Organisatie | Hoogheemraadschap van Delfland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Afwegingskader zwemwater |
Citeertitel | Afwegingskader zwemwater |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-08-2021 | nieuwe regeling | 15-07-2021 |
Zwemmen in natuurwater is heerlijk en draagt bovendien bij aan het waterbewustzijn. Bewoners en bezoekers van het beheergebied van Delfland kunnen op dertien aangewezen oppervlaktewaterlocaties zwemmen in natuurwater. Te Plas Prinsenbos, Plas Madestein Loosduinen, Plas Madestein Noordzijde, Plas Madestein Zuidzijde, Krabbeplas Oostzijde, Delftse Hout, Waterspeeltuin Tanthof, Dobbeplas, Naturistencamping Delft, Wollebrand, Plas Wilhelminapark, Waterspeeltuin Tubasingel en Natuurbad Te Werve.
Delfland werkt aan schoon, gezond en levend water in het hele gebied en vindt dat genieten van dat water daarbij hoort. Ook voor goed zwemwater zetten wij ons dus in:
wij willen dat het water op aangewezen zwemlocaties goed is en dat je er lekker en veilig kunt zwemmen.
Delfland heeft een wettelijke verplichting om op de aangewezen zwemlocaties de waterkwaliteit te monitoren. Op www.zwemwater.nl is op basis van deze monitoring zichtbaar wat de actuele kwaliteit van het zwemwater is en wat het gebruiksadvies is vanuit de overheden. Daarnaast heeft Delfland de wettelijke verplichting om maatregelen te nemen voor het behalen en behouden van het kwaliteitsniveau 'aanvaardbaar' voor fecale bacteriële verontreiniging. Dit is een resultaatverplichting. Onder fecale bacteriën wordt in dit afwegingskader verstaan de fecale bacterie Escherichia-coli (E-Coli of E.C.) en de intestinale enterokokken (I.E.). Delfland moet ook “naar zijn oordeel realistische en evenredige” maatregelen nemen voor het behalen en behouden van het kwaliteitsniveau 'goed' of 'uitstekend' voor fecale bacteriën. Dit is een inspanningsverplichting. Ook andere partijen, zoals de provincie en gemeenten, hebben wettelijke verplichtingen aangaande fecale bacteriën.
Naast fecale bacteriën kunnen ook blauwalgen leiden tot een negatief zwemadvies. Delfland wil samen met de partners ervoor zorgen dat op de aangewezen zwemlocaties onbekommerd kan worden gezwommen (beleid uit WBP5). Delfland heeft aan dit beleid onder meer invulling gegeven door tussen 2015- 2020 op acht zwemlocaties maatregelen te nemen tegen overvloedige blauwalgbloei en voor een betere waterkwaliteit.
Delfland wil er samen met partners voor zorgen dat alle aangewezen zwemlocaties nu en in de toekomst duurzaam op orde zijn. We verwachten dat de zwemlocaties vanwege klimaatverandering en verstedelijking nog belangrijker worden voor een prettige leefomgeving. Hiervoor is dit afwegingskader zwemwater opgesteld. Het maakt inzichtelijk hoe Delfland afwegingen maakt om te bepalen welke maatregelen worden genomen om te voldoen aan de wettelijke verplichting en het eigen beleid voor zwemwater.
Het afwegingskader is de opmaat naar een regionaal maatregelenplan voor het zwemwater in ons gebied. Het biedt ons handvatten voor het gesprek hierover met onze partners (provincie, gemeenten en andere locatiebeheerders zoals particuliere exploitanten). Als we willen dat op alle zwemwaterlocaties nu en in de toekomst onbezorgd kan worden gezwommen moeten alle partners de handen uit de mouwen steken. We verwachten van betrokken partners dat er samen wordt opgetrokken in maatregelen en er wordt gehandeld naar verantwoordelijkheden. We streven naar een goede balans in gezamenlijke financiering.
Delfland heeft de voorkeur voor duurzame maatregelen die het ecologisch evenwicht stimuleren waardoor blauwalg en fecale bacteriën minder kans krijgen, én is geïnteresseerd in nieuwe, innovatieve oplossingen die we wellicht als maatregel in de toekomst kunnen toepassen. Delfland participeert in onderzoek hiernaar. Deze inzet van Delfland hierin valt buiten dit afwegingskader.
Dit rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 staat de wettelijke verplichting van Delfland en partners voor zwemwater. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de verplichting voor fecale bacteriën en blauwalgen. In hoofdstuk 3 staan de eigen doelen van Delfland, zoals verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021 en het Bestuursakkoord 2019-2023. Het afwegingskader staat in hoofdstuk 4.
2. Wettelijk kader voor zwemwater
De Europese Zwemwaterrichtlijn is geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving in de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (WHVBZ) en het daarop gebaseerde Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (BHVBZ) en in de Waterwet, het Waterbesluit en de Omgevingsverordening Zuid-Holland.
In dit hoofdstuk staan de doelen die in de wetten en besluiten staan. Daarnaast wordt de taakverdeling beschreven. De aangehaalde passages uit de wetten en besluiten waren vigerend in maart 2021.
In bijlage 1 staat een beknopt overzicht van de wettelijke doelen, eigen doelen van Delfland en welke taken hierbij horen. In bijlage 2 staat een samenvatting van de relevante wetteksten.
2.2. Taken provincie (Provincie Zuid-Holland)
2.2.1. Toekennen functie zwemwater en aanwijzen zwemlocaties
De provincie wijst jaarlijks na overleg met de waterbeheerder zwemlocaties aan en kan ze ook weer afvoeren (GS-besluit) (10b WHVBZ). Zwemlocaties kunnen worden aangewezen als plekken waar naar het oordeel van GS door een groot aantal personen wordt gezwommen. Zij moeten daarbij ook rekening houden met ontwikkelingen op het gebied van het aantal zwemmers, de infrastructuur, de aanwezige faciliteiten en de maatregelen die zijn getroffen om het zwemmen te bevorderen. Een water kan alleen worden aangewezen als zwemlocatie als de provincie in het regionale (of provinciale) waterplan de functie zwemwater aan het water heeft toegekend.
Het toekennen van de zwemwaterfunctie kan als naar het oordeel van de provincie (PS) de maatregelen om de klasse aanvaardbaar te bereiken uitvoerbaar en niet onevenredig kostbaar zijn én de functie zwemwater verenigbaar is met andere aan het water toegekende functies (4.4 Waterwet in combinatie met 4.11 en 4.12 Waterbesluit). Uitleg over de klasseindeling staat in paragraaf 2.3.3 van dit rapport. In het provinciale waterplan staan naast de toekenning van zwemwaterfuncties ook het provinciale zwemwaterbeleid en de maatregelen die de provincie in dat kader treft.
Toekenning van de zwemwaterfunctie kan als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Zowel bij het toekennen van de zwemwaterfunctie als bij de jaarlijkse aanwijzing van de zwemlocaties wordt het landelijke Protocol aanwijzen en afvoeren van zwemlocaties gebruikt.
2.2.2. Zorg voor veiligheid zwemwater en gezondheid zwemmers
De provincie doet jaarlijks onderzoek naar de veiligheid van zwemlocaties en zorgt dat de informatie daarover beschikbaar is voor het publiek (10d WHVBZ).
Als dat nodig is vanuit het oogpunt van hygiëne of veiligheid van de zwemmers, kunnen GS een negatief zwemadvies afgeven en eventueel een zwemverbod instellen. (10b en 11 WHVBZ).
NB: de provincie heeft een belangrijk deel van haar taken op het gebied van zwemwater opgedragen aan de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH).
2.3. Taken waterbeheerder (Delfland)
2.3.1. Opstellen zwemwaterprofiel
De waterbeheerder stelt zwemwaterprofielen op voor aangewezen zwemlocaties en actualiseert deze zo nodig (44c BVHBZ). Een zwemwaterprofiel bevat informatie over:
Bij verontreiniging gaat het in eerste instantie om fecale bacteriën, maar ook om andere organismen, zoals blauwalgen, of afval.
De waterbeheerder verzamelt en beoordeelt tijdens het badseizoen gegevens over de waterkwaliteit in zwemlocaties (Hoofdstuk 5 par. 2 BVHBZ). Er moet in ieder geval onderzoek worden gedaan naar verontreiniging met fecale bacteriën en naar zichtbare verontreiniging door teerachtige residuen, glas, plastic, rubber of ander afval.
Als het zwemwaterprofiel daartoe aanleiding geeft, moet ook onderzoek worden gedaan naar de groei van blauwalgen (cyanobacteriën) en macroalgen en/of microplankton. De waterbeheerder rapporteert de gegevens aan de provincie.
Als de aanwezigheid van blauwalgen, bacteriële verontreinigingen of andere verontreinigingen een risico voor de gezondheid vormt, treft de waterbeheerder met de provincie passende beheersmaatregelen. Hierbij gaat het om maatregelen om gezondheidsproblemen te voorkomen, zoals een waarschuwing dat er blauwalgen zijn. De provincie licht het publiek voor en kan een negatief zwemadvies geven of een zwemverbod instellen.
2.3.3. Maatregelen ter verbetering en behoud van de zwemwaterkwaliteit
De waterbeheerder neemt in het waterbeheerplan maatregelen op om te zorgen dat de waterkwaliteit in de aangewezen zwemlocaties voldoende is (4.6 Waterwet in combinatie met 6.1 Omgevingsverordening Zuid-Holland). De waterbeheerder moet daarbij rekening houden met wat in het provinciale waterplan staat. Hierbij is de gedachte dat de provincie het beleid bepaalt, de doelen stelt en de waterbeheerder zorgt voor de uitvoering daarvan. De maatregelen in het waterbeheerplan moeten een aanvulling op de maatregelen in het provinciale waterplan zijn of een uitwerking daarvan.
De waterbeheerder treft maatregelen voor het realiseren van de vereiste zwemwaterkwaliteit (44b lid 4 en lid 5 BVHBZ). Hiervoor geldt een klasse-indeling:
De klasse-indeling is gebaseerd op fecale bacteriële verontreiniging. De aanwezigheid van blauwalgen speelt hierin geen rol.
2.4. Taken locatiebeheerder (bv. particuliere exploitant of gemeente)
De houder van een badinrichting, ofwel de locatiebeheerder dient maatregelen te treffen in het belang van de hygiëne en het belang van de veiligheid van de zwemmers. (art 2, 3, 4 en 7 WHVBZ en Hoofdstuk 4 BVHBZ). Een locatiebeheerder kan de gemeente of bijvoorbeeld een particuliere exploitant zijn. Het gaat om maatregelen die te maken hebben met de inrichting van de locatie, zoals steilheid van de waterbodem, afbakening van gevaarlijke plaatsen, aanwezigheid toiletten, verwijderen van vogelfeces, en het verbod op aanwezigheid van honden en paarden.
Hoewel de Omgevingswet geen verandering in taken en bevoegdheden zou brengen, verandert er op het gebied van zwemwater wel iets.
Een belangrijke verandering – in de geest van de Omgevingswet – is dat in de landelijke wet- en regelgeving uitdrukkelijker is geregeld dat de provincie en de waterbeheerder samen verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het zwemwater en moeten samenwerken.
De aanwijzing van zwemlocaties moet onder de Omgevingswet in overeenstemming met de waterbeheerder gebeuren. De provincie is daarbij overigens niet meer verplicht om voorafgaand in het regionale (of provinciale) waterprogramma de functie zwemwater aan wateren toe te kennen.
Het treffen van realistische en evenredige maatregelen om te zorgen dat aangewezen zwemlocaties voldoen aan de klasse goed of uitstekend, is onder de Omgevingswet een verplichting van zowel de waterbeheerder als de provincie (GS). Welke taakverdeling tussen de provincie en de waterbeheerder hierbij hoort, is momenteel nog niet bekend. Als hier meer duidelijkheid over is, zal Delfland de huidige taken voor zwemwater daarop beschouwen.
Een andere verandering is dat de provincie niet meer zelf verplicht is om het jaarlijkse veiligheidsonderzoek te doen. De provincie moet ervoor zorgen dat dit gebeurt en kan dit dus ook door een andere partij laten doen. Als het veiligheidsonderzoek aanleiding geeft tot het treffen van maatregelen, dan zijn de provincie en de waterbeheerder daar samen verantwoordelijk voor.
In de landelijke wet- en regelgeving staan geen verplichtingen meer voor de locatiebeheerder, zoals de gemeente of een particuliere exploitant. De provincie kan dergelijke verplichtingen wel in de Omgevingsverordening opnemen. De Provincie Zuid-Holland heeft dat in de ontwerp – Zuid-Hollandse Omgevingsverordening gedaan. Per saldo is dus de verwachting dat de locatiebeheerder verantwoordelijk blijft voor hygiëne en veiligheid van de aangewezen zwemlocaties.
3. Doelen Delfland voor zwemwater
Delfland heeft in een aantal documenten zijn doelen beschreven. Deze staan hieronder genoemd. Zij vormen de basis voor het afwegingskader in hoofdstuk 4. Omdat het waterbeheerplan 2016-2021 dit jaar afloopt en de verwachting is dat het afwegingskader langer gebruikt wordt, wordt hier ook al stil gestaan bij het waterbeheerprogramma 20222027. In bijlage 1 staat een beknopt overzicht van de wettelijke doelen, eigen doelen van Delfland en welke taken hierbij horen.
3.1. Waterbeheerplan 2016-2021 (WBP5)
In het Waterbeheerplan staan de volgende doelen voor zwemwater (blz 46):
Ad 1) Doel 1 volgt uit de wettelijke verplichting.
Ad 2) Doel 2 is beleid van Delfland en geen wettelijke verplichting.
In het Waterbeheerplan staat ook een aantal beleidskeuzes voor het behalen van de doelen voor zwemwater:
Ad 1) Deze beleidskeuze is gekoppeld aan beide doelen uit het WPB5. Het gaat hier zowel om het voorkomen dat mensen bij een negatief zwemadvies het water ingaan, als om maatregelen om de kwaliteit van het water te verbeteren.
Ad 2) Deze beleidskeuzes komen terug in het afwegingskader in hoofdstuk 4.
3.2. Bestuursakkoord 2019-2023
3.2.1. Beleidskeuzes en keuze in werkwijze
In het bestuursakkoord valt zwemwater onder recreatief medegebruik. Hier staat een aantal beleidskeuzes voor zwemwater (blz 22):
Ad 1) Het gaat hier over het beleid uit het Waterbeheerplan 2016-2021 en het Coalitieakkoord 2015-2019.
Ad 2) Dit wordt geïnterpreteerd als de rol die wettelijk verplicht is.
Ad 3) Dit is een financiële keuze die in het afwegingskader in hoofdstuk 4 terugkomt. Ad 4) Dit is een werkwijze hoe we het maatregelenplan willen gaan maken. Als we willen dat op alle zwemwaterlocaties nu en in de toekomst onbezorgd kan worden gezwommen moeten alle partners de handen uit de mouwen steken. Delfland wil er samen met partners voor zorgen dat alle aangewezen zwemlocaties nu en in de toekomst duurzaam op orde zijn.
3.3. Begroting 2021 en meerjarenraming 2022-2025
3.3.1. Doelen en Prestatie indicatoren (PI’s)
In de begroting 2021 en meerjarenraming 2022-2025 valt zwemwater onder recreatief medegebruik. Hier staan dezelfde doelen (blz. 28) als in het Waterbeheerplan 2015-2021.
Delfland gebruikt PI’s om te meten in hoeverre we de doelen halen, zo ook voor zwemwater. Deze PI’s worden elk jaar bij de begroting en meerjarenraming vastgesteld en indien nodig bijgesteld. Delfland heeft voor 2021 onderstaande PI vastgesteld:
Deze PI is gekoppeld aan doel 2 uit het WBP5. De onderbouwing voor deze PI is als volgt: ‘Naast aanwezigheid van te veel bacteriën kan ook blauwalg leiden tot een negatief zwemadvies. Op diverse locaties worden maatregelen getroffen om overlast als gevolg van bacteriën of blauwalg te voorkomen. Het blijft echter natuur: garanties zijn er niet. We streven ernaar dat er voor deze locaties minder dan drie weken per jaar een negatief zwemadvies geldt.’
3.4. Waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP6)
Het waterbeheerplan 2016-2021 (WBP5) loopt tot en met dit jaar. Vanaf volgend jaar geldt het Waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP6). Omdat het afwegingskader zwemwater voor de middellange termijn is gemaakt, is het belangrijk om ook een doorkijk te maken naar WBP6. Het opstellen van het WBP6 en het afwegingskader voor zwemwater loopt parallel. Daarom kan hier niet worden verwezen naar het vastgestelde beleid voor zwemwater uit het WBP6.
De verwachting is dat de doelen voor zwemwater in WBP6 vergelijkbaar zijn als in WBP5:
Ad 1) Doel 1 volgt uit de wettelijke verplichting.
Ad 2) Doel 2 is beleid van Delfland. Delfland wil dat alle zwemlocaties op orde zijn en bedoelt daarmee dat er alleen bij uitzondering een negatief zwemadvies geldt als gevolg van blauwalg. Vanuit de wettelijke verplichting moet Delfland maatregelen nemen tegen fecale bacteriële verontreinigingen. Maar als er dan door blauwalgen alsnog een negatief zwemadvies geldt, kan toch niet in het zwemwater gezwommen worden. Dat wil Delfland zoveel mogelijk voorkomen.
In de afgelopen jaren is samen met de partners een maatregelenpakket opgesteld en uitgevoerd om aan de doelen uit het WBP5 te voldoen. Delfland heeft zich gericht op zogenoemde prioritaire zwemlocaties. Dit zijn locaties die Delfland heeft gekozen op basis van een aantal criteria, waaronder het aantal bezoekers.
Delfland wil nu samen met partners ervoor zorgen dat alle zwemlocaties duurzaam op orde zijn en blijven. Delfland wil dat er op alle aangewezen zwemlocaties binnen Delfland veilig kan worden gezwommen met een minimale kans op gezondheidsrisico’s en met aanvaardbare kosten voor Delfland. Delfland streeft hierbij naar een beter ecologisch evenwicht.
Als we willen dat op alle zwemwaterlocaties nu en in de toekomst onbezorgd kan worden gezwommen moeten alle partners de handen uit de mouwen steken. We verwachten van betrokken partners dat er samen wordt opgetrokken in maatregelen en er wordt gehandeld naar verantwoordelijkheden. We streven naar een goede balans in gezamenlijke financiering.
Delfland wil ook met de provincie onderzoeken of het mogelijk is zwemlocaties af te voeren, als ze door blauwalgen te vaak een negatief zwemadvies krijgen.
Tijdens warme periodes zoeken meer mensen zwemwater op en juist dan spelen ook vaak de problemen met blauwalg en fecale bacteriën op. Door de verandering van het klimaat neemt de behoefte aan goede zwemwaterplekken toe terwijl de uitdagingen om de waterkwaliteit goed te krijgen en te houden groter worden. Op de themakaart hitte van de Watervisie is dit ook inzichtelijk gemaakt.
Zomerse buien zijn vaker heftig en leiden daardoor op meer plaatsen tot riooloverstorten. Hierdoor kunnen er meer fecale bacteriën in het zwemwater komen.
Blauwalgen leiden pas tot problemen als het water (te) voedselrijk is en de temperatuur oploopt. Voedsel voor blauwalgen is er in het Delflands beheergebied in overvloed, zoals nalevering uit de bodem en vogelpoep. Bij opwarming van de aarde zal het oppervlaktewater eerder in het jaar een gunstige temperatuur bereiken voor blauwalgen om te groeien.
4. Afwegingskader voor zwemwater
Dit afwegingskader geeft een kader waarbinnen maatregelen voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van zwemwater gekozen kunnen worden. Met dit afwegingskader wordt duidelijk onder welke voorwaarden Delfland investeert in maatregelen en op welke zwemlocatie dit is.
Hiermee kan Delfland het gesprek voeren met de partners (provincie, gemeenten en andere locatiebeheerders zoals particuliere exploitanten) om een regionaal maatregelenplan voor zwemwater voor de komende jaren te maken.
Alvorens Delfland voor een zwemlocatie overgaat tot uitwerking van maatregelen voor behoud en verbeteren van de kwaliteit van het zwemwater en het afwegingskader wordt doorlopen, zal Delfland overleg voeren met betrokken partners (provincie, gemeenten en andere locatie beheerders zoals particuliere exploitanten) om de bereidheid tot het gezamenlijk nemen van maatregelen en de gezamenlijke financiering hiervan vast te stellen.
In het afwegingskader voor zwemwater wordt onderscheid gemaakt tussen de wettelijke verplichting en beleid van Delfland. Of anders gezegd: wat moet Delfland en wat wil Delfland extra doen.
4.1. Afwegingskader voor maatregelen wettelijke verplichting (fecale bacteriën)
Vanuit de wettelijke verplichting moet Delfland in de volgende gevallen maatregelen nemen:
Delfland (en GS) moet(en) maatregelen nemen om blootstelling aan fecale bacteriën en blauwalg te voorkomen als uit monitoring blijkt dat er een gezondheidsrisico dreigt. Dit zijn maatregelen om ervoor te zorgen dat mensen niet het water in gaan. Dit is bijvoorbeeld het informeren over een negatief zwemadvies. Delfland geeft hiervoor het signaal en de Omgevingsdienst plaatst in opdracht van de provincie de informatie op de zwemlocatie. Deze maatregelen vallen niet onder dit afwegingskader.
Delfland moet naar zijn oordeel realistische en evenredige maatregelen nemen voor het behalen en behouden van het kwaliteitsniveau 'goed' of 'uitstekend' voor fecale bacteriën. Dit is een inspanningsverplichting. Delfland gebruikt het afwegingskader om de keuze in maatregelen op een bepaalde zwemlocatie te maken.
Bij het afwegingskader hoort een beslisboom met drie getrapte onderdelen:
deel 3: criterium voor rangschikken zwemlocaties:
De maatregelenpakketten zijn na het doorlopen van deel 1 en deel 2 bekend. Als er meerdere zwemlocaties zijn waar maatregelen tegen fecale bacteriën nodig zijn om aan klasse goed of uitstekend te voldoen, kan het zijn dat deze zwemlocaties niet tegelijkertijd kunnen worden opgepakt. Deel 3 wordt gebruikt om de zwemlocaties te prioriteren en om de maatregelenpakketten in te plannen.
De criteria uit het afwegingskader worden in onderstaande paragrafen toegelicht. In Bijlage 3 staat de beslisboom voor maatregelen voor de wettelijke verplichting van Delfland die op basis van deze criteria is opgesteld.
4.1.1. Criteria voor bepalen passende maatregel
Er zijn verschillende maatregelen mogelijk om een probleem met fecale bacteriën in het zwemwater aan te pakken. Niet alle maatregelen vallen binnen de wettelijke verplichting en/of bevoegdheden van Delfland. Delfland is als waterbeheerder samen met de provincie en locatiebeheerder, zoals de gemeente, aan zet om de wettelijke doelen te halen. Onderstaande criteria, zie ook Figuur 1, zorgen ervoor dat Delfland passende maatregelen neemt die binnen zijn bevoegdheid vallen.
maatregel draagt bij aan het halen van de wettelijke verplichting van Delfland
De maatregel moet bijdragen aan het halen van het vereiste kwaliteitsniveau voor fecale bacteriële verontreiniging. Is de maatregel om aan de wettelijke verplichting van een andere partij te voldoen? Dan voert Delfland deze maatregel niet uit. Is de maatregel alleen om blauwalgen tegen te gaan? Dan voeren we de maatregel niet uit op basis van deze beslisboom. Dit is namelijk geen wettelijke verplichting. Dan gebruiken we de beslisboom voor maatregelen voor beleid van Delfland voor blauwalg.
maatregel wordt binnen het watersysteem gedaan
Delfland is waterbeheerder. Onze taak is om het watersysteem met al zijn waterstaatswerken op orde te houden. Daarom doen wij alleen maatregelen binnen het watersysteem. Wij doen geen maatregelen in de inrichting van de zwemlocatie. Dit is voor de locatiebeheerder, bijvoorbeeld de gemeente. Zijn er maatregelen nodig om de kwaliteit van het aangevoerde water te verbeteren? Ook hiervoor geldt dat Delfland alleen maatregelen in het watersysteem doet. De bronvervuiling buiten het watersysteem aanpakken valt hier dus niet onder.
maatregel is een bron- of structuurmaatregel
Brongerichte maatregelen zijn gericht op het voorkómen van problemen met fecale bacteriële verontreiniging door de bronnen daarvan aan te pakken. Structuurgerichte maatregelen zijn ingrepen in het watersysteem zodat de condities voor fecale bacteriën slechter worden. Delfland zet zich in voor structurele en duurzame maatregelen. Deze hebben de voorkeur.
maatregel is een effectmaatregel die nodig is om de wettelijke verplichting van Delfland tijdens het badseizoen te halen
Effectmaatregelen zijn gericht op bestrijden van een al opgetreden knelpunt in de zwemwaterkwaliteit zoals overschrijding van zwemwaternormen voor fecale bacteriën. Deze voert Delfland alleen ad hoc tijdens het badseizoen uit om het vereiste kwaliteitsniveau voor fecale bacteriële verontreiniging te halen.
Delfland maakt afspraken over het onderhoud
Als Delfland iets aanlegt in het watersysteem doet Delfland niet automatisch het onderhoud hiervan. Het is belangrijk om vooraf met de partners afspraken te maken over het onderhoud. De standaard onderhoudsbepalingen staan in de legger. Onderhoud is essentieel om de maatregel te laten slagen. Denk bijvoorbeeld aan goed onderhouden keerschotten.
maatregel is voor halen resultaatverplichting voor fecale bacteriën
Delfland moet de nodige maatregelen nemen om aan de resultaatsverplichting voor fecale bacteriën te voldoen. Als uit bovenstaande criteria blijkt dat de maatregel binnen de kaders van Delfland past, dan kan deze worden uitgevoerd. Als de maatregel nodig is om de inspanningsverplichting voor fecale bacteriën te halen, dan wordt de rest van de beslisboom doorlopen.
Voorbeelden van bronmaatregelen tegen fecale bacteriële verontreiniging zijn:
Voorbeelden van structuurmaatregelen tegen fecale bacteriële verontreiniging zijn:
Figuur 1: Deel 1 van beslisboom voor maatregelen voor wettelijke verplichting (fecale bacteriën)
4.1.2. Criteria voor afwegen realistische en evenredige maatregel
Delfland moet naar zijn oordeel realistische en evenredige maatregelen nemen om aan de inspanningsverplichting voor fecale bacteriën te voldoen. Onderstaande criteria zorgen ervoor dat Delfland alleen maatregelen neemt die haalbaar en betaalbaar zijn.
verwacht effect van de maatregel in relatie tot de geschatte kosten
De ingeschatte kosten van de maatregelen in relatie tot verwachte effecten kunnen een belangrijke rol spelen bij het afwegen van de maatregelen. Daarom wordt bij de keuze van een maatregel om het kwaliteitsniveau goed of uitstekend te halen hier rekening mee gehouden. Het gaat hier om de kosten die voor Delfland zijn. Als de maatregel veel of gemiddeld kost wordt er in de meeste gevallen in de beslisboom om een kosteneffectiviteit analyse (KEA) of kosten-batenanalyse (KBA) gevraagd, zie Figuur 2. Hiermee wordt onderbouwd waarom een bepaalde maatregel de beste is om op een bepaalde zwemlocatie toe te passen. De indeling in lage, gemiddelde en hoge kosten is als volgt: tot 100.000 euro definiëren we als lage kosten, vanaf 100.000 tot 400.000 euro als gemiddelde kosten en daarboven als hoge kosten.
Figuur 2: Deel 2 van beslisboom voor maatregelen voor wettelijke verplichting (fecale bacteriën)
4.1.3. Criterium voor rangschikken zwemlocaties
De maatregelenpakketten zijn na het doorlopen van deel 1 en deel 2 bekend. Als er meerdere zwemlocaties zijn waar maatregelen tegen fecale bacteriën nodig zijn, kan het zijn dat deze zwemlocaties niet tegelijkertijd kunnen worden opgepakt. Onderstaand criterium wordt gebruikt om de zwemlocaties te prioriteren en om de maatregelenpakketten in te plannen.
andere partijen nemen maatregelen buiten het watersysteem om de kwaliteit van het water te verbeteren
Als het niet mogelijk is om daar waar nodig tegelijkertijd maatregelen te nemen, krijgen bepaalde zwemlocaties voorrang op de planning, zie Figuur 3. Delfland vindt dat alleen een gezamenlijke inzet van de waterbeheerder en partners ervoor kan zorgen dat de inspanningsverplichting voor fecale bacteriën kan worden gehaald. Het totaalpakket van maatregelen op een bepaalde zwemlocatie heeft namelijk een hogere slagingskans om de wettelijke doelen te halen dan wanneer alleen Delfland maatregelen neemt. Daarom prioriteert Delfland zwemlocaties waar andere partijen ook de nodige maatregelen nemen.
Figuur 3: Criteria voor het prioriteren van zwemlocaties en het inplannen van gekozen maatregelen voor wettelijke verplichting (fecale bacteriën)
4.2. Afwegingskader voor maatregelen voor beleid van Delfland (blauwalg)
Naast de wettelijke verplichting heeft Delfland beleid voor zwemwater. Delfland wil dat alle zwemlocaties duurzaam op orde zijn en wil daarom dat er alleen bij uitzondering een negatief zwemadvies geldt als gevolg van blauwalg. Om dit te halen wil Delfland maatregelen nemen:
Delfland wil naar zijn oordeel realistische en evenredige maatregelen nemen om het doel voor blauwalgen te halen. Dit zijn maatregelen om ervoor te zorgen dat het negatief zwemadvies alleen bij uitzondering moet worden afgegeven. Delfland gebruikt het afwegingskader om de keuze in maatregelen op een bepaalde zwemlocatie te maken.
Bij het afwegingskader hoort een beslisboom met drie getrapte onderdelen:
deel 1: criteria voor bepalen passende maatregel:
met deze criteria bepaal je of de gekozen maatregel passend is om aan eigen beleid voor blauwalg te voldoen. Daarom neemt Delfland onder andere alleen maatregelen op zwemlocaties waar andere partijen ook maatregelen nemen, ook al zijn ze daartoe, net als Delfland, niet wettelijk verplicht.;
deel 3: criteria voor rangschikken zwemlocaties:
De maatregelenpakketten zijn na het doorlopen van deel 1 en deel 2 bekend. Als er meerdere zwemlocaties zijn waar maatregelen tegen blauwalg nodig zijn, kan het zijn dat deze zwemlocaties niet tegelijkertijd kunnen worden opgepakt. Deel 3 wordt gebruikt om de zwemlocaties te prioriteren en om de maatregelenpakketten in te plannen.
De criteria uit het afwegingskader worden in onderstaande paragrafen toegelicht. In Bijlage 4 staat de beslisboom voor maatregelen voor beleid van Delfland die op basis van deze criteria is opgesteld.
4.2.1. Criteria voor bepalen passende maatregel
Er zijn allerlei maatregelen mogelijk om een probleem met blauwalgen in het zwemwater aan te pakken. Delfland vindt als waterbeheerder dat hij samen met de locatiebeheerder, gemeente en provincie aan zet is. Delfland vindt dat ook andere partijen maatregelen moet nemen. We verwachten van betrokken partners dat er samen wordt opgetrokken in maatregelen en er wordt gehandeld naar verantwoordelijkheden. We streven naar een goede balans in gezamenlijke financiering. Onderstaande criteria, zie ook Figuur 4, zorgen ervoor dat Delfland passende maatregelen neemt.
maatregel wordt binnen het watersysteem gedaan
Delfland is waterbeheerder. Onze taak is om het watersysteem met al zijn waterstaatswerken op orde te houden. Daarom doen wij alleen maatregelen binnen het watersysteem. Wij doen geen maatregelen in de inrichting van de zwemlocatie. Dit is voor de locatiebeheerder, zoals de gemeente. Zijn er maatregelen nodig om de kwaliteit van het aangevoerde water te verbeteren? Ook hiervoor geldt dat Delfland alleen maatregelen in het watersysteem doet. De bronvervuiling buiten het watersysteem aanpakken valt hier dus niet onder. Wel werkt Delfland met een gebiedsgerichte aanpak in de tuinbouwsector met als einddoel om emissieloze kassen te laten realiseren. Zo komen nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen niet meer in oppervlaktewateren terecht. Het doel is om de waterkwaliteit van oppervlaktewaterlichamen te verbeteren. Hiermee wordt ook de waterkwaliteit van zwemwater beter.
Delfland maakt afspraken over het onderhoud
Als Delfland iets aanlegt in het watersysteem doet Delfland niet automatisch het onderhoud hiervan. Het is belangrijk om vooraf met de partners afspraken te maken over het onderhoud. De standaard onderhoudsbepalingen staan in de legger. Onderhoud is essentieel om de maatregel te laten slagen. Denk bijvoorbeeld aan een goed functionerende natuurvriendelijke oever of een goed werkend keerschot.
maatregel is een bron- of structuurmaatregel
Brongerichte maatregelen zijn gericht op het voorkómen van problemen met blauwalgen door de bronnen daarvan aan te pakken. Structuurmaatregelen zijn ingrepen in het watersysteem zodat de condities voor blauwalgen slechter worden. Delfland zet zich in voor structurele en duurzame maatregelen. Deze hebben de voorkeur.
maatregel is een effectmaatregel die nodig is om beleid van Delfland tijdens het badseizoen te halen
Effectmaatregelen zijn gericht op bestrijden van een al opgetreden knelpunt in de zwemwaterkwaliteit zoals overschrijding van zwemwaternormen voor blauwalgen. Deze voert Delfland alleen ad hoc tijdens het badseizoen uit om het beleid van Delfland voor blauwalg te halen.
andere partijen nemen maatregelen buiten het watersysteem om de kwaliteit van het water te verbeteren
Delfland is als waterbeheerder samen met de provincie en locatiebeheerder, zoals de gemeente aan zet. Alleen gezamenlijke inzet zorgt ervoor dat ons doel voor blauwalgen kan worden gehaald. Naast maatregelen binnen het watersysteem zijn ook in de inrichting van een zwemwaterlocatie verbeteringen nodig om overlast door blauwalg terug te dringen. Hieronder wordt een aantal voorbeeldmaatregelen genoemd. Bij een blauwalgenprobleem neemt Delfland alleen maatregelen in het water als de daarvoor verantwoordelijke partijen ook de maatregelen nemen die eromheen nodig zijn. Delfland financiert de nodige maatregelen binnen het watersysteem. De cofinanciering door de andere partijen bestaat uit het financieren van de nodige maatregelen buiten het watersysteem.
Deze cofinanciering is gericht op ieders verantwoordelijkheid en past binnen het huidige beleid (WBP5 en Bestuursakkoord 2019-2023). Omdat elke zwemlocatie uniek is, is altijd een daarop afgestemd maatregelenpakket nodig. Daar past geen vast percentage voor cofinanciering bij: de ene keer is meer nodig in het water, de andere keer in de omgeving eromheen.
Cofinanciering van maatregelen binnen het watersysteem is niet als eis, maar als prioriteringscriterium in het afwegingskader opgenomen. Het zou namelijk een beleidswijziging van het WBP5 betekenen.
Voorbeelden van bronmaatregelen tegen blauwalgen zijn:
Voorbeelden van structuurmaatregelen tegen blauwalgen zijn:
In het verleden heeft Delfland waterstofperoxide gebruikt als effectmaatregel tegen blauwalgen. Dit is echter niet meer toegestaan.
Figuur 4: Deel 1 van beslisboom voor maatregelen voor beleid van Delfland (blauwalg)
4.2.2. Criteria voor afwegen realistische en evenredige maatregel
Delfland wil naar zijn oordeel realistische en evenredige maatregelen nemen om aan het beleid van Delfland voor blauwalg te voldoen. Onderstaande criteria zorgen ervoor dat Delfland alleen maatregelen neemt die haalbaar en betaalbaar zijn.
verwacht effect van de maatregel in relatie tot de geschatte kosten
De ingeschatte kosten van de maatregelen in relatie tot verwachte effecten kunnen een belangrijke rol spelen bij het afwegen van de maatregelen. Daarom wordt bij de keuze van een maatregel hier rekening mee gehouden.
Als de maatregel veel of gemiddeld kost wordt er in de meeste gevallen in de beslisboom om een kosteneffectiviteit analyse (KEA) of kosten-batenanalyse (KBA) gevraagd, zie Figuur 5. Hiermee wordt onderbouwd waarom een bepaalde maatregel het beste is om op een bepaalde zwemlocatie toe te passen. De indeling in lage, gemiddelde en hoge kosten is als volgt: tot 100.000 euro definiëren we als lage kosten, vanaf 100.000 tot 400.000 euro als gemiddelde kosten en daarboven als hoge kosten.
Figuur 5: Deel 2 van beslisboom voor maatregelen voor beleid van Delfland (blauwalg)
4.2.3. Criteria voor rangschikken zwemlocaties
De maatregelenpakketten zijn na het doorlopen van deel 1 en deel 2 bekend. Als er meerdere zwemlocaties zijn waar maatregelen tegen blauwalg nodig zijn, kan het zijn dat deze zwemlocaties niet tegelijkertijd kunnen worden opgepakt. Onderstaande criteria, zie ook Figuur 6, worden gebruikt om de zwemlocaties te prioriteren en om de maatregelenpakketten in te plannen. De criteria staan in willekeurige volgorde. Hoe meer ‘zwemlocatie heeft voorrang’ een zwemlocatie krijgt, hoe hoger de zwemlocatie op de planning komt om maatregelen te nemen.
zwemlocatie waar veel kleine kinderen komen (zoals waterspeeltuinen)
Dit zijn zwemlocaties waar in verhouding tot andere zwemlocaties meer kinderen komen zoals waterspeeltuinen. Kinderen zijn als groep kwetsbaarder voor besmet oppervlaktewater dan volwassenen. Dit komt doordat ze vaak langer in het water zitten dan volwassenen en ze krijgen vaker water binnen. Daarom wil Delfland zich op deze zwemlocaties extra inzetten om het negatief zwemadvies voor blauwalgen te beperken.
mogelijk conflict met andere functies (zoals woongebied, natuur, hengelsport)
Een deel van de zwemlocaties ligt in een plas waar nog andere functies aanwezig zijn. Sommige maatregelen kunnen een negatief effect op deze functies hebben. Daarom hebben zwemlocaties waar geen conflict is tussen de gekozen maatregel en andere functies voorrang.
zwemlocatie is voor iedereen vrij toegankelijk
Delfland vindt het belangrijk dat iedereen van de zwemlocaties gebruik mag maken. Zwemwater is voor iedereen. Op sommige zwemlocaties moet je betalen om er gebruik van te maken. Delfland geeft bij het nemen van maatregelen voorrang aan zwemlocaties die voor iedereen vrij toegankelijk zijn.
alternatieve zwemlocatie in de buurt
Delfland vindt het belangrijk dat iedereen kan zwemmen op een zwemlocatie in de buurt. Moet Delfland maatregelen nemen omdat er een probleem met blauwalgen is? Dan hebben bij het nemen van maatregelen de zwemlocaties voorrang die ver weg liggen van zwemlocaties waar wel gezwommen kan worden.
cofinanciering voor maatregelen binnen het watersysteem
Delfland wil de blauwalgenproblematiek samen met de partners aanpakken. Daar hoort ook een goede balans in gezamenlijke financiering bij. Uit de maatregelenpakketten die de afgelopen jaren op verschillende zwemlocaties zijn uitgevoerd, is gebleken dat structuurmaatregelen in het watersysteem relatief duur zijn ten opzichte van andere maatregelen buiten het watersysteem. Daarom krijgen zwemlocaties voorrang waar andere partijen de te nemen maatregelen binnen het watersysteem cofinancieren.
Delfland wil waterbewustzijn onder de aandacht brengen om daarmee het draagvlak van inwoners voor waterschapswerk te behouden en te vergroten. We willen dat inwoners weten dat er waterschappen zijn, beseffen dat het werk van de waterschappen dichtbij, belangrijk en relevant is. En dat ze weten wat ze zelf kunnen doen voor schoon water. Liggen er bij het nemen van maatregelen kansen om het waterbewustzijn te vergroten? Dan hebben die zwemlocaties voorrang.
mogelijkheden voor meeliften met ruimtelijke ontwikkelingen of andere projecten
Heeft de beheerder plannen om een zwemlocatie opnieuw in te richten? Of wordt een kassengebied getransformeerd tot woonwijk waardoor het oppervlaktewater een stuk schoner wordt? Dan ziet Delfland kansen om hierop mee te liften. Zwemlocaties waar deze ontwikkelingen een positief effect hebben op de waterkwaliteit, krijgen daarom voorrang bij het nemen van maatregelen tegen blauwalg.
Figuur 6: Criteria voor het prioriteren van zwemlocaties en het inplannen van gekozen maatregelen voor beleid van Delfland (blauwalg)
BIJLAGE 2 RELEVANTE WETTEKSTEN (STAND VAN ZAKEN MAART 2021)
Hieronder staan passages uit wetteksten die relevant zijn voor het afwegingskader zwemwater. Deze passages waren in maart 2021 vigerend.
Art. 2 lid 7 zwemwaterrichtlijn
„beheersmaatregelen”: de volgende maatregelen die met betrekking tot zwemwater worden genomen:
BIJLAGE III bij de Zwemwaterrichtlijn
Het zwemwaterprofiel als bedoeld in artikel 6 bestaat uit:
een beschrijving van de fysische, geografische en hydrologische kenmerken van het zwemwater, en van andere oppervlaktewateren in het beïnvloedingsgebied van het betrokken zwemwater die een bron van verontreiniging zouden kunnen zijn, welke relevant zijn voor de doelen van deze richtlijn en als bedoeld in Richtlijn 2000/60/EG;
Provinciale staten leggen in een of meer regionale waterplannen de hoofdlijnen vast van het in de provincie te voeren waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het provinciale ruimtelijke beleid. Deze plannen zijn voor de ruimtelijke aspecten tevens structuurvisies als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
Een beheerder stelt met betrekking tot de watersystemen onder zijn beheer een beheerplan vast. Daarbij wordt voor regionale wateren rekening gehouden met het regionale waterplan dat betrekking heeft op die regionale wateren, en dient de afstemming op beheerplannen van andere beheerders, indien sprake is of zou kunnen zijn van samenhang tussen de onderscheidene watersystemen, te zijn gewaarborgd.
het programma van de maatregelen en voorzieningen die, in aanvulling op en ter uitwerking van hetgeen in het nationale of regionale plan is opgenomen over maatregelen, nodig zijn met het oog op de ontwikkeling, werking en bescherming van rijkswateren, onderscheidenlijk regionale wateren, onder vermelding van de bijbehorende termijnen;
Onze Ministers leggen in het nationale waterplan de functie zwemwater vast:
indien de maatregelen ter verwezenlijking van de op grond van artikel 1, derde lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden voorgeschreven klasse «aanvaardbaar» naar hun oordeel uitvoerbaar en niet onevenredig kostbaar zijn;
De functie zwemwater wordt niet vastgelegd, indien een op grond van artikel 10b, tweede lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden aangewezen locatie gedurende vijf achtereenvolgende jaren in de klasse «slecht» is ingedeeld.
Indien voor een rijkswater toepassing wordt gegeven aan artikel 11, tweede lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden zijn Onze Ministers bevoegd om de functie zwemwater niet langer vast te leggen in het nationale waterplan.
Voor zover de in het nationale waterplan vastgelegde functie zwemwater heeft geleid tot een aanwijzing op grond van artikel 10b, tweede lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, wordt deze functie gedurende het badseizoen niet ongedaan gemaakt.
Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
badinrichting: een voor het publiek of voor personen, behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, toegankelijke plaats, welke is ingericht om te worden gebruikt voor het zwemmen of baden, tezamen met de daarbij behorende terreinen, gebouwen, getimmerten en uitrustingen; ….
Het is de houder van een badinrichting verboden gelegenheid tot zwemmen of baden in die inrichting te geven, indien niet is voldaan aan de met betrekking tot die inrichting krachtens de artikelen 3, 4 en 7 geldende voorschriften.
Gedeputeerde staten maken jaarlijks aan Onze Minister en aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat de locaties bekend waar naar hun oordeel door een groot aantal personen wordt gezwommen. Zij nemen daarbij in aanmerking de ontwikkelingen met betrekking tot het aantal personen, de infrastructuur of faciliteiten en de ter bevordering van het zwemmen getroffen maatregelen.
Gedeputeerde staten wijzen jaarlijks na overleg met het bevoegd bestuursorgaan de op basis van het eerste lid aangemerkte locaties aan, indien daarvan de functie van zwemwater in de plannen, bedoeld in de artikelen 4.1, 4.4 en 4.6 van de Waterwet is vastgelegd, en stellen Onze in het eerste lid genoemde Ministers daarvan op de hoogte.
Indien de omstandigheden met betrekking tot een badinrichting of een andere plaats die wordt gebruikt voor het zwemmen, daartoe uit oogpunt van hygiëne of veiligheid van de bezoekers aanleiding geven, kunnen gedeputeerde staten de houder van de badinrichting gelasten deze te sluiten, onderscheidenlijk een zwemverbod instellen of een negatief zwemadvies uitbrengen.
Met betrekking tot de op grond van artikel 10b, tweede lid, aangewezen locaties wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald dat binnen een daarbij te stellen termijn aan het eerste lid toepassing moet worden gegeven indien niet wordt voldaan aan bij die maatregel gestelde eisen betreffende de hoedanigheid van het zwemwater.
Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
§ 2. Kwaliteitstoestand van het water
Een zwemwaterkwaliteitsbeoordeling kan worden uitgevoerd aan de hand van zwemwaterkwaliteitsgegevens die betrekking hebben op minder dan vier badseizoenen, indien:
wijzigingen zijn opgetreden die de indeling, bedoeld in artikel 44b, van de aangewezen locatie zullen of redelijkerwijs zullen beïnvloeden, in welk geval de beoordeling wordt uitgevoerd aan de hand van een reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens die alleen bestaan uit de resultaten voor monsters die genomen zijn nadat de wijzigingen zijn opgetreden.
In afwijking van de termijn, genoemd in het vierde lid, kan het bevoegd bestuursorgaan een locatie in de klasse slecht indelen, indien met ingang van het badseizoen volgend op dat van de indeling:
gedeputeerde staten passende beheersmaatregelen nemen, waaronder toepassing geven aan artikel 11, eerste lid, van de wet door onderscheidenlijk sluiting van de betrokken badinrichting te gelasten, een zwemverbod in te stellen of een negatief zwemadvies uit te brengen teneinde de blootstelling van zwemmers aan verontreiniging te voorkomen,