Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoeksche Waard

Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoeksche Waard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2023
CiteertitelUitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-01-2023nieuwe regeling

03-10-2022

gmb-2023-16367

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2023

Het college van gemeente Hoeksche Waard

 

  • -

    gelet op het feit dat de raden van de voormalige gemeenten in de Hoeksche Waard in 2017 hebben gekozen voor kindgebonden financiering;

  • -

    gelet op het besluit van 20 september 2019 tot wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met de verhoging van het minimaal aantal uren aanbod voorschoolse educatie en de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de ve;

  • -

    gelet op de artikelen 108, 149 van de Gemeentewet en titel 4.1. en 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat het op basis van artikel 4 van de Algemene subsidieverordening Hoeksche Waard 2022 het college uitvoeringsregels vaststelt die in acht worden genomen bij het verstrekken van subsidies;

 

besluit:

vast te stellen de Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2023.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze uitvoeringsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: Algemene subsidieverordening Hoeksche Waard 2022 en de daaropvolgende verordening.

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Hoeksche Waard.

  • c.

    houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een in gemeente Hoeksche Waard gevestigde, in het LRK geregistreerde voorschoolse voorziening.

  • d.

    LRK: het Landelijk Register Kinderopvang, als bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid van de Wet kinderopvang; dit is een register met gegevens van alle gecertificeerde kinderopvangvoorzieningen in Nederland; hierin staat tevens vermeld of voorschoolse educatie wordt aangeboden.

  • e.

    voorschoolse voorziening: een voorziening voor kinderopvang die aan de geldende wettelijke eisen voldoet.

  • f.

    peuteropvang: kortdurende opvang op een voorschoolse voorziening.

  • g.

    dagopvang: langdurige opvang op een voorschoolse voorziening voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag.

  • h.

    peuter: een kind in de leeftijd van 2 jaar tot de leeftijd waarop het kind naar de basisschool gaat.

  • i.

    voorschoolse educatie (ve): het op gestructureerde wijze aanbieden van een aanvullend programma aan peuters met een indicatie ve, gericht op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs.

  • j.

    indicatie ve: een door de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau) afgegeven verklaring dat toegang verleent tot deelname aan voorschoolse educatie.

  • k.

    pbm’er: een pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie, als bedoeld in art. 2a van het wijzigingsbesluit basisvoorwaarden kwaliteit in de voorschoolse educatie.

  • l.

    subsidie: een bedrag dat via de houder beschikbaar wordt gesteld voor een aanbod aan ouder/verzorgers.

  • m.

    ouder: persoon met ouderlijk gezag.

  • n.

    verzorger: verzorger van de peuter, waaronder pleegouder.

  • o.

    inkomensafhankelijke bijdrage: voor het basisaanbod betalen ouders een inkomensafhankelijke bijdrage. Deze is afhankelijk van de hoogte van het gezinsinkomen. De eigen bijdrage is gebaseerd op de ouderbijdragetabel van de kinderopvangtoeslag die jaarlijks door het Rijk wordt vastgesteld. De genoemde ouderbijdragetabel wordt toepast op het tarief van de voorschoolse voorziening tot het maximum tarief kinderopvangtoeslag. Voor het aanvullende aanbod zijn de kosten volledig voor rekening van de gemeente en geldt geen ouderbijdrage.

Artikel 2 Reikwijdte uitvoeringsregels

  • 1.

    Deze uitvoeringsregels horen bij de ASV. Daar waar de uitvoeringsregel afwijkt van de ASV, gaat de bepaling uit de uitvoeringsregel voor op de bepaling uit de ASV.

  • 2.

    Tenzij in deze uitvoeringsregels uitdrukkelijk anders wordt vermeld, is de Algemene wet bestuursrecht onverminderd van toepassing.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies.

  • 2.

    Het college kan voorwaarden en verplichtingen verbinden aan de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 4 Doel

Met deze uitvoeringsregels wordt beoogd ouders te stimuleren om hun kinderen een voorschoolse voorziening te laten bezoeken en te laten deelnemen aan een voorschools programma. Tevens wordt beoogd de kwaliteit van voorschoolse educatie te verhogen door de inzet van een pbm’er.

Artikel 5 Doelgroep

  • 1.

    De doelgroep voor het basisaanbod bestaat uit alle peuters vanaf 2 jaar.

  • 2.

    De doelgroep voor het aanvullend aanbod voorschoolse educatie bestaat uit peuters met een indicatie ve. Een indicatie wordt primair afgegeven bij een door het consultatiebureau vastgestelde taalachterstand. De secundaire doelgroep bestaat uit peuters met andere door het consultatiebureau vastgestelde achterstanden, waarvan verwacht wordt dat deelname aan voorschoolse educatie een positief effect op de ontwikkeling heeft. Voor deze secundaire doelgroep worden maximaal 40 nieuwe plaatsen per jaar beschikbaar gesteld. In principe begint het aanvullend aanbod vanaf 2,5 jaar, indien het consultatiebureau vaststelt dat de peuter eerder behoefte heeft aan ondersteuning, kan het aanvullend aanbod voorschoolse educatie starten vanaf 2 jaar.

Artikel 6 Subsidieaanvrager

Voor subsidie komt in aanmerking de houder van een in het LRK geregistreerde voorschoolse voorziening in de gemeente.

Artikel 7 Aanvraag en aanvraagtermijn

  • 1.

    Bij een eerste subsidieaanvraag van een houder moet worden overlegd:

    • a.

      de laatste jaarrekening van de rechtspersoon die de te subsidiëren voorschoolse voorziening exploiteert of, indien een jaarrekening niet beschikbaar is, een begroting met verwachte inkomsten en uitgaven in het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een recent (dagtekening minder dan 3 maanden voor de aanvraag) uittreksel van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon die de te subsidiëren voorschoolse voorziening exploiteert;

    • c.

      een kopie van een bankpas of recent bankafschrift van de rechtspersoon die de te subsidiëren voorschoolse voorziening exploiteert.

  • 2.

    De subsidieaanvraag bevat:

    • a.

      informatie over het aantal peuters per locatie op basis van de bezetting per peildatum 1 oktober, onderverdeeld naar de volgende categorieën: a. met aanspraak op kinderopvangtoeslag/geïndiceerd, b. met aanspraak op kinderopvangtoeslag/niet-geïndiceerd, c. zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag/geïndiceerd, d. zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag/niet-geïndiceerd;

    • b.

      informatie over het aantal peuters per locatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd in het betreffende uitvoeringsjaar, onderverdeeld naar de volgende categorieën: a. met aanspraak op kinderopvangtoeslag/geïndiceerd, b. met aanspraak op kinderopvangtoeslag/niet-geïndiceerd, c. zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag/geïndiceerd, d. zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag/niet-geïndiceerd;

    • c.

      een onderbouwing van de behoefte aan het te subsidiëren aanbod;

    • d.

      een toelichting op de vormgeving van het basisaanbod peuteropvang en het aanvullend aanbod voorschoolse educatie (indien verschillend: per locatie);

    • e.

      een toelichting op hoe in het betreffende uitvoeringsjaar invulling wordt gegeven aan de rol van pbm’er in de ve en hoe daarmee de kwaliteit van ve wordt bevorderd. Hierbij wordt verbinding gemaakt met de op gemeenteniveau afgestemde taken van de pbm’er (zie toelichting uitvoeringsregels).

  • 3.

    De aanvrager vraagt de subsidie aan met een vastgesteld aanvraagformulier.

  • 4.

    Een aanvraag voor subsidie wordt uiterlijk ingediend op 15 oktober van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 5.

    Het college neemt voor 1 januari van het uitvoeringsjaar een besluit over de subsidieaanvraag.

  • 6.

    Enkel een houder die voor het eerst een subsidieaanvraag indient, heeft de mogelijkheid om tijdens een jaar subsidie aan te vragen voor datzelfde uitvoeringsjaar. Een eerste subsidieaanvraag wordt uiterlijk 10 weken voorafgaand aan de start van de uitvoering ingediend. Het college neemt voor de start van de uitvoering een besluit over de subsidieaanvraag.

Artikel 8 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, een aanvraag voor subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren indien:

    • a.

      de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft of zal kunnen verkrijgen;

    • b.

      niet voldaan wordt aan de wettelijke vereisten voor het te exploiteren voorschoolse aanbod;

    • c.

      de behoefte aan het te subsidiëren aanbod/activiteiten onvoldoende is onderbouwd.

Artikel 9 Verlening subsidie

Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan welke voorwaarden verbonden zijn aan de subsidieverlening en op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats dient te vinden.

Artikel 10 Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven, kan het college voorschotten verstrekken tot maximaal 100% van het, bij beschikking verleende, subsidiebedrag.

  • 2.

    In het besluit tot subsidieverlening wordt de hoogte en de termijnen van de voorschotten vastgelegd.

Artikel 11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De subsidiehoogte wordt bepaald door:

    • a.

      de omvang van het aanbod, het aantal subsidiabele uren, het van toepassing zijnde tarief peuteropvang en ve en de daadwerkelijk betaalde ouderbijdrage;

    • b.

      het aantal peuters met een indicatie ve, het van toepassing zijnde tarief van de pbm’er ve en het aantal houders met ve-locaties zonder ve-peuters.

  • 2.

    Het basisaanbod peuteropvang betreft een aanbod van een voorschoolse voorziening met een omvang van minimaal 240 tot maximaal 320 uur per jaar, verspreid over 2 dagen per week. Dit aantal uur is gebaseerd op minimaal 6 tot maximaal 8 uur per week x 40 (school)weken per jaar.

  • 3.

    Het aanvullend aanbod voorschoolse educatie binnen een peuteropvanggroep betreft een aanbod van een ve-gecertificeerde voorziening voor peuteropvang aan geïndiceerde peuters. Het aanvullend aanbod komt bovenop het basisaanbod van 320 uur per jaar, en heeft een omvang van maximaal 320 uur per jaar, zodat het totale aanbod aan geïndiceerde peuters maximaal 640 uur per jaar bedraagt. Dit aantal uur is gebaseerd op 8 uur per week x 40 (school)weken per jaar.

  • 4.

    Het aanvullend aanbod voorschoolse educatie binnen een dagopvanggroep betreft een aanbod van een ve-gecertificeerde voorziening voor hele dagopvang aan geïndiceerde peuters. Dit is voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag. Het aanvullend aanbod komt bovenop al afgenomen opvang van minimaal 320 uur per jaar, en heeft een omvang van 320 uur per jaar, zodat het totale gesubsidieerde aanbod aan geïndiceerde peuters op de dagopvang maximaal 640 uur per jaar bedraagt. Er geldt een maximum van 6 uur ve per dag en het aanbod mag verspreid worden over 52 weken per jaar.

  • 5.

    De subsidie bestaat uit een bijdrage per uur per geplaatste peuter en wordt bepaald door de soort locatie (met of zonder VE-kwaliteit) en type opvang (peuteropvang of dagopvang) waar de peuter gebruik van maakt, en het aantal bereikte VE-peuters per jaar:

    • a.

      Voor locaties met enkel het basisaanbod peuteropvang bestaat de subsidie uit het maximum uurtarief kinderopvangtoeslag minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage

    • b.

      Voor locaties met ve-aanbod bestaat de subsidie voor het basisaanbod uit het maximum uurtarief kinderopvang minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage plus een vergoeding voor de ve-kwaliteit. Deze ve-plus is verschillend voor ve in de peuteropvang of voor ve in de dagopvang. Voor het aanvullend ve-aanbod op deze locaties bedraagt de subsidie het volledige ve-tarief: maximum uurtarief kinderopvangtoeslag met ve-plus voor peuteropvang of dagopvang.

    • c.

      Indien er in een subsidiejaar op een VE-gecertificeerde peuteropvanglocatie geen geïndiceerde peuters gebruik hebben gemaakt van het aanbod, wordt deze locatie voor de subsidie aanschouwd als een locatie met enkel het basisaanbod peuteropvang, zoals beschreven in artikel 11, lid 5 onder a. d.

  • 6.

    De subsidie voor de inzet van de pbm’er ve bestaat uit 2,5 uur per ve-geïndiceerde peuter per kwartaal dat de peuter van het aanbod gebruik heeft gemaakt. In totaal komt dit neer op 10 uren inzet van een pbm’er per ve-peuter per jaar. Deze ureninzet is gebonden aan de ve-locatie waar een ve-peuter geplaatst is.

  • 7.

    Houders met één of meerdere ve-locaties zonder geplaatste ve-peuters ontvangen 10 uur inzet van een pbm’er per jaar om de kwaliteit van ve daar op peil te houden.

  • 8.

    De subsidieopbouw en de tarieven zijn nader gespecificeerd in bijlage A, waarbij jaarlijks het in het Besluit Kinderopvangtoeslag vastgestelde maximum uurtarief voor dagopvang van de Belastingdienst wordt gevolgd met daarbovenop de vaste lokale ve-plus voor de peuteropvang of dagopvang.

Artikel 12 Subsidieduur

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt per kalenderjaar of, in het geval van een eerste subsidieaanvraag van de houder, voor de resterende maanden tot aan het einde van het kalenderjaar.

  • 2.

    De subsidie start met ingang van de datum waarop de peuter op de voorschoolse voorziening geplaatst is.

  • 3.

    De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter om welke reden dan ook, de voorschoolse voorziening verlaat.

Artikel 13 Verplichtingen

  • 1.

    De houder bepaalt, aan de hand van door de ouders te verstrekken actuele inkomensgegevens en op basis van de kinderopvangtoeslagtabel, de van toepassing zijnde subsidie- en ouderbijdrage.

  • 2.

    De houder brengt de subsidie in mindering op de door de ouders/verzorgers van de peuters te betalen kosten voor gebruik van het aanbod.

  • 3.

    De houder rapporteert per kwartaal per geplaatste peuter minstens de volgende gegevens:

    • a.

      klantnummer peuter/ouder(s);

    • b.

      start- en einddatum;

    • c.

      categorie volgens artikel 7, tweede lid onder a en b;

    • d.

      uren basisaanbod en uren aanvullend aanbod;

    • e.

      ouderbijdrage in percentage.

  • 4.

    Voor deze rapportage wordt gebruik gemaakt van een door het college aangewezen format of systeem.

  • 5.

    Om in aanmerking te komen voor de bekostiging van het aanvullend aanbod voorschoolse educatie moet de subsidieaanvrager voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      actieve deelname aan een door de gemeente georganiseerd overleg met betrekking tot voorschoolse educatie en daaruit voortvloeiende activiteiten;

    • b.

      actieve deelname aan door de gemeente georganiseerde professionalisering van pbm’er(s) ve;

    • c.

      stimuleren van ouders tot volledige afname van aanvullend aanbod voorschoolse educatie;

    • d.

      besteden van extra aandacht aan ouderbetrokkenheid door ouders te stimuleren om met hun kind te praten, spelen en voor te lezen;

    • e.

      verzorgen van een warme overdracht naar het basisonderwijs voor ve-geïndiceerde kinderen;

    • f.

      medewerking verlenen aan het registreren en monitoren van resultaten van voorschoolse educatie.

Artikel 14 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1.

    Uiterlijk vóór 1 februari in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend, rapporteert de houder op gebruikelijke wijze over het vierde kwartaal. Tevens wordt in een door het college aangewezen format gerapporteerd over welke inzet de pbm’er heeft gepleegd, op elk van de op gemeenteniveau afgestemde taken (zie toelichting uitvoeringsregels), om de kwaliteit van ve te bevorderen. Deze rapportages worden gezien als de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Het college kan, indien noodzakelijk, vragen naar aanvullende informatie ten aanzien van de aan de subsidie gestelde voorwaarden, voordat de subsidie wordt vastgesteld.

  • 3.

    Voordat de subsidie wordt vastgesteld kan een steekproef worden uitgevoerd om na te gaan of de ingevulde gegevens in de verantwoording correct zijn.

  • 4.

    De subsidie wordt vastgesteld op basis van:

    • a.

      het daadwerkelijk aantal afgenomen opvanguren per peuter aan de hand van het afgesproken uurtarief, de berekende ouderbijdrage en onderverdeling naar categorieën van artikel 7, tweede lid onder a en b;

    • b.

      het daadwerkelijk aantal geplaatste ve-geïndiceerde peuters per kwartaal;

    • c.

      het daadwerkelijk aantal houders met één of meerdere ve-locaties zonder ve-geplaatste peuters.

  • 5.

    Indien de subsidie lager wordt vastgesteld dan het verleende subsidiebedrag, zal op basis van het verleende subsidiebedrag met de subsidieontvanger worden afgerekend en vindt indien van toepassing na vaststelling een terugvordering plaats of vooraf aan vaststelling een verrekening plaats.

  • 6.

    Indien bij de afrekening blijkt dat de te ontvangen subsidie hoger moet zijn dan het toegekende subsidiebedrag dient de aanvrager een verzoek tot wijziging van de beschikking tot verlening van de subsidie in.

  • 7.

    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de verantwoording over het vierde kwartaal de subsidie vast.

  • 8.

    Het college kan deze termijn voor ten hoogste 13 weken verlengen.

  • 9.

    Indien de verantwoording over het vierde kwartaal niet tijdig is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze uitvoeringsregels buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, en 3 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze uitvoeringsregels treden in werking op 1 januari 2023, onder gelijktijdige intrekking van de ‘Uitvoeringsregels kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie 2022’.

  • 2.

    Subsidies die in 2022 zijn verleend, worden verantwoord en vastgesteld volgens de betreffende bepalingen in de ‘Uitvoeringsregels kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie 2022’.

  • 3.

    Op aanvragen die voor de datum als genoemd in lid 1 zijn ingediend en van toepassing zijn op de uitvoering vanaf 2023 wordt beslist overeenkomstig deze uitvoeringsregels.

Artikel 17 Citeertitel

Deze uitvoeringsregels worden aangehaald als Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2023.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van gemeente Hoeksche Waard op 3 oktober 2022.

B. W. Silvis-de Heer

Secretaris

C.B. Aptroot

burgemeester

Bijlage A: subsidie opbouw 2023

 

Basis- en aanvullend aanbod

 

 

Pedagogisch beleidsmedewerker ve

 

Toelichting Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2023

Basis- en aanvullend aanbod

De gemeenteraden in de Hoeksche Waard hebben in 2017 het besluit genomen om de subsidiering van het voorschoolse aanbod volgens het principe ‘geld volgt kind’ te laten lopen. In deze uitvoeringsregels is nader uitgewerkt hoe deze kindgebonden financiering plaatsvindt.

 

De subsidie voor peuteropvang en voorschoolse educatie past in het gemeentelijk streven om voorschoolse voorzieningen voor alle peuters (financieel) toegankelijk te maken, ook voor die ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag van het Rijk. Daarnaast draagt het bij aan het realiseren van een hoog bereik onder geïndiceerde kinderen. De subsidie draagt er aan bij dat kinderen zonder ontwikkelingsachterstand aan het basisonderwijs kunnen beginnen.

 

Wettelijk is sprake van een flexibele norm van 960 uur voorschoolse educatie in anderhalf jaar tijd, tussen de leeftijd 2,5 en 4 jaar. Met deze uitvoeringsregels wordt aan voorschoolse voorzieningen ruimte geboden om het aanbod naar eigen wens en inschatting van de behoefte van ouders vorm te geven. Hiervoor worden enkele gemeentelijke kaders geboden. De keuze voor de lengte van dagdelen, het aantal dagdelen per week, het aantal openingsweken per jaar en variatie naar leeftijd staat de aanbieder vrij, echter is de subsidie gebaseerd op een vast aanbod van maximaal 640 uur per jaar.

Omdat zowel het basisaanbod peuteropvang als het aanvullend aanbod voorschoolse educatie per subsidieaanvrager of zelfs per locatie kan verschillen, wordt van aanvragers een toelichting op de vormgeving van het aanbod gevraagd.

 

De hoogte van de gemeentelijke subsidie wordt bepaald door het gezamenlijke ouderinkomen, de eventuele kinderopvangtoeslag en de mogelijke ve-indicering door het consultatiebureau.

Dit leidt tot vier categorieën peuters/ouders:

 

Geïndiceerd

Niet-geïndiceerd

Recht op

kinderopvangtoeslag

Categorie a:

Kinderopvangtoeslag en inkomensafhankelijke bijdrage ouders voor het basisaanbod.

Gemeentelijke subsidie (volledig) voor het aanvullend aanbod voorschoolse educatie.

Categorie b:

Kinderopvangtoeslag en inkomensafhankelijke bijdrage ouders voor het basisaanbod.

Geen recht op kinderopvangtoeslag

Categorie c:

Gemeentelijke subsidie en inkomensafhankelijke bijdrage ouders voor het basisaanbod.

Gemeentelijke subsidie (volledig) voor het aanvullend aanbod voorschoolse educatie.

Categorie d:

Gemeentelijke subsidie en inkomensafhankelijke bijdrage ouders voor het basisaanbod.

 

Toelichting op de berekening van de subsidie

In bijlage A is de subsidieopbouw opgenomen. De vastgestelde tarieven voor 2023 zijn vermeld.

 

  • a)

    Subsidiebijdrage gemeente peuteropvang

  • De houder van de voorschoolse voorziening bepaalt, aan de hand van een door de ouders te verstrekken inkomensverklaring en indien van toepassing een ve-indicatie, en op basis van de kinderopvangtoeslagtabel, welke subsidie- en ouderbijdrage van toepassing is op het aanbod.

  • Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag ontvangt de aanbieder de gemeentelijke subsidiebijdrage en brengt deze in mindering op het bedrag dat ouders betalen. Er wordt dus een inkomensafhankelijke netto bijdrage aan deze ouders berekend door de aanbieder. Aan ouders met recht op kinderopvangtoeslag wordt het bruto uurtarief berekend door de aanbieder, waarna de ouder kinderopvangtoeslag ontvangt van het Rijk en er een inkomensafhankelijke eigen bijdrage overblijft. Hierdoor komt de ouderbijdrage voor ouders met en zonder recht op toeslag, bij een vergelijkbaar inkomen, overeen.

  • b)

     

  • c)

    Subsidiebijdrage aanvullend aanbod voorschoolse educatie Aan het aanvullend aanbod voorschoolse educatie voor geïndiceerde peuters zijn voor de ouders geen kosten verbonden. Deze uren worden volledig door de gemeente bekostigd. Voor het aanvullend aanbod geldt een ve-tarief, wat in 2023 bestaat uit het landelijk vastgestelde maximum uurtarief kinderopvang plus een toeslag van € 1,00 per uur voor peuteropvanglocaties met VE of een toeslag van €0,28 per uur voor een dagopvanglocatie met VE.Deze toeslag is bedoeld voor de extra kosten die de houder van een voorschoolse voorziening maakt om kwalitatief goede voorschoolse educatie aan te bieden en zijn gebaseerd op het lokale VE-beleid en daarbij behorende gestelde kwaliteitseisen VE Deze VE-toeslagen worden zonder wijziging van het lokale beleid dan ook niet jaarlijks geïndexeerd. Aan het ontvangen van een subsidie voor voorschoolse educatie worden door het college voorwaarden verbonden. Van belang is dat ouders van geïndiceerde peuters en die recht hebben op kinderopvangtoeslag, de kinderopvangtoeslag alleen aanvragen voor het basisaanbod peuteropvang en niet voor het aanvullend aanbod. Deze uren zijn immers voor de ouders kosteloos. De houder dient dit in het contract met de ouders op de juiste wijze vast te leggen.

De subsidieverlening vindt plaats op basis van een gemiddeld inkomen. De vaststelling vindt plaats op basis van het daadwerkelijke inkomen en de in rekening gebrachte ouderbijdrage. De subsidie kan lager worden vastgesteld dan het verleende subsidiebedrag. Dit kan zijn als gevolg van een lager aantal kinderen dan vooraf verwacht werd, of als gevolg van een afwijking in het verwachte inkomen en de bijbehorende bijdrage van ouders. Na vaststelling wordt met de aanvrager afgerekend en vindt, indien van toepassing, terugvordering plaats. Indien bij de afrekening blijkt dat de te ontvangen subsidie hoger moet zijn dan het toegekende subsidiebedrag dient een verzoek tot wijziging van de beschikking tot verlening van de subsidie te worden ingediend.

 

Pedagogisch beleidsmedewerker in de ve

Per 1 januari 2022 treden nieuwe wettelijke eisen in werking ten aanzien van de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de ve. Naar aanleiding daarvan zijn deze uitvoeringsregels herzien.

 

Het doel van de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker is het verhogen van de kwaliteit van het aanbod van voorschoolse educatie. Dit sluit goed aan bij het gemeentelijke uitgangspunt dat het belangrijk is om kwalitatief hoogwaardig aanbod te bieden in voorschoolse voorzieningen, omdat dit bijdraagt aan de ontwikkelingsondersteuning van kinderen.

 

Gezamenlijk is met de aanbieders van voorschoolse educatie in de Hoeksche Waard overeengekomen dat de pedagogisch beleidsmedewerker ve de volgende taken gaat vervullen om de kwaliteit van het ve-aanbod te verhogen:

  • a.

    Versterken van de ouderbetrokkenheid

  • b.

    Bewaken van de no-show en stimuleren (meer) deelname aan ve

  • c.

    Bewaken van doorgaande lijn en warme overdracht naar de basisschool

  • d.

    Bewaken van doelen/resultaten per kind/groep (opbrengstgericht werken)

  • e.

    Coördineren van externe zorg (bijv. jeugdteam, logopedist, kinderfysiotherapeut)

  • f.

    Toeleiden van reguliere peuters met behoefte ve naar jeugdgezondheidszorg

  • g.

    Aanspreekpunt voor jeugdgezondheidszorg bij controle verzilvering ve-indicaties

  • h.

    Ondersteuning bij intake ve-peuters

  • i.

    Pedagogisch beleid vertalen naar handelingsadviezen aan de pm’ers op de werkvloer

  • j.

    Coaching-on-the-job: voorbeeldrol vervullen als meewerkend coach op de groep

  • k.

    Coaching en intervisie bieden aan de pedagogisch medewerkers

  • l.

    Kennisuitwisseling met andere pbm’ers ve in de Hoeksche Waard (gefaciliteerd door gemeente)

  • m.

    Volgen van gezamenlijke gemeentebrede professionalisering (evt. op voordracht van kinderopvangpartijen)

Toelichting op de berekening van de subsidie

Gemeenten zijn wettelijk verplicht minimaal 10 uur per jaar een pbm’er in te zetten per ve-peuter. Dit is overigens slechts een rekenregel, het betekent niet dat ieder ve-kind 10 uur per jaar door een pbm‘er moet worden ondersteund of begeleid. Zoals bovenstaand geschetst, kunnen de taken van de pbm’er gericht zijn op: het individuele kind, de groep, de pedagogisch medewerkers of de gehele locatie (beleidsmatig).

 

De inzet van een pbm’er ve is wettelijk gezien gekoppeld aan de ve-locatie waar de ve-peuter geplaatst is. De totale ureninzet per jaar mag dus niet naar eigen wens worden ingezet en verdeeld over de ve-locaties. Achterliggende gedachte is dat de uren van de pbm’er ook daadwerkelijk worden ingezet op de locaties waar de (meeste) ve-peuters geplaatst zijn.

 

In de gemeente Hoeksche Waard is ervoor gekozen om de ureninzet en dus subsidie vast te stellen op basis van de daadwerkelijke aantallen ve-peuters per ve-locatie, per kwartaal. Op deze wijze kan goed aangesloten worden bij de daadwerkelijke in- en uitstroomperiode. Bij de aanvraag en bevoorschotting van de subsidie wordt dan ook gekeken naar het aantal verwachtte ve-peuters in het gehele jaar in plaats van enkel op peildatum van 1 januari zoals de wet voorschrijft.

 

Indien een houder één of meerdere ve-locaties heeft waar geen ve-peuters geplaatst zijn, ontvangt de houder in totaal 10 uur inzet van een pbm’er ve. Dit zodat de kwaliteit van het ve-aanbod ook op die locaties hoog gehouden kan worden voor het moment dat er wel een ve-peuter wordt geplaatst. Zodra er gaandeweg het jaar ve-peuters worden geplaatst op die ve-locatie, volgt de reguliere toekenning van 2,5 uur per kwartaal. Zolang de totale daadwerkelijke toegekende uren onder de 10 uur per jaar blijven, blijft het minimum van 10 uur gehandhaafd.