Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oldambt

Verordening Jeugdhulp gemeente Oldambt 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOldambt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Jeugdhulp gemeente Oldambt 2022
CiteertitelVerordening Jeugdhulp gemeente Oldambt 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpjeugd
Externe bijlageToelichting op de Verordening jeugdhulp 2022

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://wetten.overheid.nl/BWBR0034925/2023-01-01

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-11-2022vernieuwde besluit

23-11-2022

gmb-2023-32140

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Jeugdhulp gemeente Oldambt 2022

De raad van de gemeente Oldambt,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 november 2022;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

overwegende dat:

de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

  • 1.

    de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;

  • 2.

    de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

  • 3.

    de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

  • 4.

    de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

  • 5.

    de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

  • 6.

    de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort

tot diens sociale netwerk;

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Oldambt, d.d. 23 november 2022

 

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 2.

    a. algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

  • 3.

    b. andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

  • 4.

    c. budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet;

  • 5.

    d. gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders;

  • 6.

    e. hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;

  • 7.

    f. individuele voorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die toegankelijk is na voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders en door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

  • 8.

    g. ondersteuningsplan: een document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren;

  • 9.

    h. persoonsgebonden budget (pgb): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of ouder, dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • 10.

    i. Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

  • 11

    wet: Jeugdwet. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

 

  • 1.

    De volgende vormen van jeugdhulp zijn beschikbaar:

  • .

    algemene voorzieningen gericht op het versterken van de sociale context en op de ondersteuning van zowel de jeugdige als zijn ouders;

  • 2.

    individuele voorzieningen.

  • .

    Het college stelt bij nadere regels vast welke algemene en individuele voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

     

Hoofdstuk 3 Voorzieningen: toegang, onderzoek en beoordeling

Artikel 3 Toegang algemene voorziening

Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

 

Artikel 4 Besluit weigering algemene voorziening

Op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders wordt een besluit tot weigering van toegang tot een algemene voorziening op schrift gesteld en toegezonden.

 

Artikel 5 Toegang jeugdhulp via de gemeente

 

  • 1.

    De jeugdige en/of zijn ouders kunnen met hun hulpvraag terecht bij het college. Als de jeugdige en/of zijn ouders daarom vragen, zorgt het college voor ondersteuning bij het verkennen of verhelderen van de hulpvraag.

  • 2.

    Het eerste contact over de hulpvraag als bedoeld in het eerste lid kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht indien dit contact aanleiding geeft tot een onderzoek als bedoeld in artikel 7 van de verordening.

  • 3.

    Een aanvraag voor een individuele voorziening wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 4.

    Het college kan een ondertekend ondersteuningsplan aanmerken als aanvraag als dit daarop door de belanghebbende is aangegeven.

  • 5.

    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek als bedoeld in artikel 7 van deze verordening aanmerken als een aanvraag als dit daarop door de belanghebbende is aangegeven.

  • 6.

    Als een jeugdige of zijn ouder de jeugdhulp zelf wenst in te kopen met een pgb, dient hij daartoe een budgetplan in zoals bedoeld in artikel 10 van deze verordening. Een door de jeugdige of ouder ondertekend budgetplan kan worden aangemerkt als aanvraag.

  • 7.

    Het college neemt het besluit op een aanvraag uiterlijk binnen acht weken, waarbij als startdatum het eerste contact als bedoeld in het tweede lid geldt.

  • 8.

    Het college legt het besluit op een aanvraag voor een individuele voorziening vast in een beschikking.

  • 9.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende individuele voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

  • 10.

    De jeugdige of zijn ouders moeten zich binnen drie maanden na de besluitdatum melden bij een jeugdhulpaanbieder, dan wel het pgb binnen drie maanden inzetten voor de aangewezen jeugdhulp.

  • 11.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening.

Artikel 6 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    De jeugdige of zijn ouders moeten zich binnen drie maanden na de besluitdatum melden gemeld bij een jeugdhulpaanbieder, dan wel het pgb binnen drie maanden inzetten voor de aangewezen jeugdhulp.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over de invulling van het in het eerste lid genoemde.

Artikel 7 Onderzoek en opstellen ondersteuningsplan

 

  • 1.

    Voorafgaand aan het onderzoek dienen de jeugdige en/of zijn ouders zich te legitimeren. De jeugdige en/of zijn ouders geven daartoe in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 2.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, als bedoeld in het vierde lid, van belang zijnde en toegankelijke gegevens en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.

  • 3.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 4.

    Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:

  • a.

    de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige of zijn ouders;

  • b.

    of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie-gerelateerde problemen en zo ja, welke problemen, stoornissen en beperkingen dat zijn;

  • c.

    welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

  • d.

    of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en personen die tot het sociale netwerk behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden;

  • e.

    voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met inzet van andere voorzieningen te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

  • f.

    voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen en de mogelijkheid tot inzet van andere voorzieningen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met inzet van een algemene voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

  • g.

    voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen, de mogelijkheid tot inzet van een andere voorziening en de mogelijkheid tot inzet van een algemene voorziening, ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met inzet van een individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

  • h.

    hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

  • i.

    de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

  • j.

    de mogelijkheden om te kiezen voor een pgb, waarbij de jeugdige en/of zijn ouder(s) in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 5.

    Het college en de jeugdige en/of zijn ouders leggen het gesprek, het onderzoek en de conclusies daaruit vast in het ondersteuningsplan. Indien uit het ondersteuningsplan blijkt dat een individuele voorziening is aangewezen, geldt als voorwaarde voor het compleet maken van de aanvraag dat dit ondersteuningsplan wordt ondertekend door de ouders en/of jeugdige en daarna wordt teruggestuurd.

  • 6.

    Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken van het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en wijst de jeugdige en zijn ouders voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis, onafhankelijke cliëntondersteuning, zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015.

  • 7.

    Het college onderzoekt periodiek het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s om de recht- en doelmatigheid daarvan te beoordelen.

  • 8.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd en vastgelegd.

Artikel 8 Criteria individuele voorzieningen

 

  • 1.

    Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

  • a.

    binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder wordt verstaan:

    • .

      gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

    • .

      het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten, en/of

  • b.

    door gebruik te maken van een algemene voorziening, en/of

  • c.

    door gebruik te maken van een andere voorziening.Het college verstrekt alleen de goedkoopste adequate voorziening, waarbij geldt dat het criterium 'goedkoopst' alleen gehanteerd wordt wanneer de verschillende voorzieningen van overeenkomstige kwaliteit zijn.

    2. Het college verstrekt alleen de goedkoopste adequate voorziening, waarbij geldt dat het criterium 'goedkoopst' alleen gehanteerd wordt wanneer de verschillende voorzieningen van overeenkomstige kwaliteit zijn.

    3. Het college kan een voorziening weigeren wanneer de effectiviteit van de interventie waarmee gewerkt wordt onvoldoende vaststaat.

    4. Wanneer het hulpverleningstraject waarvoor de jeugdige en/of zijn ouders een voorziening vragen reeds is afgerond op het moment van melding en er geen sprake is van een verwijzing als bedoeld in artikel 6, verstrekt het college daar achteraf geen voorziening voor.

    5. Wanneer het hulpverleningstraject waarvoor de jeugdige en/of zijn ouders een voorziening vragen nog loopt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:

    a. als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en

    b. voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

    6. De voorziening als bedoeld in lid 5 kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal 3 maanden vóór de aanvraag.

    7. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste, tweede en derde lid.

  •  

    •  

Artikel 9 Vervoer

 

  • 1.

    Het vervoer van een jeugdige van en naar een locatie waar geïndiceerde jeugdhulp wordt geboden maakt onderdeel uit van de jeugdhulpplicht als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid van de wet.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels met criteria voor het toekennen van een individuele tegemoetkoming in de kosten van noodzakelijk vervoer.

Artikel 10 Aanvullende criteria pgb

1. Als een jeugdige en/of zijn ouders in aanmerking komen voor een individuele voorziening, en de ondersteuning zelf wensen in te kopen door middel van een pgb, dienen zij daartoe een budgetplan in. In het budgetplan is opgenomen:

a) de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is;

b) de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

c) op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd;

d) de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden, frequentie en tarief.

2. Het college verstrekt alleen een pgb voor de jeugdhulp die in de beschikking is opgenomen. Reiskosten en andere onkosten zijn geen kosten van jeugdhulp.

3. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

a) kosten voor bemiddeling;

b) kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

c) kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

d) kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

e) kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

4. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk voor zover het niet gaat om ggz-behandeling.

5. Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 11 Onderscheid formele en informele hulp

1. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

a) personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

b) personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel (zzp’er). Daarnaast moeten zij ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

c) personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

2. Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is er altijd sprake van informele hulp.

3. Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b of c, is sprake van informele hulp.

Artikel 12 Hoogte pgb

1. De tarieven voor een pgb zijn bepaald voor de volgende categorieën jeugdhulp:

a. begeleiding individueel/gezin;

b. persoonlijke verzorging;

c. begeleiding groep;

d. verblijf/logeren.

2. De basis voor de hoogte van het pgb voor formele hulp bedraagt 70% van het rekenkundig gemiddelde van de bedragen waartegen de jeugdhulpaanbieders voor 2018 hebben ingeschreven op de in het eerste lid genoemde categorieën jeugdhulp zorg in natura, met uitzondering van het hoogste en het laagste bedrag. Het bedrag wordt met ingang van 2021 geïndexeerd met 2,5%.

3. In afwijking van het tweede lid kan een lager tarief worden toegekend indien op basis van het door de jeugdige en/of zijn ouders ingediende budgetplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.

4. Als het op basis van het tweede lid vastgestelde formele pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen jeugdhulp te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één jeugdhulpaanbieder kan worden ingekocht.

5. De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van dienstbetrekking ten minste gelijk aan het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36-urige werkweek.

6. Het informele tarief bedraagt voor:

a. begeleiding: € 18,- (uur);

b. verblijf/logeren: € 40,- (etmaal);

7. Een pgb voor vormen van jeugdhulp en een pgb voor vervoer, waarvoor een tarief is vastgesteld per uur, per dagdeel of per etmaal of retour, mag uitsluitend en alleen besteed worden voor die daadwerkelijk geleverde diensten per uur, dagdeel of etmaal en voor dat vervoer en mag niet anders besteed worden.

8. Als uit het gesprek en het ondersteuningsplan blijkt, dat het pgb-tarief niet toereikend is, kan het college hiervan afwijken tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

9. Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening vastgestelde tarieven verhogen of verlagen. De indexering bedraagt hetzelfde percentage als de indexering van de tarieven zorg in natura dat wordt gebruikt voor de inkoop van jeugdhulp.

10. Als er geen gebruik wordt gemaakt van de in dit artikel genoemde tarieven voor de categorieën pgb worden de bedragen, doelgroepen en andere mogelijke nadere invullingen vastgesteld aan de hand van de criteria, zoals in de Wet, het daarop gebaseerde besluit, de verordening en de nadere regels zijn gesteld.

11. Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte en de mogelijke indexering van pgb-tarieven wordt vastgesteld.

12. Bij nadere regels kan het college verdere invulling geven aan het bepaalde in de voorgaande leden. De diverse tariefhoogten die bovenstaand zijn opgenomen, dan wel voortvloeien uit bovenstaande bepalingen, worden opgenomen in een tabel als bijlage behorende bij deze verordening.

Artikel 13 Periodiek onderzoek en heroverweging

Het college onderzoekt periodiek of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan hierover nadere regels stellen.

 

Hoofdstuk 4 Niet behandelen aanvraag, herziening, intrekking, terugvordering en bestrijding misbruik

Artikel 14 Niet behandelen aanvraag

  • 1.

    De aanvrager verschaft alle gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2.

    Het college kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het college gestelde termijn aan te vullen.

  • 3.

    Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 15 Herziening, intrekking en terugvordering

1. Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

2. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

a) de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b) de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

c) de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

d) de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb;

e) de jeugdige langer dan 12 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of

f) de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden niet is aangesproken voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden, tenzij dit de jeugdige of zijn ouders niet is aan te rekenen.

4. Als het college een besluit op grond van het tweede lid onderdeel a heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de te veel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het te veel of ten onrechte genoten pgb.

Artikel 16 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 3.

    3. Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

Hoofdstuk 5 Afstemming met andere voorzieningen

Artikel 17 Afstemming met gezondheidszorg

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 6 lid 1 van deze verordening plaatsvindt.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.

  • 3.

    Het college draagt er zorg voor dat de jeugdige en/of zijn ouders ondersteund worden bij een aanvraag voor zorg op grond van de Wlz, wanneer er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wlz.

Artikel 18 Afstemming met gecertificeerde instellingen

1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de gecertificeerde instellingen.

2. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

a) het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet;

b) het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

c) de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt;

d) wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders;

e) hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

3. Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de wet.

Artikel 18a Zak- en kleedgeldregeling

1. Het college stelt ten behoeve van de jeugdige met een kinderbeschermingsmaatregel die in een instelling verblijft een vervangende bijdrage ter beschikking ter hoogte van de bedragen genoemd in artikel 12 lid 3 van de Algemene kinderbijslagwet, wanneer het de voogd bij wie de jeugdige onder toezicht staat duidelijk is dat het duurzaam onmogelijk dan wel onwenselijk is om van de onderhoudsplichtige ouders een bijdrage voor zak- en kleedgeld te ontvangen. De bijdrage wordt uitbetaald aan de voogd van de jeugdige of de instelling waar de jeugdige verblijft.

2. Van duurzame onmogelijkheid of onwenselijkheid is sprake:

a. in het geval de verblijfplaats van de onderhoudsplichtige ouders onbekend is, en wanneer het adres wel bekend is,

b. wanneer de onderhoudsplichtige ouders op grond van verkregen gegevens omtrent hun inkomen en vermogen niet in staat blijken te zijn om op korte termijn te voldoen aan hun onderhoudsplicht of

c. wanneer blijkt dat het voor de hulpverlening aan de jeugdige van wezenlijk belang is om het contact over de zak- en kleedgeldbijdrage met de ouders te vermijden.

3. In het geval de verblijfplaats van de onderhoudsplichtige ouders bekend is en geen sprake is van een situatie als bedoeld in lid 2 onder c. overlegt de gecertificeerde instelling een dossier waaruit blijkt dat tenminste één schriftelijke aanschrijving is gedaan.

Artikel 19 Afstemming met het justitiedomein

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.

  • 2.

    Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in artikel 18 lid 3 van deze verordening en het protocol bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.

Artikel 20 Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1.

    Het college maakt afspraken met het onderwijs en de voorschoolse voorzieningen over de toegang tot de jeugdhulp.

  • 2.

    Het college zorgt samen met de ketenpartners voor de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken. Op individueel niveau worden deze vastgelegd in het ondersteuningsplan van de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 3.

    Het college stemt de samenwerking van onderwijs en door gemeenten gefinancierde jeugdhulp af met de samenwerkingsverbanden in het op overeenstemming gericht overleg (OOGO) zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra. In het OOGO passend onderwijs bespreekt het samenwerkingsverband zijn ondersteuningsplan met de gemeente. In het OOGO jeugd bespreekt de gemeente haar jeugdplannen met de samenwerkingsverbanden.

Artikel 21 Afstemming met Veilig Thuis

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.

Artikel 22 Afstemming met Wmo‐voorzieningen

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Artikel 23 Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

Het college draagt er zorg voor dat het toegangsteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen - zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

Hoofdstuk 6 Waarborgen verhouding prijs en kwaliteit

Artikel 24 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

 

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 7 Klachten en medezeggenschap

Artikel 25 Klachtregeling

Het college behandelt klachten van de jeugdige of zijn ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

Artikel 26 Betrekken ingezetenen bij ontwikkelen beleid

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt de jeugdige of zijn ouders en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 8 . Slotbepalingen

Artikel 27 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 28 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp gemeente Oldambt 2019 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Oldambt 2019 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp gemeente Oldambt 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

Artikel 29 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 23 november 2022.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Oldambt 2022.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oldambt d.d. 23 november 2022.

De griffier, De voorzitter,

J. van der Meer C.Y. Sikkema