Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Voorne aan Zee

Verordening op de rekenkamer Voorne aan Zee 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVoorne aan Zee
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de rekenkamer Voorne aan Zee 2023
CiteertitelVerordening op de rekenkamer Voorne aan Zee 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Verordening rekenkamerfunctie Brielle 2016, de Verordening rekenkamerfunctie Westvoorne 2019 en de Verordening rekenkamerfunctie Hellevoetsluis 2012.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 81a van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-01-2023nieuwe regeling

02-01-2023

gmb-2023-19275

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de rekenkamer Voorne aan Zee 2023

De raad van de gemeente Voorne aan Zee:

 

Gelet op het bijbehorende raadsvoorstel;

 

gelet op het bepaalde in artikel 81a van de Gemeentewet;

 

gelet op het advies van de fusiecommissie

 

 

Besluit:

 

vast te stellen de Verordening op de rekenkamer Voorne aan Zee 2023

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Gemeentewet;

  • b.

    voorzitter: voorzitter van de rekenkamer;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    commissie: adviescommissie voor de rekenkamer;

  • e.

    rekenkamer: de rekenkamer van de gemeente Voorne aan Zee.

Artikel 2. Rekenkamer

  • 1.

    Er is een rekenkamer.

  • 2.

    De rekenkamer bestaat uit de voorzitter en twee leden.

  • 3.

    De leden van de rekenkamer zijn niet ondergeschikt aan enig orgaan van de gemeente Voorne aan Zee.

  • 4.

    De rekenkamer stelt een Reglement van orde en een onderzoeksprotocol vast.

  • 5.

    De rekenkamer stelt jaarlijks een onderzoeksplan vast en stuurt dit uiterlijk 1 januari naar de raad.

Artikel 3. Commissie

  • 1.

    De gemeenteraad benoemt een adviescommissie voor de rekenkamer bestaande uit 5 personen.

  • 2.

    De commissie heeft de volgende taken:

    • a.

      het aanbevelen van de kandidaten voor het lidmaatschap en plaatsvervangend lidmaatschap in de rekenkamer;

    • b.

      het adviseren van de raad over de rapporten als genoemd in artikel 10;

    • c.

      het onderhouden van de contacten van de raad met de rekenkamer;

  • 3.

    De commissie vergadert in beslotenheid.

Artikel 4. Benoeming leden

  • 1.

    De raad benoemt de leden en de voorzitter van de rekenkamer.

  • 2.

    De commissie doet de aanbeveling vergezeld gaan van een verklaring van elke kandidaat bevattende:

    • a.

      de mededeling dat hij een benoeming als lid zal aanvaarden;

    • b.

      een overzicht van de openbare betrekkingen die hij bekleedt;

    • c.

      een verklaring omtrent gedrag.

  • 3.

    Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het langstzittende lid op als voorzitter dan wel, als de overige leden een gelijke periode zitting hebben gehad, het oudste lid in jaren.

  • 4.

    Voorafgaand aan de benoeming van de voorzitter en de overige leden van de rekenkamer pleegt de commissie overleg met de rekenkamer.

Artikel 4.1 Ambtelijke secretaris

  • 1.

    De raad benoemt de ambtelijke secretaris in overleg met de rekenkamer.

  • 2.

    De secretaris is het eerste aanspreekpunt voor de rekenkamer en zorgt voor de directe, ambtelijke ondersteuning van de rekenkamer.

  • 3.

    De secretaris vormt de verbindende schakel tussen de rekenkamer, de extern in te huren onderzoeker(s) en de ambtelijke organisatie.

  • 4.

    De secretaris draagt zorg voor de agendaplanning, de verslaglegging en de vorming van dossiers.

  • 5.

    De secretaris die werkzaamheden verricht voor de rekenkamer is ter zake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de rekenkamer.

Artikel 5. Benoeming plaatsvervangende leden

  • 1.

    De raad kan in ieder geval één plaatsvervangend lid benoemen. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Een plaatsvervangend lid kan door de voorzitter volgens een door de raad bepaalde volgorde worden opgeroepen een lid tijdelijk te vervangen, als dat lid door de raad op non-activiteit is gesteld dan wel bij voorziene afwezigheid anderszins.

  • 3.

    De voorzitter kan de plaatsvervangende leden oproepen deel te nemen aan bepaalde werkzaamheden. Zij hebben dan dezelfde bevoegdheden als de gewone leden; zij maken dan tevens deel uit van de rekenkamer.

  • 4.

    De bepalingen van deze verordening zijn op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Ontslag en non-activiteit

  • 1.

    De commissie bericht de raad als een van de ontslaggronden zich voordoet, bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, of van artikel 81d, eerste of tweede lid, van de wet.

  • 2.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 81c, zevende lid, en in artikel 81d, tweede lid, van de wet adviseert de commissie de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-activiteit stellen van het desbetreffende lid.

  • 3.

    De commissie adviseert de raad tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging of beëindiging van een maatregel als bedoeld in artikel 81d, eerste of tweede lid.

Artikel 7. Budget

  • 1.

    De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken. Uit dit budget moet in ieder geval worden bekostigd:

    • a.

      De vergoedingen voor de leden van de rekenkamer;

    • b.

      Externe deskundigen die eventueel door de rekenkamer zijn ingeschakeld;

    • c.

      Eventuele overige uitgaven die de rekenkamer nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

  • 2.

    De rekenkamer verantwoordt uiterlijk 1 april de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid.

  • 3.

    De voorzitter doet jaarlijks vóór 1 juni een voorstel aan de raad voor de nodige middelen voor een goede uitoefening van de taken.

Artikel 8. Vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de rekenkamer

  • 1.

    De leden van de rekenkamer ontvangen een door de raad vast te stellen maandelijkse vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

  • 2.

    De voorzitter van de rekenkamercommissie ontvangt een vergoeding van €500,00 per maand, exclusief reiskosten. De leden krijgen een vergoeding van € 400,00 per maand, exclusief reiskosten. De vaste vergoeding wordt per 1 januari van elk jaar gewijzigd op basis van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar vastgestelde indexcijfer CAO lonen overheid inclusief bijzondere beloningen.

  • 3.

    De externe leden ontvangen een vergoeding van € 50,00 per uur, exclusief BTW, voor onderzoek dat door hen wordt verricht. De kosten van deze onderzoeksuren worden vergoed op basis van de opgave van de leden, gerelateerd aan het aantal uren dat in het onderzoeksvoorstel van het betreffende onderzoek is vastgesteld.

  • 4.

    De tegemoetkoming voor de reiskosten bedraagt 100% van de onbelaste vergoeding per kilometer voor het gebruik van een eigen vervoermiddel voor reizen van en naar het werk volgens het Handboek loonheffingen

  • 5.

    De leden van de adviescommissie, niet zijnde raadsleden, hebben recht op eenzelfde vergoeding als de reguliere commissievergaderingen.

  • 6.

    De vergoedingen als bedoeld in de leden 1 tot en met 4 komen ten laste van het budget van de Rekenkamer als bedoeld in artikel 7.

Artikel 9. Verzoek

De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamer bericht de raad binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Artikel 10. Rapportage en terugkoppeling

  • 1.

    De rekenkamer stelt de onderzochte partij schriftelijk op de hoogte van het (nog niet gepubliceerde) feitenrapport (ambtelijk wederhoor) en stelt het college in de gelegenheid een reactie te formuleren op eventuele conclusies en aanbevelingen (bestuurlijk wederhoor).

  • 2.

    De rekenkamer stelt de betrokken partij in de gelegenheid om voor zowel het ambtelijk als het bestuurlijk wederhoor ieder binnen drie weken schriftelijk te reageren op het conceptonderzoeksrapport en, indien van toepassing, de conceptaanbevelingen.

  • 3.

    Na ontvangst van de reactie(s) sluit de rekenkamer haar onderzoek af en stelt een definitief rapport op waarin de bevindingen, conclusies en, indien van toepassing, aanbevelingen, alsmede de reacties hierop zijn opgenomen.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 11. Intrekking oude verordening

De Verordening rekenkamerfunctie Brielle 2016, de verordening rekenkamerfunctie Westvoorne 2019 en de verordening rekenkamerfunctie Hellevoetsluis 2012 worden ingetrokken.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de rekenkamer Voorne aan Zee 2023.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Voorne aan Zee van 2 januari 2023

de griffier,

drs. A. (Ariëtte) Goslings

de voorzitter,

dr. J.P. (Peter) Rehwinkel

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting op de Modelverordening op de rekenkamer

 

Artikel 1.

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het gevoerde beleid. Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.

 

Artikel 2.

De raad kan op grond van de Gemeentewet een gemeentelijke rekenkamer instellen. De rekenkamer bestaat echter niet ex lege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin voorziet het eerste lid. Verder moet de raad bepalen hoeveel leden de kamer zal hebben (artikel 81b). De wet geeft geen regels voor het aantal maar meeste gemeenten kiezen voor een kamer van drie personen.

 

De rekenkamer werkt volgens een vastgesteld Reglement van Orde en onderzoeksprotocol.

 

Artikel 3.

In deze verordening wordt ervan uitgegaan dat beslissingen van de raad over de rekenkamer worden voorbereid door een adviescommissie uit de raad, die hier wordt aangeduid als de adviescommissie voor de rekenkamer (hierna: de commissie).

 

De raad stelt de commissie in die het aanspreekpunt is voor de rekenkamer. De commissie treedt als 'ontvanger' van de rekenkameronderzoeken op en onderhoudt ook de overige contacten met de rekenkamer.

 

De samenstelling van de adviescommissie geschiedt door een evenwichtige deelname van fracties.

 

Artikel 4.

Het eerste lid bevat, naast een herhaling van artikel 81c, eerste lid, van de wet, de bepaling dat de leden van de rekenkamer worden benoemd op de voordracht van de commissie.

 

Op grond van artikel 81e zullen de leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere functies dan het lidmaatschap van de rekenkamer zij vervullen. Artikel 81f noemt de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81f aan de benoeming niet in de weg staat. Het tweede lid van artikel 4 bepaalt dat de commissie de hiervoor benodigde informatie moet verschaffen. De kandidaat-leden zullen dus via de commissie de informatie moeten verschaffen die zij op grond van artikel 81e van de wet na benoeming openbaar zullen moeten maken. Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt.

 

Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in functie. Het derde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen.

 

Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen overleg wordt gevoerd met de rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. Daar heeft de raad dus een keuze. Dat kan heel vormvrij.

 

Artikel 5.

Op grond van artikel 81c, derde lid, kan de raad plaatsvervangende leden benoemen. De wet bepaalt verder niets over hun rol. Het tweede en derde lid van artikel 5 bieden op dat punt een tegenhanger van artikel 40 van de Comptabiliteitswet. De plaatsvervangende leden kunnen op grond hiervan tijdelijk invallen als een van de leden door ziekte of anderszins enige tijd niet in staat is zijn functie uit te oefenen. Ook kunnen ze opgeroepen worden om voor een speciaal project tijdelijk de rekenkamer aan te vullen.

 

De wet geeft niet aan hoeveel plaatsvervangende leden er moeten zijn. Dat ligt ook niet voor de hand, over het aantal leden zelf is niets bepaald. De raad kan voor een laag aantal kiezen in de verwachting dat vervanging of tijdelijke aanvulling maar zelden wenselijk zal blijken.

 

Het tweede lid gaat ervan uit dat de voorzitter iemand oproept om tijdelijk als waarnemer op te treden. Gezien de snelheid waarmee dat soms zal moeten gebeuren ligt het niet voor de hand dat door de raad te laten doen. Wel kan de raad aangeven wie in bepaalde gevallen moet worden aangewezen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de leden met het oog op een bepaalde combinatie van deskundigheden zijn benoemd en dat om die reden elk lid zijn eigen vervanger heeft.

 

Het derde lid bestrijkt de situatie dat in verband met een bijzonder project een van de plaatsvervangers als tijdelijke aanvulling wordt opgeroepen. Het ligt dan voor de hand dat de voorzitter zelf bepaalt wie van de plaatsvervangers hij oproept omdat hij ook het beste weet welke deskundigheid hij voor dat project nodig heeft.

 

Het vierde lid verklaart de bepalingen uit deze verordening van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden om te voorkomen dat deze plaatsvervangende leden bepaalde (onderzoeks)bevoegdheden niet zouden kunnen gebruiken.

 

Artikel 6.

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties.

 

Artikel 7.

De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de raad is een borg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad.

 

Artikel 8.

In dit artikel is de vergoeding die de leden van de rekenkamer voor hun werkzaamheden ontvangen, vastgelegd. Op grond van artikel 81k van de Gemeentewet stelt de raad de vergoeding voor de werkzaamheden van de leden en een tegemoetkoming in de door hen gemaakte kosten vast.

 

Artikel 9.

De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamer niet voldoet aan een gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

 

Artikel 10. Rapportage

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) feitenrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren (ambtelijke wederhoor). Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college (bestuurlijk wederhoor) de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.

 

Artikelen 11. en 12.

Deze bepalingen behoeven geen toelichting.