Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Delfland

Beleidsregel Medegebruik Zeewering

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap van Delfland
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingBeleidsregel Medegebruik Zeewering
CiteertitelBeleidsregel Medegebruik Zeewering
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-11-2014nieuwe regeling

28-10-2014

wsb-2014-7492

1163478

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Medegebruik Zeewering

 

1 INLEIDING

Delfland stelt beleidsregels vast voor het medegebruik van de ruimte in, op, boven, over en onder de zeewering in zijn beheergebied. De beleidsregels vormen een uitwerking van Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid, dat weer een uitwerking is van het Waterbeheerplan 2010-2015.

 

1.1 Motivering

Delfland geeft met de Beleidsregel Medegebruik Zeewering invulling aan zijn bevoegdheid om voorwaarden te stellen voor het medegebruik van de ruimte in, op, boven, over en onder de zeewering. De beleidsregel vormt het toetsingskader voor vergunningverlening op basis van de Waterwet en de Keur Delfland, vanaf het moment van inwerkingtreding.

 

Vanuit de maatschappij bestaat soms de wens om objecten die geen waterkerende functie hebben in, op, boven, over en onder de zeewering te plaatsen. In het verleden zijn al veel niet-waterkerende objecten op de zeewering aangebracht. Dat kan gaan om een woning of een bedrijfsgebouw, maar ook om wegen, strandbebouwing of kabels en leidingen. Daarnaast wordt de zeewering gebruikt voor de uitvoering van werkzaamheden, beweiding of recreatieve activiteiten. Dit medegebruik moet goed worden gereguleerd opdat de veiligheid van de zeewering nu en in de toekomst niet in gevaar komt. Ook het beheer mag niet worden belemmerd en niet tot onevenredig hoge kosten voor Delfland leiden. Delfland hanteert een afwegingskader om medegebruik te kunnen beoordelen.

 

1.2 Doelstelling

Met de Beleidsregel Medegebruik Zeewering maakt Delfland voor alle betrokkenen intern en extern transparant op welke manier het medegebruik van de ruimte in, op, boven, over en onder de zeewering wordt beoordeeld. Voor Delfland staat de veiligheid van de zeewering voorop. Vanuit die randvoorwaarde maakt Delfland een belangenafweging. Een tweede randvoorwaarde voor het instemmen met medegebruik is dat Delfland in het beheer van de zeewering niet wordt belemmerd door het medegebruik. Met beheer wordt bedoeld alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst’. Dit zijn niet alleen de benodigde regelmatig terugkerende onderhoudswerken, maar ook zaken als inspectie, schouw, toetsing van de waterkeringen en verbeteringswerken en vergunningverlening en handhaving. Delfland stelt verder als voorwaarde dat Delfland geen (extra) kosten draagt voor het toestaan van het medegebruik.

 

1.3 Toepassing

De Beleidsregel Medegebruik Zeewering behandelt de thema’s werken, strandbebouwing, wegen en kabels en leidingen. De beleidsregel is van toepassing in het proces van vergunningverlening. Ook in het kader van de handhaving zal bij de beoordeling of een illegale situatie legaliseerbaar is, deze beleidsregel worden toegepast. Bovendien is de beleidsregel van belang in het kader van het watertoetsproces. Ter uitwerking daarvan is in paragraaf 2.7 een ruimtelijke paragraaf opgenomen.

Daarnaast is het van belang in de planvormingsfase van grootschalige projecten, ruimtelijke ontwikkelingen en innovaties kennis te nemen van de beleidsregel. Zodoende wordt in een vroeg stadium afgetast hoe deze zich verhouden tot de waterkeringsvoorwaarden, zodat het ontwerp kan worden aangepast.

 

De Beleidsregel Medegebruik Zeewering is van toepassing op onderstaande situaties.

  • 1.

    Indien sprake is van nieuw medegebruik.

  • 2.

    Indien sprake is van verlenging van bestaand (vergund) medegebruik. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij strandbebouwing die een vergunning voor 5 jaar hebben.

  • 3.

    Indien sprake is van wijziging of verwijdering van het huidige medegebruik. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij vernieuwbouw, versterkingen van de zeewering, reconstructies of wijziging van seizoensgebonden naar jaarrond strandbebouwing.

De Beleidsregel Medegebruik Zeewering is niet van toepassing op medegebruik in het in de Legger Zeewering opgenomen profiel van vrije ruimte voorlangs de haven van Scheveningen.

 

Wanneer een activiteit onder bepaalde voorwaarden wordt uitgevoerd, kan het zijn dat deze activiteit niet vergunningplichtig is. Deze situaties heeft Delfland opgenomen in algemene regels en vallen niet onder deze beleidsregel (zie verder paragraaf 2.2.2).

 

Beschrijving Zeewering

De zeewering is een primaire waterkering zoals aangewezen in de Waterwet. Primaire waterkeringen bieden beveiliging tegen overstroming doordat deze behoren tot een dijkring. Hoge gronden voor een dijkring gelegen, kunnen ook onderdeel zijn van de primaire waterkering.

In de Waterwet is de veiligheidsnorm aangegeven waaraan elke dijkring moet voldoen. De Delflandse Zeewering vormt een onderdeel van dijkring 14. Voor dijkring 14 geldt dat de waterkering een extreme waterstand en bijbehorende golven met overschrijdingskans van 1/10.000 per jaar moet kunnen keren.

 

Afbeelding: Dijkring 14

 

De zeewering van Delfland loopt van Wassenaar tot aan de Nieuwe Waterweg bij Hoek van Holland, over een afstand van 23 kilometer en bestaat grotendeels uit zandige kust (duinen). In de gemeente Den Haag zijn ook de dijk-in-boulevard bij Scheveningen, de zanddijk rond de haven van Scheveningen en een waterkerend kunstwerk onderdeel van de zeewering.

 

Afbeelding: Zeewering (voor precieze lokatie van de zeewering: zie Legger Zeewering)

 

In de Tussennotitie Kust is de zeewering opgedeeld in een aantal karakteristieke kustvakken en is per kustvak een beschrijving weergegeven.

 

1.4 Procedure en inwerkingtreding

De Beleidsregel Medegebruik Zeewering is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht op grond van een besluit van het college van dijkgraaf en hoogheemraden (hierna: het college). De ontwerp Beleidsregel Medegebruik Zeewering heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen; binnen deze termijn hebben belanghebbenden de mogelijkheid gehad om zienswijzen in te dienen. Op basis van de zienswijzen is de ontwerp Beleidsregel Medegebruik Zeewering waar nodig aangepast en vervolgens ter vaststelling voorgelegd aan het college. De Beleidsregel Medegebruik Zeewering treedt in werking na bekendmaking door publicatie in het elektronisch Waterschapsblad van Delfland.

Met het opstellen van de Beleidsregel Medegebruik Zeewering komt de Strandnota (juli 2007) te vervallen. Bij inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de Strandnota ingetrokken.

 

1.5 Leeswijzer

Het doel en toepassingsgebied van de Beleidsregel Medegebruik Zeewering is beschreven in hoofdstuk 1. Hoofdstuk 2 behandelt het wettelijk kader en de manier waarop Delfland medegebruik afweegt in het geval dat dit in het waterstaatswerk, de bijbehorende beschermingszone of profiel van vrije ruimte wordt beoogd. De toetsingscriteria bij het beoordelen van medegebruik zijn weergegeven in hoofdstuk 3, 4, 5 en 6 voor de thema’s Werken, Strandbebouwing, Wegen en Kabels en leidingen. De opbouw is per thema hetzelfde. De algemene toetsingscriteria zijn steeds in de gehele leggerzonering van toepassing, vervolgens is per afzonderlijke leggerzone aangegeven welke specifieke toetsingscriteria aan de orde zijn. Hoofdstuk 7 bevat tekeningen behorende bij de genoemde thema’s. In hoofdstuk 8 is een begrippenlijst opgenomen.

2 KADER

2.1 Algemene regelgeving

2.1.1 Algemene wet bestuursrecht

De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bevat algemene regels van het bestuursrecht en regelt de verhouding tussen de overheid en burgers. In deze wet zijn ook bepalingen opgenomen over beleidsregels. Een beleidsregel bevat regels omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan (artikel 1:3 Awb).

 

Het college stelt deze beleidsregel vast ter invulling van zijn vergunningverlenende bevoegdheid. Ter motivering van een watervergunning kan worden verwezen naar deze beleidsregel.

 

Over het algemeen moet het college ook handelen overeenkomstig de beleidsregel. Alleen als toepassing van de beleidsregel voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen, kan het college afwijken van de beleidsregel (artikel 4:84 Awb). Dit wordt de inherente afwijkingsbevoegdheid genoemd.

2.1.2 Waterwet

De Waterwet bevat regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen zijnde oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.

 

De toepassing van de Waterwet is gericht op:

  • -

    voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met

  • -

    bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en

  • -

    vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen (artikel 2.1 Waterwet).

Deze doelstellingen (alsmede het belang van de doelmatige werking van de zuiveringstechnische werken) vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Een watervergunning wordt geweigerd indien de aangevraagde werkzaamheden niet verenigbaar zijn met de doelstellingen van het waterbeheer en het niet mogelijk is om de belangen van het waterbeheer voldoende te beschermen door het verbinden van voorschriften of beperkingen aan de watervergunning (artikel 6.21 Waterwet).

 

De zeewering behoort tot een dijkring en is een primaire waterkering zoals aangewezen in de Waterwet. In de Waterwet is de veiligheidsnorm aangegeven waaraan elke dijkring moet voldoen (artikel 2.2 Waterwet).

 

Samenloop van bevoegdheden

In de Waterwet zit ook een zogenoemde ‘samenloop regeling’. Van samenloop van bevoegdheden is sprake als voor de uitvoering van een handeling of samenstel van handelingen, meerdere bestuursorganen bevoegd zijn om een watervergunning te verlenen (artikel 6.17, eerste lid, Waterwet).

 

Hierbij is het uitgangspunt dat één watervergunning wordt verleend door één bestuursorgaan. Waarbij de hoofdregel is dat de aanvraag om een watervergunning in behandeling wordt genomen en wordt verleend door het hoogste bestuursorgaan dat daarbij betrokken is. Vindt de samenloop plaats tussen meerdere waterschappen zonder dat daar een hoger gezag bij betrokken is, dan is het waterschap op wiens grondgebied (dus geografisch gezien) de handeling in hoofdzaak plaatsvindt, bevoegd gezag.

 

Betrokken bestuursorganen kunnen in onderling overleg beslissen af te wijken van bovenstaande hoofdregels. Dit kan in gevallen waarin de inhoudelijke betrokkenheid van het hoogste bestuursorgaan bij de samenloop relatief gering is, of wanneer de doelmatigheid of dienstverlening daar anderszins mee gediend zijn.

Dit is bijvoorbeeld het geval voor de vergunningverlening op het strand. Op het strand kunnen zowel Rijkswaterstaat als Delfland bevoegd gezag zijn voor de watervergunningverlening. Echter Delfland en Rijkswaterstaat hebben afgesproken dat de vergunningverlening op het strand in beginsel plaatsvindt door Delfland. In gevallen die een directe invloed hebben op de BKL (Basis KustLijn) is Rijkswaterstaat het bevoegde gezag.

 

Bij samenloop wordt voordat op de vergunningaanvraag wordt beslist, advies gevraagd aan de overige betrokken bestuursorganen.

2.1.3 Provinciale regelgeving

Het provinciaal Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Delfland bevat de aanwijzing van de begrenzing van het beheersgebied en de taken en bevoegdheden van Delfland en bepalingen omtrent het bestuur van Delfland. Zo is in het reglement onder andere bepaald dat Delfland de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied tot taak heeft. Deze taak omvat onder andere de zorg voor het watersysteem en de zorg voor de zuivering van afvalwater.

 

In de Verordening Ruimte zijn kaarten opgenomen waarop de bebouwingscontouren zijn aangegeven.

2.1.4 Privaatrecht

Indien in het kader van het medegebruik percelen worden betreden en gebruikt dan is privaatrechtelijke toestemming van de eigenaar van deze percelen nodig. Voor het uitvoeren van handelingen op percelen van Delfland is er naast een publiekrechtelijke watervergunning ook privaatrechtelijke toestemming nodig van Delfland.

 

2.2 Delflandse regelgeving

2.2.1 Keur Delfland

De Keur Delfland is een verordening die Delfland heeft opgesteld op basis van de Waterschapswet. De Keur bevat bepalingen die nodig zijn voor de behartiging van de opgedragen taken. Deze taken betreffen in ieder geval de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater.

 

De Keur bevat onder andere verbodsbepalingen. In hoofdstuk 4 is bepaald voor welke handelingen een watervergunning nodig is. Het college is bevoegd deze watervergunning te verlenen. Ook is in de Keur de bevoegdheid opgenomen voor het college tot het stellen van algemene en nadere regels. Deze regels kunnen een vrijstelling van de watervergunningplicht inhouden of een algeheel verbod op het verrichten van bepaalde handelingen.

 

Om te bepalen waar de verschillende keurbepalingen gelden is de Legger Zeewering van belang. In de Legger Zeewering worden namelijk de zones aangegeven waarbinnen de bepalingen uit de Keur van toepassing zijn.

2.2.2 Algemene regels behorende bij de Keur Delfland

Voor het verrichten van bepaalde handelingen wordt in de Algemene regels behorende bij de Keur Delfland vrijstelling verleend van de vergunningplicht uit de Keur.

 

Enkele thema’s waarvoor algemene regels zijn opgesteld (niet uitputtend):

  • -

    Grondmechanisch onderzoek;

  • -

    Recreatief medegebruik wegen;

  • -

    Kleinschalig strandgebruik;

  • -

    Evenementen op het strand;

  • -

    Straatmeubilair;

  • -

    Werken, en

  • -

    Hekken en schuttingen.

2.2.3 Legger Zeewering

De legger vindt zijn juridische grondslag in de Waterwet en Waterschapswet. In de legger wordt aangegeven wie verplicht zijn tot het onderhoud van waterkeringen (wat onder dit onderhoud wordt verstaan is opgenomen in de Keur). Daarnaast beschrijft de legger aan welke eisen een waterkering moet voldoen naar ligging, vorm, afmeting en constructie. Een ander onderdeel van de legger zijn overzichtskaarten met daarop de zones waarbinnen de bepalingen uit de Keur van toepassing zijn.

 

Ten aanzien van waterkeringen zijn er drie verschillende zones te onderscheiden, namelijk het waterstaatswerk, de beschermingszone(s) en profiel van vrije ruimte.

  • Waterstaatwerk: De zonering waterstaatwerk betreft de ligging van het grondlichaam/de constructie, benodigd om het water (ook in de toekomst) te keren plus waarnodig ter weerzijden daarvan een onderhoudstrook en samenvallend daarmee een strook grond die stabiliteit aan het grondlichaam of constructie geven.

    Delfland is verantwoordelijk voor het beheer van de waterkering binnen deze zonering.

    Bij de bepaling van de voorgeschreven ligging en afmetingen van de kering is bij deze actualisatie uitgegaan van de maatgevende omstandigheden over 50 jaar (incl. zeespiegelstijging). Dit betekent dat de in de geactualiseerde legger opgenomen kering voor de komende 50 jaar voldoet aan de wettelijke vereiste norm (wijziging in inzichten en beleid daargelaten). Het beheer van de kering is er op gericht dat de voorgeschreven ligging en afmetingen altijd in het veld aanwezig zijn.

  • Beschermingszone(s): Voorkomen moet worden dat het aanbrengen van werken, ontgravingen of objecten ter weerzijde van de waterkering het functioneren van de kering in gevaar brengen. Hiertoe zijn beschermingszones ter weerszijde van de zone waterstaatwerk in de legger opgenomen. Aan werkzaamheden in deze zoneringen zijn vergunningsvoorwaarden verbonden.

  • Profiel van vrije ruimte: Het profiel van vrije ruimte is een ruimtelijke reservering voor een mogelijke toekomstige versterking van de waterkering. Doel van deze ruimtelijke reservering is zoveel mogelijk te voorkomen dat nog nieuwe aan te leggen (bouw)werken de toekomstige versterking belemmeren. Het vergunningbeleid in deze zonering (profiel van vrije ruimte) is er op gericht om bij nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk rekening te houden met de mogelijke versterking. Volgens landelijk beleid moet rekening gehouden worden met een kering die een toekomstige zeespiegelstijging voor over 200 jaar kan keren.

    Omdat momenteel niet in detail bekend is hoe de kering in de toekomst versterkt zal worden (hieraan gaat te zijner tijd een variantenstudie en besluitvorming aan vooraf), zal het profiel van vrije ruimte gebaseerd zijn op een conservatieve aanname van het benodigde ruimtebeslag. Daarbij wordt een onderbouwde keuze gemaakt hoe naar verwachting de kering versterkt moet worden (zeewaartse of landwaartse versterking, of een combinatie hiervan).

     

    Langs de Delflandse kust is sprake van drie typen waterkeringen. De typering is bepalend voor de wijze waarop de kering in de legger wordt vastgelegd.

  • Zandige kust: De zandige kust is een natuurlijk gevormde waterkering bestaande uit een rij duinen. Onder maatgevende omstandigheden (stormvloed) slaat een deel van het duin af. Landwaarts van het afgeslagen duin moet een zogenaamd grensprofiel in het duin resteren om na afslag uiteindelijk de waterkering te vormen. Dit grensprofiel is een voorgeschreven hoeveelheid zand dat zich boven stormvloedpeil moet bevinden. Vanaf de duinvoet tot en met het grensprofiel wordt het duin in de leggerzonering waterstaatswerk opgenomen.

    Dit type (zandige kust) is overal langs de kust aanwezig. Uitzondering vormen de dijkin-boulevard (Plan Morales) en de kering rondom de haven van Scheveningen. De noord-boulevard en de boulevard van Kijkduin worden als zandige kust beschouwd. Bij maatgevende stormvloed kunnen delen van deze boulevards wegslaan. Gebouwen op de boulevard in de afslagzone verstoren het afslagproces. De afslagzone verbreedt zich door deze verstoring landwaarts. Het benodigde grensprofiel komt daardoor meer landwaarts te liggen. Dit resulteert noodzakelijkerwijs in een bredere leggerzonering.

  • Afbeelding: Zijaanzicht leggerzoneringen zandige kust

  • Afbeelding: Voorbeeld bovenaanzicht leggerzoneringen zandige kust (voor precieze zoneringen per locatie: zie Legger Zeewering)

    Begrenzing van de leggerzonering bij dynamisch beheer

    De landwaartse begrenzing van het waterstaatswerk wordt gevormd door de ligging van het doorgaande 50-jaars grensprofiel. Bij dynamisch beheer wordt dit grensprofiel zoveel mogelijk landwaarts gesitueerd. Dit grensprofiel moet in stand gehouden worden. Verstuiving mag niet leiden tot erosie van dit grensprofiel. Zeewaarts van dit grensprofiel is wel verstuiving mogelijk. Het gehele duingebied van de duinvoet tot de meeste landwaarts gelegen duinregel met daarin het grensprofiel vormen de leggerzonering waterstaatswerk.

    Bij de boulevards van Scheveningen en Kijkduin en bij Ter Heijde is dynamisch beheer niet mogelijk en ongewenst. In navolging van het landelijk beleid met betrekking tot de kustplaatsen is de leggerzonering is hier zo smal mogelijk.

     

    Ruimtelijke reservering en ligging van het 200-jaars grensprofiel

     

    In de legger wordt een ruimtelijke reservering voor een toekomstige versterking van de waterkering opgenomen. Conform landelijk beleid wordt hierbij rekening gehouden met 200-jaar zeespiegelstijging. Bij een breed hoog duin zal het 200-jaars grensprofiel (linker blauwe grensprofiel in figuur) zeewaarts liggen van het zoveel mogelijk landwaarts gesitueerde 50-jaars grensprofiel (rechter blauwe grensprofiel in figuur). De ruimtelijke reservering (profiel van vrije ruimte) valt dan geheel binnen het reeds bestaande waterstaatswerk. Daar waar het duin relatief laag en of smal is, is een 200jaars grensprofiel niet aanwezig binnen het waterstaatswerk. Deze situatie doet zich alleen voor bij de noord-boulevard van Scheveningen. Voor de ruimtelijke reservering over 200 jaar wordt voor de noord-boulevard in de legger rekening gehouden met een zeewaartse versterking.

     

    De duinvoet (de overgang van het duinbeloop naar het strand) vormt de overgang van leggerzonering waterstaatswerk naar de beschermingszone aan de zeezijde. De ligging van deze duinvoet is daar waar dynamisch beheer plaatsvindt niet meer gefixeerd. De leggerzonering heeft daardoor in de tijd een variabele ligging. De ligging van de duinvoet wordt daarom jaarlijks vastgelegd.

  • Dijk-in-boulevard: bij de zuid-boulevard (Plan Morales) wordt de waterkering gevormd door een zogenaamde hybride kering. Onder de boulevard bevindt zich een dijk die in combinatie met een onder de boulevard gelegen hoeveelheid zand de waterkering vormt. Deze dijk is voorzien van een bekleding en heeft een vereiste dijktafelhoogte. De leggerzonering is op dit type kering aangepast en is smaller omdat landwaarts van deze kering geen sprake is van een afslagzone.

     

    De dijk in boulevard is op termijn te laag. Voor de ruimtelijke reservering over 200 jaar wordt in de legger rekening gehouden met een mogelijk toekomstige zeewaartse versterking.

     

    Afbeelding: Leggerzoneringen gerelateerd aan leggerprofiel dijk-in-boulevard

     

    Afbeelding: Voorbeeld bovenaanzicht leggerzoneringen dijk-in-boulevard (voor precieze zoneringen per locatie: zie Legger Zeewering)

     

  • (Zand)Dijk: Rondom de haven van Scheveningen is sprake van deels een verheelde zanddijk (gelegen o.a. onder de Westduinweg), van een dijk met bekleding en van twee waterkerende constructies (de stormvloedkering en boezemgemaal).

    Afbeelding: Leggerzonering bij de haven van Scheveningen

    Afbeelding: Voorbeeld bovenaanzicht leggerzoneringen bij de haven van Scheveningen (voor precieze zoneringen per locatie: zie Legger Zeewering)

    De waterkering rondom de haven van Scheveningen kan onder de maatgevende condities alleen goed blijven functioneren indien de golfwerking in de haven niet wijzigt. De havenmonding, de vorm van de havenbekkens en voorgelegen (beklede) duinregel bij de Strandweg zorgen ervoor dat onder de maatgevende omstandigheden de golfaanval vanuit zee op de waterkering beperkt blijft. Voorkomen moet worden dat de golfwerking in de haven wijzigt (toeneemt) als gevolg van werken in het havengebied. Om die reden is het gehele havengebied opgenomen in de beschermingszone.

     

    De huidige kering rondom de haven is op termijn te laag. Met het opnemen van een profiel van vrije ruimte wordt beoogd mogelijke ontwikkelingen te voorkomen die het realiseren van de voorgenomen verbetering onmogelijk maken of slechts mogelijk te maken via verwijdering of aanpassing van het medegebruik met grote financiële consequenties.De keuze voor het opnemen van een profiel van vrije ruimte op de in de legger aangegeven wijze is gebaseerd op onder andere een studie uitgevoerd door de gemeente Den Haag ‘Alternatieven voor de bescherming van de Scheveningen haven’ uit 2010. Deze varianten zijn ook opgenomen in de Strategische Agenda Kust Zuid Holland, vastgesteld door provinciale staten Zuid Holland, april 2011, paragraaf 3.3.2.

    Hierin is het volgende opgenomen: ‘In Scheveningen moet bij toekomstige versterking een keuze worden gemaakt of de waterkering om de haven heen blijft liggen of dat de haven binnendijks komt te liggen. Om hier duidelijkheid over te verkrijgen is een nadere uitwerking nodig. De gemeente heeft hierbij het voortouw.’.

2.3 Delflands beleid

Voorliggende Beleidsregel Medegebruik Zeewering is een nadere uitwerking van het Waterbeheerplan 2010-2015, Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid en de Tussennotitie Kust.

2.3.1 Waterbeheerplan 2010-2015

Het opstellen van een waterbeheerplan is een wettelijke verplichting die volgt uit de Waterwet. In het Waterbeheerplan 2010-2015 zet Delfland de lijnen uit voor de komende jaren. Hiermee legt Delfland vast wat het waterschap wil bereiken en hoe Delfland dit gaat doen. Onderdeel van het Waterbeheerplan 2010-2015 zijn het opstellen van Delflands

Algemeen Waterkeringenbeleid en het opstellen van beleidsregels voor de zeewering.

2.3.2 Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid

Het Delflands Algemeen Waterkeringbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Het is daarmee de ‘paraplu’ waaronder allerlei instrumenten worden vormgegeven, waaronder het inspectieplan, het onderhoudsprogramma en beleidsregels zoals deze.

 

Positie Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid

 

In het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid zijn negen gouden regels vastgesteld en uitgewerkt.

 

  • 1.

    Het voldoen aan de veiligheidsnorm is altijd een harde randvoorwaarde.

  • 2.

    Europese, landelijke en provinciale wetgeving en beleid vormen de basis voor Delflands beleid.

  • 3.

    Voor de uitvoering van Delflands taken is de beschikbaarheid van financiën, tijd en capaciteit beperkt. Delfland moet daarom zijn werkzaamheden prioriteren.

  • 4.

    Delfland prioriteert verbeteringswerken voor de waterkeringen vanuit een veiligheidsrisicobenadering.

  • 5.

    Delfland ziet (ruimtelijke) ontwikkelingen als kans voor het integraal uitvoeren van zijn taken.

  • 6.

    Bij het ontwerp van versterkingswerken voor de waterkeringen anticipeert Delfland in onzekerheden in klimaat en bodemdaling met robuuste waterkeringen die ruimte vragen, nu en in de toekomst.

  • 7.

    Delfland hanteert heldere criteria op basis waarvan medegebruik van de ruimte in, op en om de waterkering mogelijk is en zo ja, onder welke voorwaarden.

  • 8.

    Delfland respecteert bestaande situaties die voldoen aan het oude beleid tenzij de veiligheid in het geding is.

  • 9.

    Delfland participeert actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.

Deze Beleidsregel Medegebruik Zeewering is de uitwerking van gouden regel nummer 7. Door de voorwaarden die worden gesteld aan het medegebruik van de ruimte in, op, boven, over en onder de zeewering, geeft de beleidsregel tevens een belangrijke invulling aan met name gouden regels 1, 5 en 6.

 

In het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid is aangeven dat Delfland de Beleidslijn Kust (2007) onderschrijft en toepast in zijn beheerpraktijk. In de beleidslijn kust geeft het Rijk inzicht in het rijksbeleid voor het kustfundament en de verdeling van verantwoordelijkheden van betrokken overheden. De basis van het nationale kustbeleid is gelegd in de 3ᵉ Kustnota (2000) en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012). De beleidslijn bevat een nadere uitleg van het vigerende beleid. Het Rijk wil binnen het vigerende beleid ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken waar dat verantwoord is.

2.3.3 Tussennotitie Kust

In de Tussennotitie Kust wordt het beleid voor het beheer van de zeewering nader uitgewerkt.

Uitgangspunten hierbij zijn bestaand landelijk en provinciaal kustbeleid, het Waterbeheersplan 2010-2015 en Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid. In de notitie is het beleidskader voor de volgende onderwerpen uitgewerkt:

  • toepassing van dynamisch kustbeheer met keuzen per kustvak;

  • relatie van het waterkeringbeheer tot de Natura 2000 regelgeving en de daartoe opgestelde beheerplannen “Westduinpark & Wapenveld” en “Solleveld & Kapittelduinen”, en

  • de hoofdlijnen ten aanzien van het medegebruik van de waterkering, waaronder:

    • -

      het bouwbeleid in de zeewering;

    • -

      het strandbeleid;

    • -

      het recreatief medegebruik van de duingebieden.

2.4 Waterkerend vermogen en faalmechanismen

Met waterkerend vermogen wordt bedoeld het vermogen van een waterkering om aan alle faalmechanismen te voldoen, conform de veiligheidseisen. Mogelijke faalmechanismen die een waterkering bedreigen staan uitvoerig beschreven in diverse vigerende leidraden en richtlijnen.

 

2.5 Beoordeling medegebruik

Niet-waterkerende objecten en ander medegebruik van de waterkering kunnen de kans op falen van de zeewering beïnvloeden of aanzienlijk vergroten. In de beoordeling of medegebruik is toegestaan vervult de leggerzonering een belangrijke rol.

2.5.1 Leggerzonering

In de beoordeling of medegebruik is toegestaan vervult de leggerzonering een rol.

  • “Waterstaatswerk”; deze zone beschermt de waterkering. In deze zone kan medegebruik in principe het functioneren (en het beheer) van de kering in gevaar brengen. Voor de beoordeling of in deze zone medegebruik kan worden toegestaan is het belangrijk te bepalen waar het medegebruik gesitueerd is, en wat de gevolgen van het medegebruik zijn voor het beheer van de waterkering.

    Binnen de zone waterstaatswerk zijn er twee situaties te onderscheiden:

    • a.

      Binnen de bebouwingscontouren is het beleid minder restrictief. De afweging of medegebruik een maatschappelijk zwaarwegend belang betreft, is binnen de contour al gemaakt. Medegebruik is toegestaan mits het geen belemmering vormt voor het afslagproces onder maatgevende omstandigheden.

    • b.

      Buiten de bebouwingscontouren is het beleid restrictief. Nieuw medegebruik is niet toegestaan tenzij het een zwaarwegend maatschappelijk belang betreft en de activiteit redelijkerwijs niet elders of op een andere wijze kan plaatsvinden. Na die afweging geldt vervolgens de eis dat het waterkerend vermogen door het medegebruik niet mag worden aangetast.

  • “Beschermingszone’’; in deze zone kan onder voorwaarden medegebruik mogelijk zijn en geldt in principe dat werkzaamheden en objecten kunnen worden toegestaan indien de veiligheid van het waterstaatswerk niet (zijdelings) wordt aangetast.

  • “Profiel van vrije ruimte”; in deze zone is de lokatie van het medegebruik binnen de zonering van belang, evenals de verwachte levensduur (van het object) in relatie tot de termijn waarop een verzwaring van de waterkering wordt voorzien. Het “profiel van vrije ruimte” is opgebouwd uit een toekomstige zonering waterstaatswerk en een toekomstige beschermingszone. Hierdoor geldt in deze zonering het volgende: In het profiel van het toekomstige waterstaatswerk wordt voorkomen dat objecten worden aangelegd met een levensduur langer dan de termijn waarbinnen verzwaring van de kering wordt verwacht. Voor objecten met een kortere levensduur hangt de beoordeling af van de voorwaarden voor de (huidige) zonering waterstaatswerk of beschermingszone.

In de hoofdstukken 3 tot en met 6 waarin de afzonderlijke thema’s van medegebruik worden behandeld is het bovenstaande uitgewerkt in concrete voorwaarden.

Binnen de zones wordt daarbij als volgt geredeneerd:

  • -

    Indien wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden, dan is in beginsel aangetoond dat het medegebruik geen invloed heeft op de (toekomstige) waterkering, en kan, al dan niet onder voorschriften in de vergunning het medegebruik worden toegestaan.

  • -

    Indien er bijzondere omstandigheden of belangen worden aangetoond kan een uitzondering worden gemaakt op de gestelde voorwaarden, waarbij wel speciale voorwaarden worden gesteld en/of voorschriften aan de vergunning worden verbonden om het waterkerend vermogen toch te kunnen garanderen.

  • -

    Indien het waterkerend vermogen niet meer op een goede manier kan worden gegarandeerd of het beheer ernstig belemmerd wordt, zal medegebruik niet worden toegestaan.

2.5.2 Weigering van de watervergunning

De watervergunning voor het medegebruik van de ruimte in, op, boven, over en onder de zeewering wordt geweigerd indien:

  • a.

    Het medegebruik van de ruimte in, op, boven, over en onder de zeewering het uitvoeren van geplande werkzaamheden door Delfland belemmert.

    Indien er bij Delfland besluiten zijn genomen of vergaande plannen zijn ten aanzien van beheershandelingen en het beoogde medegebruik geeft beperkingen aan die beheershandelingen, dan wordt de vergunning geweigerd.

  • b.

    Het medegebruik van de ruimte in, op, boven, over en onder de zeewering het waterkerend vermogen van de waterkering, en in het geval van de zandige kust, de natuurlijke processen van verstuiving, erosie en afslag, aantast, nu of in de toekomst. Het waterkerend vermogen van een dijk wordt bepaald door de kruinhoogte, de fundering, alsmede de stabiliteit en de waterdichtheid van het beklede dijklichaam. Medegebruik van de ruimte in, op, boven, over en onder de zeewering kan van invloed zijn op de sterkte-eigenschappen van de dijk en daarmee het waterkerende vermogen.Bepalend voor het waterkerend vermogen van een duin is de hoogte en breedte van het duin, alsmede de hoeveelheid zand in het dwarsprofiel. Door afslag en erosie wordt deze massa herverdeeld. Medegebruik in de afslagzone kan lokaal het afslagproces versterken en is daarmee van invloed op het waterkerend vermogen van de zandige kust.

  • c.

    Het aanleggen, houden, wijzigen of verwijderen van het medegebruik leidt tot onevenredige extra kosten voor het beheer van de waterkering.

    Medegebruik van de ruimte in, op, boven, over en onder de zeewering kan belemmerend werken op de mogelijkheden tot beheer van de waterkering. Controle van de afmetingen van de waterkering en inspectie op mogelijk schade kunnen niet goed worden uitgevoerd. Ook het onderhoud en eventuele versterkingen worden bemoeilijkt. Enerzijds omdat het medegebruik niet altijd ongedaan kan worden gemaakt voordat het onderhoud of de versterking plaatsvindt, anderzijds omdat er onvoldoende ruimte is om het onderhoud of de versterking goed te laten aansluiten op het medegebruik. Vaak moet overgestapt worden naar een aangepaste methode. Dit kan leiden tot verhoogde kosten in het beheer.

    Medegebruik kan ter plaatse van de zandige kust een negatief effect opleveren voor het dynamisch beheren van de natuurgebieden. Zo kunnen natuurlijke processen verstoord worden.

De concrete voorwaarden in de hoofdstukken 3 tot en met 6, zijn bedoeld om te voorkomen dat het medegebruik kan leiden tot - een van de - hierboven beschreven belemmeringen. Ook als wordt voldaan aan de concrete voorwaarden in de hoofdstukken 3 tot en met 6, kan een vergunning worden geweigerd indien het voorgenomen medegebruik - een van de - hierboven beschreven belemmeringen tot gevolg kan hebben.

 

2.6 Bepaling ligging duinvoet

De duinvoet is de overgang van het strand naar het duin. Theoretisch gezien ligt het op de kruising van de twee lijnen, die de hoek van duin en strand aangeven. In de praktijk wordt de visueel zichtbare duinvoet gehanteerd. In de beleidsregel wordt dit de duinvoet genoemd. Soms is deze plek heel duidelijk (steile helling van het duin), soms loopt de overgang heel vlak (vlakke helling duin). De duinvoet is de zeewaartse begrenzing van het waterstaatswerk.

 

De ligging van de duinvoet wordt jaarlijks ingemeten, en waar nodig gewijzigd vastgesteld. Door het toepassen van dynamisch kustbeheer kan de duinvoet zeer variabel zijn en jaarlijks op een andere plek liggen. Bij de strandmuur van Scheveningen is geen duin en dus geen duinvoet aanwezig. Daar vormt de strandmuur de zeewaartse begrenzing van het waterstaatswerk.

 

2.7 Ruimtelijke paragraaf

2.7.1 Inleiding

Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer van de zeewering. Om die reden is het van belang dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de zeewering.

In deze paragraaf is uiteengezet hoe Delfland in het kader van het watertoetsproces het waterbelang afweegt, wanneer er sprake is van medegebruik (omvat ruimtelijk gezien ook bouwen) van de zeewering.

De tekst van deze ruimtelijke paragraaf wordt in de Handreiking watertoets voor gemeenten opgenomen.

2.7.2 Doel watertoetsproces

Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk om de water(kerings)belangen expliciet en evenwichtig mee te nemen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Ruimtelijke plannen mogen het in stand kunnen blijven houden van het wettelijk vereiste beschermingsniveau tegen overstroming en het beheer van de zeewering niet hinderen. Delfland gaat graag vroegtijdig met gebiedspartners in overleg met als doel om randvoorwaarden en ruimtelijke aspecten ter waarborging van de veiligheid in de ruimtelijke ordening mee te nemen. Vroeg overleg leidt tot betere, integrale oplossingen en voorkomt vertragende procedures. Langs de kust zijn de kustplaatsen en recreatieve functies verweven met de zeewering. Bij ruimtelijke plannen zal daarom altijd een integrale afweging van belangen moeten plaatsvinden over de ruimtelijke inpassing.

Hierbij staat het garanderen van de veiligheid tegen overstroming -nu en in de toekomst- voorop, maar ook aspecten als dynamische kustbeheer, het realiseren van natuurdoelstellingen, doelmatige en effectief beheer en (onderhoud)kosten spelen daarbij een rol.

2.7.3 Ruimtelijk rijks- en provinciaal beleid en regelgeving

Het rijk heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) de kust (inclusief de primaire keringen) als nationaal belang aangegeven. Ter juridische borging hiervan is onder meer in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) titel 2.3 “Kustfundament” opgenomen. Deze titel geeft regels over hoe in bestemmingsplannen met deze primaire keringen moet worden omgegaan.

De bepalingen van het Barro zijn gericht op het realiseren en behouden van een duurzaam kustfundament met voldoende ruimte voor versterking van de zeewering met behoud van natuurlijke waarden. Ook moet nieuwe bebouwing in onbebouwd gebied van het kustfundament worden voorkomen. Voor de begrenzing van deze primaire keringen en bijbehorende zones wordt via de Waterwet naar Keur en leggers verwezen.

 

Op provinciaal niveau zijn de bebouwingscontouren uit de provinciale Verordening Ruimte van belang. Deze contouren geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer.

2.7.4 Bestemmingsplan

De zeewering bestaat uit een aantal zones waarbinnen de bepalingen uit de Keur van toepassing zijn. In de legger zeewering is de ligging van deze zones aangewezen. Ten aanzien van de zeewering zijn drie verschillende zones te onderscheiden, te weten: het waterstaatswerk, de bijbehorende beschermingszone en het profiel van vrije ruimte. Op gronden binnen de leggerzonering gelden beperkingen op grond van de Keur. Het is noodzakelijk dat dit ook in bestemmingsplannen tot uiting komt. Burgers en bedrijven die in deze zone initiatieven ontwikkelen worden langs deze weg tijdig gewezen op de aanwezigheid van deze beperkingen.

 

Conform titel 2.3 van het Barro moeten de zones als volgt worden weergegeven op de verbeelding in bestemmingsplannen:

  • -

    Het waterstaatswerk

    Dubbelbestemming ‘waterstaat-waterkering’

  • -

    Beschermingszone

    Gebiedsaanduidingen ‘vrijwaringszone-duin’, ‘vrijwaringszone-dijk en ‘vrijwaringszone overig’

  • -

    Profiel van vrije ruimte

    Gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone-waterstaatswerk’

Indien een ruimtelijk plan een wijziging van de zonering van de zeewering voorstaat, moet over de aanpassing van de zonering overleg plaats vinden met Delfland.

2.7.5 Variabele leggerzonering

De grens tussen het waterstaatswerk en de beschermingszone wordt bepaald door de ligging van de ‘duinvoet’. Omdat de duinvoet door natuurlijke processen verandert, verandert ook de begrenzing van het waterstaatswerk en de bijbehorende beschermingszone. Jaarlijks wordt door Delfland de ligging van de duinvoet bepaald en wordt de legger hierop aangepast. Voor deze variabele leggerzonering kan een wijzigingsbevoegdheid in bestemmingsplannen worden opgenomen. Onderstaand is hiervoor een voorbeeldregel opgenomen.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de begrenzing van de dubbelbestemming waterstaatwaterkering dan wel de gebiedsaanduidingen in het plan wijzigen, indien op basis van de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland blijkt dat de ligging van de duinvoet en bijbehorend waterstaatswerk en beschermingszone is gewijzigd.

 

Juridische toelichting

Het Hoogheemraadschap legt jaarlijks de duinvoet vast. Deze duinvoet begrenst de ligging van het waterstaatswerk en bijbehorende beschermingszone. Het kan zijn dat de begrenzing van het waterstaatswerk en de beschermingszone die in het bestemmingsplan is opgenomen feitelijk is verschoven. Mocht er een aanvraag worden ontvangen die ligt in het gebied waar de begrenzing tussen het waterstaatswerk en de beschermingszone feitelijk anders is, dan biedt deze wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid om de ligging van de zone aan te passen aan de feitelijke situatie.

2.7.6 Gebruik en bebouwing van zeewering

Bij de beoordeling van initiatieven voor medegebruik van de zeewering in het kader van het watertoetsproces hanteert Delfland criteria die aansluiten bij de voorwaarden voor de vergunningverlening van deze beleidsregel.

 

Deze criteria hebben betrekking op:

Gebouwen en bouwwerken:

  • -

    Bebouwing

  • -

    Strandbebouwing Werken:

  • -

    Werken

  • -

    Wegen

  • -

    Kabels en leidingen

In de beleidsregel omvat de term “werk” ook bebouwing. In het kader van een ruimtelijk plan is het onderscheid tussen bebouwing en werken echter van belang en daarom is dit onderscheid hier aangegeven.

 

De criteria zijn afhankelijk van de zone waarin het medegebruik plaatsvindt. Zo zijn de criteria voor medegebruik in het waterstaatswerk strenger dan die voor medegebruik in de beschermingszone. In onderstaande tabel is per zone weergegeven welke voorwaarden uit de beleidsregel ruimtelijk relevant zijn. Bijvoorbeeld de voorwaarde: “vrijgekomen grond wordt in de directe omgeving van het werk verwerkt” is niet ruimtelijk relevant.

 

De nummering in de tabel correspondeert met de nummering in de volgende hoofdstukken en paragrafen en daarbij aangegeven subnummering.

 

* Een aantal voorwaarden zijn uitzonderingen op de voorwaarden. Alvorens in het kader van een bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen voor deze uitzonderingen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder. Dit advies hoeft niet te worden aangevraagd wanneer er aantoonbaar een watervergunning overlegd kan worden.

 

In de tekst van de Handreiking watertoets voor gemeenten worden de ruimtelijk relevante criteria uit de tabel uitgeschreven en onderverdeeld naar beoordelingcriteria, richtlijnen en aandachtspunten voor ruimtelijke plannen.

3 WERKEN

3.1 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op besluiten op een aanvraag om een watervergunning voor het:

  • -

    aanleggen en houden van een nieuw werk;

  • -

    wijzigen (herbouw of verbouw) van een bestaand werk, of

  • -

    het verwijderen van een bestaand werk niet zijnde strandbebouwing, wegen, of kabels en leidingen, in het waterstaatswerk, de bijbehorende beschermingszone of profiel van vrije ruimte van de zeewering.

Toelichting: Vanuit de maatschappij bestaat soms de wens om werken die geen waterkerende functie hebben op waterkeringen te kunnen plaatsen. In het verleden zijn al veel niet waterkerende werken op een waterkering aangebracht. Dat kan gaan om bijvoorbeeld een woning, hotel, parkeergarage of een transformatorhuisje. Deze werken moeten goed worden gereguleerd opdat de veiligheid van de waterkering nu en in de toekomst niet in gevaar komt. Ook het beheer mag niet worden belemmerd en niet tot onevenredig hoge kosten voor Delfland leiden.

De Beleidsregel Medegebruik Zeewering ziet niet toe op medegebruik in het in de Legger Zeewering opgenomen profiel van vrije ruimte voorlangs de haven van Scheveningen. Dit gebied is zo specifiek dat geen beleidsregels kunnen worden opgesteld. Zo zal per geval maatwerk worden geleverd.

De huidige kering rondom de haven is op termijn te laag. Met het opnemen van een profiel van vrije ruimte wordt beoogd mogelijke ontwikkelingen te voorkomen die het realiseren van de voorgenomen verbetering onmogelijk maken of slechts mogelijk te maken via verwijdering of aanpassing van het medegebruik met grote financiële consequenties.

De keuze voor het opnemen van een profiel van vrije ruimte op de in de legger aangegeven wijze is gebaseerd op onder andere een studie uitgevoerd door de gemeente Den Haag ‘Alternatieven voor de bescherming van de Scheveningen haven’ uit 2010. Deze varianten zijn ook opgenomen in de Strategische Agenda Kust Zuid Holland, vastgesteld door provinciale staten Zuid Holland, april 2011, paragraaf 3.3.2. Hierin is het volgende opgenomen: ‘In Scheveningen moet bij toekomstige versterking een keuze worden gemaakt of de waterkering om de haven heen blijft liggen of dat de haven binnendijks komt te liggen. Om hier duidelijkheid over te verkrijgen is een nadere uitwerking nodig. De gemeente heeft hierbij het voortouw.’.

 

Bij de toepassing van het beleid zijn de bebouwingscontouren uit de “Provinciale Verordening Ruimte” leidend:

  • Buiten de bebouwingscontouren (strand en duin) is het bouwbeleid restrictief. Nieuwe bebouwing is niet toegestaan tenzij het een zwaarwegend maatschappelijk belang betreft en de activiteit redelijkerwijs niet elders of op een andere wijze kan plaatsvinden.

  • Binnen de bebouwingscontouren is het bouwbeleid minder restrictief. De afweging of de bebouwing een maatschappelijk zwaarwegend belang betreft is binnen de contour niet aan de orde. Nieuwbouw is toegestaan mits de bebouwing geen belemmering vormt voor het afslagproces onder maatgevende omstandigheden.

De randvoorwaarden die bij de maatgevende omstandigheden horen worden bepaald op basis van o.a. windstatistieken en golfspectra en uitgedrukt in waterstand, golfhoogte en golfperiode (hydraulische randvoorwaarden). Deze zijn vastgelegd in het rapport ‘Hydraulische Randvoorwaarden voor primaire waterkeringen’ dat wordt vastgesteld door de Minister van Infrastructuur en Milieu. Vanwege het dynamische karakter van de hydraulische randvoorwaarden worden deze door Delfland separaat aangeleverd.

 

Voor bebouwing op het strand is een apart hoofdstuk Strandbebouwing opgenomen.

3.2 Verlening van de vergunning onder voorwaarden

De watervergunning voor het aanleggen en houden van een nieuw werk, of het wijzigen of verwijderen van een bestaand werk in het waterstaatswerk, de bijbehorende beschermingszone of profiel van vrije ruimte kan worden verleend, indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan en het bepaalde in paragraaf 2.5.2 niet van toepassing is. Aan de watervergunning kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden.

 

Werk in het waterstaatswerk

 

  • 1.

    Het werk leidt niet tot een landwaartse verschuiving van het afslagpunt.

     

    Toelichting: Bij een stormvloed zal het aanwezige zandvolume dat zich in de afslagzone bevindt, (deels) worden afgeslagen en gedeponeerd in de depositiezone. Door zand te onttrekken uit de afslagzone verschuift de zone zich landwaarts. Dit gaat ten koste van de mate van veiligheid.

  • 2.

    Het werk wordt aangelegd binnen de bebouwingscontouren.

     

    Toelichting: Rondom kustplaatsen worden, onder regie van de provincie, contouren vastgesteld.Vaststelling geschiedt in gezamenlijk overleg tussen rijk, provincie, gemeenten en waterschappen. Binnen de contour is een kwalitatieve impuls in de vorm van verbouw of nieuwbouw mogelijk, maar kan alleen onder voorwaarden worden gebouwd.

  • 3.

    Het werk bij de dijk-in-boulevard tussen raai 9986 en 10074 bij een stormvloed in delen uiteenvalt van maximaal 700 kg.

     

    Toelichting: Uit veldproeven is gebleken dat een gewicht van 700 kg geen invloed heeft op de veiligheid van de waterkering.

  • 4.

    Het werk wordt in het geval van:

    • a.

      de zandige kust buiten het (toekomstige) grensprofiel aangelegd;

    • b.

      de dijk-in-boulevard buiten het (toekomstige) leggerprofiel aangelegd, of

    • c.

      de zanddijk buiten het leggerprofiel aangelegd.

  • Toelichting: In de Legger Zeewering zijn voor de gehele zeewering, indien van toepassing, het (toekomstige) grensprofiel en de (toekomstige) leggerprofielen aangewezen. De huidige leggerprofielen hebben een doorkijk van 50 jaar. De toekomstige profielen zijn de ruimtelijke reserveringen die mogelijk noodzakelijk zijn om in de toekomst versterkingen uit te kunnen voeren. Conform landelijk beleid zijn deze gebaseerd op een verwachte zeespiegelstijging in een periode van 200 jaar.

  • 5.

    Vrijgekomen grond wordt in de directe omgeving van het werk verwerkt.

     

    Toelichting: Het onttrekken van grond uit het waterstaatswerk gaat ten koste van de mate van beveiliging tegen stormvloeden en kan dus niet worden toegestaan.

    Vrijgekomen grond moet binnen het waterstaatswerk en in principe binnen dezelfde raai worden verwerkt.

    Werk in de zeewaartse beschermingszone tussen raai 10121 en 10223

  • 6.

    Het werk wordt aangelegd buiten het leggerprofiel.

  • 7.

    Vrijgekomen grond wordt in de directe omgeving van het werk verwerkt.

     

    Toelichting: De waterkering rondom de haven van Scheveningen kan onder de maatgevende condities alleen goed blijven functioneren indien de golfwerking in de haven niet wijzigt. De havenmonding, de vorm van de havenbekkens en voorgelegen (beklede) duinregel bij de Strandweg zorgen ervoor dat onder de maatgevende omstandigheden de golfaanval vanuit zee op de waterkering beperkt blijft. Voorkomen moet worden dat de golfwerking in de haven wijzigt (toeneemt) als gevolg van werken in het havengebied.

    Het onttrekken van grond uit de beschermingszone gaat ten koste van de mate van beveiliging tegen stormvloeden en kan dus niet worden toegestaan.

    Vrijgekomen grond moet binnen de beschermingszone en in principe binnen dezelfde raai worden verwerkt.

    Werk in de landwaartse beschermingszone en het profiel van vrije ruimte

  • 8.

    Het werk wordt in het geval van:

    • a.

      de zandige kust buiten het (toekomstige) grensprofiel aangelegd;

    • b.

      de dijk-in-boulevard buiten het (toekomstige) leggerprofiel aangelegd, of

    • c.

      de zanddijk buiten het leggerprofiel aangelegd.

3.3 Uitzonderingen op bovenstaande voorwaarden

  • 9.

    In afwijking van de tweede voorwaarde is een werk buiten de bebouwingscontouren toegestaan, indien sprake is van herbouw of verbouw.

     

    Toelichting: Delfland respecteert bestaande situaties, waardoor herbouw en verbouw mogelijk zijn, mits het waterkerend vermogen van de waterkering, en in het geval van de zandige kust, de natuurlijke processen van verstuiving, erosie en afslag, niet aantast, nu of in de toekomst. Indien bestaande situaties worden uitgebreid met bijvoorbeeld kelders, dan worden die uitbreidingen beoordeeld volgens het beleid voor nieuwe werken. Ook het vervangen of aanleggen van een fundering valt onder een nieuw werk.

  • 10.

    In afwijking van de tweede voorwaarde is een werk buiten de bebouwingscontouren toegestaan, indien:

    • a.

      het toepassen van deze voorwaarde, niet redelijk is in verband met een ander zwaarwegend belang, en

    • b.

      aangetoond wordt dat het werk het waterkerend vermogen van de waterkering, en in het geval van de zandige kust, de natuurlijke processen van verstuiving, erosie en afslag, niet aantast, nu of in de toekomst.

  • Toelichting: Buiten de bebouwingscontour is nieuwe bebouwing alleen in uitzonderlijke gevallen toegestaan: een ‘nee, tenzij’-benadering. Uitgangspunt hierbij is dat de veiligheid van de waterkering nu en in de toekomst niet in gevaar komt. Ook het beheer mag niet worden belemmerd en niet tot onevenredig hoge kosten voor Delfland leiden.

  • 11.

    In afwijking van de vierde, zesde en achtste voorwaarde is een werk in het grensprofiel van de zandige kust, in het leggerprofiel van de dijk-in-boulevard of het leggerprofiel van de zanddijk toegestaan, indien sprake is van herbouw of verbouw.

     

    Toelichting: Delfland respecteert bestaande situaties, waardoor herbouw en verbouw mogelijk zijn, mits het waterkerend vermogen van de waterkering, en in het geval van de zandige kust, de natuurlijke processen van verstuiving, erosie en afslag, niet aantast, nu of in de toekomst. Indien bestaande situaties worden uitgebreid met bijvoorbeeld kelders, dan worden die uitbreidingen beoordeeld volgens het beleid voor nieuwe werken. Ook het vervangen of aanleggen van een fundering valt onder een nieuw werk.

4 STRANDBEBOUWING

4.1 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op besluiten op een aanvraag om een watervergunning voor het:

  • -

    aanleggen en houden van nieuwe strandbebouwing;

  • -

    wijzigen (herbouw of verbouw) van bestaande strandbebouwing, of

  • -

    het verwijderen van bestaande strandbebouwing in de zeewaartse beschermingszone van de zeewering.

Toelichting: Vanuit de maatschappij bestaat soms de wens om strandbebouwing die geen waterkerende functie heeft nabij waterkeringen te kunnen plaatsen. In het verleden is al veel strandbebouwing nabij de waterkering aangebracht. Deze bebouwingen moeten goed worden gereguleerd opdat de veiligheid van de waterkering nu en in de toekomst niet in gevaar komt. Ook het beheer mag niet worden belemmerd en niet tot onevenredig hoge kosten voor Delfland leiden.

 

In het beleid wordt onderscheid gemaakt in strandbebouwing ter plaatse van dynamisch kustbeheer en ter plaatse van niet dynamisch kustbeheer. Strandbebouwing heeft invloed op de mate en wijze van verstuiving richting het achtergelegen duin. Om deze processen niet te verstoren worden in het beleid voorwaarden gesteld aan de strandbebouwing.

 

Door het toepassen van dynamisch kustbeheer kan de duinvoet variabel zijn en jaarlijks op een andere plek liggen. Bij de strandmuur van Scheveningen is geen duin en dus geen duinvoet aanwezig, maar moet men uitgaan van de grens van het zeewaartse waterstaatswerk. In de regel wordt deze in de praktijk gemarkeerd door de strandmuur.

 

4.2 Verlening van de vergunning onder voorwaarden

De watervergunning voor het aanleggen en houden van nieuwe strandbebouwing, of het wijzigen of verwijderen van bestaande strandbebouwing in de zeewaartse beschermingszone kan worden verleend, indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan en het bepaalde in paragraaf 2.5.2 niet van toepassing is.

Aan de watervergunning kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden.

 

Algemeen

 

  • 1.

    De strandbebouwing wordt aangelegd op het strand, tussen de duinvoet en de gemiddelde hoogwaterlijn.

     

    Toelichting: De duinvoet wordt jaarlijks in het veld bepaald en wijzigingen worden opgenomen in de Legger Zeewering. In de legger zal deze gelijk liggen met de zeewaartse begrenzing van het waterstaatswerk. Door het toepassen van dynamisch kustbeheer kan de duinvoet variabel zijn en jaarlijks op een andere plek liggen.

     

    De gemiddelde hoogwaterlijn ligt voor Scheveningen op NAP + 1,07 meter en voor Hoek van Holland op NAP + 1,11 meter.

  • 2.

    De voorste begrenzing van de strandbebouwing wordt tot op minimaal 10 meter van de gemiddelde hoogwaterlijn geplaatst.

     

    Toelichting: Medewerkers van Delfland moeten op het strand kunnen rijden o.a. voor inspecties en indien nodig voor werkzaamheden. Hulpdiensten moeten in het geval van een ongeluk of een calamiteit altijd doorgang kunnen hebben.

  • 3.

    De strandbebouwing moet demontabel en verplaatsbaar zijn.

     

    Toelichting: Als gevolg van mogelijke toekomstige klimaatverandering of veiligheid (zoals schadeherstel of versterking zeewering) moet de strandexploitatie verplaatsbaar en demontabel zijn. Daarnaast moet de strandbebouwing, in geval van dynamisch kustbeheer, mee kunnen bewegen met de ontwikkeling van de duinvoet.

  • 4.

    De strandbebouwing moet bij stormvloed in delen uiteen kunnen vallen.

     

    Toelichting: Om te voorkomen dat strandbebouwing als één grote constructie in geval van een stormvloed gaat drijven en als drijvend “schip” schade berokkent aan de zeewering, moet de bebouwing in delen uiteen kunnen vallen en van de fundering kunnen worden geslagen.

  • 5.

    De strandbebouwing moet binnen twee weken kunnen worden afgebroken.

     

    Toelichting: Wanneer hier volgens Delfland de noodzaak toe is, moet dit gebeuren binnen twee weken.

    Dit kan zich voordoen bij bijvoorbeeld schadeherstel aan de zeewering.

  • 6.

    Vergunning wordt verleend voor een periode van maximaal vijf jaar.

     

    Toelichting: Watervergunningen hebben geen onbeperkte geldingsduur. Uit waterstaatkundig oogpunt is het ongewenst watervergunningen met een onbeperkte geldingsduur af te geven. De locaties van de strandbebouwing moeten eenmaal in de vijf jaar worden herzien, omdat als gevolg van dynamische processen de duinvoet verschuift. Gelet op de klimaatveranderingen zou een periode aan kunnen breken dat waterkeringvreemde elementen op het strand niet meer gewenst zijn. Daarnaast wordt de waterkering periodiek getoetst op de veiligheid.

     

    Het aanleggen, verplaatsen of wijzigen van strandbebouwing moet plaatsvinden in de periode van 1 maart tot 1 november.

     

    Seizoens strandbebouwing

  • 7.

    Seizoens strandbebouwing mag op het strand aanwezig zijn van 1 maart tot 1 november.

     

    Toelichting: In de periode van 1 november tot 1 maart is de kans op (zware) stormen groter en zal bebouwing het dynamisch proces verstoren. Vanaf 1 maart kan gestart worden met de opbouwwerkzaamheden. Op 1 november moet de seizoens strandbebouwing in z’n geheel verwijderd zijn.

     

  • 8.

    Seizoens strandbebouwing wordt gefundeerd op:

    • a.

      het strand of een zandbanket, vanaf de duinvoet minimaal 2 meter;

    • b.

      palen, vanaf de duinvoet minimaal 2 meter, die gedurende de periode 1 november tot 1 maart zijn verwijderd, of

    • c.

      palen, vanaf de duinvoet minimaal 10 meter, met een maximale diameter van 0,50 meter op een onderlinge afstand van hart op hart minimaal 3 meter, die jaarrond aanwezig zijn.

  • In afwijking van onderdelen a. tot en met c., geldt bij Scheveningen, tussen raai 9900 en 10200, geen bouwafstand vanaf de duinvoet.

     

    Toelichting: Om er zeker van te zijn dat gedurende het winterseizoen gevormde natuurlijke processen niet teniet worden gedaan, wordt een minimale bouwafstand gesteld (zie tekeningen Hoofdstuk 7). Daar waar langs de zeewering een afrastering is geplaatst, wordt de strandbebouwing aangelegd buiten de afrastering.

     

    Jaarrond strandbebouwing ter plaatse van dynamische kustbeheer, tussen raai 9750 en 9900 en tussen raai 10200 en 11850

  • 9.

    De jaarrond strandbebouwing wordt aangelegd op minimaal 10 meter vanaf de duinvoet.

     

    Toelichting: Strandbebouwing op een “vaste” fundering is inprincipe mogelijk, maar mag het ontstaan en behoud van een robuuste, zandige kust niet belemmeren. In het bijzonder in de winterperiode kunnen bij een onvoldoende afstand ten opzichte van de duinvoet rond/achter strandbebouwing door winderosie windgaten op het strand en in de duinvoet ontstaan.

    Op basis van de gemiddelde duinaangroei is gekozen voor een afstand van 10 meter vanaf de duinvoet die jaarlijks wordt herzien. In een bijzonder geval, waarin blijkt dat de groei van het duin veel sneller gaat dan voorspeld, zal de strandbebouwing verplaatst moeten worden in het jaar dat de voorspelde duinvoetgroei wordt overschreden. Dit betekent dus dat jaarrond strandbebouwing zo ontworpen moet zijn dat deze technisch (en voor de vergunninghouder ook financieel) verplaatsbaar is. Het verplaatsen van strandbebouwing moet plaatsvinden in de periode van 1 maart tot 1 november.

  • 10.

    De jaarrond strandbebouwing wordt gefundeerd op palen met een maximale diameter van 0,50 meter op een onderlinge afstand van hart op hart minimaal 3 meter.

     

    Toelichting: Om verstuiving gedurende het winterseizoen mogelijk te kunnen maken moet jaarrond strandbebouwing op palen worden geplaatst.

    De ervaring bij andere kustwaterschappen is dat een fundatie op palen met een diameter van 0,50 meter op een onderlinge afstand van hart op hart 3 meter, geen hinderlijke storing oplevert voor de dynamische processen.

  • 11.

    De onderkant van de jaarrond strandbebouwing wordt op minimaal 1,50 meter boven het strandniveau aangelegd.

     

    Toelichting: Om verstuiving gedurende het winterseizoen mogelijk te kunnen maken moet jaarrond strandbebouwing boven het strand worden geplaatst.

    Omdat het niveau van het strand als gevolg van verstuiving(en) per lokatie kan verschillen, wordt tijdens het behandelen van een aanvraag voor een watervergunning een concrete maat ten opzichte van NAP vastgesteld. Deze hoogte wordt opgenomen in de watervergunning.

  • 12.

    De ruimte tussen de funderingspalen wordt gedurende het winterseizoen vrijgehouden van obstakels.

     

    Toelichting: Gedurende het winterseizoen moet het verstuiven van zand zoveel mogelijk onbelemmerd kunnen plaatshebben. Niet alleen langs de strandbebouwing, maar ook onderdoor.

  • 13.

    De jaarrond strandbebouwing mag gedurende het winterseizoen parallel aan de kust maximaal 50 meter lang zijn.

     

    Toelichting: Om gedurende het winterseizoen genoeg ruimte te geven voor de dynamische processen is een eis gesteld aan de maximale lengte van jaarrond strandbebouwing parallel aan de kust.

  • 14.

    De onderlinge afstand tussen de kopse kanten van twee opvolgende jaarrond strandbebouwingen parallel aan de kust bedraagt gedurende het winterseizoen minimaal 150 meter.

     

    Toelichting: Wanneer jaarrond strandbebouwing te dicht op elkaar staat, zal er door extra turbulentie deels een plek komen waar minder zand neerkomt. De ervaring bij andere kustwaterschappen is dat een bouwafstand van minimaal 150 meter tussen opeenvolgende jaarrond strandbebouwing, geen hinderlijke storing oplevert voor de dynamische processen. De minimale bouwafstand geldt alleen op die plekken langs de kust waar dynamisch beheer is aangewezen. Scheveningen is een uitzondering, omdat hier geen zandige kust aanwezig is en dynamisch kust beheer niet mogelijk is. Hier wordt dan ook geen bouwafstand geeist.

     

    Jaarrond strandbebouwing ter plaatse van niet dynamische kustbeheer, tussen raai 9900 en 10200

  • 15.

    De jaarrond strandbebouwing tussen raai 9986 en 10074 bij een stormvloed in delen uiteenvalt van maximaal 700 kg.

     

    Toelichting: Uit veldproeven is gebleken dat een gewicht van 700 kg geen invloed heeft op de veiligheid van de waterkering.

     

    Dynamisch kustbeheer tussen raai 9900 en 10200 is hier niet van toepassing. Voor jaarrond strandbebouwing worden geen specifieke vormen van fundering geeist en ook geen specifieke eisen aan de (vloer)hoogte van de strandbebouwing of een bouwafstand vanuit de duinvoet. Behoudens dat bebouwing op, of boven het strand moet worden geplaatst. Ingravingen voor bijvoorbeeld kelders zijn niet toegestaan. Met uitzondering van nutsvoorzieningen, vet- en pompputten, funderingsbalken en funderingspalen.

5 WEGEN

5.1 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op besluiten op een aanvraag om een watervergunning voor het:

  • -

    aanleggen en houden van een nieuwe weg;

  • -

    wijzigen van een bestaande weg, of

  • -

    het verwijderen van een bestaande weg in het waterstaatswerk, de bijbehorende beschermingszone of het profiel van vrije ruimte van de zeewering.

Toelichting: Vanuit de maatschappij bestaat soms de wens om wegen die geen waterkerende functie hebben op waterkeringen te kunnen plaatsen. In het verleden zijn al veel wegen op een waterkering aangebracht. Deze werken moeten goed worden gereguleerd opdat de veiligheid van de waterkering nu en in de toekomst niet in gevaar komt. Ook het beheer mag niet worden belemmerd en niet tot onevenredig hoge kosten voor Delfland leiden.

 

De Beleidsregel Medegebruik Zeewering ziet niet toe op medegebruik in het in de Legger Zeewering opgenomen profiel van vrije ruimte voorlangs de haven van Scheveningen. Dit gebied is zo specifiek dat geen beleidsregels kunnen worden opgesteld. Zo zal per geval maatwerk worden geleverd.

De huidige kering rondom de haven is op termijn te laag. Met het opnemen van een profiel van vrije ruimte wordt beoogd mogelijke ontwikkelingen te voorkomen die het realiseren van de voorgenomen verbetering onmogelijk maken of slechts mogelijk te maken via verwijdering of aanpassing van het medegebruik met grote financiële consequenties.

De keuze voor het opnemen van een profiel van vrije ruimte op de in de legger aangegeven wijze is gebaseerd op onder andere een studie uitgevoerd door de gemeente Den Haag ‘Alternatieven voor de bescherming van de Scheveningen haven’ uit 2010. Deze varianten zijn ook opgenomen in de Strategische Agenda Kust Zuid Holland, vastgesteld door provinciale staten Zuid Holland, april 2011, paragraaf 3.3.2. Hierin is het volgende opgenomen: ‘In Scheveningen moet bij toekomstige versterking een keuze worden gemaakt of de waterkering om de haven heen blijft liggen of dat de haven binnendijks komt te liggen. Om hier duidelijkheid over te verkrijgen is een nadere uitwerking nodig. De gemeente heeft hierbij het voortouw.’.

 

In het beleid wordt onder andere onderscheid gemaakt in wegen ter plaatse van dynamisch kustbeheer en ter plaatse van niet dynamisch kustbeheer. Wegen hebben een invloed op de mate en wijze van verstuiving richting het achtergelegen duin. Om deze processen niet te verstoren worden in het beleid voorwaarden gesteld aan wegen.

 

Door het toepassen van dynamisch kustbeheer kan de duinvoet variabel zijn en jaarlijks op een andere plek liggen. Bij de strandmuur van Scheveningen is geen duin en dus geen duinvoet aanwezig, maar moet men uitgaan van de grens van het zeewaartse waterstaatswerk. In de regel wordt deze in de praktijk gemarkeerd door de strandmuur.

 

Kleine onderhoudswerkzaamheden zoals het dichten van scheuren en het vervangen van de toplaag vallen niet onder de vergunningplicht en deze beleidsregel.

 

Groot onderhoud aan een weg wordt beschouwd als een wijziging van een weg. Significante uitbreiding, zoals het aanleggen van extra rijbanen of een rotonde, wordt beschouwd als een aanvraag voor een nieuwe weg.

 

5.2 Verlening van de vergunning onder voorwaarden

De watervergunning voor het aanleggen en houden van een nieuwe weg, of het wijzigen of verwijderen van een bestaande weg in het waterstaatswerk, de bijbehorende beschermingszone of profiel van vrije ruimte wordt verleend, indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan en het bepaalde in paragraaf 2.5.2 niet van toepassing is.

Aan de watervergunning kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden.

 

Weg in het waterstaatswerk

 

  • 1.

    De weg wordt aangelegd binnen de bebouwingscontouren.

     

    Toelichting: Rondom kustplaatsen worden, onder regie van de provincie, contouren vastgesteld.

    Vaststelling geschiedt in gezamenlijk overleg tussen rijk, provincie, gemeenten en waterschappen.

    Binnen de contour is een kwalitatieve impuls in de vorm van verbouw of nieuwbouw mogelijk, maar kan alleen onder voorwaarden worden gebouwd.

  • 2.

    De weg wordt in het geval van:

    • a.

      de zandige kust buiten het (toekomstige) grensprofiel aangelegd;

    • b.

      de dijk-in-boulevard buiten het (toekomstige) leggerprofiel aangelegd, of

    • c.

      de zanddijk buiten het leggerprofiel aangelegd.

  • Toelichting: In de Legger Zeewering zijn voor de gehele zeewering, indien van toepassing, het (toekomstige) grensprofiel en de (toekomstige) leggerprofielen aangewezen. De huidige leggerprofielen hebben een doorkijk van 50 jaar. De toekomstige profielen zijn de ruimtelijke reserveringen die mogelijk noodzakelijk zijn om in de toekomst versterkingen uit te kunnen voeren.

    Conform landelijk beleid zijn deze gebaseerd op een verwachte zeespiegelstijging in een periode van 200 jaar. Nieuwe weg mag geen belemmering vormen voor het proces van afslag. Afhankelijk van het type dynamisch kustbeheer kunnen maatwerkvoorschriften worden gesteld, zoals het te gebruiken soort verharding.

  • 3.

    Vrijgekomen grond wordt in de directe omgeving van de weg verwerkt.

     

    Toelichting: Het onttrekken van grond uit het waterstaatswerk gaat ten koste van de mate van beveiliging tegen stormvloeden en kan dus niet worden toegestaan.

    Vrijgekomen grond moet binnen het waterstaatswerk en in principe binnen dezelfde raai worden verwerkt.

     

    Weg in de zeewaartse beschermingszone

  • 4.

    Voor de aanleg van een weg ten behoeve van seizoensgebonden activiteiten bij dynamisch kustbeheer, tussen raai 9750 en 9900 en tussen raai 10200 en 11850, gelden de voorwaarden dat:

    • a.

      vergunning wordt verleend voor een periode van maximaal vijf jaar;

    • b.

      de weg wordt aangelegd op het strand tussen de duinvoet en de gemiddelde hoogwaterlijn;

    • c.

      de weg op het strand aanwezig mag zijn van 1 maart tot 1 november;

    • d.

      de weg wordt aangelegd parallel aan de kust op minimaal 2 meter vanaf de duinvoet aangelegd;

    • e.

      de weg niet breder is dan 4 meter, uitgezonderd eventueel benodigde passeerstroken en keerpunten;

    • f.

      de weg bij een stormvloed in delen uiteen valt, en

    • g.

      de weg de natuurlijke dynamiek volgt.

  • Toelichting: Uit waterstaatkundig oogpunt is het ongewenst watervergunningen met een onbeperkte geldingsduur af te geven. De locaties van de wegen eenmaal in de vijf jaar moeten worden herzien, omdat als gevolg van dynamische processen de duinvoet verschuift. Gelet op de klimaatveranderingen een periode aan kan breken dat waterkeringvreemde elementen op het strand niet meer gewenst zijn.

    Daarnaast wordt de waterkering periodiek getoetst op de veiligheid.

     

    Het is vanaf 15 februari toegestaan om te starten met het aanleggen van een weg op het strand. Op deze manier kan de start van het aanleggen van strandbebouwing op 1 maart worden gefaciliteerd. Het is niet toegestaan om het strand in de periode van 15 februari tot 1 maart als opslagterrein te gebruiken voor materiaal en materieel.

     

    De weg moet uit losse elementen bestaan, zodat deze makkelijk opneembaar is en eventueel te verplaatsen is als het verstuivingsproces daar aanleiding toe geeft.

  • 5.

    Voor de aanleg van een weg ten behoeve van jaarrond activiteiten bij dynamisch kustbeheer, tussen raai 9750 en 9900 en tussen raai 10200 en 11850, gelden de voorwaarden dat:

    • a.

      vergunning wordt verleend voor een periode van maximaal vijf jaar;

    • b.

      de weg wordt aangelegd parallel aan de kust zeewaarts van - jaarrond - strandbebouwing, met een minimale afstand van 20 meter vanaf de duinvoet;

    • c.

      de weg niet langer is dan de kortste afstand tussen de dichtstbijzijnde strandopgang en de jaarrond strandbebouwing;

    • d.

      de weg niet breder is dan 4 meter, uitgezonderd eventueel benodigde passeerstroken en keerpunten;

    • e.

      de weg bij een stormvloed in delen uiteen valt, en

    • f.

      de weg de natuurlijke dynamiek volgt.

  • Toelichting: Uit waterstaatkundig oogpunt is het ongewenst watervergunningen met een onbeperkte geldingsduur af te geven. De locaties van de wegen eenmaal in de vijf jaar moeten worden herzien, omdat als gevolg van dynamische processen de duinvoet verschuift. Gelet op de klimaatveranderingen een periode aan kan breken dat waterkeringvreemde elementen op het strand niet meer gewenst zijn.

    Daarnaast wordt de waterkering periodiek getoetst op de veiligheid.

    Om verstening van de kust te voorkomen en verstuivingen plaats te kunnen laten vinden wordt een maximale eis gesteld aan de breedte van een weg. Zo ook aan de locatie parallel aan de kust en de lengte van de weg.

  • 6.

    De weg bij niet dynamisch kustbeheer, tussen raai 9900 en 10200, bij een stormvloed in delen uiteen valt.

    De weg ten behoeve van jaarrond activiteiten ter plaatse van de dijk-in-boulevard, tussen raai 9986 en 10074 bij een stormvloed in delen uiteen valt van maximaal 700 kg.

     

    Toelichting: Uit veldproeven is gebleken dat een gewicht van 700 kg geen invloed heeft op de veiligheid van de waterkering.

  • 7.

    De weg wordt ter plaatse van de haven van Scheveningen buiten het leggerprofiel van de zanddijk aangelegd.

  • 8.

    Vrijgekomen grond ter plaatse van de haven van Scheveningen wordt in de directe omgeving van de weg verwerkt.

     

    Toelichting: De waterkering rondom de haven van Scheveningen kan onder de maatgevende condities alleen goed blijven functioneren indien de golfwerking in de haven niet wijzigt. De havenmonding, de vorm van de havenbekkens en voorgelegen (beklede) duinregel bij de Strandweg zorgen ervoor dat onder de maatgevende omstandigheden de golfaanval vanuit zee op de waterkering beperkt blijft. Voorkomen moet worden dat de golfwerking in de haven wijzigt (toeneemt) als gevolg van werken in het havengebied.

     

    Weg in de landwaarste beschermingszone en profiel van vrije ruimte

  • 9.

    De weg wordt in het geval van:

    • a.

      de zandige kust buiten het (toekomstige) grensprofiel aangelegd;

    • b.

      de dijk-in-boulevard buiten het (toekomstige) leggerprofiel aangelegd, of

    • c.

      de zanddijk buiten het leggerprofiel aangelegd.

5.3 Uitzonderingen op bovenstaande voorwaarden

  • 10.

    In afwijking van de eerste voorwaarde is een weg buiten de bebouwingscontouren toegestaan indien sprake is van herbouw of verbouw.

     

    Toelichting: Delfland respecteert bestaande situaties, waardoor herbouw en verbouw mogelijk zijn, mits het waterkerend vermogen van de waterkering, en in het geval van de zandige kust, de natuurlijke processen van verstuiving, erosie en afslag, niet aantast, nu of in de toekomst. Om de dynamiek te kunnen volgen kunnen er maatwerkvoorschriften worden gesteld voor het te gebruiken type verharding.

  • 11.

    In afwijking van de eerste voorwaarde is een weg buiten de bebouwingscontouren toegestaan indien:

    • a.

      het toepassen van deze voorwaarde, niet redelijk is in verband met een ander zwaarwegend belang, en

    • b.

      de weg het waterkerend vermogen van de waterkering en, in het geval van de zandige kust, de natuurlijke processen van verstuiving, erosie en afslag, niet aantast, nu of in de toekomst.

  • Toelichting: Buiten de bebouwingscontour is een nieuwe weg alleen in uitzonderlijke gevallen toegestaan: een ‘nee, tenzij’-benadering. Uitgangspunt hierbij is dat de veiligheid van de waterkering nu en in de toekomst niet in gevaar komt. Ook het beheer mag niet worden belemmerd en niet tot onevenredig hoge kosten voor Delfland leiden.

    De weg moet uit losse elementen bestaan, zodanig dat de weg het afslagproces niet beïnvloedt en in stukken uiteen kan vallen bij afslag.

6 KABELS EN LEIDINGEN

6.1 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op besluiten op een aanvraag om een watervergunning voor het:

  • -

    aanleggen en hebben van een nieuwe kabel of leiding;

  • -

    wijzigen van een bestaande kabel of leiding, of

  • -

    het verwijderen van een bestaande kabel of leiding in het waterstaatswerk, de bijbehorende beschermingszone of het profiel van vrije ruimte van de zeewering.

Toelichting: In het verleden zijn al veel kabels en leidingen in een waterkering aangebracht. Deze werken moeten goed worden gereguleerd opdat de veiligheid van de waterkering nu en in de toekomst niet in gevaar komt. Ook het beheer mag niet worden belemmerd en niet tot onevenredig hoge kosten voor Delfland leiden.

 

De Beleidsregel Medegebruik Zeewering ziet niet toe op medegebruik in het in de Legger Zeewering opgenomen profiel van vrije ruimte voorlangs de haven van Scheveningen. Dit gebied is zo specifiek dat geen beleidsregels kunnen worden opgesteld. Zo zal per geval maatwerk worden geleverd.

De huidige kering rondom de haven is op termijn te laag. Met het opnemen van een profiel van vrije ruimte wordt beoogd mogelijke ontwikkelingen te voorkomen die het realiseren van de voorgenomen verbetering onmogelijk maken of slechts mogelijk te maken via verwijdering of aanpassing van het medegebruik met grote financiële consequenties.

De keuze voor het opnemen van een profiel van vrije ruimte op de in de legger aangegeven wijze is gebaseerd op onder andere een studie uitgevoerd door de gemeente Den Haag ‘Alternatieven voor de bescherming van de Scheveningen haven’ uit 2010. Deze varianten zijn ook opgenomen in de Strategische Agenda Kust Zuid Holland, vastgesteld door provinciale staten Zuid Holland, april 2011, paragraaf 3.3.2. Hierin is het volgende opgenomen: ‘In Scheveningen moet bij toekomstige versterking een keuze worden gemaakt of de waterkering om de haven heen blijft liggen of dat de haven binnendijks komt te liggen. Om hier duidelijkheid over te verkrijgen is een nadere uitwerking nodig. De gemeente heeft hierbij het voortouw.’.

 

6.2 Verlening van de vergunning onder voorwaarden

De watervergunning voor het aanleggen en hebben van een nieuwe kabel of leiding, of het wijzigen of verwijderen van een bestaande kabel of leiding in het waterstaatswerk, de bijbehorende beschermingszone of profiel van vrije ruimte kan worden verleend, indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan en het bepaalde in paragraaf 6.4 niet van toepassing is.

Aan de watervergunning kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden.

 

Algemeen

 

  • 1.

    Het ontwerp, de aanleg en het beheer van de kabel of leiding wordt uitgevoerd overeenkomstig NEN 3650 en NEN 3651.

Kabels en leidingen in het waterstaatswerk

 

  • 2.

    Een kabel of leiding die wordt aangelegd bij de zandige kust kruist de waterkering ter plaatse van een strandslag.

     

    Toelichting: Het aanleggen of vervangen van een kabel of leiding ter plaatse van een strandslag verstoort de dynamische processen minder dan tussen de strandslagen.

  • 3.

    Een kabel of leiding moet buiten het grensprofiel aan de landwaarste zijde worden voorzien van een afsluitvoorziening.

  • 4.

    Een kabel of leiding die de waterkering kruist, wordt buiten het stormseizoen aangelegd.

  • 5.

    Een kabel of leiding heeft ter plaatse van de zandige kust een minimale gronddekking van 1 meter.

     

    Toelichting: Een kabel of leiding met een permanente ligging in het strand moet met een minimale gronddekking worden aangelegd van 1 meter. Om te voorkomen dat het beheer geen last ondervind wanneer als gevolg van dynamische processen zandverstuivingen plaatsvinden en de kabel of leiding bloot komt te liggen.

  • 6.

    Een kabel of de verstoringszone van een leiding die parallel aan de kust wordt aangelegd, wordt in het geval van:

    • a.

      de zandige kust buiten het (toekomstige) grensprofiel aangelegd;

    • b.

      de dijk-in-boulevard buiten het (toekomstige) leggerprofiel aangelegd, of

    • c.

      de zanddijk buiten het leggerprofiel aangelegd.

  • Toelichting: Voor de aanleg van een kabel of leiding ten behoeve van de aansluiting van strandbebouwing is het mogelijk om parallel aan de kust een tracé aan te leggen in het duinfront van de zeereep. Waarna hiervan haaks op de kust de aansluitingen kunnen worden gemaakt (zie tekening hoofdstuk 7). Wel moet er rekening mee worden gehouden dat een defecte kabel of leiding als verloren moeten worden beschouwd, omdat deze als gevolg van dynamische processen dieper en verder in de zeewering komt te liggen en deze niet opgegraven mag worden in het waterstaatswerk. De haakse aansluitingen kunnen met een “overlengte” worden aangelegd, zodat deze mee kunnen groeien bij een eventuele aangroei van duinen.

    Naast een watervergunning kan het in deze situatie ook zijn dat vanuit de Natura2000 toestemming moet worden verleend door de provincie.

     

    Kabels en leidingen in de zeewaartse beschermingszone

  • 7.

    Een kabel of leiding heeft een minimale gronddekking van 1 meter ten opzichte van het strand.

     

    Toelichting: Een kabel of leiding met een permanente ligging in het strand moet met een minimale gronddekking worden aangelegd van 1 meter. Om te voorkomen dat het beheer geen last ondervind wanneer als gevolg van dynamische processen zandverstuivingen plaatsvinden en de kabel of leiding bloot komt te liggen.

  • 8.

    De verstoringszone van een leiding die parallel aan de kust wordt aangelegd, wordt in het geval van:

    • a.

      de zandige kust buiten het (toekomstige) grensprofiel aangelegd;

    • b.

      de dijk-in-boulevard buiten het (toekomstige) leggerprofiel aangelegd, of

    • c.

      de zanddijk buiten het leggerprofiel aangelegd.

  • Toelichting: Voor de aanleg van een kabel of leiding ten behoeve van de aansluiting van strandbebouwing is het ook mogelijk om parallel aan de kust een tracé aan te leggen in het strand. (zie tekening hoofdstuk 7). Hierbij bestaat er wél de mogelijkheid om de kabel of leiding later weer op te graven, zolang deze nog niet in het waterstaatswerk is komen te liggen. Is dit wel het geval dan moet de kabel of leiding alsnog als verloren worden beschouwd.

     

  • 9.

    Vrijgekomen grond wordt in de directe omgeving van de kabel of leiding verwerkt.

    Kabels en leidingen in de landwaartse beschermingszone en profiel van vrije ruimte

  • 10.

    Een kabel of de verstoringszone van een leiding die parallel aan de kust wordt aangelegd, wordt in het geval van:

    • a.

      de zandige kust buiten het (toekomstige) grensprofiel aangelegd;

    • b.

      de dijk-in-boulevard buiten het (toekomstige) leggerprofiel aangelegd, of

    • c.

      de zanddijk buiten het leggerprofiel aangelegd.

6.3 Uitzonderingen op bovenstaande voorwaarden

  • 11.

    In afwijking van de tweede voorwaarde, is het met een kabel of leiding kruisen van de zandige kust buiten een strandslag toegestaan, indien:

    • a.

      sprake is van vervangen, en

    • b.

      de kabel of leiding het waterkerend vermogen van de waterkering en, in het geval van de zandige kust, de natuurlijke processen van verstuiving, erosie en afslag, niet aantast, nu of in de toekomst.

  • Toelichting: Delfland respecteert bestaande situaties, waardoor vervanging mogelijk is, mits het waterkerend vermogen en in het geval van de zandige kust, de natuurlijke processen van verstuiving, erosie en afslag, niet wordt aangetast, nu of in de toekomst.

  • 12.

    In afwijking van de tweede voorwaarde, is het met een kabel of leiding kruisen van de zandige kust buiten een strandslag toegestaan, indien:

    • a.

      het toepassen van deze voorwaarde, niet redelijk is in verband met een ander zwaarwegend belang, en

    • b.

      de kabel of leiding het waterkerend vermogen van de waterkering en, in het geval van de zandige kust, de natuurlijke processen van verstuiving, erosie en afslag, niet aantast, nu of in de toekomst.

  • Toelichting: Alleen in uitzonderlijke gevallen kan onder voorwaarden worden afgeweken van de eis dat kruisende kabels en leidingen de zandige kust ter plaatse van een strandslag moeten passeren. Hierbij kan gedacht worden aan aanlandingen van een kabel of leiding met een zwaarwegend maatschappelijk belang. Uitgangspunt is dat de veiligheid van de waterkering nu en in de toekomst niet in gevaar komt.

    Ook het beheer mag niet worden belemmerd en niet tot onevenredig hoge kosten voor Delfland leiden.

  • 13.

    In afwijking van de zesde, achtste en tiende voorwaarde, is het aanleggen van een kabel of leiding in het grensprofiel van de zandige kust, in het leggerprofiel van de dijk-in-boulevard of in het leggerprofiel van de zanddijk toegestaan indien sprake is van vervangen.Toelichting: Delfland respecteert bestaande situaties, waardoor vervanging mogelijk is, mits het waterkerend vermogen en in het geval van de zandige kust, de natuurlijke processen van verstuiving, erosie en afslag, niet wordt aangetast, nu of in de toekomst.

7 TEKENINGEN1

7.1 Strandbebouwing

7.1.1 Seizoens strandbebouwing op het strand

7.1.2 Seizoens strandbebouwing op een zandbed

7.1.3 Seizoens strandbebouwing op palen

7.1.4 Seizoens strandbebouwing op jaarrond palen

7.1.5 Jaarrond strandbebouwing ter plaatse van dynamisch kustbeheer

Bovenaanzicht

 

Zijaanzicht

7.1.6 Jaarrond strandbebouwing ter plaatse van niet dynamisch kustbeheer

Bovenaanzicht

 

Zijaanzicht

 

7.2 Kabels en leidingen

7.2.1 Kabel of leiding parallel aan de zandige kust

8. BEGRIPSOMSCHRIJVING

  • 1.

    In deze beleidsregel en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

     

    Bebouwingscontour: denkbeeldige lijn ten behoeve van ruimtelijke ordening om de grens van stedelijk netwerk en daarbuiten gelegen kernen aan te geven.

     

    Duinfront: zeezijde van de zeereep.

     

    Herbouw: Het verwijderen en opnieuw bouwen van een werk waarna de waterstaatkundige toestand van de waterkering hetzelfde is als daarvoor. In praktijk is dit het geval als er geen ingrepen zijn in de bestaande fundering, hetzelfde bouwoppervlak wordt aangehouden en er geen gewichtstoename is.

     

    Gemiddelde hoogwaterlijn: snijlijn van de gemiddelde van de jaarlijks gemeten hoogwaterniveau met het land Jaarrond strandbebouwing: op het strand gesitueerde semipermanente bebouwing, eventueel met zit- en terrasgelegenheid.

     

    Raai: in landelijke bestand opgenomen denkbeeldige lijn die haaks op de kust staat en jaarlijks qua diepte en hoogte wordt ingemeten.

     

    Seizoen strandbebouwing: in de periode van 1 maart tot 1 november op het strand gesitueerde bebouwing, eventueel met zit- en terrasgelegenheid.

     

    Stormseizoen: periode tussen 1 oktober en 1 april.

     

    Strand: kuststrook tussen de duinvoet en laagwaterlijn.

     

    Strandslag: gereguleerde overgang over het duin.

     

    Verbouw: uitbreiding aan bestaand werk waarbij het bouwoppervlak maximaal met 10% toeneemt, waarbij de uitbreiding van het bouwoppervlak niet in de afslagzone of het grensprofiel is gesitueerd, het nieuwe vloerpeil niet lager is dan het bestaande vloerpeil en geen nieuwe fundatie wordt aangelegd.

    Verstoringszone: zone om een werk of leiding waarbinnen de invloed van de aanwezigheid of bezwijken van een werk of leiding merkbaar is.

    Weg: voor het verkeer geschikt gemaakte strook grond, inclusief alle hulpconstructies (zoals fundering). Hieronder vallen onverharde wegen, gesloten verhardingen en open verhardingen:

    • -

      Onverharde weg: weg aangelegd zonder fundering, zoals wandelpaden, zandwegen of schelpenpaden.

    • -

      Gesloten verharding: verharding opgebouwd uit een materiaal dat na het aanbrengen een solide geheel vormt en niet meer op te delen is, zoals asfalt en beton.

    • -

      Open verharding: verharding waarbij het wegdek bestaat uit losse elementen, zoals klinkers, betonplaten of tegels.

  • Zandbanket: kunstmatige strandverhoging die wordt gebruikt als standplaats voor strandbebouwing.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt onder beschermingszone, legger, profiel van vrije ruimte, waterkering en werk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Keur Delfland.

  • 3.

    In deze beleidsregel wordt onder waterkerend vermogen verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Algemene regels behorende bij de Keur Delfland.

  • 4.

    In deze beleidsregel wordt onder afslagpunt, afslagzone, duinvoet, dynamisch kustbeheer, grensprofiel, leggerprofiel, verstuiving, zeereep verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in de Legger Zeewering.

Vastgesteld door het college van dijkgraaf en hoogheemraden op 28 oktober 2014


1

Tekeningen niet op schaal