Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veiligheidsregio Flevoland

UITVOERINGSREGELING ARBEIDSVOORWAARDEN Veiligheidsregio Flevoland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeiligheidsregio Flevoland
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingUITVOERINGSREGELING ARBEIDSVOORWAARDEN Veiligheidsregio Flevoland
CiteertitelUitvoeringsregeling arbeidsvoorwaarden
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2022Uitvoeringsregeling arbeidsvoorwaarden

01-07-2022

bgr-2023-144

Tekst van de regeling

Intitulé

UITVOERINGSREGELING ARBEIDSVOORWAARDEN Veiligheidsregio Flevoland

 

Deel I: beroeps en burgerpersoneel

 

Hoofdstuk 1ALGEMENE BEPALINGEN

1. Brandweerpersoneel valt onder hoofdstuk 3 van de CAR-UWO.

 

2. Brandweer personeel in dienstroosters (definitie artikel 4:8 CAR), met werk-, wacht- en slaapuren, behoudt de verschuivingstoelage, toelage onregelmatige dienst, overwerktoelage, repressieve functie gebonden toelagen en overige eventuele brandweer-specifieke inconveniententoelagen zoals die van toepassing waren op 31 december 2015. De verschuivingstoelage, toelage onregelmatige dienst en overwerktoelage (zoals die op 31 december 2015 in de CAR-UWO of de uitvoeringsregelingsregeling zijn beschreven) worden toegevoegd aan en/of gehandhaafd in de uitvoeringsregeling, zie onder. Voor Veiligheidsregio Flevoland betekent de repressieve functie gebonden toelage/vergoeding: de vergoeding die aan oefenleiders. vergoed wordt. De duiktoelage en de brandweer-specifieke inconveniententoelagen kent Veiligheidsregio Flevoland sinds de regionalisering niet meer. Deze zijn in het Sociaal Plan opgenomen. Vanaf 1 januari 2021 is de duiktoelage weer van kracht.

 

N.B. Hoofdstuk 20 blijft bestaan voor piketfuncties.

 

Artikel 1.1Begripsomschrijvingen

1. De begripsomschrijvingen in artikel 1:1 van de CAR-UWO zijn van toepassing op deze uitvoeringsregeling.

 

2. De teksten van de arbeidsvoorwaardenregeling Veiligheidsregio Flevoland zijn gelijk aan de teksten van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomsten (CAR-UWO).

 

3. In deze uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:

a. AVRF: de Arbeidsvoorwaardenregeling Veiligheidsregio Flevoland;

b. Dagelijks Bestuur: het dagelijks bestuur van Veiligheidsregio Flevoland;

c. Commandant: de commandant van Brandweer Flevoland.

 

Artikel 1.2Deeltijd dienstverband

Tenzij anders vermeld, wordt in deze uitvoeringsregeling uitgegaan van een ambtenaar met een volledig dienstverband. De aanspraken van de ambtenaar met een deeltijdbetrekking worden naar evenredigheid van de omvang van zijn betrekking berekend.

 

Artikel 1.3Inwerkingtreding en citeertitel

Deze uitvoeringsregeling is in werking getreden op 1 januari 2016 en kan worden aangehaald als: Uitvoeringsregeling arbeidsvoorwaarden Veiligheidsregio Flevoland.

 

Hoofdstuk 2 SALARIS, VERGOEDINGEN EN UITKERINGEN

Paragraaf 1 Salaris en toelagen

 

Artikel 2.1Periodieke verhoging of overgang naar hogere schaal

2.1.1. Periodieke verhoging

1. De periodiekdatum is voor iedere medewerker 1 januari.

2. Jaarlijks ontvangt iedere medewerker standaard op de periodiekdatum een periodieke verhoging tot het maximale van de salarisschaal, tenzij:

a. De leidinggevende met de medewerker een traject heeft doorlopen waaruit blijkt (o.a. op basis van gespreksverslagen) dat er sprake is van onvoldoende functioneren, dan volgt geen periodieke verhoging.

b. De medewerker dusdanige prestaties heeft geleverd dat de leidinggevende een extra periodiek wil toekennen.

In de situatie genoemd onder a en b doet de leidinggevende een gemotiveerd voorstel aan zijn naast hogere leidinggevende voorzien van een advies van HR.

3. In afwijking van het gestelde bij 2 vindt geen periodieke verhoging plaats indien sprake was van indiensttreding na 1 juli van het voorgaande kalenderjaar.

 

2.1.2 Overgang naar hogere salarisschaal (bevordering)

1. De inpassing in een hogere salarisschaal vindt als volgt plaats:

a. Verhoog het bedrag van de huidige salarisschaal-trede met 3%. Vervolgens is de trede behorend bij het eerstvolgende bedrag in de nieuwe salarisschaal de trede van de nieuwe salarisschaal. De periodiekdatum wijzigt niet.

b. Indien de periodiekdatum gelijk is aan de ingangsdatum van de hogere salarisschaal vindt eerst in de huidige schaal de periodieke verhoging plaats. Vervolgens wordt de bij a. genoemde inschaling in de nieuwe schaal toegepast.

 

Voorbeeld 1: Piet heeft vanaf 1 januari 2022 schaal 7 trede 8 en wordt bevorderd naar schaal 8 per 1 oktober 2022. Het bedrag behorend bij 7-8 is € 2902. 3% van € 2902 is € 87,06. Dit betekent dat de inschaling in schaal 8 minimaal € 2989,06 is. Dit betekent dat hij in 8-6 wordt ingeschaald per 1 oktober 2022, zijnde € 3088. Per 1 januari 2023 krijgt hij een periodieke verhoging en komt hij in 8-7.

 

Voorbeeld 2: Jan heeft vanaf 1 januari 2022 schaal 6-6 en wordt per 1 januari 2023 bevorderd naar schaal 7. Op 1 januari 2023 ontvangt hij eerst de periodieke verhoging naar schaal 6-7, bijbehorend bedrag is € 2551. 3% van € 2551 is 76,53. Dit betekent dat de inschaling in schaal 7 minimaal € 2627.53 is. Dit betekent dat hij in 7-6 wordt ingeschaald per 1 januari 2023, zijnde € 2719.

 

Artikel 2.2Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst

1. De ambtenaar met beschikbaarheidsdiensten (piket) die wordt opgeroepen om daadwerkelijk werkzaamheden (repressieve inzet) te verrichten binnen of buiten het dagvenster kan deze uren op een ander moment compenseren in tijd. Uit pragmatische overwegingen kunnen deze uren worden uitbetaald tot en met schaal 12 (100%, echter alleen na het beëindigen van de reguliere werkdag). Verricht de ambtenaar (tot schaal 11) werkzaamheden buiten het dagvenster dan ontvangt de ambtenaar een buitendagvenstervergoeding over de uren dat hij werkt buiten het dagvenster (vanaf 22:00 uur ’s avonds, op de zaterdagen en zon- en feestdagen 100% en de toeslag van respectievelijk 50%, 75% of 100%), uit pragmatische overwegingen kunnen deze uren worden uitbetaald.

2. De toelage wordt berekend conform de 10/16 regeling zoals deze vermeld staat in Hoofdstuk 20 van de CAR-UWO.

3. Bij de berekening van het totale aantal uren dat voor vergoeding in aanmerking komt, worden gedeelten van uren naar boven afgerond op halve uren. Indien de ambtenaar gedurende de tijd dat hij bereikbaar en beschikbaar is arbeid verricht, ontvangt hij hiervoor een buitendagvenstervergoeding als bedoeld in artikel 4:2, zevende lid, van de CAR-UWO. Voor het verhelpen van een kleine storing of het behandelen van een klacht wordt de buitendagvenstervergoeding berekend over een half uur.

4. Indien de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, kan hij niet verplicht worden zich beschikbaar en bereikbaar te houden teneinde bij oproep arbeid te verrichten. De verplichting wordt opgeheven met ingang van de eerste dag van de maand waarin de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar bereikt, tenzij de ambtenaar te kennen geeft de bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten te willen blijven verrichten.

5. Voor het vaststellen van bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten voor specifieke doelgroepen heeft het bestuur nadere regels vast gesteld.

 

Artikel 2.3Functioneringstoelage of gratificatie

Het bestuur kan aan de ambtenaar of een groep ambtenaren eenmalig een geldbedrag toekennen voor uitstekend functioneren en/of geleverde bijzondere prestaties. Dit artikel moet worden gezien in samenhang met artikel 3:8 CAR-UWO. Samen vormen deze artikelen de basis voor een variabel beloningsbeleid, waarmee het bestuur bijzondere prestaties, uitstekend functioneren en/of flexibele projectmatige inzet van ambtenaren extra kan belonen. Dit in tegenstelling tot het toekennen van extra periodieken (art. 3:4 lid 3 CAR-UWO) die structureel van karakter zijn, en tot gevolg hebben dat de ambtenaar sneller het maximum van de salarisschaal bereikt. Het tijdelijke karakter van de beloningselementen voorkomt dat ze een blijvend beslag op de loonsom leggen, en dat de prikkel die er vanuit gaat, na verloop van tijd, minder wordt, of zelfs helemaal verdwijnt. In de artikelen 3:8 en 3:20 gaat het dan ook nadrukkelijk om het toekennen van tijdelijke en incidentele beloningselementen, die overigens wel meerdere keren opeenvolgend kunnen worden toegekend.

 

Toepassing CAR UWO 3:8 functioneringstoelage

2.3.1 De leidinggevende kan een functioneringstoelage van maximaal 10% toekennen voor de periode van een jaar indien de medewerker het maximale van de functieschaal heeft bereikt en deze meerdere jaren zeer goed of uitstekend functioneert en/of bijzondere prestaties levert.

 

Toepassing CAR-UWO 3:20 gratificatie

2.3.2 Uitgangspunt bij het toekennen van een gratificatie is, dat sprake is van een bijzondere, veelal eenmalige prestatie. Dat kan binnen het kader van de eigen functie zijn, maar ook bijvoorbeeld voor een bijzondere opdracht, of extra inspanning voor een klus, etc.

 

Een gratificatie wordt derhalve veelal achteraf toegekend voor een éénmalige in tijd begrensde prestatie van de medewerker. Het moet gaan om prestaties die voor de directe collega's duidelijk herkenbaar zijn omdat het een duidelijk zichtbare impact voor het team, het vakgebied of de gehele organisatie heeft. Een gratificatie wordt zo snel mogelijk na de geleverde prestatie toegekend (boter bij de vis).

 

De toekenning van gratificaties tot en met het niveau van GMT leden is gemandateerd aan de commandant. De toekenning van een gratificatie aan de commandant is voorbehouden aan het dagelijks bestuur BGV/algemeen bestuur BRF.

 

Een gratificatie bestaat uit een netto bedrag:

- € 350,- per medewerker in geval van er sprake is van een bijzondere prestatie van een team (een groepsgratificatie).

- € 500,- of € 700 in geval van een bijzondere prestatie van een individuele medewerker, afhankelijk van het belang van de prestatie. De leidinggevende moet het bedrag motiveren.

 

Artikel 2.4Garantietoelage

Het bestuur kan aan een ambtenaar die wordt geconfronteerd met een lager salaris en/of

salaristoelagen, een garantietoelage toekennen.

 

Artikel 2.5Toelage onregelmatige dienst

1. Aan de ambtenaar voor wie een schaal geldt van 10A of lager en voor wie werktijden zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 3:3 van de CAR-UWO, wordt een toelage onregelmatige dienst toegekend.

2. De toelage onregelmatige dienst bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

a. 20 % voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 22 uur;

b. 40 % voor de uren op zaterdag tussen 6 en 22 uur;

c. 40 % voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en 24 uur;

d. 65 % voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4.2.1 van de CAR-UWO; met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het uurloon van het maximumsalaris van schaal 6.

e. Voor de in dit lid, onder sub a, genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is begonnen vóór 7.00 uur, respectievelijk is beëindigd ná 19.00 uur.

3. De ambtenaar heeft geen recht op een toelage, als hij in een week slechts op één aaneengesloten periode van ten hoogste 3 uur in een van de in lid 1 genoemde tijdvakken heeft gewerkt.

 

Artikel 2.6Overwerk

Aan de ambtenaar aan wie een salaris is toegekend van schaal 11 of hoger wordt geen overwerkvergoeding als bedoeld in artikel 3:2 van de CAR-UWO (2015/1) toegekend.

Ambtenaren die vallen onder artikel 4:8 CAR-UWO kunnen enkel in geval van een dienstopdracht in aanmerking komen voor een overwerkvergoeding. Zie bijlage voor de uitwerking van dit artikel (CAR-UWO 2015/1). Ambtenaren die vallen onder de standaardregeling komen niet in aanmerking voor overwerk.

 

Artikel 2.7Verschuivingstoelage

Bij verschuiving van de feitelijke arbeidsduur per week of de vastgestelde werktijden per dag heeft een ambtenaar, onder voorwaarden, recht op een verschuivingsvergoeding. Voor elk verschoven uur bedraagt de vergoeding 25% van het uurloon. De verschuivingsvergoeding wordt niet uitbetaald als de verschuiving plaatsvindt op verzoek van de ambtenaar. Er moet sprake zijn van een afgesproken werktijd per dag of van een afgesproken arbeidsduur per week. De verschuivingsvergoeding wordt uitbetaald als binnen 72 uur voor aanvang:

  • van de oorspronkelijke vastgestelde feitelijke arbeidsduur per week, een deel van de arbeidsduur wordt verschoven van de ene naar de ander week;

  • van de oorspronkelijke vastgestelde werktijd, werktijd van de ene naar de andere dag wordt verschoven.

 

Als een verschuiving plaatsvindt tussen een maand en 72 uur voor aanvang, zonder dat het dienstbelang dit vereist, wordt de verschuivingsvergoeding ook uitbetaald.

 

Artikel 2.8Duiktoelage

1. De duikers, die voldoen aan de gestelde eisen zoals opgenomen in de brancherichtlijn blijvende vakbekwaamheid brandweerduiker en duikploegleider, ontvangen een vergoeding conform het bepaalde in het tweede lid. De vergoeding wordt één maal per jaar op jaarbasis uitbetaald in de maand december.

2. De vergoeding wordt uitgekeerd voor de duikers en duikploegleiders, die een aanstelling hebben voor (één van) beide taken. De extra fysieke en mentale belasting van de duiktaak is het uitgangspunt voor deze vergoeding. De duikers ontvangen een vergoeding van € 30,00 per maand, en de duikploegleiders een vergoeding van € 15,00 per maand. Indien een medewerker een aanstelling heeft voor zowel de taak van duiker als duikploegleider, geldt de hoogste vergoeding van € 30,00 per maand. Voor de duikers komt dit neer op een vaste jaarvergoeding van € 360,00 per jaar en voor de duikploegleiders op vaste jaarvergoeding van € 180,00 per jaar, dat aan het eind van ieder kalenderjaar wordt uitbetaald. De bovengenoemde bedragen zijn bruto bedragen.

 

Hoofdstuk 3ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN

 

3.1Invulling 36-urige werkweek

 

Artikel 3.1.1Arbeidsduur per jaar

1. Bij een volledig dienstverband bedraagt :

  • de arbeidsduur per jaar 1823 uren (conform berekening bijlage I van deze Uitvoeringsregeling);

  • de formele arbeidsduur per week 36 uur;

  • de gemiddelde arbeidsduur per dag bedraagt 7,2 uur.

2. De arbeidsduur per dag wordt in overleg met de leidinggevende vastgesteld. Met dien verstande dat er sprake dient te zijn van een regelmatig terugkerend arbeidspatroon.

 

 

3.2Vrije dagen en feestdagen

Op de volgende dagen wordt door de ambtenaar met behoud van salaris geen arbeid verricht: Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Tweede Paasdag, Koningsdag, 5 mei, Hemelvaart, Tweede Pinksterdag, Eerste Kerstdag en Tweede Kerstdag.

 

3.3Werktijden

Artikel 3.3.1Standaard- en bijzondere werktijdenregeling

Standaard werktijdentijden regeling

  • 1.

    De werktijd per dag vindt plaats binnen het dagvenster (7:00 uur en 22:00 uur). Er kan geen overwerk worden geschreven voor de gewerkte uren binnen het dagvenster, de ambtenaar kan zelf bepalen wanneer hij zijn werkzaamheden verricht (in overleg met de leidinggevende).

  • 2.

    Er worden afspraken gemaakt met de leidinggevende binnen welke kaders de werkzaamheden worden verricht. Ieder jaar worden de basisafspraken over de werktijden, verlof- en werkplanning vastgelegd. Gedurende het jaar kunnen deze afspraken worden aangepast.

  • 3.

    De werktijden blijven binnen de normen van de arbeidstijdenwet.

  • 4.

    De werktijd per dag bedraagt ten hoogste 11 uren en per week 50 uren, tenzij op verzoek van de ambtenaar hiervan wordt afgeweken.

  • 5.

    De ambtenaren binnen een team/ploeg of afdeling hebben de gezamenlijke verantwoordelijkheid om de bezetting te waarborgen.

 

Bijzondere regeling

Deze regeling is niet van toepassing op de ambtenaren van Brandweer Flevoland.

 

Artikel 3.3.2Vaste werktijd

1. Het repressieve personeel behoudt de werktijdenregeling (CAR-UWO 4:8) in het rooster en werkt conform het gestelde in het geldende roosterdocument.

 

Artikel 3.3.3Werkzaamheden buiten het dagvenster

1. De ambtenaar die valt onder de standaardregeling en werkzaamheden verricht buiten het dagvenster heeft recht op een vergoeding, t.w. een percentage van het uurloon per gewerkt uur. De buiten het dagvenster gewerkte uren worden gecompenseerd in tijd. De uren buiten het dagvenster kunnen niet worden omgezet in vakantieverlof.

2. De ambtenaar die valt onder de standaardregeling kan worden aangewezen voor het verrichten van beschikbaarheidsdiensten. Wordt de ambtenaar dan opgeroepen om daadwerkelijk werkzaamheden te verrichten, dan ontvangt hij een buitendagvenstervergoeding voor de uren die hij werkt buiten het dagvenster. Verricht de ambtenaar de werkzaamheden binnen het dagvenster dan kan dit alleen in tijd worden gecompenseerd (in overleg met leidinggevende). Voor repressieve werkzaamheden na de reguliere werktijd kunnen ambtenaren tot en met schaal 12 de uren laten uitbetalen (100%). Ambtenaren tot schaal 11 die werkzaamheden buiten het dagvenster verrichten ontvangen een buitendagvenstervergoeding. Deze vergoeding bedraagt per gewerkt uur een percentage van het uurloon. De gewerkte uren buiten het dagvenster worden in tijd gecompenseerd, hierover worden afspraken met de leidinggevende gemaakt.

Uit pragmatische overwegingen kunnen deze uren worden uitbetaald.

3. Ambtenaren waarbij overschrijding van de arbeidsduur per jaar onvermijdelijk is en de uren niet kunnen worden gecompenseerd in tijd, hebben recht op een vergoeding. De ambtenaar ontvangt voor elk teveel gewerkt uur een vergoeding ter hoogte van het uurloon, of een verlof uur (artikel 4:2 lid 7).

4. Buitendagvenstervergoeding;

- Van maandag tot en met vrijdag 50% van het uurloon;

- Zaterdag 75% van het uurloon;

- Zondag 100% van het uurloon.

5. De ambtenaar in schaal 11 en hoger heeft geen recht op een buitendagvenstervergoeding.

 

HOOFDSTUK 4VERLOF; vakantieverlof

 

Artikel 4.1 Basisverlof

1. De duur van het jaarlijkse vakantieverlof bedraagt 144 uren conform het aantal uren dat wordt vermeld in artikel 6:2 van de CAR-UWO;

2. De duur van het jaarlijkse vakantieverlof wordt verhoogd met leeftijdsverlof bij:

 

35 jaar tot en met 39 jaar; 7,2 uur

40 tot en met 44 jaar; 14,4 uur

45 tot en met 49 jaar; 21,6 uur

50 jaar en ouder; 28,8 uur

 

3. De ambtenaar kan maximaal 80 uren per jaar meenemen naar het daaropvolgende kalenderjaar.

4. Indien de ambtenaar meer dan 80 uren mee wil nemen naar het volgend jaar, dan dient de ambtenaar hiertoe een gemotiveerd verzoek in te dienen bij zijn leidinggevende.

 

Artikel 4.2Maatstaf bepaling verlofuren

Als maatstaf ter bepaling van de hoogte van het verlof, bedoeld in artikel 4.1., lid 2 van deze uitvoeringsregeling, geldt de leeftijd die bereikt wordt in het lopende kalenderjaar.

 

Artikel 4.3Afschrijven verlof 24-uursdienst

Zie bijlage II van deze Uitvoeringsregeling voor de spelregels verlof 24-uursdienst.

 

HOOFDSTUK 5Overige rechten en verplichtingen

 

5.1Dienstkleding

 

Artikel 5.1.1Verplichting

De commandant bepaalt welke ambtenaren verplicht zijn voorgeschreven dienstkleding te dragen tijdens de vervulling van hun betrekking. Hij stelt daarbij de uitmonstering, de soort, de draagduur en de wijze van verstrekking van de dienstkleding vast. Hiervoor wordt verwezen naar het Kledingreglement.

 

5.2Opleiding

 

Artikel 5.2.1Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    studiekosten: cursus-, les- en/of collegegelden, examen- en diplomagelden, reis– en verblijfkosten, kosten voor studiemateriaal met uitzondering van schrijfgerei, verzendkosten, duurzame gebruiksartikelen en aanbevolen (niet verplichte) literatuur;

  • b.

    studiebelasting: het totaal van de voor de studie benodigde tijd voor het volgen van de lessen exclusief reistijd en de door het opleidingsinstituut aangegeven tijd voor zelfstudie buiten het volgen van de lessen.

 

Artikel 5.2.2Voorwaarden opleiding

Hoofdstuk 17 van de CAR-UWO is integraal van toepassing op het opleidings- en loopbaanbeleid van Veiligheidsregio Flevoland.

 

Artikel 5.3.3Terugbetaling

1. De toestemming tot het volgen van een opleiding wordt eerst verleend indien de ambtenaar schriftelijk heeft verklaard akkoord te gaan met de terugbetalingsverplichting van de studiekosten.

2. Van een volledige terugbetalingsverplichting is sprake indien de ambtenaar de opleiding verwijtbaar niet met goed gevolg heeft beëindigd dan wel dat hij op eigen verzoek of ten gevolge van aan zichzelf te wijten omstandigheden of feiten is ontslagen voor het einde van de opleiding of binnen twee jaar na beëindiging daarvan.

3. Indien de op de datum van ingang van het ontslag van de in het vorige lid genoemde termijn van twee jaar ten minste één jaar is verstreken, blijft de verplichting tot terugbetaling beperkt tot 1/24e gedeelte van de genoten bedragen voor iedere volle maand die aan de termijn van twee jaren ontbreekt.

4. In bijzondere gevallen kan de in het tweede lid genoemde termijn van twee jaren op maximaal vier jaren worden gesteld. De verplichting tot terugbetaling blijft hierbij na twee jaren beperkt tot 1/48e gedeelte van de genoten bedragen voor iedere volle maand die aan de termijn van vier jaren ontbreekt.

 

Artikel 5.3.4Vergoedingen

1. Opleidingen die de ambtenaar en leidinggevende overeenkomen in het Persoonlijk Ontwikkelingsplan en die vallen binnen de kaders van het dienstplan en het dienstopleidingsplan, worden voor 100% vergoed.

2. Opleidingen die de ambtenaar op eigen initiatief aandraagt en die vallen binnen de kaders van het dienstplan en het dienstopleidingsplan, kunnen voor 50% worden vergoed.

 

Artikel 5.3.5Studieverlof

 

Aan de ambtenaar kan afhankelijk van de studiebelasting studieverlof worden verleend. De afspraken hierover worden vastgelegd in het opleidings- en loopbaanbeleid.

 

5.4Vergoeding reiskosten woon-werkverkeer

Artikel 5.4.1Begripsbepalingen

De reiskostenvergoeding woon-werkverkeer wordt toegepast conform artikel 3:22 reiskostenvergoeding woon-werkverkeer (CAR-UWO).

 

Standplaats: de plaats waar de ambtenaar overwegend werkzaam is.

 

Artikel 5.4.2 De ambtenaar die gebruik maakt van het openbaar vervoer

1. De ambtenaar die verder dan 10 kilometer van zijn standplaats woont en die geen gebruik maakt van de vergoedingsregeling voor gebruik van eigen vervoer, heeft aanspraak op een vergoeding van de kosten voor gebruik openbaar vervoer.

2. De in lid 1 bedoelde vergoeding is gelijk aan de kosten openbaar vervoer naar de laagste klasse.

3. Van de in lid 1 bedoelde kosten dient de ambtenaar telkens originele vervoerbewijzen te overleggen, binnen 1 maand nadat de geldigheid van het vervoersbewijs is verlopen.

 

Artikel 5.4.3De ambtenaar die gebruik maakt van eigen vervoer

1. De ambtenaar die voor het reguliere reizen tussen de woning en de standplaats gebruik maakt van eigen vervoer, heeft aanspraak op een vergoeding voor het gebruik van eigen vervoer van € 0,10 per afgelegde kilometer.

2. De in lid 1 bedoelde reiskosten worden vergoed aan de ambtenaar wonend in de provincie Flevoland, tot een reisafstand heen en weer van maximaal 160 kilometer per dag.

3. De in lid 1 bedoelde reiskosten worden vergoed aan de ambtenaar wonend buiten de provincie Flevoland, tot een reisafstand heen en weer van maximaal 120 kilometer per dag.

4. De in lid 1 bedoelde vergoeding wordt maandelijks achteraf door de ambtenaar gedeclareerd.

 

 

Artikel 5.4.4De ambtenaar die binnen twee jaren na indiensttreding verhuist naar zijn standplaats

Wanneer een ambtenaar, die een functie vervult van tenminste 16 uren per week, bij zijn indiensttreding schriftelijk heeft verklaard binnen een termijn van ten hoogste twee jaren na indiensttreding vrijwillig naar zijn standplaats te zullen verhuizen, dan zijn de artikelen van onderdeel “tegemoetkoming reiskosten” van hoofdstuk 18 van de CAR-UWO overeenkomstig van toepassing.

 

Artikel 5.5Het Individueel KeuzeBudget (IKB)

Conform hoofdstuk 3, paragraaf 5 van de CAR-UWO krijgen ambtenaren vanaf 1 januari 2017 beschikking over het IKB. Het IKB is een budget in geld dat elke ambtenaar maandelijks kan inzetten voor door hem gekozen doelen. Paragraaf 5 is van toepassing op de ambtenaren van Veiligheidsregio Flevoland met als aanvulling hierop het volgende:

In de CAR-UWO artikel 3:29 staat vermeld dat er lokaal bestedingsdoelen toegevoegd kunnen worden. Veiligheidsregio Flevoland heeft ervoor gekozen om de salderingsregeling (uitruilmogelijkheden reiskosten woon-/ werkverkeer) en de vakbondscontributie als bestedingsdoelen toe te voegen aan het IKB.

 

De fiscale uitruilmogelijkheden (voorheen vermeld als: kopen verlof, uitruilen fiscale ruimte woon-/werkvergoeding en vakbondcontributie, hoofdstuk 6 in de Uitvoeringsregeling), moeten vanaf 1 januari 2017 plaatsvinden binnen het IKB. Conform artikel 3:27 lid 1a kan de ambtenaar het IKB gebruiken voor het aankopen van vakantie-uren, met een maximum van 144 per jaar. Dit betekent dat het aankopen van vakantie-uren vanaf 1 januari 2017 alleen nog mogelijk is binnen het IKB.

 

Conform artikel 3:36 (CAR-UWO) blijft het voor de ambtenaar mogelijk om verlof te verkopen. De ambtenaar kan elk kalenderjaar een verzoek doen om ten hoogste 72 uren bovenwettelijk vakantieverlof te verkopen. Bij een deeltijd dienstverband wordt dit aantal naar rato vastgesteld.

Het verkopen van verlof is niet meer gebonden aan één moment per jaar (voorheen november van elk kalenderjaar). Vanaf 1 januari 2017 kan een ambtenaar op een zelf gekozen moment een verzoek indienen voor het verkopen van zijn bovenwettelijk verlof.

 

Artikel 5.6Vergoeding kosten verlengen rijbewijs C

1. De kosten voor het verlengen voor het rijbewijs C, ook wel het groot rijbewijs genoemd, vereist voor de uitoefening van de functie van brandweerchauffeur, worden vergoed.

2. De kosten van de eerste aanvraag van het rijbewijs E, worden voor de repressieve medewerkers die voor hun werk een rijbewijs E nodig hebben en nog niet beschikken over het rijbewijs E, vergoed.

3. Onder de te vergoeden kosten wordt verstaan:

  • Het aanvragen van de gezondheidsverklaring bij het CBR benodigd voor rijbewijs C;

  • Aanschaf van vereiste pasfoto;

  • Kosten eerste keer bijschrijven rijbewijs E bij de gemeente waar de ambtenaar woonachtig is;

  • Kosten daadwerkelijke verlenging rijbewijs C bij de gemeente waar de ambtenaar woonachtig is.

 

De vereiste rijbewijskeuring wordt uitgevoerd door de keuringsarts van de reguliere keuringsinstantie. De ambtenaar neemt voor het maken van een afspraak contact op met HR.

De gemaakte kosten worden door de ambtenaar zelf betaald en worden achteraf gedeclareerd waarbij de betalingsbewijzen (digitaal) worden ingediend.

 

Artikel 5.7Regeling ontwikkelgesprek

Naast dat medewerkers hun werk goed doen, is het van belang dat zij plezier hebben in hun werk, zich kunnen ontwikkelen, fijn samenwerken met collega’s, gezond en fit zijn voor de functie en daarmee een bijdrage leveren aan de organisatiedoelstellingen.

 

De dialoog over genoemde onderwerpen is niet beperkt tot, of afhankelijk van een bepaald gesprek of moment, het is een continue dialoog waarin medewerker en leidinggevende elkaar spreken over hoe het gaat: in het werk, privé, welke successen zijn behaald, waar ruimte is voor ontwikkeling en verbetering of waar de medewerker hulp bij nodig heeft, etc. Dit gebeurt in diverse gesprekken en gesprekjes die leidinggevende en medewerker voeren, van het gesprekje bij de koffieautomaat tot de werkoverleggen en bila’s.

 

In ieder geval 1x keer per jaar nemen medewerker en leidinggevende de tijd om in alle rust een gesprek te voeren over hoe het met de medewerker in voornoemde opzichten gaat, “het ontwikkelgesprek”.

 

De regeling “het ontwikkelgesprek” is van toepassing op de beroepsmedewerkers van de Veiligheidsregio Gooi & Vechtstreek en Flevoland.

 

Doel

Het doel van het ontwikkelgesprek is het over en weer bespreken van verwachtingen, wensen en behoeften ten aanzien van werk, welzijn, werkplezier, resultaten, samenwerking en ontwikkeling op korte en lange termijn. Het gesprek werkt als hulpmiddel mee aan de ontwikkeling en het functioneren van de medewerker en daarmee aan de ontwikkeling en het functioneren van de organisatie.

 

De volledige regeling “het ontwikkelgesprek” staat op intranet.

 

 

HOOFDSTUK 6REIS- EN VERBLIJFKOSTENVERGOEDING

 

6.1Algemene bepalingen

Artikel 6.1.1Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

dienstreis: een noodzakelijke verplaatsing van de ambtenaar tot het verrichten van dienst buiten zijn standplaats.

 

Artikel 6.1.2Dienstreizen met het openbaar vervoer

De kosten van het openbaar vervoer worden bij dienstreizen geheel vergoed. Het is toegestaan om eerste klas te reizen, ook dan worden de kosten volledig vergoed.

 

Artikel 6.1.3Dienstreizen met de eigen auto

 

1. De hoogte van de vergoeding voor het gebruik van de eigen auto, motor of bromfiets bedraagt € 0,09 per kilometer, tenzij;

  • a.

    het reisdoel niet bereikbaar is met het openbaar vervoer;

  • b.

    er binnen een straal van 2 kilometer geen openbaar vervoer beschikbaar is;

  • c.

    de reistijd van het openbaar vervoer zeer ongunstig afwijkt van die met de auto;

  • d.

    er meerdere of grotere voorwerpen moeten worden meegenomen;

  • e.

    er minimaal drie personen gebruik maken van dezelfde auto;

  • f.

    de ambtenaar een lichamelijke beperking heeft, waardoor hij niet met het openbaar vervoer kan reizen;

  • g.

    er meer dan 3 x overgestapt moet worden;

  • h.

    er meerdere dienstreizen op één dag plaatsvinden

  • i.

    er geen dienstauto beschikbaar is (bevestiging receptie dient te worden overlegd).

2. Indien er sprake is van een uitzonderingssituatie, zoals vermeld in lid 1, dan bedraagt de vergoeding per kilometer € 0,37.

 

3. Voor het bepalen van de afstanden tussen posten en overige locaties in Flevoland

wordt de reisafstandentabel gehanteerd (bijlage III van de Uitvoeringsregeling).

 

Artikel 6.1.4Taxi

Indien, naar het oordeel van de commandant, het dienstbelang hiermee is gebaat dat tijdens een dienstreis naast openbaar vervoer tevens gebruik wordt gemaakt van een taxi, worden de daaraan verbonden kosten volledig vergoed.

 

6.2Verblijfkosten

Artikel 6.2.1Verblijfkosten in Nederland

1. De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden (ontbijt, lunch en avondmaaltijd) en logies worden vergoed conform de daarvoor vrijgestelde bedragen in het handboek loonheffingen)

Over overige kosten die in aanmerking kunnen komen voor vergoeding, beslist de leidinggevende.

2. Geen aanspraak op vergoeding wegens verblijfkosten bestaat voor een dienstreis korter dan vier uur en voor een dienstreis binnen de standplaats.

3. Geen aanspraak op vergoeding voor maaltijden bestaat, indien tijdens een dienstreis de gelegenheid bestaat al dan niet tegen betaling, maaltijden te ontvangen, tenzij de ambtenaar aannemelijk maakt dat hij daarvan geen gebruik heeft kunnen maken.

4. Bij verlies, schade of diefstal kan de ambtenaar in aanmerking komen voor een tegemoetkoming tot maximaal € 2.296,--, tenzij de geleden schade reeds vergoed is of wordt door een derde partij.

 

Artikel 6.2.2Verblijfkosten in het buitenland

De werkelijk gemaakte kosten voor dienstreizen in het buitenland komen, voor zover deze naar het oordeel van de commandant binnen redelijke grenzen worden gehouden, voor vergoeding in aanmerking. De kosten worden vergoed conform het gestelde daarover in het handboek loonheffingen.

 

6.3Overige bepalingen

Artikel 6.3.1Reisdeclaraties

  • 1.

    Het declareren van de reis- en verblijfkosten geschiedt aan de hand van een gespecificeerde declaratie op het voorgeschreven formulier, onder overlegging van de vereiste originele bewijsstukken.

  • 2.

    Indien van derden een vergoeding wordt ontvangen of kan worden ontvangen voor de in deze regeling bedoelde kosten, wordt deze in mindering gebracht op de vergoeding waarop conform deze regeling aanspraak bestaat.

  • 3.

    De aanspraak op een vergoeding vervalt, indien de betrokkene de declaratie niet indient binnen drie maanden na de maand waarop de declaratie betrekking heeft.

 

Artikel 6.3.2Hardheidsclausule

 

Het Dagelijks Bestuur kan in individuele gevallen de bepalingen van dit hoofdstuk buiten toepassing laten of daarvan afwijken indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

 

 

VERVALLEN ARTIKELEN

 

In verband met het kledingreglement komen onderstaande artikelen te vervallen:

Artikel 5.1.2 Bruikleen

Artikel 5.1.3 Zorgplicht en onderhoud

 

In verband met de Wet Kinderopvang komt onderstaand artikel te vervallen. Voor meer informatie over de Wet Kinderopvang kunnen ambtenaars zich laten informeren via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kinderopvang.

 

Hoofdstuk 5.2 Kinderopvang is geregeld in de Wet kinderopvang.

 

Hoofdstuk 5.5 Fietsregeling is met de inwerkingtrede van de werkkostenregeling (WKR) per 1-1-2015 komen te vervallen.

 

In verband met de inwerkingtreding van hoofdstuk 3 van de Car-Uwo per 1 januari 2016 zijn de volgende artikelen in de Uitvoeringsregeling komen te vervallen:

 

Artikel 2.1.1 Begripsomschrijvingen (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 1:1 en 3:1)

Artikel 2.1.2 Aanvang en einde (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:2)

Artikel 2.1.3 Gebroken tijdvak (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:2)

Artikel 2.1.4 Functiewaardering en salarisinpassing (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:1)

Artikel 2.1.5 Periodieke verhoging (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:4 Salarisverhoging)

Artikel 2.1.6 Extra periodieke verhoging (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:4 Salarisverhoging)

Artikel 2.1.7 Niet toekennen periodieke verhoging (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:4 Salarisverhoging)

Artikel 2.1.8 Overgang naar hogere schaal (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:6 Inpassing in hogere schaal)

Artikel 2.1.9 Persoonlijke prestatie toelage (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:8 Functioneringstoelage)

Artikel 2.1.10 Arbeidsmarkttoelage (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:9 Arbeidsmarkttoelage)

Artikel 2.1.11 Toelage onregelmatige dienst (wordt vervangen door 3:11 Toelage onregelmatige Dienst)

Artikel 2.1.12 Waarnemingstoelage (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:10 Waarnemingstoelage)

Artikel 2.1.15 Afbouwregeling (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:16 Afbouwtoelage)

Artikel 2.1.16 Aflopende toelage (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:16 Afbouwtoelage)

Artikel 2.1.17 Blijvende toelage (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:16 Afbouwtoelage)

Artikel 2.2.4 Garantietoelage en garantieschaal (wordt vervangen door Car-Uwo artikel 3:15 Garantietoelage)

 

In verband met de inwerkingtreding van hoofdstuk 3, paragraaf 5 per 1 januari 2017 zijn de onderstaande artikelen in de Uitvoeringsregeling komen te vervallen:

Artikel 6.1 Kopen en verkopen van verlof

Artikel 6.2 Uitruilen fiscale ruimte woon-werkverkeervergoeding

Artikel 6.3 Vakbondscontributie

 

Toegevoegde artikelen:

Artikel 2.1.3 Toelage onregelmatige dienst

Artikel 2.1.5 Verschuivingstoelage

Artikel 2.1.6 Beloning uitstekend functioneren en/of bijzondere prestaties

Artikel 2.8 Duiktoelage

Artikel 5.6 Vergoeding kosten rijbewijs

Artikel 5.7 Regeling het ontwikkelgesprek

 

Onderstaande artikel is gewijzigd:

Artikel 2.1.13 Overwerk is aangevuld in verband met de vastgestelde werktijdenregeling november 2015.

Artikel 5.4.3. Vergoeding reiskosten woonwerk-verkeer is gewijzigd i.v.m. aanzienlijk minder reisbewegingen

Artikel 2.1 Overgang naar hogere schaal is aangevuld is gewijzigd en aangevuld met de periodieke verhoging i.v.m. de vastgestelde beloningsregeling die ingaat per 1 januari 2022

Artikelen 6.2.1 en 6.2.2. zijn gewijzigd i.v.m. het vervallen van de verblijfsregeling binnenland en buitenland op overheid.nl.

 

Toegevoegde bijlage III:

CAR-UWO tekst Overwerk (2015/1) in verband met het gewijzigde artikel 3:18. Dit artikel is niet van toepassing op ambtenaren die onder de standaardregeling vallen (zie werktijdenregeling BRF november 2015, vastgesteld).

 

De KAN bepalingen 3:15 en 3:20 uit de CAR-UWO zijn als arbeidsvoorwaarde toegevoegd aan de Uitvoeringsregeling. KAN bepaling 3:22 uit de CAR-UWO is terug te vinden in de Uitvoeringsregeling hoofdstuk 5.4.

 

Bijlage I Behorende bij de Uitvoeringsregeling AVRF

 

 

Berekening arbeidsduur per jaar Veiligheidsregio Flevoland

 

 

Een jaar heeft 365 dagen

Er wordt op 5 van de 7 weekdagen gewerkt

Op de volgende dagen wordt niet gewerkt:

 

Nieuwjaarsdag 5/7 x 1

Goede Vrijdag 1

Paasmaandag: 1

Koninginnedag 5/7 x 1

Bevrijdingsdag 5/7 x 1

Hemelvaart: 1

Pinkstermaandag 1

Eerste kerstdag 5/7 x 1

Tweede kerstdag 5/7 x 1

 

totaal: 7,57 dagen

 

365 x 5/7 – 7,57 = 253,14 werkdagen van 7,2 uur = 1823 uur per jaar.

Bijlage II Behorende bij de Uitvoeringsregeling AVRF

 

Roosterdocument …. Brandweer Flevoland

 

 

Bijlage III behorende bij de Uitvoeringsregeling AVRF

 

Artikel 3:2 Overwerkvergoeding

De ambtenaar heeft recht op een vergoeding voor overwerk. In een nader vast te stellen regeling wordt onder

meer bepaald in welke gevallen een uitzondering geldt wat betreft de mogelijkheid aanspraak te maken op een

vergoeding, bedoeld in de eerste volzin.

 

Artikel 3:2:1 Overwerkvergoeding

Lid 1

De vergoeding, bedoeld in artikel 3:2, bestaat uit verlof gelijk aan het aantal volle uren van het overwerk,

alsmede uit het bedrag dat voor die uren wordt berekend overeenkomstig het in het vijfde lid bepaalde.

Lid 2

Het verlof, bedoeld in het vorige lid, wordt verleend op een zo vroeg mogelijk tijdstip. Op verzoek van de

ambtenaar en voor zover de belangen van de dienst en de belangen van de andere ambtenaren dit toelaten

wordt het verlof verleend - zo nodig in afwijking van het bepaalde in de eerste volzin - op een tijdstip dat de

ambtenaar wenst.

Lid 3

Voor 1 november (tenzij lokaal anders is geregeld) kunnen verlofuren die het gevolg zijn van de vergoeding

voor overwerk dat zal worden verricht in het daarop volgende kalenderjaar, worden omgezet in vakantie als

bedoeld in artikel 6:2, eerste lid.

Het aantal verlofuren uit de vorige volzin en het aantal vakantie-uren, als bedoeld in artikel 6:2, tweede lid,

tezamen mag maximaal 50,4 uur bedragen. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een arbeidsduur van

minder dan 36 uur per week geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum.

Lid 4

Kan geen verlof worden verleend in overeenstemming met het in het tweede lid bepaalde, dan bestaat de in

artikel 3:2 bedoelde vergoeding uitsluitend uit een bedrag. Dit bedrag wordt berekend overeenkomstig het

bepaalde in het vijfde lid, met dien verstande, dat de in dat lid genoemde percentages worden vermeerderd

met 100.

Lid 5

a. Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt voor elk van de in aanmerking komende

uren berekend naar een percentage van het uurloon van de ambtenaar.

Dit percentage bedraagt:

  • 100 voor overwerk op een zondag tussen 0 en 24 uur;

  • 75 voor overwerk op een zaterdag tussen 0 en 24 uur;

  • 75 voor overwerk op een maandag tussen 0 en 6 uur;

  • 50 voor overwerk op een dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 0 en 6 uur;

  • 50 voor overwerk op een maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 20 en 24 uur;

  • 25 voor overwerk op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 6 en 20 uur.

b. Voor overwerk op een feestdag, als bedoeld in artikel 4:2:1 , derde lid, en op de dag volgende op die

feestdag tussen 0 en 6 uur, geldt het percentage ingevolge het voorgaande, onderscheidenlijk voor een

zondag en voor een maandag tussen 0 en 6 uur, bepaald.

c. Is voor de ambtenaar volgens rooster in plaats van een zondag, een feestdag, als bedoeld in artikel 4:2:1

, derde lid, of een zaterdag, een andere vrije dag aangewezen dan wordt overwerk op die dag beschouwd

als overwerk op overeenkomstige uren verricht op onderscheidenlijk een zondag, een feestdag, bedoeld in

artikel 4:2:1 , derde lid, of een zaterdag.

Het college is echter bevoegd om, indien zulks naar het oordeel van het college wenselijk is, een regeling

vast te stellen waarbij in afwijking van het hier bepaalde voor overwerk op vorenbedoelde vrije dag,

ongeacht of deze is aangewezen in de plaats van een zondag of een feestdag, bedoeld in artikel 4:2:1 ,

derde lid, of een zaterdag, een gelijke vergoeding wordt vastgesteld van 80%.

Lid 6

Het college bepaalt welke ambtenaren - gelet op de aard en het niveau van hun betrekking - geen aanspraak

hebben op vergoeding voor overwerk.

Het college is bevoegd aan de ambtenaar die op grond van het bovenstaande geen aanspraak heeft op

vergoeding voor overwerk in bijzondere gevallen een door het college te bepalen vergoeding toe te kennen,

indien en naarmate dit naar het oordeel van het college, gelet op de aard of omvang van het overwerk en de

onvermijdelijkheid daarvan, redelijk is te achten.

Lid 7

Het college is bevoegd om voor werkzaamheden welke door ambtenaren met een verschillende bezoldiging en

eventueel een verschillende betrekking te samen en gelijktijdig als overwerk moeten worden verricht, een naar

het oordeel van het college billijke voor deze ambtenaren gelijke vergoeding vast te stellen.

Lid 8

Dit artikel is niet van toepassing op overwerk dat voortvloeit uit een van de in artikel 15:1:11 bedoelde

verplichtingen. Het college regelt afzonderlijk de vergoeding voor zodanig overwerk.