Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Ronde Venen

Participatieverordening gemeente De Ronde Venen 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Ronde Venen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParticipatieverordening gemeente De Ronde Venen 2022
CiteertitelParticipatieverordening gemeente De Ronde Venen 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Inspraakverordening.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 150 van de Gemeentewet
  3. afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-01-2023nieuwe regeling

20-12-2022

gmb-2023-28271

Tekst van de regeling

Intitulé

Participatieverordening gemeente De Ronde Venen 2022

Participatieverordening gemeente De Ronde Venen 2022

De Raad van de gemeente De Ronde Venen, gelezen het voorstel van het college van 8 november 2022;

 

b e s l u i t

 

gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet en Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

vast te stellen

Participatieverordening gemeente De Ronde Venen 2022

 

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Onderwerp verordening

Deze verordening regelt de betrokkenheid van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden bij de ontwikkeling – mede omvattend de voorbereiding, uitvoering en evaluatie - van gemeentelijke initiatieven en beleid en de rol van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop in de gemeente invulling is gegeven aan het uitdaagrecht.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Participatie: Het deelnemen van inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden aan de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid of gemeentelijke plannen, alsmede (het door de gemeente ondersteunen van) publieksinitiatieven van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden met impact op de lokale samenleving.

  • b.

    Inwonerparticipatie: Het op initiatief van de gemeente betrekken van inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid en plannen. Inwonerparticipatie kan de vorm aannemen van informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen;

  • c.

    Overheidsparticipatie: De manier waarop de gemeente ondersteuning of een bijdrage geeft aan publieksinitiatieven van inwoners, organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden.

  • d.

    Uitdaagrecht: het recht van ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen om een verzoek bij het bevoegde bestuursorgaan in te dienen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen, als zij denken deze taak beter en/of goedkoper uit te kunnen voeren;

  • e.

    Bestuursorgaan: afhankelijk van de situatie wordt hiermee bedoeld de gemeenteraad, burgemeester of het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 3. Doelstelling en reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening heeft als doel de kwaliteit van lokale democratische processen te vergroten, de relatie tussen gemeente en inwoners te versterken en helderheid te scheppen over proces en rolverdeling.

  • 2.

    Inwonerparticipatie wordt in beginsel niet toegepast:

    • a.

      als dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten of indien er sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij de gemeente geen ruimte heeft om eigen afwegingen te maken;

    • b.

      ten aanzien van een beleidsvoornemen dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente.

  • 3.

    Participatie en uitdaagrecht wordt verleend aan inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden die lokaal actief zijn of een lokaal belang hebben.

  • 4.

    Het bestuursorgaan geeft inzicht in de gemeentelijke plannen, in het bijzonder voor de wijken en dorpen, zodat inwoners tijdig invloed kunnen uitoefenen.

  • 5.

    Deze verordening is niet van toepassing op participatie, inspraak of andere inbreng en initiatieven van inwoners, lokale ondernemers of maatschappelijke organisaties die al zijn geregeld in andere al dan niet gemeentelijke verordeningen, regelgeving of procedures. Een uitzondering hierop is de Omgevingswet: in hoofdstuk 4 van deze verordening wordt in enkele bepalingen vastgelegd hoe de regels over participatie in de Omgevingswet worden uitgewerkt.

Hoofdstuk 2 Inwonerparticipatie

Artikel 4. Participatieproces

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt bij de start van een proces voor de vaststelling van een visie, beleid, plan, programma of project vast of en op welke manier Inwonerparticipatie wordt toegepast. Indien inwonerparticipatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan in beginsel over de volgende punten een besluit:

    • a.

      het doel en de intentie van de inwonerparticipatie;

    • b.

      het niveau van de inwonerparticipatie, waarbij een keuze wordt gemaakt uit:

      • 1)

        Informeren. Inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden worden geïnformeerd;

      • 2)

        Raadplegen. Inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden worden geraadpleegd;

      • 3)

        Adviseren. Inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden adviseren het gemeentebestuur;

      • 4)

        Co-produceren. Inwoners, organisaties, bedrijven, andere belanghebbenden en gemeente beslissen samen;

      • 5)

        Inwoners beslissen (mee). Inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden mogen beslissen (evt. binnen kaders);

    • of een combinatie van deze niveaus;

    • c.

      de kernvragen, de beïnvloedingsruimte en/of de inhoudelijke, financiële en overige kaders voor de inwonerparticipatie;

    • d.

      de te betrekken doelgroepen, de wijze waarop verschillende groepen bewoners worden benaderd en de wijze waarop de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • e.

      de kosten van het inwonerparticipatieproces;

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt voor de start van het inwonerparticipatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces geschikte wijze.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.

Artikel 5. Besluitvorming inwonerparticipatieproces

  • 1.

    Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het inwonerparticipatieproces, zoals bedoeld in artikel 4:1 onder b niveaus 2 tot en met 5 van deze verordening, bekend op welke wijze de gemeente zal omgaan met de uitkomsten van het inwonerparticipatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij uit de volgende mogelijkheden:

    • a.

      Het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het inwonerparticipatietraject en zal nader afwegen of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de politieke besluitvorming

    • b.

      Het bestuursorgaan beschouwt de adviezen en conclusies uit het inwonerparticipatietraject als een zwaarwegend uitgangspunt bij politieke besluitvorming.

    • c.

      Het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het inwonerparticipatietraject over mits deze passen binnen de vooraf gestelde inhoudelijke, financiële en procedurele kaders.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan van de op grond van lid 1 gemaakte keuze afwijken, bijvoorbeeld omdat het inwonerparticipatietraject sterk uiteenlopende visies opleverde, omdat betrokken belangen onvoldoende zijn meegewogen of omdat de inwonerparticipatie leidde tot nieuwe ideeën en inzichten die op gespannen voet staan met de vooraf gestelde kaders. De afwijking van de uit hoofde van het eerste lid gemaakte keuze wordt expliciet gemotiveerd en gecommuniceerd aan de deelnemers van het inwonerparticipatietraject.

Artikel 6. Eindverslag inwonerparticipatieproces

  • 1.

    Ter afronding van het inwonerparticipatieproces, zoals bedoeld in artikel 5, maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van het gevolgde inwonerparticipatieproces op hoofdlijnen;

    • b.

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het inwonerparticipatieproces;

    • c.

      de reactie van de gemeente op deze uitkomsten en de wijze waarop de gemeente de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders brengt het eindverslag ter kennis van de raad indien het inwonerparticipatie bij een raadsvoorstel betreft.

Hoofdstuk 3 Uitdaagrecht

Artikel 7. Onderwerp van uitdaagrecht

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen gemeentelijke taken of hierop uitdaagrecht wordt toegepast.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders wijst ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen actief op het van toepassing zijn van het uitdaagrecht.

  • 3.

    Overname van de uitvoering van de volgende taken is niet mogelijk:

    • a.

      als het een lopend uitvoeringstraject of ondergeschikte herzieningen daarvan betreft;

    • b.

      als het uitdaagrecht bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      als de opdrachtwaarde boven de Europese drempelwaarde uitkomt;

    • f.

      als nog sprake is van een lopend (meerjarig) contract voor uitvoering van de taak bij een externe partij;

    • g.

      als de taak is uitgedaagd en toegekend aan een andere groep gebruikers;

    • h.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat het benutten van het uitdaagrecht niet kan worden afgewacht;

    • i.

      als het belang van het uitdaagrecht niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 8. Procedure uitdaagrecht

  • 1.

    Een verzoek met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het bestuursorgaan ingediend via één (digitaal) loket;

  • 2.

    Het bestuursorgaan treedt in overleg en maakt met de verzoekers afspraken over het proces, het resultaat, het budget en de looptijd.

  • 3.

    Een verzoek met betrekking tot het uitdaagrecht omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      omschrijving van de gemeentelijke taak die de verzoeker wil overnemen;

    • b.

      uitleg waarom of hoe de verzoeker deze taak beter en goedkoper kan uitvoeren;

    • c.

      duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de verzoeker;

    • d.

      indicatie van het draagvlak onder belanghebbende ingezetenen;

    • e.

      indicatie van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      omschrijving van de manier waarop de verzoeker met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

    • g.

      inzicht in hoe de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn kan worden gewaarborgd.

  • 4.

    Het bestuursorgaan toetst het verzoek met betrekking tot het uitdaagrecht aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De uitdaging betreft een huidige lokale voorziening of gemeentelijke taak, zoals opgenomen in de gemeentebegroting.

    • b.

      De initiatiefnemers zijn verbonden aan of geworteld in De Ronde Venen.

    • c.

      De initiatiefnemers bieden maatschappelijke meerwaarde.

    • d.

      Het uitdaagrecht vergroot de betrokkenheid van de lokale gemeenschap.

    • e.

      De initiatiefnemers maken aannemelijk dat zij de prestatie kunnen leveren én tonen aan dat er draagvlak is voor hun idee bij de betrokken bewoners en/of gebruikers waarbij niemand door het initiatief wordt geschaad.

    • f.

      De kosten voor de uitvoering van de taak zijn bij voorkeur lager, maar in ieder geval niet hoger dan de huidige kosten.

  • 5.

    Het bestuursorgaan maakt het besluit ten aanzien van een binnengekomen verzoek binnen veertien dagen openbaar.

Hoofdstuk 4 Omgevingswet

Artikel 9. Omgevingsplan en omgevingsvergunning

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt voor inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden de handreiking “In gesprek met de omgeving, Een hulpmiddel voor initiatiefnemers” beschikbaar voor participatie bij initiatieven die effect hebben op de fysieke leefomgeving.

  • 2.

    De gemeente volgt de principes van de handreiking “In gesprek met de omgeving, Een hulpmiddel voor initiatiefnemers” bij de toepassing van instrumenten uit de Omgevingswet:

    • a.

      de omgevingsvisie,

    • b.

      het programma,

    • c.

      het omgevingsplan en wijzigingen daarvan, wanneer dit nodig is om een door de gemeente geïnitieerde ontwikkeling mogelijk te maken, en

    • d.

      de omgevingsvergunning, wanneer deze nodig is voor een door de gemeente geïnitieerde ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Evaluatie en monitoring

Artikel 10. Evaluatie en monitoring

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per raadsperiode geëvalueerd. Het college van burgemeester en wethouders zendt hiertoe aan de raad een inwonerparticipatieverslag.

  • 2.

    Dit verslag beschrijft de wijze waarop inwonerparticipatieprocessen zijn georganiseerd, de rolinvulling door raad en college, de kosten, het resultaat van de inwonerparticipatie en de belangrijkste ervaringen. Het verslag bevat tevens informatie over bewonersinitiatieven, toegekende budgetten en over de werking van het uitdaagrecht.

  • 3.

    De gemeenteraad bespreekt het inwonerparticipatieverslag.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11. Intrekken oude verordening

De Inspraakverordening wordt ingetrokken.

Artikel 12. Overgangsbepaling

Op inspraakprocedures die voortvloeien uit besluiten genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de in artikel 11 genoemde verordening van toepassing.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Participatieverordening gemeente De Ronde Venen 2022.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2022.

de griffier,

de voorzitter,

Toelichting  

De gemeente De Ronde Venen wil de kennis en ervaring van inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden inzetten bij beleid, vanaf agendavorming tot beleidsontwikkeling, besluitvorming, uitvoering en evaluatie van het beleid.

 

Aanleiding

Met de voorgenomen wijziging van art 150 Gemeentewet ontstaat voor gemeenten de plicht om de inspraakverordening om te bouwen naar een participatieverordening. Het wetsvoorstel ‘Wet versterking participatie op decentraal niveau’ regelt dat het decentraal bestuur inwoners in staat stelt te participeren bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid. Zie voor het wetsvoorstel en de Memorie van Toelichting:

https://www.internetconsultatie.nl/participatieverordening.

 

Aanpak

Voor de participatieverordening is door de VNG nog geen modelverordening beschikbaar gesteld. Er is wel een voorbeeldverordening, maar die heeft nog weinig inhoud. Voor deze Participatieverordening is daarom gekeken naar gemeenten die dit al verder hadden ingevuld. De voornaamste basis voor de voorliggende verordening is de Participatieverordening van de gemeente Enschede.

 

Bestuursorgaan

In de verordening wordt regelmatig gesproken over ‘het bestuursorgaan’. De gemeente heeft drie bestuursorganen: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Indien expliciet een van deze bestuursorganen wordt bedoeld, dan wordt dit ook als zodanig benoemd. Indien de tekst rept over ‘het bestuursorgaan’, dan is het afhankelijk van de bevoegdheidsverdeling rond dit thema welk bestuursorgaan bedoeld wordt. Indien het betreffende besluit tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoort: de gemeenteraad. In gelijke zin geldt dit voor het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

 

Reikwijdte

Artikel 3 lid 3 is met name opgenomen om de scope van de participanten te beperken tot organisaties die lokaal actief zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat landelijke belangengroepen niet kunnen deelnemen aan participatieprocessen in De Ronde Venen, tenzij er sprake is van een lokale afdeling. Het betekent ook dat er sprake moet zijn van een lokaal belang voor partijen die een beroep doen op het Uitdaagrecht. Indien bijvoorbeeld een commercieel bureau zou aangeven dat zij het proces van vergunningverlening van de gemeente zouden willen overnemen, dan is er onvoldoende sprake van lokale activiteit of een lokaal belang. Verder is de schaal van het project bepalend voor het aantal te betrekken inwoners. Bij zaken die een straat of buurt betreffen, worden alleen die inwoners uitgenodigd, maar bij zaken die de gemeente als geheel raken is de kring van betrokkenen ook groter.

 

Inzicht bieden in gemeentelijke plannen

In artikel 3 lid 4 wordt het volgende bepaald: Het bestuursorgaan geeft inzicht in de gemeentelijke plannen, in het bijzonder voor de wijken, opdat inwoners tijdig invloed kunnen uitoefenen. Dit artikel bevat een inspanningsverplichting op het gebied van actieve openbaarheid, zodat inwoners goed in staat zijn om een rol te vervullen in processen van inwonerparticipatie. Voor inwoners is het van belang om zicht te hebben op de analyses en beleidsopties die ontwikkeld worden voor hun directe leefomgeving, zodat bewoners met kennis van zaken invloed kunnen uitoefenen. De precieze uitwerking van deze bepaling is maatwerk. Het artikel kan ook gelezen te worden in het licht van de inspanningsverplichting zoals is opgenomen in artikel 3.1 van de Wet open overheid (Woo), waarin bepaald wordt dat overheden gehouden zijn om informatie over het beleid, inclusief de voorbereiding, uitvoering, handhaving en evaluatie actief openbaar te maken, indien dit zonder onevenredige inspanning of kosten redelijkerwijs mogelijk is.

 

Start participatieproces

Artikel 4 bevat bepalingen over de start van een participatieproces. Art 4 lid 1 bepaalt dat het bestuursorgaan bij de start van elk participatieproces vaststelt op welke manier inwonerparticipatie wordt toegepast. In de praktijk zal moeten uitwijzen of daadwerkelijk bij elk proces het bevoegde bestuursorgaan het besluit moet nemen of dat het kan worden gemandateerd. Mandatering zou logisch en praktisch zijn wanneer participatieprocessen een vanzelfsprekend onderdeel in de beleidsvoorbereiding zijn.

 

In de startnotitie wordt een participatieparagraaf opgenomen. Het gaat hierbij om een participatieparagraaf over een concreet participatieproces. Deze bepaling dwingt het bestuursorgaan om bij de start van een participatieproces goed na te denken en de hoofdlijnen van het participatieproces in 1 of 2 A4 kort en bondig weer te geven. Vaak blijkt dat de opzet van participatie aan de voorkant mis kan gaan.

 

De beslissing of er wel of niet inwonerparticipatie wordt toegepast zal vaak bij de wethouder liggen (formeel het college van burgemeester en wethouders). In zaken waarbij de raad beslissingsbevoegd is, ligt deze keuze bij de raad. In de praktijk zullen ambtenaren vanuit hun expertise advies uitbrengen wanneer een participatieproces wenselijk wordt geacht.

Bij de start wordt ook het niveau van participatie bepaald: informeren, consulteren, adviseren, samenwerken of meebeslissen. Bij deze verschillende niveaus kunnen vervolgens weer verschillende vormen worden toegepast. Zo kan consultatie plaatsvinden via een huis-aan-huis enquête, maar ook via een digitale raadpleging. ‘Meebeslissen’ kan door een buurt een eigen budget te geven, maar kan ook vorm krijgen via bijvoorbeeld een referendum. Het is niet goed mogelijk om precies vooraf aan te geven welke activiteiten zich lenen voor bijvoorbeeld adviseren en welke voor meebeslissen. Maatwerk is daarbij nodig; soms moet het algemeen belang ook zwaarder wegen.

 

Artikel 4 lid 1 sub c bepaalt: het bevoegde bestuursorgaan stelt de inhoudelijke, financiële en overige kaders voor het participatieproces vast. Nieuwe inzichten kunnen ertoe leiden dat er aanvullende kaders worden gesteld of bestaande kaders worden bijgesteld. Het tussentijds bijsturen gebeurt op beargumenteerde wijze en de deelnemers worden hierover zo snel mogelijk geïnformeerd. Artikel 4 lid 1 sub e regelt dat er aan de voorkant ook helderheid is over de kosten voor het organiseren van participatie. Bij participatie over projecten zullen deze kosten onderdeel uitmaken van het projectbudget.

 

Besluitvorming

Artikel 5 bepaalt dat het bestuursorgaan aan de voorkant aangeeft op welke wijze de inbreng van bewoners zal doorwerken in de besluitvorming. Dit biedt een antwoord op een regelmatig gehoorde kritiek dat het vaak onhelder is wat er met de inbreng van inwoners gebeurt. Het is wenselijk om inwoners helderheid te geven wat er met hun inbreng gaat gebeuren (verwachtingsmanagement). Artikel 6 bepaalt dat altijd een verslag wordt opgemaakt van de participatie. Hiermee legt het bestuursorgaan verantwoording af voor de wijze waarop de participatie is uitgevoerd. Bovendien is dit noodzakelijk om de uitkomsten zorgvuldig bij de besluitvorming te kunnen betrekken.

 

Uitdaagrecht

De bepalingen in artikel 7 en 8 geven op hoofdlijnen aan hoe een bestuursorgaan wordt uitgedaagd. Hoewel de normen deels ook een open karakter hebben. De afweging om in te gaan op de uitdaging zal altijd maatwerk met zich brengen. De beleidsnota “Leren met het uitdaagrecht in De Ronde Venen” (15 juni 2021) biedt hierbij meer houvast en is als bijlage in deze toelichting opgenomen.

In artikel 7 lid 1 wordt vastgelegd dat elk bestuursorgaan er zelf over beslist wanneer het wordt uitgedaan voor een bepaalde taak. In de gemeentelijke praktijk is dit vrijwel altijd het college van burgemeester en wethouders, omdat uitdagingen doorgaans uitvoerende taken betreffen.

 

Omgevingswet

Ook in de Omgevingswet wordt het belang van vroegtijdige participatie gehuldigd, voorafgaand aan de formele procedure. In de Omgevingswet wordt onder participatie het volgende verstaan: Het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden) bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit.

 

In algemene zin laat de Omgevingswet veel ruimte voor lokaal maatwerk op het gebied van participatie. Voor een goed overzicht geven we hierna nog een samengevat beeld van bepalingen over participatie die al in de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit en de Omgevingsregeling zijn opgenomen. Het bepaalde in artikel 9 van deze participatieverordening, inclusief dit deel van de toelichting, vormt de beleidsmatige uitwerking van dit hogere kader.

  • Het bevoegd gezag geeft bij de verplichte kennisgeving van een omgevingsplan (artikel 16.29 Omgevingswet) aan hoe de participatie wordt vormgegeven (artikel 10.2, lid 1 Omgevingsbesluit).

  • Bij het vaststellen van een omgevingsvisie (artikel 10.7 Omgevingsbesluit), programma (artikel 10.8 Omgevingsbesluit) of omgevingsplan(art 10.2, lid 2 Omgevingsbesluit), of bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarbij participatie door de gemeenteraad verplicht is gesteld wordt aangegeven:

    • hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken,

    • wat de uitkomsten van het participatieproces waren en

    • in hoeverre de participatie heeft geleid tot aanpassing van het betreffende initiatief

Evaluatie

Artikel 10 lid 3 bepaalt dat de gemeenteraad minimaal eenmaal per raadsperiode een bespreking wijdt aan de wijze waarop de gemeente participatieprocessen heeft georganiseerd, inclusief processen van overheidsparticipatie en uitdaagrecht. De precieze vorm is nader overeen te komen. Het kan daarbij zinvol zijn indien dit vorm krijgt in een gesprek met vertegenwoordigers van de verschillende betrokken actoren (gemeenteraad, college van burgemeester en wethouders, inwoners en ambtenaren).

Bijlage Beleidsnota

 

Leren met het uitdaagrecht in gemeente De Ronde Venen

 

 

Onderhoud aan het Hugo de Vriespark in Abcoude door werkgroep Groen Abcoude

 

1 -Inleiding

 

Bij het uitdaagrecht gaat het om een initiatief van bijvoorbeeld inwoners, maatschappelijke organisaties of sportverenigingen. Via het uitdaagrecht kunnen deze initiatiefnemers een voorstel indienen om een publieke taak over te nemen van gemeente De Ronde Venen, waarbij zij denken dit werk slimmer, beter, goedkoper of anders te kunnen doen. In de praktijk zijn er in De Ronde Venen al een aantal initiatieven met een uitdaagrecht-achtig karakter en is het van belang om met elkaar af te spreken hoe hiermee om te gaan.

 

1.1 - Uitdaagrecht als onderdeel van participatiebeleid

 

Gemeente De Ronde Venen is bezig met de ontwikkeling van participatiebeleid. Aanleiding is een verwachte wijziging in de Gemeentewet en de komst van de Omgevingswet. De wijziging van de Gemeentewet komt waarschijnlijk in de loop van 2021. De wetswijziging verplicht gemeenten de inspraakverordening te verbreden naar een participatieverordening.

 

In de wetswijziging wordt hoogstwaarschijnlijk ook het uitdaagrecht opgenomen. Gemeenten moeten dan aangeven of en hoe inwoners van dit recht gebruik kunnen gaan maken. Het uitdaagrecht is een specifieke vorm van participatie in de uitvoeringsfase.

 

In deze notitie komt aan de orde:

  • Wat het uitdaagrecht is

  • Het uitdaagrecht toepassen in De Ronde Venen

    • -

      Randvoorwaarden

    • -

      Gezamenlijk leren om te gaan met het uitdaagrecht

    • -

      Aandachtspunten

    • -

      Vervolgacties

2 -Wat is het uitdaagrecht?

 

Bij het uitdaagrecht gaat het om een initiatief vanuit bijvoorbeeld inwoners, maatschappelijke organisaties of sportverenigingen. Via het uitdaagrecht kunnen deze initiatiefnemers een voorstel indienen om een publieke taak over te nemen van gemeente De Ronde Venen, waarbij zij denken dit werk slimmer, beter, goedkoper of anders te kunnen doen. Inwoners en andere initiatiefnemers krijgen met het uitdaagrecht daadwerkelijk de mogelijkheid om hun idee te gaan uitvoeren.

 

Het uitdaagrecht (ook wel Right to Challenge genoemd) is vastgelegd in onder andere de Wet Maatschappelijk Ondersteuning, in de Wet op de Bibliotheekvoorzieningen en wordt ook betrokken bij de uitvoering van het Klimaatakkoord en bij de vernieuwing van het landbouwbeleid. Het Rijk gaat dit recht hoogstwaarschijnlijk opnemen als een 'kan-bepaling' in de wijziging van de Gemeentewet in 2021. Met een 'kan-bepaling' regelt de wet dat het uitdaagrecht kan en mag, maar niet hoeft.

 

Het uitdaagrecht kan gebruikt worden bij de gemeentelijke taken die zijn opgenomen in de gemeentebegroting. In principe staan alle (combinaties van) taken hiervoor open, maar er zijn wel diverse uitzonderingen. Het uitdaagrecht geldt niet voor die gemeentelijke taken als beoordeling van subsidies, toezicht, vergunningverlening of de gemeentelijke interne bedrijfsvoering of als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij de gemeente geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft. Daarnaast zijn taken op het gebied van veiligheid (politie, BOA’s), GGD en Brandweer uitgesloten.

 

3 -Het uitdaagrecht in De Ronde Venen

 

3.1 - Voorbeelden van uitdaagrecht in De Ronde Venen

 

De Ronde Venen kent al een aantal initiatieven met een uitdaagrecht-achtig karakter.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • Het onderhoud aan het Hugo de Vriespark in Abcoude door werkgroep Groen Abcoude;

  • Het groenonderhoud in de IJsvogelbuurt in Baambrugge door buurtbewoners;

  • Adoptie van verschillende groenstroken en bloembakken, waarbij beheer-, adoptieovereenkomsten worden afgesloten tussen gemeente en inwoners,

  • Het initiatief Het Sporthuis Abcoude kent elementen met een uitdaagrecht-achtig karakter.

3.2 - Wat wil De Ronde Venen bereiken met het uitdaagrecht?

 

Gemeente De Ronde Venen beoogt met het uitdaagrecht het volgende te bereiken:

  • Invulling geven aan de eigen kracht van bewoners, maatschappelijke organisaties, sociale initiatieven, e.a. met meer eigen verantwoordelijkheid,

  • De taken van de gemeente met een grotere maatschappelijke meerwaarde laten uitvoeren en/of

  • Efficiënter omgaan met gelden van de gemeenschap.

3.3 - Hoe werkt het uitdaagrecht in De Ronde Venen?

 

De gemeente stelt voorwaarden aan het uitdaagrecht

Het uitdaagrecht staat onder voorwaarden open voor onder meer inwoners en maatschappelijke organisaties.

  • De uitdaging betreft een huidige lokale voorziening of gemeentelijke taak betreft, zoals opgenomen in de gemeentebegroting.

  • Daarnaast zijn de initiatiefnemers verbonden aan of geworteld in De Ronde Venen (inwoners, maatschappelijke organisaties, sportverenigingen, etc.).

  • De initiatiefnemers kunnen een maatschappelijke meerwaarde bieden, bijvoorbeeld door bij te dragen aan inschakeling van meer mensen met afstand tot de arbeidsmarkt, het behouden of creëren van maatschappelijke voorzieningen (dorpshuis, andere voorziening of ontmoetingsplek, ……), een innovatieve aanpak voor maatschappelijke vraagstukken (duurzaamheid, sociale innovatie) of innovatie in de uitvoering (bijvoorbeeld door gebruik van milieu- en natuurvriendelijke materialen, en een betere aansluiting van het aanbod op de bewoners / klant).

  • Het vergroten van betrokkenheid bij de lokale gemeenschap is ook een voorwaarde bij het uitdaagrecht: het gevoel van eigenaarschap en verantwoordelijkheid neemt toe.

  • De betrokken initiatiefnemers maken aannemelijk dat zij de prestatie kunnen leveren én tonen aan dat er draagvlak is voor hun idee bij de betrokken bewoners / gebruikers waarbij niemand door het initiatief wordt geschaad

  • De kosten voor de uitvoering van de taak zijn bij voorkeur lager, maar in ieder geval niet hoger dan de huidige kosten.

Gemeente De Ronde Venen heeft hierbij de plicht en wens van behoorlijk bestuur naar haar huidige contractpartners en dit kan betekenen dat sommige initiatieven (nog) niet kunnen worden gehonoreerd in verband met nog lopende contracten.

 

Initiatiefnemers kunnen een voorstel indienen als aan de vooraf opgestelde voorwaarden wordt voldaan.

 

 

Hoe verloopt een uitdaging?

  • Initiatiefnemers hebben een idee, werken dit in eerste instantie op hoofdlijnen uit en kijken of er draagvlak is.

  • Zij dienen een eerste idee in bij de gemeente.

  • Er vindt een oriënterend overleg plaats tussen de gemeente en de initiatiefnemers: is er sprake van het overnemen van een gemeentelijke taak, is het uitdaagrecht de goede vorm of zijn er andere vormen van facilitering mogelijk?

  • De initiatiefnemers werken hun voorstel verder uit. Indien nodig zorgt de gemeente voor het verstrekken van nadere informatie, zodat de initiatiefnemers hun voorstel kunnen opstellen.

  • De initiatiefnemers kijken of er draagvlak is bij bewoners/gebruikers/derden voor hun initiatief en geven aan hoe groot dit draagvlak is. Gemeente en initiatiefnemer bepalen vooraf wat onder draagvlak wordt verstaan. Dit gebeurt per initiatief.

  • De initiatiefnemers dienen de uitdaging in bij de gemeente.

  • Officieel neemt de gemeente het besluit. In de praktijk betrekt de gemeente bewoners/belanghebbenden bij de besluitvorming, zodat de gemeente weet of er voldoende draagvlak is.

  • De gemeente legt de afspraken vast met de initiatiefnemers. Denk aan afspraken over het beoogde maatschappelijke resultaat, de budgetten, duur, de samenwerking en afstemming tussen gemeente, initiatiefnemers, gebruikers/bewoners.

Welke taken van de gemeente staan open voor uitdagingen?

Bij het uitdagen van taken kijkt de gemeente of het taken zijn die de gemeente daadwerkelijk zelf uitvoert (door ambtenaren) of dat het taken zijn die de gemeente uitbesteedt. De taken die de gemeente zelf uitvoert, kan de gemeente in principe relatief snel overdragen of laten aansturen door initiatiefnemers. Deze staan dus open voor uitdagingen.

 

Bij taken die de gemeente uitbesteedt, is vaak sprake van een meerjarig contract met andere partijen. Hier kan het uitdaagrecht worden ingezet bij het aflopen van het contract. Als er sprake is van uitdaging van een taak met een nog lopend contact met een externe partij, gaat de gemeente het overleg aan tussen initiatiefnemers, gemeente en externe partij om te zien of en hoe gezamenlijk de ambitie van de initiatiefnemers kan worden gerealiseerd.

 

De gemeente zal bij nieuwe contracten opnemen dat delen ervan kunnen worden uitgedaagd, zodat de externe partijen hiervan op de hoogte zijn.

 

Als een taak is uitgedaagd en deze uitdaging is toegekend, komt deze taak niet opnieuw in aanmerking voor een uitdaging door een andere groep van gebruikers voor de duur van de periode waarvoor de uitdaging geldt.

 

Randvoorwaarden om in de praktijk te kunnen werken met het uitdaagrecht

Om met de uitvoering van het uitdaagrecht in de dagelijkse praktijk aan de slag te kunnen, werkt de gemeente aan diverse zaken als:

  • Een helder en transparant werkproces in gemeente De Ronde Venen met een (digitaal) ‘loket’ om een uitdaging in te dienen. De initiatieven komen binnen bij 1 (digitaal) loket (Goud in je wijk). Hierin zitten vakspecialisten vanuit verschillende disciplines, zodat de aanvraag integraal getoetst wordt. Hierdoor zal weinig tot geen extra capaciteit nodig zijn.

  • Een vast contactpersoon voor de uitdagers.

  • Eventueel ondersteuning bij het indienen van een uitdaging en een helder besluitvormingsproces.

  • Bij de uitvoering van iedere uitdaging moeten onderlinge verantwoordelijkheden van uitdagende partijen en van de gemeente helder zijn. Het moet bijvoorbeeld duidelijk zijn wie aansprakelijkheid is als iets misgaat.

  • In het aanbestedings-, subsidie- en inkoopbeleid moet een clausule worden opgenomen over de mogelijkheid van het uitdaagrecht, zodat hiermee rekening wordt gehouden in (nieuwe) contracten van de gemeente.

  • De gemeente zorgt actief en gestructureerd voor communicatie over het uitdaagrecht. Dit betekent dat de gemeente de hoofdlijnen van het uitdaagrecht bekend maakt, hoe initiatiefnemers nieuwe uitdagingen kunnen indienen en wat daarbij de procedures zijn. De gemeente maakt dit via verschillende kanalen bekend, waaronder de gemeentelijke website, de gemeentepagina en via lokale media.

  • Ook informeert de gemeente partijen als maatschappelijke organisaties en bewonersinitiatieven.

3.4 - Leren met het uitdaagrecht

 

Het uitdaagrecht is nieuw voor gemeente De Ronde Venen. Dit betekent dat De Ronde Venen en initiatiefnemers moeten leren en experimenteren hoe dit recht in de lokale praktijk invulling krijgt. De gemeente gaat hiermee aan de slag en vult al werkende weg het uitdaagrecht verder in. Dit doet de gemeente door (de ervaringen met) het uitdaagrecht te bespreken met het gemeentebestuur en binnen de gemeentelijke organisatie, door te werken aan kennisontwikkeling van ambtenaren en bestuurders in bijeenkomsten en bijvoorbeeld Leerateliers van het Netwerk Right to Challenge.

Daarbij kijkt de gemeente De Ronde Venen naar:

  • de afstemming en samenwerking tussen gemeente, initiatiefnemers en gebruikers/bewoners;

  • de wijze van werken binnen de gemeente;

  • de maatschappelijke meerwaarde: hebben de uitdagingen geleid tot meerwaarde voor gebruikers/inwoners?

  • de bestede middelen: worden de taken uitgevoerd met lagere maatschappelijke kosten of wordt er voor hetzelfde geld meer bereikt door het uitvoeren van uitdagingen?

  • de mogelijkheden voor verbetering of aanpassing van het uitdaagrecht in gemeente De Ronde Venen.

Als er aanleiding is om tussentijds aanpassingen te doen in de uitgangspunten en criteria rondom het uitdaagrecht, en natuurlijk als sprake is van een succesvolle uitdaging, informeert het college de gemeenteraad hierover in de planning- en controlcyclus en via informatienota's.

 

Aandachtspunten bij de invoering van het uitdaagrecht

Bij de invoering van het uitdaagrecht in gemeente De Ronde Venen zijn er de volgende aandachtpunten:

  • Het is vooraf niet bekend hoeveel uitdagingen er worden ingediend. Ervaringen bij andere gemeenten leren dat het beperkt blijft tot maximaal enkele tientallen aanvragen.

  • Indien het uitdaagrecht een grote vlucht neemt, kan er in theorie zoveel werk worden overgedragen dat binnen het ambtelijk apparaat overcapaciteit ontstaat. Tot op heden zijn de initiatieven in Nederland kleinschalig zonder gevolgen voor de werkgelegenheid.

3.5 - Vervolg

 

Met het vaststellen van deze beleidsnota geeft het college richting aan de uitvoering van het uitdaagrecht. De vervolgacties zijn:

  • Het verder inrichten van het proces voor het aanvragen van het uitdaagrecht (zomer 2021).

  • Bekendmaking van de mogelijkheid van het uitdaagrecht via de website van de gemeente, via de lokale media en via het informeren van maatschappelijke organisaties (vanaf september 2021 minimaal elk half jaar).

  • Het indien nodig aanpassen van het aanbestedings-, subsidie- en inkoopbeleid (najaar 2021).

  • Samen met initiatiefnemers ervaring opdoen met het uitdaagrecht en leren van de resultaten (procesmatig en inhoudelijk, maar ook voor de werkwijze van de gemeente) en deze ervaringen publiceren (2021 - 2023).

  • Via raadsinformatienota's de raad jaarlijks informeren over de voortgang en uitkomsten van initiatieven die gebruik maken van het uitdaagrecht.