe aan het raadslid en de wethouder, dat bij de desbetreffende vergadering aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is, naar de opvatting van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State, niet vatbaar voor beroep.

 

Artikel 28.Ingekomen stukken

Ieder ingekomen stuk wordt zo snel mogelijk na ontvangst op het RIS geplaatst en daarmee beschikbaar gesteld voor de gemeenteraad;

 

Ook worden deze op de lijst van ingekomen stukken geplaatst ten behoeve van de eerstvolgende vergadercyclus, voor zover de oproep nog niet is verstuurd;

 

Indien de oproep reeds is verstuurd, dan wordt het ingekomen stuk geplaatst op de lijst van ingekomen stukken voor de daaropvolgende vergadercyclus.

 

Over aan de raad gerichte inkomende stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, te weten: voor kennisgeving aannemen, ter afdoening door het college of ter advies van het college. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. De raad stelt op voorstel van het presidium, of in geval van onverwijlde spoed de griffier, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast (tweede lid).

 

Artikel 29.Toepassing reglement op besloten vergaderingen

Artikel 29 bepaalt dat de bepalingen van het Reglement van orde van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie en het maken van het verslag.

 

De bepalingen zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 23, vierde lid van de wet wordt opgeheven.

 

In artikel 23 van de wet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

 

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

 

Artikel 30.Verslag besloten vergadering

In artikel 30 wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, van de wet. In overeenstemming met de bepaling over het verslag van de raadsvergadering is de griffier ook verantwoordelijk voor het verslag van een besloten vergadering. Conceptbesluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen liggen voor de raadsleden ter inzage bij de griffier (eerste lid).

 

Artikel 31.Opheffing geheimhouding

Op grond van artikel 25, van de Gemeentewetwet, kan geheimhouding op informatie worden opgelegd door de raad, het college, de burgemeester en een commissie. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad verstrekte informatie vervalt, indien de raad de verplichting tot geheimhouding opheft (artikel 25, vierde lid, van de Gemeentewet). Wel bestaat er een overlegverplichting, waarmee recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Als de raad een opgelegde geheimhouding opheft, wil dat niet zeggen dat de desbetreffende informatie dan actief openbaar gemaakt moet worden. De Woo is nog steeds op deze informatie van toepassing. Wanneer om openbaarmaking wordt verzocht moet dat verzoek dus aan de uitzonderingsgronden in de Woo worden getoetst om tot een besluit te komen over het al dan niet openbaar maken van de betreffende informatie. Dan kan uiteraard blijken dat er inmiddels geen grond meer is om openbaarmaking te weigeren.

 

Artikel 32.Toehoorders en pers

De in artikel 29 aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde aangevuld door artikel 26 van de wet. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders die de orde verstoren te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.

 

Artikel 33.Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel dient rekening gehouden te worden met de privacy van insprekers of publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie. Het is voor de voorzitter mogelijk om een aanwijzing te geven dat publiek slechts vanaf een bepaalde afstand in beeld mag worden gebracht. Ook kan een aanwijzing zijn dat burgers die inspreken niet gefilmd mogen worden, uiteraard in overleg met de insprekers. Mogelijk hebben zij geen probleem met beeldregistraties.

 

HOOFDSTUK V. BEVOEGDHEDEN, INSTRUMENTEN RAADSLEDEN

Artikel 34.Amendementen en subamendementen

Elk lid van de raad kan wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen ter behandeling in de raad, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 13).

 

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de wet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in artikel 34. Op basis van artikel 147b, tweede lid, juncto artikel 147a, tweede lid, van de wet is de raad verplicht een amendement te behandelen, overeenkomstig de door de raad vastgestelde regels. Uit de bewoordingen van artikel 147b, tweede lid, van de wet blijkt dat het recht om amendementen in te dienen aan elk individueel raadslid toekomt; drempelsteun is derhalve niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109).

 

Artikel 35.Moties

In artikel 1 is de definitie van het begrip ‘motie’ gegeven. Een ‘motie’ is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke of procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

 

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft (tweede lid).

 

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats (derde lid). Dergelijke moties benaderen de in artikel 36 geregelde initiatiefvoorstellen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een motie in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.

 

In de wet wordt één specifieke motie uitgewerkt, namelijk in artikel 49. Dit betreft de “motie van wantrouwen” waarbij de raad uitspreekt het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien hij zelf niet opstapt, dient de raad actie te ondernemen.

 

Artikel 36.Initiatiefvoorstel

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen, maar de raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een initiatiefvoorstel heeft eenzelfde opbouw als een raadsvoorstel dat gebruikelijk door het college wordt ingebracht, met de daarin opgenomen paragrafen.

 

In artikel 147a, eerste lid, van de wet is dit uitgewerkt. Hier is bepaald dat een lid van de raad een initiatiefvoorstel kan indienen; met deze formulering wordt tot uitdrukking gebracht dat dit recht aan elk individueel raadslid toekomt, drempelsteun is dus niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109).

 

Het tweede en derde lid van artikel 147a van de wet bepalen dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening of beslissing wordt ingediend en behandeld.

 

Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van de eis van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.

 

De wet maakt onderscheid tussen initiatiefvoorstellen voor verordeningen en overige initiatiefvoorstellen. Ieder raadslid kan een initiatiefvoorstel voor een verordening indienen. Een dergelijk voorstel moet aanhangig worden gemaakt door het schriftelijk en ondertekend aan de voorzitter te zenden (eerste lid). De verdere wijze van behandeling moet de raad zelf regelen. De raad moet ook regelen op welke wijze en onder welke voorwaarden overige initiatiefvoorstellen (voorstellen die betrekking hebben op iets anders dan een verordening) in behandeling worden genomen. Ook dit initiatiefrecht komt toe aan individuele raadsleden, hetgeen inhoudt dat geen drempels mogen worden opgeworpen.

 

In het tweede lid is een termijn gesteld om het college in de gelegenheid te stellen zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen.

 

In het vierde lid van artikel 147a van de wet is sinds 1 februari 2016 bepaald dat het college de gelegenheid moet krijgen om wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Het college moet immers de besluiten van de raad uitvoeren (artikel 160, eerste lid, onder b, van de wet). Deze zgn. voorhangregeling is uitgewerkt in het tweede lid van dit artikel. Het is in eerste instantie aan de indiener om te beslissen wat hij met die inbreng doet en uiteindelijk beslist de raad over het al dan niet gewijzigde voorstel (MvT, Kamerstukken II 2012/13, 33691, 3, p. 2-3).

 

Het derde lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst nadat het college in de gelegenheid is gesteld om zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Als de oproep voor die vergadering echter al verzonden is, dan plaatst de voorzitter het niet op de agenda van eerstvolgende, maar daaropvolgende raadsvergadering. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 12, zesde lid, voor te stellen het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Voor zover de in het tweede lid gestelde termijn dan nog niet verlopen is zal er echter niet over het voorstel besloten kunnen worden (artikel 147a, van de Gemeentewet, juncto tweede lid van artikel 36). Dit staat er weliswaar niet aan in de weg dat er al over wordt beraadslaagd in de raadsvergadering, maar de voorzitter van de raad zal dan vervolgens de stemming over het voorstel aan moeten houden totdat het college in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Ook kan nadere beraadslaging op dat moment wenselijk worden geacht.

 

Voor het overige is het aan de raad om vervolgens te bepalen hoe het initiatiefvoorstel verder wordt behandeld als het op de agenda staat. Indien de wensen of bedenkingen van het college daar aanleiding toe geven kan de indiener van het voorstel eventuele wijzigingen doorvoeren. Hij of zij is daartoe echter niet verplicht, omdat de wet alleen aangeeft dat het college de mogelijkheid moet hebben om een visie op het initiatiefvoorstel te hebben. Er is geen verplichting om de wensen of bedenkingen ook daadwerkelijk in het voorstel te verwerken. Daarnaast kan de raad besluiten dat het initiatiefvoorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie.

 

Artikel 37.Collegevoorstel

Artikel 37 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel dat het college heeft voorbereid kan agenderen. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is (bijvoorbeeld omdat zij een voorstel willen wijzigen). De raad moet hier toestemming voor geven (eerste lid).

 

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw wordt behandeld. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie (zijnde het presidium) overlaten.

 

Artikel 38.Interpellatie

Artikel 38 stelt nadere regels bij artikel 155, tweede lid, van de wet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht en is een zwaarder instrument. Het gaat om het recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig, omdat de vergaderorde wordt doorbroken.

 

Artikel 39.Inlichtingen

In artikel 39 wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. De passieve inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 169, derde lid, van de wet is de klassieke informatieplicht die het college opdraagt de door de raad gevraagde inlichtingen te verstrekken, tenzij het openbare belang zich daartegen verzet. Dit recht om inlichtingen te vragen komt eveneens toe aan individuele raadsleden. Daarmee wordt voorkomen dat een raadsmeerderheid om (partij)politieke redenen belemmeringen opwerpt tegen het vragen van inlichtingen door een raadslid of raadsminderheid. Wel kan de raad op grond van doelmatigheidsoverwegingen een zekere ordening aanbrengen in de wijze waarop het inlichtingenrecht wordt uitgeoefend. De raad gaat immers over de agenda en de vergaderorde.

 

De weigeringsgrond ‘strijd met het openbaar belang’ is, zo blijkt uit de bewoordingen van artikel 169 van de wet, wettelijk objectief en algemeen omschreven. Het moet dan gaan om zwaarwegende belangen.

 

In de praktijk bestaan verschillende wettelijke en politieke figuren om als de raad en het college met elkaar te communiceren buiten de openbaarheid. De openbaarheid van stukken en vergaderingen bijvoorbeeld kan al dan niet tijdelijk worden opgeheven. Vervolgens kent de wet een algemene actieve inlichtingenplicht. Artikel 169, tweede lid, van de wet verplicht het college uit eigen beweging de raad alle inlichtingen te verstrekken die de raad nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het college moet permanent nagaan welke informatie de raad behoeft voor een goede taakvervulling. Hier liggen grote politieke risico’s als de raad het college in het ongewisse laat over de aard en omvang van de gewenste informatie. In het geval dat raad en college daarover geen afspraken maken is de kans groot dat het college de raad veiligheidshalve overstelpt met papier. Van controleren komt dan weinig terecht.

 

Dezelfde risico’s doen zich voor met betrekking tot een tweede actieve, meer specifieke inlichtingenplicht. Artikel 169, vierde lid, van de wet verplicht het college de raad vooraf te informeren over de voorgenomen uitoefening van een gemeentewettelijke bestuursbevoegdheid als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, van de wet indien de toepassing daarvan ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente of indien de raad daarom verzoekt. Het college mag dan niet eerder een besluit nemen dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen naar voren te brengen. De term ‘ingrijpend’ is in de wet niet nader omschreven. De raad en het college dienen, op basis van de situatie in de eigen gemeente, tot een afbakening te komen. De wetgever heeft destijds het oog gehad op substantiële financiële gevolgen van privaatrechtelijke overeenkomsten. De raad en het college moeten hier derhalve zelf een modus in vinden.

 

Artikel 40.Technische vragen

Raads- en commissieleden kunnen via de griffier schriftelijke vragen stellen over een onderwerp of raadsvoorstel. Schriftelijke vragen kunnen technisch of politiek van aard zijn. Technische vragen zijn gericht op het verkrijgen van ‘feitelijke informatie’. Technische vragen zijn daarmee een instrument in de beeldvormende fase van het BOB-model. De Oordeelsvormende fase zijn de raadscommissies. De besluitvormende fase is de raadsvergadering.

 

Technische vragen kunnen schriftelijk worden gesteld via de griffier en de ambtelijke organisatie. Technische vragen worden kort en bondig geformuleerd. Het zijn informatieve vragen die bedoeld zijn om een beter begrip van een onderwerp of raadsvoorstel te krijgen. Het kunnen vragen zijn over feiten, omstandigheden en de uitleg daarvan of over de gevolgen van een besluit. Politieke vragen zijn gericht op het verkrijgen van ‘politiek-bestuurlijke informatie’. Politieke vragen kunnen schriftelijk worden gesteld aan het college aan de hand van artikel 41 van het reglement van orde. Daarnaast kunnen politieke vragen worden gesteld in de vergadering van de commissie en de gemeenteraad.

 

Indien ambtelijk geoordeeld wordt dat de technisch gestelde vraag ‘politiek’ van aard is en daarmee niet technisch beantwoord kan worden, dan wordt dit bij de beantwoording aangegeven. Deze vraag kan dan in de commissie mondeling gesteld worden door het commissielid en beantwoord worden door het college en/of door een raadslid als artikel 41-vraag worden ingediend.

 

Technische vragen over een raadsvoorstel dienen minimaal 6 dagen voorafgaand aan de (commissie of raads-)vergadering te zijn toegestuurd om voorzien te kunnen worden van een tijdige beantwoording.

 

Technische vragen en de beantwoording worden openbaar gepubliceerd op het RIS en ter kennis gebracht van de gemeenteraad, tenzij de vragensteller anders verlangt.

 

Artikel 41.Schriftelijke vragen

Het vragenrecht stelt de leden van de raad in staat informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking, maar veelal met een politieke lading. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen, wel voorzien van een toelichting, stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. Deze dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de voorzitter, maar het college of de burgemeester geeft daarom het schriftelijke antwoord. In de praktijk zal een schriftelijk antwoord van het college vaak door de desbetreffende portefeuillehouder gegeven worden (artikel 168 van de wet).

 

De raad kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat de verantwoordelijke portefeuillehouder of de burgemeester in de raadsvergadering e.e.a. komt toelichten en nadere vragen komt beantwoorden. Om die reden is in het zesde lid ingevoegd dat de raad anders kan beslissen.

 

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

 

De vraag- en antwoordbrief worden geagendeerd in de eerstvolgende raadsvergadering.

 

HOOFDSTUK VI. RAADSCOMMISSIES

Artikel 42.Instelling raadscommissies

In het raadspresidium van 6 september 2011 en 17 oktober 2011 is het aantal raadscommissies teruggebracht naar drie:

  • 1.

    Grondgebied;

  • 2.

    Inwoners;

  • 3.

    Middelen/Algemene Zaken.

De tot dan toe separaat bestaande raadscommissies “Middelen” en “Algemene Zaken” zijn samengevoegd. Tussen de drie overblijvende raadscommissies vonden enkele taakverschuivingen plaats:

  • a.

    economische zaken verschuift van Grondgebied naar de nieuwe commissie Middelen/Algemene Zaken;

  • b.

    voorlichting en communicatie verschuift van Inwoners naar de nieuwe commissie Middelen/Algemene Zaken.

Het vijfde en zesde lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, wordt door het presidium vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden.

 

De gemeenteraad heeft op 20 mei 2021 besloten de geldende commissiestructuur met drie commissies (Grondgebied, Inwoners en MAZ) ongewijzigd te laten.

 

De raadscommissies maken onderdeel uit van de Oordeelsvormende fase in het BOB-model. De Beeldvormende fase eindigt in de regel bij aanvang van de raadscommissies. De drie fases worden per vraagstuk opvolgend doorlopen, waarbij – in beginsel – niet meerdere fases binnen eenzelfde vraagstuk op 1 dag en/of in 1 bijeenkomst plaatsvinden.

 

Artikel 43.Taken

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet (hierna: wet). De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. De raadscommissie is vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening met betrekking tot de besluitvorming door de raad. De raadscommissies Grondgebied, Inwoners en MAZ maken daarbij onderdeel uit van de Oordeelsvormende fase in het BOB-model. In de oordeelsvormende fase gaat het om het formuleren van een standpunt in de commissievergadering op grond van argumenten en middels debat en uitwisseling van standpunten en zienswijzen.

 

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

 

In de praktijk adviseert de adviescommissie de gemeenteraad met betrekking tot het raadsvoorstel over het volgende:

  • In hoeverre het voorstel voldoende is voorbereid door het college voor finale standpuntbepaling door de gemeenteraad

  • Welke punten zijn overgebleven voor bediscussiëring door de gemeenteraad

  • Of er nog/Welke informatie beschikbaar dient te komen voorafgaand aan de besluitvorming door de gemeenteraad

  • Of het raadsvoorstel als Hamerstuk of Bespreekstuk dient te worden geagendeerd door de gemeenteraad.

De raadscommissie bepaalt evenals de raad haar eigen agenda. Dit betekent dat niet het college, maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. Het presidium is verantwoordelijk voor de inhoudelijke afstemming van raads- en commissievergaderingen. Veelal zal het echter wel zo zijn dat in beginsel ieder raadsvoorstel eerst in een raadscommissie wordt behandeld en vervolgens door de gemeenteraad.

 

Tegenwoordig komen varianten van vergaderen voor die geen vaste samenstelling hebben. Te denken valt aan vergaderingen in sessies en vergadertafel. De wettelijke bepalingen omtrent de raadscommissies zijn, ondanks het feit dat er niet gesproken kan worden van een vaste samenstelling, op deze varianten van vergaderen van toepassing. Indien vergaderingen in het teken staan van de voorbereiding van besluitvorming van de raad en het overleg met het college of de burgemeester, is er sprake van een raadscommissie. Dergelijke voorbereiding van de besluitvorming van de raad is exclusief voorbehouden aan de raadscommissies en kan niet worden opgedragen aan overige commissies. Er dient bij deze varianten van vergaderen dus rekening gehouden te worden met alle vereisten die voor een raadscommissie gelden zoals een evenwichtige vertegenwoordiging (artikel 82, derde lid, van de wet).

 

Artikel 44.Samenstelling; benoeming commissievoorzitter

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de wet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid voor dat een raadscommissie bestaat uit een minimum en maximum aantal leden per fractie. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. Gekozen is voor een maximum van 2 leden per fractie voor de commissies, waarvan minimaal 1 raadslid.

 

De commissieleden worden door de raad benoemd, op voordracht van de fracties (tweede lid). Dit houdt in dat het aan de fracties zelf is om te bepalen wie de betreffende fractie vertegenwoordigen in de verschillende commissies. Het is enkel mogelijk – overeenkomstig het derde lid zelfs verplicht - de benoeming van een voorgedragen lid te weigeren als het een ‘burgerlid’ betreft dat niet voldoet aan bepaalde vereisten van de wet (zie verder de toelichting op het derde lid).

 

Uit het derde lid volgt dat de leden van een raadscommissie geen raadslid hoeven te zijn. Wel zijn het de fracties die de leden voordragen. De voorheen gehanteerde bepaling dat niet-raadsleden in verband met de kenbaarheid (kiezerslegitimiteit) van de kandiddaten bij de burgers wel op de kandidatenlijst van de betreffende fractie moet hebben gestaan is, overeenkomstig het besluit van het raadspresidium van 6 september 2011 komen te vervallen.

 

Op grond van het derde lid moeten commissieleden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 , 14 en 15 van de wet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken en geen functie als bedoeld in artikel 13 van de wet mogen vervullen. Om te beoordelen of wordt voldaan aan de eisen van de wet ligt het voor de hand om gebruik te maken van een geloofsbrievenonderzoek. Het verdient aanbeveling dit onderzoek uit te laten voeren door de commissie die voor raadsleden en wethouders het op basis van artikel V 4 van de Kieswet verplichte geloofsbrievenonderzoek uitvoert. De vereisten die onderzocht moeten worden zijn immers gelijk. Dit onderzoek (alleen naar de niet-raadsleden) gaat vooraf aan het raadsbesluit waarmee de commissieleden benoemd worden. Per raadsbesluit (R21.184) op 10 februari 2022 heeft de gemeenteraad besloten dat commissieleden eveneens worden beëdigd (overeenkomstig artikel 14 van de gemeentewet).

 

Om er voor te zorgen dat iedere fractie – met name ook de kleine fracties – in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie bepaalt het vierde lid dat iedere fractie een plaatsvervangend lid kan voordragen. Voor hen gelden dezelfde eisen als voor commissieleden.

 

De raad benoemt de commissievoorzitters (zevende lid). Op grond van artikel 82, vierde lid, van de wet kan enkel een raadslid als voorzitter van een raadscommissie benoemd worden. Een voorstel van de regering om dit vereiste op te heffen is in 2014 in de Tweede Kamer gesneuveld. De voorzitter is eveneens geen lid van de raadscommissie. Op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie.

 

Artikel 45.Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden en de voorzitter is even lang als de zittingsperiode van raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

 

Het lidmaatschap van een raadscommissie eindigt eveneens van rechtswege, indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 44, derde lid, gestelde eisen (tweede lid) en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

 

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen ontslaan (derde lid). Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van het eerste lid recht op een eigen lid.

 

Artikel 46.De griffier

De griffier is bij commissievergaderingen aanwezig. Mocht het door de commissievoorzitter nodig worden geacht, kan de griffier deelnemen aan de inhoud van vergaderingen.

 

Artikel 47.Oproep en agenda

Het derde lid stelt verplicht dat de commissievoorzitter een vastgesteld aantal dagen vóór een vergadering de leden van zijn raadscommissie een schriftelijke oproep, waarin de vergadering wordt aangekondigd, en de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken stuurt (eerste lid). Uiteraard is het mogelijk, indien de raad dit wenst de oproep en stukken niet per post maar elektronisch te versturen. De griffier plaatst altijd de voorlopige agenda in het RIS met de daarbij behorende stukken. De oproep vermeldt de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

 

In het derde lid gaat het om een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ruim voor de commissievergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de commissievoorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen (vierde lid).

 

Als omtrent stukken op grond van artikel 86, eerste of tweede lid, van de wet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de commissieleden op verzoek inzage (derde lid juncto artikel 8, derde lid). Van geheimhouding wordt melding gemaakt op de stukken.

 

Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het zesde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid is en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. De raadscommissie bepaalt vervolgens voor welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

 

Artikel 48.Ter inzage leggen van stukken

Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken met het verzenden van de elektronische oproep aangeboden (eerste lid) via het RIS dat te raadplegen is op de website van de gemeente.

 

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Daarom worden stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de commissievergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage gelegd voor raadsleden en de commissieleden (derde lid).

 

Artikel 49.Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 82, vijfde lid, van de wet. In artikel 49 wordt vastgelegd op welke wijze commissievergaderingen worden aangekondigd. In de praktijk zal de aankondiging van de commissievergadering op de gemeentelijke website en/of in een weekblad (PC55) of dagblad worden gepubliceerd.

 

Artikel 50.Presentielijst

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen van de niet-raadsleden die lid zijn van de raadscommissie te kunnen vaststellen.

 

Artikel 51.Opening vergadering en quorum

Artikel 20 van de wet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de wet. Artikel 51 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd (eerste lid).

 

Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet bereikt is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter de datum en het tijdstip van de nieuwe vergadering bepaalt, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zitten, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen (tweede lid). Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

 

Artikel 52.Advies

Door gebruik van het woord beslissen in het eerste lid kan de suggestie gewekt worden dat in de commissievergadering ook ‘echte’ Awb-besluiten kunnen worden genomen. Dit is echter niet het geval. Een raadscommissie neemt geen beslissingen maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Alleen in de raadsvergadering kunnen besluiten worden genomen. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

 

In de regel concludeert de voorzitter uitsluitend als advies aan de raad dat een raadsvoorstel een ‘hamerstuk’ betreft, indien de commissie hierover unaniem oordeelt.

 

Met betrekking tot de ter advisering aan de commissie voorgelegde voorstellen van het college aan de gemeenteraad zal de raadscommissie als regel:

  • 1.

    Concluderen:

    • Of alle benodigde informatie beschikbaar is;

    • Of het onderwerp voldoende is voorbereid voor een raadsbehandeling;

    • Welke punten in de raadsvergadering nog bediscussiëring behoeven.

  • 2.

    Adviseren aan de gemeenteraad:

    • Welk besluit kan worden genomen; en

    • Welke besluitvormingsprocedure kan worden gevolgd (hamerstuk/bespreekstuk).

Artikel 53.Aantal spreektermijnen

Het stellen van (politiek-georiënteerde) vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten (tweede lid). Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de derde termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raadscommissie van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten (eerste lid).

 

De beraadslaging zal in de regel als volgt verlopen:

  • Eerste termijn: Meningsvorming

  • Tweede termijn: (voorlopige) Meningsuiting

  • Derde termijn (indien nodig): Conclusie per fractie met betrekking tot:

    • o

      Hamerstuk/Bespreekstuk

    • o

      Benodigde informatie

    • o

      Overgebleven discussiepunten voor de gemeenteraad

  • Concludering/Advisering

Met het raadsbesluit R21.002b van 20 mei 2021 heeft de gemeenteraad besloten de eerste termijn (technische vragenronde) te doen vervallen. Technische (verhelderende) vragen om feitelijke informatie dienen te worden gesteld in de beeldvormende fase.

 

Per 20 mei 2021 (R21.002b) is de spreekvolgorde op basis van het stemcijfer komen te vervallen. De spreekvolgorde wordt bepaald op basis van een inventarisatie van de voorzitter. Hierdoor wordt beoogd de dynamiek en interactie tussen commissieleden te vergroten en te voorkomen dat in ‘rondjes’ wordt gepraat. Trekking van het stemcijfer ter bepaling van de spreekvolgorde (als agendapunt 2) is daarmee komen te vervallen.

 

Artikel 54.Deelname aan beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met de in artikel 22 van de wet geregelde immuniteit, dat in artikel 82, vijfde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders. Deze hebben op grond van artikel 21, gelezen in samenhang met artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet de mogelijkheid om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op grond van dit artikel kan bijvoorbeeld de secretaris uitgenodigd worden. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering te doen.

 

Artikel 55.Spreekrecht burgers

Het geven van spreekrecht aan burgers is een manier om burgers meer te betrekken bij de besluitvorming van de raad.

 

Het spreekrecht geldt alleen voor onderwerpen die op de agenda van de commissie staan (eerste lid). In veel gemeenten is er een mogelijkheid voor een burgerinitiatief. Burgers hebben daarmee het instrument van een initiatief om onderwerpen op de agenda te plaatsen. Onderwerpen die burgers belangrijk vinden kunnen op deze manier geagendeerd worden.

 

De burgers die wensen in te spreken kunnen zich binnen een ‘redelijke termijn’ voor de vergadering melden bij de commissiegriffier. Procedureel is het handig om als ‘redelijke termijn’ circa 48 uur aan te houden. Door niet uitdrukkelijk een termijn op te nemen, kan hiermee flexibel worden omgegaan en de servicegerichtheid naar de burger worden vergroot.

 

In het vierde lid is ervoor gekozen om een burger slechts éénmaal het woord te geven en geen discussie te laten plaatsvinden. Afhankelijk van de lokale situatie kan als richtlijn 5 minuten spreektijd per burger worden aangehouden. Op voorstel van de voorzitter, die in eerste instantie voor een ordentelijk verloop van de vergadering moet zorgen en dus moet kunnen aanvoelen of een verkorting of verlenging van de spreektijd gewenst is, kan van deze richtlijn worden afgeweken. Met het vijfde lid wordt de inspreker de mogelijkheid gegeven een 2e keer het woord te voeren, waarin beknopt kan worden gereageerd op hetgeen door de fracties en het college in de 1e termijn is gezegd. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van de raad (R21.002b, 20 mei 2021) om insprekers meer te kunnen horen.

 

Ook bij digitale vergaderingen kan op reguliere wijze gebruik worden gemaakt van het spreekrecht. De inspreker wordt bij een digitale vergadering verwacht naar het gemeentehuis te komen om in te spreken. Op deze wijze wordt geborgd dat het spreekrecht ordentelijk verloopt en de vergadering niet onnodig wordt verstoord.

 

Artikel 56.Handhaving orde en schorsing

Artikel 26 van de wet geeft aan dat de voorzitter bij raadsvergadering bevoegd is om de orde in de vergadering te handhaven. Voor de commissievergaderingen ontbreekt een dergelijke bepaling, deze is daarom in artikel 56 opgenomen. Ingevolge het eerste lid is de commissievoorzitter belast met de handhaving van de orde in de commissievergaderingen. Op basis van het vierde lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, de vergadering sluiten (derde lid). In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd (tweede lid).

 

Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de wet bovendien dat artikel 22 van de wet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

 

Artikel 57.Voorstellen van orde

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie. Bij het staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid, van de wet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze of een voorstel over de (beperking van de) spreektijden van de leden en overige deelnemers aan de commissievergadering.

 

Artikel 58.Besluitenlijst

De griffier draagt zorg voor besluitenlijsten van vergaderingen. In artikel 58 is voorts opgenomen, waaraan de besluitenlijsten dienen te voldoen.

 

Artikel 59.Toepassing verordening op besloten vergaderingen

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de wet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

 

Artikel 60.Besluitenlijst besloten vergadering

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de wet is artikel 23 van de wet van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de wet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het eerste lid dat het verslag van een besloten vergadering ter inzage ligt bij de griffier.

 

Artikel 61.Opheffing geheimhouding

Een raadscommissie kan geheimhouding op informatie leggen en die informatie tevens aan de raad verstrekken. De raad kan de geheimhouding opheffen van aan de raad verstrekte informatie (artikel 89, vierde lid, van de wet). Wel bestaat er een overlegverplichting, waarmee recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Artikel 62.Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de wet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de wet, het derde lid voorziet hierin.

 

Artikel 63.Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel dient rekening gehouden te worden met de privacy van insprekers of publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie. Het is voor de voorzitter mogelijk om een aanwijzing te geven dat publiek slechts vanaf een bepaalde afstand in beeld mag worden gebracht. Ook kan een aanwijzing zijn dat burgers die inspreken niet gefilmd mogen worden, uiteraard in overleg met de insprekers. Mogelijk hebben zij geen probleem met beeldregistraties.

 

HOOFDSTUK VII. INFORMATIEBIJEENKOMSTEN

Artikel 64.Doel en vorm

In de Gemeentewet wordt een onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet).

 

Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.

 

In het BOB-model zijn de informatiebijeenkomsten ingevoerd om de besluitvorming van de raad voor te bereiden. Hiermee ontstaat een raadscommissie, overeenkomstig art. 82 Gemeentewet.

 

Het doel van informatiebijeenkomsten is dat de raad alle informatie krijgt die hij nodig heeft om zijn taken goed te kunnen uitvoeren. Het gaat om informatie vanuit het college, maar ook burgers, instellingen en organisaties kunnen de raad tijdens deze bijeenkomsten informeren. De onderwerpen kunnen geagendeerd worden op verzoek van de raad zelf, maar ook het college, burgers en instellingen kunnen onderwerpen aandragen. Het presidium beslist uiteindelijk over de invulling van de informatiebijeenkomsten.

 

Informatiebijeenkomsten maken daarmee een belangrijk onderdeel uit van de beeldvormende fase. De beeldvormende fase is de eerste fase in het BOB-vergadermodel. De gemeenteraad heeft besloten op 20 mei 2021 tot: “Meer verrijking en eigenaarschap van besluitvorming” door de werkwijze en vergaderstructuur van de gemeenteraad binnen het commissiestelsel vorm te geven in de BOB-systematiek met een beeldvormende, oordeelsvormende en besluitvormende fase”. Daarbij is besloten om geen vaste vorm aan de informatiebijeenkomsten toe te kennen ten aanzien van werkvorm, opzet en locatie.

 

Het BOB-model heeft als doel om middels Beeldvorming en Oordeelsvorming in de raadsvergadering adequate, transparante, onderbouwde Besluitvorming te doen plaatsvinden.

 

In de beeldvormende fase gaat het om het krijgen van inzicht in en informatie door raads- en commissieleden over vraagstuk, inhoudelijke problematiek, oplossingsrichtingen en beeld van wat anderen vinden of bedoelen over voor de gemeenteraad relevante onderwerpen. Het organiseren van informatiebijeenkomsten is daarbij een middel.

 

De informatie-uitwisseling heeft als doel om aan de beeldvorming over een bepaald thema of onderwerp bij te dragen. De (politiek) discussie vindt plaats in de commissie- en/of raadsvergadering op basis van een voorstel.

 

Artikel 65.Agenda

Informatiebijeenkomsten worden ieder jaar (in voldoende mate) opgenomen in het vergaderschema. In de regel op maandagen en dinsdagen. Dit betreft reserveringen. De informatiebijeenkomsten starten om 19.30 uur en eindigen uiterlijk om 22.30 uur.

 

Raadsinformatiebijeenkomsten hebben als doel de gemeenteraad te ondersteunen tijdens de beeldvormende fase. Doordat de raadsinformatiebijeenkomsten ten dienste staan van de gemeenteraad, vindt de planning en invulling van raadsinformatiebijeenkomsten plaats na afstemming met de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft daartoe de taken belegd bij het presidium – als agendacommissie - om die rol onder mandaat uit te voeren.

 

De taak en beslissingsbevoegdheid voor de invulling en planning van de informatiebijeenkomsten worden dus neergelegd bij het presidium. Door de raad zelf de invulling (met ondersteuning van griffier en ambtelijke organisatie en mogelijk op verzoek van college) van deze fase te laten bepalen, geeft het actief invulling aan zijn rol als agendabepaler.

 

Het presidium bepaalt op basis van de LTA/Raadsplanning en de door de griffier ontvangen aanvragen/verzoeken vanuit o.a. het college, gemeenteraad of raadscommissie over de invulling van de raadsinformatiebijeenkomsten.

 

Aanvragen/verzoeken vanuit het college voor een informatiebijeenkomst/werkbezoek dienen tijdig en gemotiveerd schriftelijk te worden aangeleverd ten behoeve van bespreking in het presidium. De vuistregel is dat het presidium de beeldvormende fase ten minste 1 cyclus vooruit plant.

 

Informatiebijeenkomsten zijn vormvrij. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens om bij de informatiebijeenkomsten maatwerk te kunnen leveren en geen vaste kaders te stellen ten aanzien van opzet, programma, locatie, werkvormen e.d.. Door de vorm in de beeldvormende fase flexibel te houden, is het mogelijk om maatwerk te leveren (afhankelijk van het vraagstuk en thema). Gedacht kan worden aan werkbezoeken, ontwikkellocatiebezoeken, ‘Rondje langs de kernen’, bijeenkomsten waarin verenigingen, bedrijven en burgers worden uitgenodigd om mee te denken over de toekomst van Bladel, etc. etc. Het betekent ook dat informatiebijeenkomsten fysiek, digitaal of in hybride vorm kunnen plaatsvinden.

 

Artikel 66.Status

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het beginsel van openbaarheid van vergaderingen.

 

Artikel 67.Samenstelling

Informatiebijeenkomsten worden in beginsel georganiseerd voor raads- en commissieleden ten behoeve van de beeldvorming. Informatiebijeenkomsten betreffen een commissie zoals bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet. Het bijwonen van een informatiebijeenkomst komt derhalve in aanmerking voor vergoeding zoals bedoeld in artikel 3.4.1. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Daartoe wordt door commissieleden de presentielijst getekend bij aanvang van de informatiebijeenkomst.

 

De rol en inbreng van inwoners (als participant) is uitdrukkelijk toegestaan. Door mogelijk te maken dat externen in deze fase (als deelnemer) een rol vervullen, wordt tegemoet gekomen aan de wens van de raad (overeenkomstig het besluit van 20 mei 2021) om inwoners in een eerder stadium in het besluitvormingsproces te betrekken. Het geïnformeerd worden over gevoelens en meningen van externen over een voor de gemeenteraad relevant onderwerp kan een belangrijke bijdrage leveren aan de beeldvorming.

 

HOOFDSTUK VIII. SLOTBEPALINGEN

Artikel 68.Uitleg reglement

Behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 69.Intrekking oude reglement

Behoeft geen nadere toelichting. Ook de verordening op de raadscommissies Bladel 2012 wordt met de vaststelling van dit reglement ingetrokken.

 

Artikel 70.Inwerkingtreding en citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting.