Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlaardingen

Instructie voor de medewerkers leerrecht 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlaardingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingInstructie voor de medewerkers leerrecht 2022
CiteertitelInstructie voor de medewerker Leerrecht 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Instructie voor de leerplichtambtenaar van het Regionale Bureau Leerplicht Maassluis Vlaardingen Schiedam 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 16, vierde lid, van de Leerplichtwet 1969
  2. Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs enz. (regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten)
  3. Centrumregeling Regionale samenwerking leerplicht, kwalificatieplicht en RMC regio Nieuwe Waterweg Noord
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-01-2023nieuwe regeling

27-09-2022

gmb-2023-14827

Tekst van de regeling

Intitulé

Instructie voor de medewerkers leerrecht 2022

Het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen;

 

gelet op artikel 16, lid 4 van de Leerplichtwet 1969, de Wet houdende regels inzake Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Voortijdig Schoolverlaten en artikel 3, eerste lid jo artikel 5 aanhef en onder c van de Centrumregeling Regionale samenwerking leerplicht, kwalificatieplicht en RMC regio Nieuwe Waterweg Noord;

 

overwegende dat het wenselijk is het toezicht op de naleving van de leerplichtwet en de kwalificatieplicht in de instructie vast te leggen alsmede om de bestaande instructie voor de leerplichtambtenaar aan nieuwe regelgeving en inzichten aan te passen;

 

BESLUIT: vast te stellen de Instructie voor de medewerkers Leerrecht.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze instructie wordt verstaand onder:

  • a.

    absoluut verzuim: het verzuimen om een leerplichtige of kwalificatieplichtige leerling in te schrijven op een school of onderwijsinstelling;

  • b.

    administratief medewerker: de ambtenaar die belast is met de ondersteuning van de medewerker Leerrecht, onder andere door het verrichten van de leerplichtadministratie;

  • c.

    AVG: Algemene Verordening Gegevensbescherming;

  • d.

    BRP: Basisregistratie Persoonsgegevens;

  • e.

    BOA: buitengewoon opsporingsambtenaar;

  • f.

    bijzondere persoonsgegevens: gevoelige gegevens zoals iemands ras, godsdienst of gezondheid;

  • g.

    college: burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen, Maassluis en Schiedam;

  • h.

    driehoeksoverleg: overleg waaraan de officier van justitie, raad voor de kinderbescherming en de leerplichtambtenaar deelnemen en een opgemaakt proces-verbaal bespreken;

  • i.

    DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs;

  • j.

    gezinsspecialist: lid van het ondersteuningsteam van een school die leerlingen en ouders ondersteunen bij vragen en problemen op het gebied van leren of welzijn en zorg. De gezinsspecialisten werken samen met de wijkteams;

  • k.

    het hoofd: hoofd in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil zeggen degene die met de leiding van de school of de onderwijsinstelling is belast;

  • l.

    ketenpartners: personen of organisaties, buiten de eigen organisatie die een bijdrage leveren aan het terugdringen en voorkomen van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten;

  • m.

    MAS: Methodische Aanpak Schoolverzuim;

  • n.

    MBO: Middelbaar Beroepsonderwijs;

  • o.

    Medewerker Leerrecht: de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar die op grond van artikel 16 lid 1 van de wet is aangewezen voor het toezicht op de naleving van de wet anders dan door de hoofden en die op grond van artikel 16 lid 2 van de wet de eed of de belofte hebben afgelegd bij de burgemeester;

  • p.

    ondersteuningsteam: team dat bij elkaar komt om leerlingen te bespreken die extra ondersteuning nodig hebben. Het team bestaat uit de leerkracht, ouders en/of leerling, de intern begeleider van de school in het primair onderwijs (PO) of zorgcoördinator van de school in het voortgezet onderwijs, de onderwijsspecialist van het samenwerkingsverband, de gezinsspecialist, het hoofd van de school (PO) en eventuele andere personen of instanties;

  • q.

    ouders: ouder(s) of verzorger(s) van de leerling (of jongere);

  • r.

    regio: Rotterdam Rijnmond;

  • s.

    relatief verzuim: verzuim van een leerplichtige leerling die ingeschreven staat op een school of onderwijsinstelling;

  • t.

    VMBO: Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs;

  • u.

    wet: de Leerplichtwet 1969;

  • v.

    WPG: Wet politiegegevens.

  • w.

    wijkteams: wijkteam (Vlaardingen), wijkondersteuningsteam (Schiedam) of VraagRaak (Maassluis), waar burgers terecht kunnen voor zorg, hulp en ondersteuning;

  • x.

    zorgmelding: melding van zorg om het welzijn van een jongere bij het Jeugdbeschermingsplein of Veilig Thuis.

Artikel 2 Preventie

  • 1.

    De medewerker Leerrecht informeert leerlingen, ouders, scholen en andere relevante instellingen proactief door middel van voorlichting via het internet, in schoolgidsen, brochures en beantwoording van telefonische vragen over leerplicht.

  • 2.

    De medewerker Leerrecht neemt deel aan de overleggen van de ondersteuningsteams van basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs indien sprake is van (dreigend) schoolverzuim of (dreigend) schoolverlaten van een leerling.

  • 3.

    De medewerker Leerrecht zorgt voor afstemming en deelname aan overleggen met relevante ketenpartners, waaronder het onderwijsveld en hulpverleningsinstanties. In de overleggen worden leerlingen besproken met complexe problematiek. Er wordt afgestemd welke acties vereist zijn en wie welke taken op zich neemt. Ontwikkelingen over ondernomen acties worden aan de deelnemers van het overleg teruggekoppeld.

  • 4.

    De medewerker Leerrecht zorgt er voor dat de voor hem geldende afspraken uit het regionaal convenant betreffende de Verwijsindex Risicojongeren worden nageleefd.

  • 5.

    De medewerker Leerrecht maakt afspraken met de hoofden over het melden van schoolverzuim, te laat komen, schorsing en verwijdering en andere aandachtspunten die betrekking hebben op de leer- en kwalificatieplicht.

  • 6.

    De medewerker Leerrecht houdt regelmatig spreekuren op de scholen voor voortgezet onderwijs, waar met de betrokken leerlingen en eventueel hun ouders wordt gesproken over (dreigend) schoolverzuim en te laat komen en de consequenties daarvan. De medewerker Leerrecht adviseert de school over eventueel te ondernemen acties en doorverwijzing naar de gezinsspecialist.

  • 7.

    De medewerker Leerrecht adviseert leerlingen, ouders en scholen en bemiddelt waar nodig over zaken die betrekking hebben op de leer- en kwalificatieplicht.

  • 8.

    De medewerker Leerrecht stimuleert dat VMBO eindexamenkandidaten zich tijdig inschrijven voor een vervolgopleiding.

  • 9.

    De medewerker Leerrecht geeft klassikaal voorlichting aan eerstejaarsleerlingen van het voortgezet onderwijs over leerplicht. Daarnaast spreekt de medewerker Leerrecht leerlingen uit het voortgezet onderwijs aan in kleine groepjes wanneer sprake is van licht – nog niet wettelijk – verzuim.

Artikel 3 Leerplichtadministratie en controle absoluut verzuim

(artikel 19 Leerplichtwet; artikel 3 Leerplichtregeling)

  • 1.

    Er is een leerplichtadministratie, die wordt bijgehouden door de administratief medewerker.

  • 2.

    In de leerplichtadministratie worden de persoonsgegevens opgenomen van alle in de BRP opgenomen personen in de leeftijd van 4 tot en met 22 jaar. De bewaartermijn van de persoonsgegevens is conform de selectielijsten van de Archiefwet, de AVG en de WPG. Indien er geen bewaartermijn is aangegeven stelt de gemeente zelf een redelijke bewaartermijn.

  • 3.

    De mutaties in de BRP met betrekking tot de in het vorige lid bedoelde personen worden zo mogelijk dagelijks in de leerplichtadministraties verwerkt.

  • 4.

    De administratief medewerker verwerkt de mutaties, aangeleverd door DUO, van de verschillende scholen met betrekking tot de in- en afschrijvingen van leerlingen in de leerplichtadministratie.

  • 5.

    Tegenover een bericht van afschrijving van de ene school, staat voor jongeren tot 18 jaar zonder startkwalificatie een bericht van inschrijving van een andere school. Als deze registratie niet sluitend is, volgt in eerste instantie contact met de school die de afschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer deze geen duidelijkheid kan geven wordt schriftelijk contact opgenomen met de ouders van de jongere.

  • 6.

    Via DUO controleert de administratief medewerker maandelijks of alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen overeenkomstig de bepalingen in de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn in- of afgeschreven. Met betrekking tot het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het MBO geldt dat deze controle plaatsvindt bij de start van het schooljaar en daarna maandelijks.

  • 7.

    Wanneer vermoed wordt dat het hoofd niet tijdig of niet op de juiste wijze een leerling in- of afschrijft, handelt de medewerker Leerrecht conform het bepaalde in artikel 24 van deze instructie.

  • 8.

    Bij een vermoeden van absoluut verzuim wordt door de administratief medewerker een brief verstuurd. In de brief is aangegeven dat binnen tien werkdagen gereageerd dient te worden. Als wordt terug gemeld dat er wel sprake is van een schoolinschrijving dan wordt dit door de administratief medewerker gecontroleerd. Wanneer er geen reactie is gekomen en het vermoeden van absoluut verzuim blijft bestaan, dan volgt er een onderzoek door de medewerker Leerrecht conform het bepaalde in artikel 10 van deze instructie.

  • 9.

    De administratief medewerker stuurt de niet leerplichtige voortijdige schoolverlater een brief met het verzoek de vervolgopleiding en/of werk te melden en doet tevens het aanbod om contact op te nemen met een medewerker Leerrecht.

Artikel 4 Leerlingendossier

  • 1.

    De medewerker Leerrecht legt slechts een dossier aan van een jongere indien de hij mondelinge, telefonische, e-mail- of schriftelijke contacten heeft met de jongere of derden over:

    • a.

      vervangende leerplicht;

    • b.

      vrijstelling van inschrijving;

    • c.

      vrijstelling van schoolbezoek;

    • d.

      (vermoeden van) absoluut verzuim;

    • e.

      (vermoeden van) relatief verzuim;

    • f.

      situatie die leidt tot bespreking in een (preventief) georganiseerd overleg, zoals het ondersteuningsteam, overleg met de gezinsspecialis of overleg over thuiszitters;

    • g.

      gedrag dat leidt tot melding van maatregelen zoals een verwijdering;

    • h.

      signalen die uiteindelijk kunnen leiden tot een van bovenstaande situaties;

    • i.

      zaken die aan de orde komen op de spreekuren.

  • 2.

    In het leerlingendossier neemt de medewerker Leerrecht in elk geval de volgende gegevens op:

    • a.

      BSN;

    • b.

      voor- en achternamen;

    • c.

      geslacht;

    • d.

      geboortedatum en -plaats;

    • e.

      nationaliteit;

    • f.

      naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, adres, postcode, woonplaat, telefoonnummer en soortgelijke gegevens van de ouders, voogden of verzorgers;

    • g.

      school (scholen) van inschrijving, met gevolgde klassen en/of onderwijssoort;

    • h.

      kennisgeving(en) van beroep op vrijstelling van inschrijfplicht;

    • i.

      kennisgeving(en) van (vermoedelijk) schoolverzuim;

    • j.

      melding(en) van het verzuim geleverd door DUO in het Register Onderwijsdeelnemers;

    • k.

      verzuimoverzicht en aanvullende informatie van school of onderwijsinstelling;

    • l.

      aanvragen en behandeling van aanvragen voor vrijstelling van schoolbezoek;

    • m.

      afschrift van correspondentie met betrekking tot de jongere indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim;

    • n.

      verslagen van gesprekken met dan wel over de jongere indien er sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim;

    • o.

      aantekeningen en notities met betrekking tot de jongere indien er sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim;

    • p.

      afschrift van de melding aan de Sociale Verzekeringsbank;

    • q.

      afschrift van de Halt-verwijzing;

    • r.

      afschrift van proces-verbaal van de jongere;

    • s.

      eventueel behaalde diploma’s;

    • t.

      persoonlijke omstandigheden die voor het halen van een startkwalificatie meegewogen moeten worden indien er sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim.

  • 3.

    De medewerker Leerrecht verstrekt slechts gegevens uit het leerlingendossier aan derden binnen de grenzen die daaraan wordt gesteld door de AVG en de WPG.

Artikel 5 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor ten hoogste tien dagen

(artikel 14, derde lid, eerste volzin Leerplichtwet)

  • 1.

    De medeweker Leerrecht kan aan het hoofd op diens verzoek advies geven over de behandeling en beoordeling van een aanvraag voor verlof voor ten hoogste tien dagen.

  • 2.

    De medewerker Leerrecht kan aan de hoofden gevraagd of ongevraagd advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot aanvragen voor verlof wegens gewichtige omstandigheden voor ten hoogste tien dagen, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid.

Artikel 6 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor meer dan tien dagen

(artikel 14, derde lid, tweede volzin Leerplichtwet)

  • 1.

    De medewerker Leerrecht bevestigt de ontvangst van een aanvraag voor verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor meer dan tien dagen terstond aan de ouders en vermeldt in de ontvangstbevestiging de termijn waarbinnen de medewerker Leerrecht een besluit zal nemen. Een afschrift van de ontvangstbevestiging aan de ouders wordt aan het hoofd van de betreffende school of instelling gezonden.

  • 2.

    Indien de periode tussen de ontvangst van de aanvraag en de aanvang van de in de aanvraag genoemde verlofperiode korter is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om het besluit op de aanvraag te nemen, deelt de medewerker Leerrecht dit bij de ontvangstbevestiging aan de ouders mee en wijst hen op de mogelijkheid dat de ouders de wet overtreden indien de aanvraag niet of niet geheel wordt gehonoreerd.

  • 3.

    De medewerker Leerrecht geeft de ouders een termijn van ten minste een week en ten hoogste drie weken om een onvolledig ingediende aanvraag aan te vullen. De medewerker Leerrecht gebruikt hiervoor een herstelformulier.

  • 4.

    De medewerker Leerrecht hoort het hoofd over de aanvraag en legt het oordeel van het hoofd over de aanvraag schriftelijk vast.

  • 5.

    De medewerker Leerrecht stelt de ouders in de gelegenheid een zienswijze kenbaar te maken indien de voorgenomen beslissing geheel of gedeeltelijk afwijkt van de aanvraag.

  • 6.

    De medewerker Leerrecht zorgt er voor dat de zienswijze schriftelijk wordt vastgelegd.

  • 7.

    De medewerker Leerrecht betrekt het oordeel van het hoofd en de zienswijze van de ouders bij de beslissing op de aanvraag.

  • 8.

    Bij de beoordeling van een aanvraag controleert de medewerker Leerrecht of er sprake is van omstandigheden die buiten de wil of invloedsfeer van de ouder(s) of de leerling zijn gelegen, zoals familieomstandigheden, medische- of sociale redenen.

  • 9.

    De medewerker Leerrecht overlegt met minimaal één andere medewerker uit het team Leerrecht over te nemen beslissing.

  • 10.

    De medewerker Leerrecht neemt een beslissing en deelt deze schriftelijk mee aan de ouders. Een afschrift van de beslissing wordt aan het hoofd van de betreffende school verzonden.

Artikel 7 Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren

(artikelen 2, lid 1, 4a, 21, 21a en 22 Leerplichtwet)

  • 1.

    De medewerker Leerrecht handelt conform de Methodische Aanpak Schoolverzuim. Indien dit niet mogelijk is, legt de medewerker Leerrecht uit waarom hij een andere aanpak hanteert volgens het “pas toe of leg uit-principe”.

  • 2.

    De meldingen van schoolverzuim worden ontvangen door de administratief medewerker of medewerker Leerrecht. Alle scholen melden het verzuim via DUO, waarna automatisch een dossier wordt aangemaakt.

  • 3.

    De administratief medewerker of medewerker Leerrecht stelt de ouders schriftelijk op de hoogte van de melding en de consequenties daarvan.

  • 4.

    Binnen een week start de medewerker Leerrecht een onderzoek naar de verzuimmelding en neemt daarvoor contact op met de school, en indien nodig met alle betrokken ketenpartners, voor meer achtergrondinformatie en het bepalen van de vervolgacties.

  • 5.

    Indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim heeft de medewerker Leerrecht een gesprek met de ouders en met de leerling vanaf 12 jaar. Van dit gesprek maakt de medewerker Leerrecht een verslag. Het verslag wordt vastgelegd in het leerlingendossier. De medewerker Leerrecht verstrekt aan de ouders en/of de jongere op hun verzoek een afschrift van het gespreksverslag.

  • 6.

    De medewerker Leerrecht onderhoudt zo vaak als nodig contact met de ouders, de jongere en de betrokken school en andere ketenpartners om de verzuimsituatie zo spoedig mogelijk te beëindigen.

  • 7.

    De medewerker Leerrecht neemt indien van toepassing deel aan een multidisciplinair overleg waarbij met de ouders en de jonger vanaf 12 jaar, school en ketenpartners wordt overlegd over mogelijke oplossingsrichtingen.

  • 8.

    De medewerker Leerrecht legt, wanneer hij dat nodig acht, een huisbezoek af.

  • 9.

    De medewerker Leerrecht kan een bemiddelende rol vervullen ten behoeve van de jongere en de ouders bij het zoeken naar een andere school of een zo goed mogelijk passende leerroute.

  • 10.

    De medewerker Leerrecht draagt er zorg voor dat een kennisgeving van verzuim binnen een zo kort mogelijke periode wordt afgehandeld. De hoogste prioriteit ligt bij het beëindigen van de verzuimsituatie.

  • 11.

    De medewerker Leerrecht koppelt de afronding van de kennisgeving schriftelijk of mondeling terug aan degene die de kennisgeving heeft gedaan en de ouders. De medewerker Leerrecht doet, indien nodig, mededeling van de afhandeling aan derden die bij de verzuimsituatie zijn betrokken met inachtneming van bepalingen in de AVG.

  • 12.

    De medewerker Leerrecht sluit de melding af in het verzuimloket van DUO.

  • 13.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het vierde lid dat er geen sprake is van een vrijstelling, en blijkt dat er sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, dan kan de medewerker Leerrecht een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank zoals omschreven in artikel 20 van deze instructie. Indien de medewerker Leerrecht voornemens is om een melding bij de Sociale Verzekeringsbank te doen, dan roept hij de ouders en de jongere vanaf 16 jaar op voor een gesprek, waarbij hij hen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank.

  • 14.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het vierde lid dat de leerling niet in Nederland verblijft, dan meldt de medewerker Leerrecht dit aan de Sociale Verzekeringsbank en bevolkingszaken van de gemeente waar de jongere in het BRP staat ingeschreven.

  • 15.

    De medewerker Leerrecht kan, indien sprake is van een situatie als beschreven in het vorige lid zich voordoet, het hoofd toestemming verlenen om de leerling af te schrijven.

  • 16.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het vierde lid dat er geen sprake is van een vrijstelling en blijkt dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de jongere die tevens voldoet aan de criteria voor verwijzing naar Bureau Halt, dan kan de medewerker Leerrecht, zelfstandig of na tussenkomst van het Openbaar Ministerie (voor een check of de jongere nog naar Bureau Halt kan), besluiten tot een verwijzing naar Bureau Halt.

  • 17.

    Indien de medeweker Leerrecht, die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar, besloten heeft over te gaan tot een verwijzing naar Bureau Halt, dan roept hij de ouders en de jongere vanaf 12 jaar op voor een gesprek, waarin hij toestemming vraagt aan de ouders of jongere vanaf 16 jaar om door te verwijzen naar Bureau Halt. De medewerker Leerrecht stelt middels een verkort proces-verbaal een Haltverwijzing op. De medewerker Leerrecht licht het hoofd van de betreffende school in over de verwijzing en over de afloop van de Haltstraf.

  • 18.

    Bij een negatieve afdoening van de Haltstraf kan de medewerker Leerrecht, na overleg met de officier van justitie, een proces-verbaal opmaken.

  • 19.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het vierde lid dat er geen sprake is van een vrijstelling en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt en komt deze jongere niet meer in aanmerking voor een verwijzing naar Bureau Halt, dan maakt de medewerker Leerrecht, die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar, proces-verbaal op van zijn bevindingen en zendt dit naar de officier van justitie.

  • 20.

    Indien de medewerker Leerrecht, die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar, voornemens is proces-verbaal op te maken, roept hij de ouders en de jongere vanaf 12 jaar op voor een gesprek, waarbij hij hen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een proces-verbaal op te maken. Tevens wijst de medewerker Leerrecht de ouders en de jongere op het recht zich bij te laten staan door een raadsman/-vrouw. Het opmaken van een proces-verbaal en het doen van een melding bij de Sociale Verzekeringsbank kan gelijktijdig, maar ook volgende op elkaar plaatsvinden.

  • 21.

    De medewerker Leerrecht kan het opmaken van een proces-verbaal achterwege laten en de ouders en de jongere vanaf 12 jaar een schriftelijke waarschuwing geven indien sprake is van:

    • -

      verwijtbaar handelen of nalaten, doch geen kennelijke opzet tot het plegen van een overtreding;

    • -

      een eerste overtreding waarbij sprake is van zorg; of

    • -

      verzuim van lichte aard (overig verzuim volgens DUO), namelijk korter dan 16 uur binnen 4 aaneengesloten weken.

  • 22.

    De medewerker Leerrecht kan, indien nodig, de ouders en/of de jongere doorverwijzen naar het wijkteam of een zorgmelding doen bij het Jeugdbeschermingsplein of Veilig Thuis. Alvorens de zorgmelding te doen, kan de medewerker Leerrecht advies vragen aan het Jeugdbeschermingsplein of Veilig Thuis. Indien de medewerker Leerrecht een zorgmelding doet, worden de ouders hierover geïnformeerd.

  • 23.

    Zodra de medewerker Leerrecht kennis neemt van schoolverzuim waarvan niet door het hoofd is kennisgegeven, kan de medewerker Leerrecht een signaal afgeven bij de Inspectie van het Onderwijs conform het bepaalde in artikel 24 van deze instructie.

  • 24.

    De medewerker Leerrecht kan aan het hoofd gevraagd of ongevraagd advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingsbeleid en de rechtsgelijkheid. De medewerker Leerrecht kan het hoofd verzoeken om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op verzuimbestrijding.

  • 25.

    De medewerker Leerrecht neemt deel aan overleggen over leerlingen waarbij sprake is van langdurig schoolverzuim.

  • 26.

    De medewerker Leerrecht kan met het hoofd afspraken maken over de controle van verzuim van leerlingen vlak voor of na een schoolvakantie, het zogenoemde luxe verzuim.

  • 27.

    De medewerker Leerrecht neemt deel aan het driehoeksoverleg en de zitting bij de rechtbank of levert de daarvoor benodigde informatie aan bij de officier van justitie, indien een opgemaakt proces-verbaal wordt besproken dan wel behandeld.

Artikel 8 Verzuim 18 plus jongeren

(artikelen 28a Wvo, 47b Wec en 8.1.8a Web)

  • 1.

    Meldingen van schoolverzuim worden gemeld door scholen via DUO en ontvangen door de administratief medewerker. Er wordt een leerlingendossier aangemaakt of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerlingendossier.

  • 2.

    Binnen een week meldt de administratief medewerker via DUO welke acties er naar aanleiding van de kennisgeving worden ondernomen.

  • 3.

    De medewerker Leerrecht nodigt de jongere uit voor een gesprek. In het gesprek onderzoekt hij wat de reden van het verzuim is en wat de jongere nodig heeft om het verzuim te doen eindigen. De medewerker Leerrecht stelt samen met de jongere een plan van aanpak op.

Artikel 9 4-8-12-16-regeling

De medewerker Leerrecht maakt met de hoofden van scholen voor voortgezet onderwijs de volgende afspraken over te laat komen:

  • -

    4: bij vier keer te laat of vier uur verzuim: waarschuwing door school aan ouders en leerling;

  • -

    8: het verzuim stopt niet en er is sprake van acht keer te laat of acht uur verzuim: gesprek met de medewerker Leerrecht tijdens het verzuimspreekuur / aanspraken van meerdere leerlingen tegelijk in groepjes;

  • -

    12: verzuim stopt niet en er is sprake van twaalf keer te laat of twaalf uur verzuim: officieel gesprek met ouders en jongere met de medewerker Leerrecht waar een officiële waarschuwing wordt gegeven;

  • -

    16: verzuim van zestien keer te laat of zestien uur verzuim: oproepen leerling en ouders (leerling jonger dan zestien jaar) om de jongere te verwijzen naar Halt.

Artikel 10 Absoluut verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren

(artikelen 2, lid 1, 3, 4a en 4b Leerplichtwet)

  • 1.

    Indien blijkt dat een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling is ingeschreven zonder dat daarvoor een grond van vrijstelling aanwezig is, dan onderzoekt de medewerker Leerrecht onverwijld of door een administratieve onvolkomenheid een bericht van inschrijving ontbreekt (zie ook artikel 3 lid 8 van deze instructie).

  • 2.

    Indien niet is gebleken dat sprake is van een administratieve onvolkomenheid, zoekt de medewerker Leerrecht onverwijld contact met de ouders, eventueel door middel van een huisbezoek, en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het achterwege blijven van een inschrijving te geven. Indien het een jongere betreft die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, dan zoekt de medewerkers Leerrecht tevens contact met de jongere.

  • 3.

    Indien de jongere vóór het intreden van de situatie van absoluut verzuim wel op en school of instelling ingeschreven is geweest, neemt de medewerker Leerrecht contact op met het hoofd van de school waar de jongere voor het absoluut verzuim stond ingeschreven en vraagt diens zienswijze over het opgetreden absolute verzuim.

  • 4.

    Indien de ouders is aangeraden in het gesprek om de jongere in te schrijven dan wel een andere actie op te volgen, dan wordt binnen vijf werkdagen gecontroleerd of hier inderdaad gehoor aan is gegeven. Als het advies is opgevolgd wordt dit verwerkt in het dossier. Is het advies niet opgevolgd dan kan de medewerker Leerrecht, die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar, een proces-verbaal opmaken en bij 16 en 17-jarigen kan daarnaast een melding worden gedaan aan de Sociale Verzekeringsbank.

  • 5.

    De medewerker Leerrecht kan, indien nodig, de ouders en/of de leerling doorverwijzen naar het wijkteam of een zorgmelding bij het Jeugdbeschermingsplein of Veilig Thuis doen. Alvorens de zorgmelding te doen, kan de medewerker Leerrecht advies vragen aan het Jeugdbeschermingsplein of Veilig Thuis. Indien de medewerker Leerrecht een zorgmelding doet worden ouders hierover geïnformeerd.

  • 6.

    De medewerker Leerrecht neemt deel aan de overleggen over jongeren die leerplichtig of kwalificatieplichtig zijn maar niet staan ingeschreven op een school of onderwijsinstelling.

Artikel 11 Kennisgeving in- en afschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van verwijdering)

(artikel 18, eerste lid, Leerplichtwet, artikelen 28 en 118h WVO, artikel 47a, 162 WEC of artikel 8.1.8 en 8.3.2. WEB)

  • 1.

    De kennisgevingen van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een leerling, de kennisgeving van afschrijving en de melding van voortijdig schoolverlaten worden door de administratief medewerker of medewerker Leerrecht ontvangen. Er wordt een leerlingendossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerlingendossier.

  • 2.

    Zodra de medewerker Leerrecht kennisneemt van een verwijdering of van voortijdig schoolverlaten van een jongere die niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is gemeld, kan de medewerker Leerrecht een signaal afgeven bij de Onderwijsinspectie conform het bepaalde in artikel 24 van deze instructie.

  • 3.

    De medewerker Leerrecht volgt het proces van de verwijdering en kan op verzoek bemiddelen tussen de ouders, leerling en school om verdere escalatie en voortijdig schoolverlaten te voorkomen.

  • 4.

    De medewerker Leerrecht kan aan het hoofd op diens verzoek of ongevraagd advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering of voortijdig schoolverlaten van een bij de school ingeschreven jongere.

  • 5.

    Indien de medewerker Leerrecht vindt dat de jongere ten onrechte is verwijderd, kan hij de Onderwijsinspectie hierover informeren.

  • 6.

    De medewerker Leerrecht geeft aan het hoofd gevraagd of ongevraagd advies over het te voeren beleid met betrekking tot het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, met het oog op het bevorderen van een effectief startkwalificatiebeleid en de rechtsgelijkheid.

  • 7.

    De medewerker Leerrecht kan met het hoofd afspreken dat eerder een melding van voortijdig schoolverlaten wordt gedaan dan de wet voorschrijft, indien dat doelmatig is met het oog op de belangen van de schoolloopbaan van de jongere.

Artikel 12 Vervangende leerplicht

(artikelen 3a en 3b Leerplichtwet en artikel 12, tweede lid Wet register onderwijsdeelnemers)

  • 1.

    Blijkt aan de medewerker Leerrecht dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan zorgt de medewerker Leerrecht er voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b) binnen 10 werkdagen worden gevoerd.

  • 2.

    De medewerker Leerrecht zorgt er voor dat de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd. Hij zorgt ervoor dat de vastgelegde afspraken in het leerlingendossier worden opgenomen en dat degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard binnen vijf werkdagen over de afspraken worden geïnformeerd.

  • 3.

    De medewerker Leerrecht zorgt er voor dat het programma op voor hen begrijpelijke wijze aan de ouders en de jongere wordt uitgelegd en dat de ouders het verzoek tot het toestaan van vervangende leerplicht ondertekenen en indienen.

  • 4.

    De medewerker Leerrecht besluit, namens het college, binnen vier weken op een verzoek als bedoeld in artikel 3a, eerste lid en artikel 3b, eerste lid van de wet. Binnen twee weken na het nemen van het besluit zendt hij een afschrift aan betrokkenen.

Artikel 13 Vrijstelling van leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs

(artikelen 4a en 15 Leerplichtwet)

  • 1.

    De medewerker Leerrecht besluit namens het college op een aanvraag tot toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de wet.

  • 2.

    Bij de beoordeling of de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet, betrekt de medewerker Leerrecht de antwoorden op:

    • -

      de vraag of het onderwijs bijdraagt aan het behalen van een startkwalificatie; en

    • -

      de vraag of de hoeveelheid tijd die met het onderwijs is gemoeid in redelijke verhouding staat tot de omvang van het onderwijs.

  • 3.

    Indien een 17-jarige in dienst wil treden bij defensie, levert hij aan de medewerker Leerrecht een kopie van de aanstellingsbrief bij Defensie, waarin Defensie verklaart dat de 17-jarige bij Defensie in dienst is en voor welke functie hij is bestemd.

Artikel 14 Vrijstelling van de inschrijvingsplicht

(artikel 5 aanhef en onder a, b en c, alsmede de artikelen 6, 7, 8 en 9 Leerplichtwet)

  • 1.

    De medewerker Leerrecht neemt de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst. Hij zendt de ouders een ontvangstbevestiging waarin hij meedeelt op welke termijn de ouders een bericht zullen ontvangen over de ontvankelijkheid van het beroep op vrijstelling.

  • 2.

    Indien ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van de wet, overleggen ouders een verklaring van een (behandelend) arts, pedagoog of psycholoog over de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling. Deze verklaring wordt getoetst door een door de gemeente aangewezen onafhankelijke deskundige. In overleg wordt door de onafhankelijke deskundige, zo spoedig mogelijk een definitieve schriftelijke verklaring over de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling van de jongere gegeven.

  • 3.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders binnen tien werkdagen na ontvangst van de verklaring van de door de gemeente aangewezen deskundige.

  • 4.

    Indien de ouders een beroep willen doen op grond van artikel 5 onder b van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste twintig werkdagen. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt de medewerker Leerrecht deze termijn binnen twintig werkdagen aan de ouders mee.

  • 5.

    Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van het wet, dan onderzoekt de medewerker Leerrecht de bij de kennisgeving overgelegde bescheiden. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. Hij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is geweest.

  • 6.

    In het bericht aan de ouders, bedoeld in het eerste lid, deelt de medewerker Leerrecht aan de ouders mee of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de wet. Hij deelt tevens de gevolgen mee die verbonden zijn aan het al dan niet voldoen aan de eisen van de wet.

  • 7.

    Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de medewerker Leerrecht een redelijke termijn, die doorgaans niet langer is dan 20 werkdagen om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling.

  • 8.

    Indien de kennisgeving wel aan de eisen van de wet voldoet, deelt de medewerker Leerrecht aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen indien zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen.

  • 9.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c van de wet, en de omstandigheden zijn van dien aard dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overgelegd, dan deelt de medewerker Leerrecht aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere in het buitenland onderwijs geniet.

Artikel 15 Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet

(artikel 1a1, lid 2, 1A1 en 22, lid 4 Leerplichtwet)

  • 1.

    Indien ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de Leerplichtwet doordat hun kind gebruik maakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de medewerker Leerrecht contact op met de Onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de Leerplichtwet. De medewerker Leerrecht volgt het advies van de Onderwijsinspectie.

  • 2.

    Indien een school niet voldoet aan de criteria van de wet en niet langer een school in de zin van de wet is, stelt de medewerker Leerrecht de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in de wet, of verzekert hij er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.

Artikel 16 Versturen afschrift proces-verbaal aan de Raad voor de Kinderbescherming

  • 1.

    Indien de medewerker Leerrecht een tegen de ouders en/of jongere opgemaakt proces-verbaal in verband met relatief verzuim zendt naar de officier van justitie, zendt hij tevens een afschrift van het proces-verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming. Dit geldt ook voor een recidive proces-verbaal, waar ouders en/of de jongere als verdachte zijn opgenomen.

  • 2.

    Voordat een proces-verbaal wordt opgemaakt, kan de medewerker van het Adviesteam van de Raad voor de Kinderbescherming door de medewerker Leerrecht worden geconsulteerd over de voor deze jongere en zijn gezin gewenste route: vrijwillige hulp, een civiel en/of strafrechtelijke route.

Artikel 17 Melding aan Veilig Thuis

Indien de medewerker Leerrecht bij een onderzoek komt tot het vermoeden van verwaarlozing van de belangen van een jongere, kan hij een rapport van zijn bevindingen naar Veilig Thuis sturen met het verzoek om een onderzoek te doen. Hij deelt zijn beslissing om een rapport aan Veilig Thuis te zenden schriftelijk mee aan de betrokken ouders. Hij neemt het rapport op in het leerlingendossier.

Artikel 18 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

(artikel 16 lid 4 onder e Leerplichtwet)

De meldcode bestaat uit 5 stappen. De medewerker Leerrecht volgt deze stappen.

Stap 1: In kaart brengen van signalen.

De medewerker Leerrecht brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en legt deze vast in het leerlingendossier. Tevens legt de medewerker Leerrecht de contacten over deze signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. De medewerker Leerrecht beschrijft de signalen zo feitelijke mogelijk. Hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, waarbij uitdrukkelijk wordt opgenomen dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. De medewerker Leerrecht maakt een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. De medewerker Leerrecht vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd. Diagnoses worden alleen vastgelegd als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht.

 

De medewerker Leerrecht doet een kindcheck. De kindcheck valt onder stap 1 van de meldcode en is aan de orde wanneer een volwassene of adolescent in een situatie verkeren die minderjarige kinderen (ernstige) schade kan berokkenen. Er moet onderzocht worden in dat geval in een gesprek met ouders of er (nog meer) kinderen bij ouders wonen en wie er voor hen zorgen. Op basis van deze informatie wordt besloten of er verdere actie ondernomen moet worden door de verdere stappen van de meldcode te zetten.

 

Indien uit een vertrouwelijk gesprek met een leerling blijkt dat er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling, dan meldt de medewerker Leerrecht dat hij conform de meldcode zal handelen, tenzij er zwaarwegende belangen van de leerling zijn om dit na te laten. Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, dan meldt de medewerker Leerrecht de signalen bij de leidinggevende of de directie. In dat geval zijn de verdere stappen niet van toepassing.

 

Stap 2:Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis.

De medewerker Leerrecht bespreekt de signalen met een collega. Hij vraagt zo nodig ook advies aan Veilig Thuis. De medewerker Leerrecht legt de uitkomst van de bespreking vast in het leerlingendossier.

 

Stap 3:Gesprek met de leerling vanaf 12 jaar en de ouders.

De medewerker Leerrecht nodigt de leerling van 12 jaar of ouder en de ouders uit om de signalen te bespreken. Dit gesprek wordt bij voorkeur door twee medewerkers gevoerd. In het gesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde: het doel van het gesprek, de feiten die de medewerker Leerrecht heeft vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan. Aan de leerling en de ouders wordt gevraagd hierop te reageren.

 

De medewerker Leerrecht komt pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen de hij heeft gezien, gehoord en waargenomen. De medewerker Leerrecht vertelt de ouders en leerling vanaf 12 jaar wat de vervolgacties (kunnen) zijn. De medewerker Leerrecht legt op zorgvuldige wijze de bevindingen van het gesprek vast in het leerlingendossier. Het doen van een melding zonder dat de signalen zijn besproken met de leerling vanaf 12 jaar en de ouders, is alleen mogelijk als de veiligheid van de leerling, de ouders, de medewerker Leerrecht of die van een ander in het geding is, of als er goede redenen zijn om te veronderstellen dat de leerling of ouders door dit gesprek het contact zullen verbreken.

 

Stap 4:Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling.

De medewerker Leerrecht weegt op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de leerling en ouders, en na consultatie van een collega het risico op huiselijke geweld of kindermishandeling. De medewerker Leerrecht weegt eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. Hij legt zijn afwegingen vast in het leerlingendossier.

 

Stap 5:Beslissen: zelf hulp organiseren en/of melden.

In deze stap worden twee beslissingen genomen:

  • 1.

    het beslissen of een melding bij Veilig Thuis noodzakelijk is en, vervolgens

  • 2.

    het beslissen of het zelf bieden of organiseren van hulp mogelijk is.

De beslissingen dienen in deze volgorde genomen te worden. De medewerker Leerrecht registreert de leerling in de verwijsindex risicojongeren.

 

Ad 1

Bij een vermoeden van acute of structurele onveiligheid wordt altijd een melding bij Veilig Thuis gedaan. Indien er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint doet de medeweker Leerrecht alsnog een melding bij Veilig Thuis.

 

Alvorens dat de medewerker Leerrecht een melding doet, bespreekt hij deze melding met de leerling van 12 jaar of ouder en ouders. In dit gesprek geeft de hij aan waarom hij van plan is de melding te doen, vraagt de leerling en ouders om een reactie, hoort de eventuele bezwaren op de melding en probeert hieraan tegemoet te komen en maakt vervolgens de afweging over de noodzaak en de aard en ernst van het geweld en de noodzaak om de leerling of ouder(s) te beschermen. De medewerker Leerrecht legt het gesprek vast in het leerlingendossier.

De medewerker Leerrecht geeft bij de melding aan op grond van welke feiten en gebeurtenissen hij hiertoe besloten heeft. Tevens meldt hij of er informatie van anderen afkomstig is. De melding wordt vastgelegd in het leerlingendossier.

 

Ad 2

De medewerker Leerrecht maakt de afweging op basis van het gesprek met de leerling vanaf 12 jaar en de ouders of het bieden of organiseren van hulp tot de mogelijkheden behoort. Als melden volgens het afwegingskader noodzakelijk is, moet de vraag over eventuele hulp in overleg met betrokkenen en Veilig Thuis beantwoord worden.

Artikel 19 Melding aan de Inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

(artikel 23 Leerplichtwet, artikel 5 Leerplichtregeling 1995)

  • 1.

    De medewerker Leerrecht draagt zorg voor een goede informatieverstrekking aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot:

    • a.

      jongeren voor wie vervangende leerplicht is goedgekeurd op grond van artikel 3b van de wet;

    • b.

      jongeren voor wie vrijstelling van de inschrijfplicht bestaat op grond van artikel 5, onder a of b van de wet, en die 16 jaar of ouder zijn;

    • c.

      jongeren ten aanzien van wie hij bemerkt dat deze in strijd met de voorschriften arbeid verrichten.

  • 2.

    De medewerker Leerrecht kan afzien van de melding als bedoeld in het vorige lid indien het districtshoofd aangeeft dat melding niet nodig is.

Artikel 20 Melding aan de Sociale Verzekeringsbank

(artikel 7 Algemene Kinderbijslagwet)

  • 1.

    De medewerker Leerrecht kan een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim bij een jongere van 16 of 17 jaar zonder startkwalificatie. Onder ongeoorloofd verzuim wordt verstaan: verzuim van 16 uur of meer in een periode van 4 weken, of niet ingeschreven staan op een school, tenzij er sprake is van een vrijstelling.

  • 2.

    De medewerker Leerrecht kan besluiten om over te gaan tot een melding indien er sprake is van verwijtbaarheid van de ouders en/of jongere, ouders en/of jongere niet willen meewerken aan afspraken om het verzuim te stoppen en/of er sprake is van recidive.

  • 3.

    Alvorens de medewerker Leerrecht een melding doet bij de Sociale Verzekeringsbank, brengt hij de ouders en jongere op de hoogte van de voorgenomen melding. Tevens worden er afspraken gemaakt binnen welke termijn onder welke voorwaarden de ouders en jongere de melding kunnen voorkomen.

  • 4.

    De medewerker Leerrecht zet de volgende afspraken op papier, welke naar ouders en jongere verstuurd worden:

    • -

      het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur in vier weken);

    • -

      de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, welke niet hebben geleid tot het resultaat;

    • -

      datum waarop de melding naar de Sociale Verzekeringsbank is verstuurd;

    • -

      datum waarop de kinderbijslag stopgezet zal worden;

    • -

      voorwaarden waar ouders en/of jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan te maken;

    • -

      evaluatiedatum (als de melding aan de Sociale Verzekeringsbank is gedaan, kunnen ouders en/of jongere alsnog voldoen aan de voorwaarden de melding aan de Sociale Verzekeringsbank ongedaan te maken. Hiervoor wordt een uiterste datum genoemd. Op deze wijze hebben ouders en jongere alsnog de kans de melding ongedaan te maken).

Artikel 21 Jaarverslag leerplicht en effectrapportage RMC

(artikel 25 Leerplichtwet,; artikel 118h, zevende lid, WVO, artikel 162b, zevende lid, WEC, artikel 8.3.2, zevende lid, WEB)

  • 1.

    De teammanager van Leerrecht verantwoordt het in het schooljaar gevoerde leerplichtbeleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan, aan het college door middel van een jaarverslag.

  • 2.

    De teammanager van Leerrecht zorgt er voor dat de gegevens voor het jaarlijks aan de minister uit te brengen verslag inzake de omvang en de behandeling van het schoolverzuim voor 1 oktober, volgende op het schooljaar, zijn aangeleverd.

  • 3.

    De RMC-coördinator zorg er voor dat de effectrapportage van de bestrijding voortijdig schoolverlaten voor 1 december, volgend op het schooljaar, zijn aangeleverd.

Artikel 22 Samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC

(artikel 16, lid 4 onder c, Leerplichtwet)

  • 1.

    De medewerkers Leerrecht hebben periodiek overleg met leerplicht- en kwalificatiemedewerkers van andere (samenwerkende) gemeenten in de regio over de uitvoering van de taken krachtens de wet. In dit overleg worden ervaring en kennis met elkaar gedeeld.

  • 2.

    De medewerker Leerrecht neemt op uitnodiging deel aan het overleg met de beleidsadviseurs van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam en de Samenwerkingsverbanden PO en VO. In dit zogenoemde beleidsoverleg worden beleidsrelevante ontwikkelingen besproken die betrekking hebben op de leerplicht, kwalificatieplicht en RMC.

Artikel 23 Samenwerking met diensten en instellingen

(artikel 16, lid 4 onder d Leerplichtwet, artikel 118h, derde lid WVO, artikel 162b, derde lid, WEC, artikel 8.3.2, derde lid, WEB)

De medewerker Leerrecht werkt samen met een of meer van de instellingen, opgenomen in bijlage 1, zo vaak hij dat nuttig en wenselijk acht bij het voorkomen en bestrijden van schoolverzuim. Om inzichtelijk te krijgen of jongeren daadwerkelijk aankomen bij een organisatie en verder worden bemiddeld, vervult hij een regierol. De medewerker Leerrecht controleert of doorverwezen jongeren daadwerkelijk in bemiddeling zijn genomen. Hij legt in het leerlingendossier vast waarheen de jongere is doorverwezen. Hierbij worden geen bijzondere persoonsgegevens vastgelegd.

Artikel 24 Melding aan de Inspectie van het Onderwijs

(artikel 16a Leerplichtwet)

  • 1.

    Wanneer de medewerker Leerrecht, bij de uitoefening van zijn toezichthoudende rol op de leerlingen en de ouders, tekortkomingen waarneemt bij een school of onderwijsinstelling in de naleving van de Leerplichtwet, informeert en adviseert hij het hoofd, zodat deze zich bewust is van de geldende wettelijke bepalingen.

  • 2.

    Wanneer de medewerker Leerrecht bij een volgend bezoek in het kader van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders signaleert dat de school of onderwijsinstelling nog steeds niet voldoet aan de wettelijke bepalingen, dan zal hij het hoofd van de school verzoeken om alsnog te voldoen en zal hij een schriftelijk signaal afgeven aan de Inspectie van het Onderwijs.

  • 3.

    Het schriftelijke signaal wordt afgegeven via het contactformulier van de Inspectie van het Onderwijs. De medewerker Leerrecht stelt hiervan het hoofd van de school of onderwijsinstelling op de hoogte.

  • 4.

    Het schriftelijke signaal omvat een duidelijke omschrijving van de waargenomen feiten door de medewerker Leerrecht. Tevens omschrijft de medewerker Leerrecht op welke wijze hij heeft gehandeld in relatie tot de signalering.

  • 5.

    Als de medewerker Leerrecht in het kader van toezicht op leerlingen en ouders, nadat hij de Inspectie van het Onderwijs al een signaal heeft gegeven, opnieuw waarneemt dat een school of onderwijsinstelling in strijd met de Leerplichtwet handelt, doet hij een melding aan de Onderwijsinspectie conform de wijze waarop een schriftelijk signaal wordt gegeven zoals omschreven in lid 3 en 4 van dit artikel.

Artikel 25 Beleidsontwikkeling

  • 1.

    De medewerker Leerrecht draagt er zorg voor dat de ervaringen met de uitvoering van de leerplichttaken binnen de regio kwantitatief en kwalitatief, op systematische wijze worden verzameld en zorgt voor de verwerking hiervan in voorstellen voor aanpassingen van het lokale dan wel regionale gemeentelijk beleid.

  • 2.

    De medewerker Leerrecht draagt er zorg voor dat hij goed op de hoogte is van de lokale, regionale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de leerplichttaken van belang zijn en zorgt voor de verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het lokale dan wel regionale beleid.

Artikel 26 Afhandeling bezwaarschriften

(afdeling 6.2 van de Algemene wet bestuursrecht)

  • 1.

    Bezwaarschriften tegen besluiten die de medewerker Leerrecht namens het college heeft genomen inzake vervangende leerplicht (artikelen 3a en 3 Leerplichtwet) en vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs (artikel 15 Leerplichtwet) worden voor advies voorgelegd aan de Algemene Kamer van de bezwaarschriftencommissie. Het college neemt een besluit op bezwaar binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn en zendt dit besluit met het advies van de Algemene Kamer en het verslag aan de bezwaarde.

  • 2.

    Bezwaarschriften tegen besluiten van de medewerker Leerrecht genomen inzake vrijstelling wegens andere omstandigheden voor meer dan tien dagen (artikel 14, lid 3 Leerplichtwet) worden voor advies voorgelegd aan de Algemene Kamer van de bezwaarschriftencommissie. De medewerker Leerrecht neemt een besluit op bezwaar binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn en zendt dit besluit met het advies van de Algemene Kamer en het verslag aan de bezwaarde.

Artikel 27 Slotbepalingen

  • 1.

    Het vaststellen van deze instructie wordt bekendgemaakt aan de scholen en instellingen waar leerlingen uit Maassluis, Vlaardingen en Schiedam staan ingeschreven en aan de in bijlage 1 genoemde instellingen, door toezending van dit besluit.

  • 2.

    Deze instructie treedt in werking de dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de instructie voor de leerplichtambtenaar van het regionale bureau leerplicht Maassluis Vlaardingen Schiedam 2018.

  • 3.

    Deze instructie wordt aangehaald als: Instructie voor de medewerker Leerrecht 2022.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen d.d. 27 september 2022

de secretaris,

drs. E Stolk

de burgemeester,

drs. B. Wijbenga – van Nieuwenhuizen

BIJLAGE 1 SAMENWERKING MET DIENSTEN EN INSTELLINGEN

De leerplichtambtenaar voert zo vaak als hij dat voor het uitoefenen van zijn taak nodig acht overleg met:

 

  • -

    Arbeidsinspectie

  • -

    Bovenschoolse voorziening InZicht

  • -

    Bureau Halt

  • -

    Centrum voor Jeugd en Gezin

  • -

    Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

  • -

    Ingrado (branchevereniging voor Leerplicht, Kwalificatieplicht en RMC)

  • -

    Inspectie voor het Onderwijs

  • -

    instellingen voor beroepsonderwijs (ROC)

  • -

    Instellingen voor jeugdhulpverlening

  • -

    Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ)

  • -

    Jeugdbeschermingsplein

  • -

    Lokale en regionale zorginstanties

  • -

    Ministerie van Binnenlands Zaken

  • -

    Ministerie van Justitie

  • -

    Ministerie van OC&W

  • -

    Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

  • -

    Openbaar Ministerie Arrondissement Rotterdam

  • -

    Politie

  • -

    Raad voor de Kinderbescherming

  • -

    Reclassering

  • -

    Regiogemeenten Rijnmond

  • -

    Samenwerkingsverbanden Nieuwe Waterweg Noord

  • -

    Scholen voor primair onderwijs

  • -

    Scholen voor speciaal onderwijs

  • -

    Scholen voor voortgezet onderwijs

  • -

    Sociale Verzekeringsbank

  • -

    Steunpunt Jongeren

  • -

    Stichting Onderwijs

  • -

    Stichting Zorg en Onderwijs

  • -

    Stroomopwaarts

  • -

    Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)

  • -

    Veilig Thuis

  • -

    VraagRaak Maassluis

  • -

    Wijk Ondersteuningsteams Schiedam

  • -

    Wijkteam Vlaardingen

ALGEMENE TOELICHTING

Inleiding

Volgens artikel 16, lid 4 van de Leerplichtwet 1969 is aan het college opgedragen om een instructie vast te stellen voor de leerplichtambtenaar. Hierin wordt vermeld hoe de (wettelijke) taken van de gemeente op het gebied van de leerplicht worden uitgevoerd. Ook dient aangegeven te worden hoe overleg wordt gepleegd met de leerplichtambtenaren in de omliggende gemeenten en met welke instanties bij de uitvoering van de taken moet worden samengewerkt. Dit heeft tot doel om ervoor te zorgen dat de leerplicht het karakter heeft van maatschappelijke zorg.

 

De instructie voor de medewerker Leerrecht is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de leerplicht en het beleid op het gebied van voortijdig schoolverlaten zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in de regio, vast te leggen. In deze instructie zijn de relevante wets- en beleidswijzigingen opgenomen.

 

Team Leerrecht

Op 9 april 2019 hebben de colleges van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam de Centrumregeling regionale samenwerking leerplicht, kwalificatieplicht en RMC NWN getroffen. Vlaardingen is aangewezen als centrumgemeente voor de uitvoering van de leerplichtwet 1969 en de Wet van 6 december 2001 betreffende de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie.

 

Tot de taken van de centrumgemeente behoren:

  • a.

    het werkgeverschap voor de aan de centrumgemeente verbonden medewerkers, met alle bevoegdheden en verplichtingen die daaraan verbonden zijn;

  • b.

    het aanwijzen van ambtenaren die regionaal toezien op de naleving van de Wet;

  • c.

    het vaststellen of wijzigen van de instructie voor de leerplichtambtenaar;

  • d.

    het voorbereiden van de jaarlijkse begroting en afrekening;

  • e.

    het opstellen van het jaarverslag;

  • f.

    het uitvoeren van overige werkzaamheden voortvloeiend uit de Leerplichtwet en de Wet betreffende de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie.

Om te benadrukken dat ieder kind recht heeft op onderwijs, zijn de medewerkers van de drie gemeenten ondergebracht in het Team Leerrecht. In deze ambtsinstructie worden de leerplichtambtenaren, kwalificatiemedewerkers en RMC-coördinator aangeduid als ‘medewerker Leerrecht’. In deze ambtsinstructie bestaat onderscheid tussen de medewerker Leerrecht en de administratief medewerker.

 

De medewerker Leerrecht is bevoegd om namens de colleges besluiten te nemen over:

  • -

    artikel 3a Leerplichtwet: vervangende leerplicht;

  • -

    artikel 3b Leerplichtwet: vervangende leerplicht laatste schooljaar; en

  • -

    artikel 15 Leerplichtwet: vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs.

Methodische Aanpak Schoolverzuim

De Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS) is in 2017 ontwikkeld door Ingrado, Halt, het Openbaar Ministerie en de Raad voor de Kinderbescherming. De MAS is een beschrijving van de werkwijze van de leerplichtambtenaar en ketenpartners bij schoolverzuim. Doel van de MAS is om te komen tot een eenduidige aanpak van schoolverzuim. Hierbij is goede samenwerking tussen de ketenpartners van cruciaal belang. De MAS geeft richtlijnen voor deze samenwerking.

 

Bij de aanpak van schoolverzuim is het belangrijk dat snel stappen worden gezet om (langdurige) schoolverzuim te voorkomen. Een methodische aanpak en duidelijkheid over wie wat doet in welke fase helpt daarbij. Er zijn vier routes bij meldingen van ongeoorloofd schoolverzuim: vrijwillige jeugdhulp, HALT-straf, dwang in civielrechtelijk of dwang in strafrechtelijk kader. Bij verzuim met achterliggende problematiek staat de inzet van jeugdhulp voorop.

 

Toezichthouder

Artikel 16, eerste lid Leerplichtwet bepaalt: ‘Het toezicht op de naleving van de wet anders dan door de hoofden is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe een of meerdere ambtenaren aan.’ Het tweede lid van artikel 16 bepaalt dat deze ambtenaren de eed of belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. In de Leerplichtregeling 1995 is daartoe in artikel 9 de tekst van de ambtseed opgenomen.

 

De aanwijzing van ambtenaren betekent dat de medewerker Leerrecht toezichthouder is zoals bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

 

De bepalingen van de Awb met betrekking tot de toezichthouder, en dus ook de medewerker Leerrecht zijn, kort samengevat, de volgende:

  • -

    artikel 5:12: legitimatie tonen;

  • -

    artikel 5:13: redelijk gebruik maken van bevoegdheden;

  • -

    artikel 5:14: mogelijkheid tot beperking van bevoegdheden bij wet of bij besluit van het bestuursorgaan;

  • -

    artikel 5:15: bevoegdheid tot betreden van elke plaats met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner, zo nodig met behulp van de politie, en vergezeld van personen die de toezichthouder aanwijst;

  • -

    artikel 5:16: bevoegdheid tot het vorderen van inlichtingen;

  • -

    artikel 5:17: bevoegdheid tot het inzien van zakelijke gegevens en tot het maken van kopie daarvan (ter plekke of na medeneming voor korte tijd);

  • -

    artikel 5:20: een ieder is verplicht aan een toezichthouder alle medewerking te verlenen die de toezichthouder redelijkerwijs kan vorderen.

Buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA)

Strafrechtelijke handhaving bij een overtreding van de Leerplichtwet komt regelmatig voor. De medewerker Leerrecht heeft een onderzoek verricht en heeft geprobeerd middels hulp het schoolverzuim te stoppen. Werkt dit niet en blijft het schoolverzuim voortduren dan kan de medewerker met BOA-bevoegdheid overgaan tot het opmaken van een proces-verbaal. Het gedrag moet dan wel verwijtbaar zijn. De medewerker Leerrecht kan een BOA-bevoegdheid krijgen indien er wordt voldaan aan de voorwaarden die het Ministerie van Justitie heeft opgesteld in haar circulaire. In deze ambtsinstructie wordt er van uitgegaan dat de medewerker Leerrecht een BOA-bevoegdheid heeft.

 

Wet Politiegegevens

De verwerking van strafrechtelijke gegevens viel tot 25 mei 2018 onder de Wet bescherming persoonsgegevens. Door de komst van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) valt de verwerking van persoonsgegevens rondom strafbare feiten onder een andere Europese wet, namelijk EU-Richtlijn 2016/680. Deze richtlijn is omgezet in de Wet politiegegevens (Wpb, aangevuld met het Besluit politiegegevens BOA (Bpg BOA) en is sinds 1 januari 2019 van kracht.

 

De opsporing van strafbare feiten valt daarmee buiten het bereik van de AVG. Verwerking van persoonsgegevens op strafrechtelijke grond moet voldoen aan de vereisten van de Wpg. Alle andere verwerkingen – waaronder het toezicht – vallen nog wel onder de AVG.

 

Voor de dagelijkse praktijk van de medewerker Leerrecht is de Wpg relevant. Dit is een zogenaamde raamwet, die in hoofdlijnen een aantal onderwerpen regelt, zoals bijvoorbeeld autorisaties en verstrekkingen. Niet alle bepalingen van de wet zijn van toepassing verklaard op BOA’s. In het voor BOA’s belangrijke Besluit politiegegevens (artikel 2) wordt dit nader geregeld. Het besluit geeft nadere regels en uitwerkingen voor bijvoorbeeld autorisaties, audits, verstrekkingen aan derden, documentatieplicht en dergelijke. In het besluit worden normen, specifiek voor de BOA’s gegeven.

 

Wanneer de medewerker Leerrecht strafrechtelijk onderzoek doet naar overtredingen uit de Leerplichtwet, zoals ongeoorloofd schoolverzuim, is sprake van politiegegevens en gelden de bepalingen van de Wpg.

 

De medewerkers Leerrecht gebruiken geen bijzondere opsporingsbevoegdheden en de onderzoeken duren doorgaans maar kort. De grondslag voor het verwerken van de persoonsgegevens (domein onderwijs) vallen daarom onder het verwerkingsdoel van artikel 8 van de Wpg (= dagelijkse politietaak). De bewaartermijnen van artikel 8 van de Wpg zijn dus van toepassing. De startdatum van de verzuimmelding is het moment waarop het onderzoek naar het strafbare feit start en dus ook de verwerkingstermijn.

 

Het behandelen van een beroep op of verzoek tot vrijstelling valt niet onder de Wpg omdat er dan immers geen sprake is van het doen van onderzoek naar een strafbaar feit. De gegevens die je in het kader van een vrijstelling verwerkt vallen onder de AVG.

 

Deze ambtsinstructie is aangepast aan de MAS, de AVG en de Wpg.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begrippen omschreven die niet in de Leerplichtwet zijn opgenomen.

 

Artikel 2 Preventie

‘Voorkomen is beter dan genezen’. In dit artikel zijn een aantal activiteiten genoemd die gericht zijn op het voorkomen van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten. In het zesde lid is opgenomen dat de medewerker Leerrecht spreekuur houdt op scholen voor voortgezet onderwijs. Leerlingen worden in het spreekuur aangesproken over bijvoorbeeld ‘te laat komen’ en de consequenties hiervan. Door de korte lijnen met de school kunnen snel afspraken worden gemaakt en kan snel en effectief worden opgetreden bij (dreigend) schoolverzuim.

 

In het negende lid is opgenomen dat de medewerker klassikaal voorlichting geeft over leerplicht aan eerstejaarsleerlingen van het voortgezet onderwijs en leerlingen van andere leerjaren uit het voortgezet onderwijs in kleine groepjes aanspreek op ‘licht’ verzuim. Met deze voorlichtingen worden leerlingen op de hoogte gebracht van de consequenties van schoolverzuim. Dit heeft een preventieve werking.

 

Artikel 3 Leerplichtadministratie en controle absoluut verzuim

De leerplichtadministratie is aangesloten op de BRP van de drie gemeenten. De persoonsgegevens van alle in de BRP opgenomen personen in de leeftijd van 4 tot en met 22 jaar zijn in de leerplichtadministratie opgenomen. De administratief medewerker verwerkt de mutaties zo mogelijk dagelijks.

 

Scholen en instellingen hebben een wettelijke verplichting om binnen zeven dagen in- en afschrijvingen te melden (artikel 18 Leerplichtwet). Via DUO controleert de administratief medewerker maandelijks alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen op een school of onderwijsinstelling staan ingeschreven. Wanneer dit het geval is, kan sprake zijn van absoluut verzuim. Bij een vermoeden van absoluut verzuim wordt in eerste instantie een brief naar de betrokkenen gestuurd met het verzoek binnen tien dagen aan te geven of sprake is van een schoolinschrijving.

 

Artikel 4 Leerlingendossier

Uitgangspunt is dat van een leerling een apart dossier gemaakt wordt als er sprake is van een vrijstelling of ongeoorloofd schoolverzuim. De in het dossier opgenomen persoonsgegevens worden beschermd door de bepalingen van de AVG en de Wpg. Kern van deze bepalingen wordt gevormd door:

  • -

    het gebruik van de gegevens is beperkt tot de doelstellingen die de wet eraan geeft, namelijk de zorg voor een schoolloopbaan die tot (start)kwalificatie leidt;

  • -

    recht op kennis van de inhoud van het dossier voor de betrokkenen (leerling en ouders);

  • -

    recht op correctie van opgenomen gegevens.

Met ingang van 1 januari 2019 geldt de Wpg ook voor BOA’s. Dit heeft gevolgen voor de verwerking van persoonsgegevens. De Wpg is veel specifieker dan de AVG. Voor gegevens die worden verzameld voor het strafrechtelijk onderzoek naar schoolverzuim gelden andere regels. Zo mag je bijvoorbeeld voor het onderzoek informatie verzamelen zonder dat de betrokkene hiervoor toestemming geeft. Alle strafrechtelijke gegevens moeten gelabeld worden zodat alleen mensen met een opsporingsbevoegdheid erbij kunnen komen.

 

Artikel 5 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor ten hoogste tien dagen

In artikel 14 van de Leerplichtwet is bepaald dat het hoofd van een school of onderwijsinstelling verlof kan verlenen wegens andere omstandigheden voor ten hoogste tien dagen. Het gaat hierbij om situaties waar de bevoegdheid tot het nemen van een besluit bij het hoofd ligt maar waarbij deze behoefte heeft aan advies. De medewerker Leerrecht kan daarbij ook de rechtsgelijkheid (gelijke gevallen van verschillende scholen gelijk behandelen) in het oog houden.

 

Artikel 6 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor meer dan tien dagen

Dit artikel heeft betrekking op de bevoegdheid die de medewerker Leerrecht rechtstreeks heeft op grond van de Leerplichtwet (attributie): het nemen van een besluit op een aanvraag voor verlof wegens ‘andere gewichtige omstandigheden’ voor meer dan tien schooldagen per schooljaar. Dit aantal kan bereikt worden in één aanvraag, maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen.

 

De attributie van deze bevoegdheid brengt met zich mee dat hier geen sprake is van mandaat van een aan burgemeester en wethouders toekomende bevoegdheid. De medewerker Leerrecht is hier zelf ‘bestuursorgaan’ in de zin van de Awb. Bij bezwaar tegen het besluit zal de medewerker Leerrecht dan ook zelf een besluit op bezwaar moeten nemen.

 

Het gaat in dit artikel om de beoordeling van de aanvraag voor meer dan tien dagen wegens andere gewichtige omstandigheden (artikel 11 onder g van de Leerplichtwet). De hier bedoelde ‘andere omstandigheden’ verwijzen naar uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden waarvoor de leerling extra verlof nodig heeft, zodat hiermee een kennelijk onredelijke situatie voorkomen kan worden. Onder ‘andere gewichtige omstandigheden’ vallen situaties die buiten de wil van de ouders en/of de leerling liggen.

 

Het eerste lid regelt de ontvangst van de aanvraag en de termijn voor de beslissing. Een vaste termijn kan niet worden genoemd, omdat dit afhangt van de omstandigheden waarvoor het verlof wordt gevraagd. Er kunnen zich namelijk situaties voordoen waarbij een zeer snel besluit genomen moet worden. Als die tijd er niet zou zijn, en de betrokkenen zouden vertrekken voordat het besluit is genomen, dan moet de aanvraag wel verder behandeld worden, maar dient aan de ouders duidelijk gemaakt te worden dat de consequenties voor hun rekening zijn (lid 2).

 

Lid 3: Op grond van artikel 4:5 Awb kan het bestuursorgaan, indien niet tijdig (na een hersteltermijn) een volledige aanvraag voorligt, besluiten om de aanvraag buiten behandeling te laten. De termijn is ‘tenminste een week, ten hoogste drie weken’, als invulling van de algemene bepaling in artikel 4:5 Awb.

 

Artikel 7 Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige leerlingen

Bij relatief verzuim geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt. De Leerplichtwet bepaalt in artikel 21 dat de school een kennisgeving van verzuim moet doen aan burgemeester en wethouders. Voor het Voortgezet Onderwijs en het Middelbaar Beroepsonderwijs geldt dat deze kennisgeving aan de DUO wordt gedaan (artikel 21a Leerplichtwet). In artikel 22 van de wet staat dat de leerplichtambtenaar ‘vanwege burgemeester en wethouders’ een onderzoek instelt. In de instructie is de werkwijze van de medewerker Leerrecht bij dit onderzoek beschreven.

 

In het eerste lid is opgenomen dat de medewerker Leerrecht zoveel mogelijk handelt conform de Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS). Indien dit niet mogelijk is, legt de medewerker uit waarom hij een andere aanpak hanteert volgens het “pas toe en leg uit-principe”. De MAS kent vier

routes bij meldingen van ongeoorloofd schoolverzuim: vrijwillige jeugdhulp, HALT-straf, dwang in civielrechtelijk of dwang in strafrechtelijk kader. Bij verzuim met achterliggende problematiek staat de inzet van jeugdhulp voorop.

 

In het derde lid is opgenomen dat de ouders een brief ontvangen van de verzuimmelding en de consequenties daarvan. De medewerker Leerrecht start het onderzoek door naar de achtergronden van het verzuim te informeren bij de school en eventuele hulpverleners die betrokken zijn. Indien uit dit onderzoek blijkt dat sprake is van ongeoorloofd verzuim heeft de medewerker Leerrecht een gesprek met de ouders en met de leerling vanaf 12 jaar (lid 5).

 

De afhandeling van het verzuim is maatwerk. Afhankelijk van de achtergronden van het verzuim kan de medewerker Leerrecht de volgende instrumenten inzetten.

  • a.

    waarschuwing (lid 21)

  • b.

    bemiddeling (lid 9)

  • c.

    doorverwijzing naar het wijkteam of zorgmelding doen (lid 22)

  • d.

    verwijzing naar bureau Halt (lid 16)

  • e.

    proces-verbaal (lid 20)

  • f.

    melding bij de Sociale Verzekeringsbank (lid 13)

Met de school en ketenpartners wordt in multidisciplinair overleg de mogelijke oplossingsrichting(en) besproken waarbij de medewerker Leerrecht bovengenoemde instrumenten kan inzetten. De inzet is er op gericht het verzuim te doen beëindigen.

 

Haltverwijzing (lid 16)

Wanneer sprake is van verwijtbaar verzuim –zonder achterliggende “zware” problematiek – van de jongere van 12 tot 18 jaar, dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan één keer door het opmaken van een Halt-verwijzing door de medewerker Leerrecht met BOA-bevoegdheid. De jongere en de ouders (bij een jongere tot 16 jaar) dienen hiervoor toestemming te verlenen. De jongere voorkomt hiermee een strafblad als de Haltstraf positief wordt afgerond.

 

Wanneer een opgelegde Haltstraf niet naar behoren is uitgevoerd kan de medewerker Leerrecht, na overleg met het Openbaar Ministerie, alsnog een proces-verbaal opmaken.

 

Waarschuwing

In artikel 22, lid 2 van de Leerplichtwet staat: “….. dan zendt hij proces-verbaal aan de officier van justitie”. In artikel 7, lid 21 van deze ambtsinstructie is dit genuanceerd door de mogelijkheid op te nemen om in bepaalde situatie het opmaken van een proces-verbaal achterwege te laten en in plaats daarvan aan de ouders en de jongere van 12 jaar een schriftelijke waarschuwing te geven. De voorwaarden zijn:

  • -

    geen kennelijk opzet; en

  • -

    eerste overtreding; en

  • -

    verzuim van lichte aard.

Melding bij Sociale Verkeringsbank

Wanneer sprake is van verwijtbaar gedrag door de ouders en/of jongere van 16 jaar of ouder kan een melding worden gedaan aan de Sociale Verzekeringsbank, welke de kinderbijslag stop kan zetten. Verder uitwerking hiervan is geregeld in artikel 21.

 

Artikel 8 Verzuim 18 plus jongeren

Leerlingen ouder dan 18 jaar zijn voor de wet niet meer leerplichtig. Echter is ongeoorloofd verzuim bij jongeren tussen 18 en 23 jaar onwenselijk. Het kan uiteindelijk invloed hebben op het behalen van een startkwalificatie. Landelijk is afgesproken dat bij verzuim van 16 uur binnen vier weken de school of onderwijsinstelling dit meldt. In deze instructie is afgesproken dat bij een melding van verzuim bij 18 plus er altijd een gesprek met de jongere plaatsvindt.

 

Artikel 9 Regeling ‘te laat komen’

In dit artikel is bepaald dat de medewerker Leerrecht met de hoofden van scholen voor voortgezet onderwijs afspraken maakt over de aanpak van ‘te laat komen’. De regeling maakt sinds 2017 onderdeel uit van de Methodische Aanpak Schoolverzuim als de zogeheten 4-8-12-16-regeling.

 

Artikel 10 Absoluut verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren

Bij absoluut verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven bij een school in overeenstemming met de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 (artikel 2,lid 1 Leerplichtwet 1969).

Bij absoluut verzuim ten aanzien van kwalificatieplichtigen geldt dat een jongere niet staat ingeschreven als leerling van een instelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969 (artikel 4a in relatie tot artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).

 

De administratief medewerker controleert via DUO regelmatig of alle leerplichtige leerlingen en kwalificatieplichtigen overeenkomst de bepalingen in de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven. Bij een vermoeden van absoluut verzuim wordt door de administratief medewerker een brief verstuurd waarop binnen tien werkdagen gereageerd moet worden (artikel 3, lid 8). Wanneer er geen reactie is gekomen en het vermoeden van absoluut verzuim blijft bestaan, dan volgt er een onderzoek door de medewerker Leerrecht.

 

Artikel 11 Kennisgeving in- en afschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van verwijdering)

Beide situaties zijn in één artikel vermeld. Het gaat in essentie om een (dreigende) situatie waarbij de jongere buiten het onderwijs komt te staan.

 

Voortijdig schoolverlaten

De wettelijke bepalingen over de melding van voortijdig schoolverlaten gaan ervan uit dat in ieder geval een verzuimmelding gedaan moet worden wanneer de leerling zestien uur binnen een periode van vier weken het onderwijs niet volgt. De medewerker Leerrecht kan met het hoofd afspreken dat het voortijdig schoolverlaten eerder wordt gemeld.

 

Verwijdering

Wanneer sprake is van verwijdering van een leerling, dan behoort de onderwijsinspectie daarover geraadpleegd te zijn.

 

De Leerplichtwet bepaalt dat een beslissing tot verwijdering terstond moet worden gemeld aan de gemeente (artikel 18 Leerplichtwet 1969).

 

Schorsing

Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs kan een leerling schorsen (voor maximaal één week) of definitief verwijderen van school, Het laatste kan alleen na overleg met de Inspectie van het Onderwijs en na het horen van leerling en/of ouders, voogden of verzorgers. Bovendien kan een leerling alleen verwijderd worden als een andere school bereid is om de leerling op te nemen. Een besluit tot schorsing wordt aan de betrokken leerling en, als de leerling nog geen 21 is, ook aan de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk bekendgemaakt. Van een schorsing voor een periode langer dan één dag en een definitieve verwijdering moet het bevoegd gezag de Inspectie schriftelijk in kennis stellen. Zie ook artikel 13 Inrichtingsbesluit WVO.

 

Een leerling mag alleen langer dan 5 dagen worden geschorst als het gaat om een schorsing hangende een verwijdering. De Wpo is hier niet duidelijk over maar hierbij kan worden aangesloten bij de Wvo. Het Inrichtingsbesluit WVO artikel 14 zegt hierover:

Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de inspectie. Hangende dit overleg kan de leerling worden geschorst. Het overleg met de inspectie strekt mede toe, na te gaan op welke andere wijze de betrokken leerling onderwijs kan volgen.

 

Artikel 12 Vervangende leerplicht

Besluiten krachtens dit artikel zijn gemandateerd aan de medewerker Leerrecht.

 

De vervangende leerplicht geldt voor 14 en 15 jarigen die in het algemeen niet in een Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) traject kunnen instromen gezien de leeftijd. De wet gaat uit van een door de ouders ingediende en ondertekende aanvraag. De praktijk zal veelal zijn dat de aanvraag door de school wordt voorbereid, in goed overleg met de medewerker Leerrecht. In het derde en vierde lid wordt de werkwijze beschreven die bij deze praktijk past en ook aan de wet voldoet.

 

Artikel 13 Vrijstelling van leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs

Het betreft hier een bevoegdheid die door het college aan de medewerker Leerrecht is gemandateerd. In het tweede lid is een aanwijzing opgenomen voor de criteria die bij de toetsing van het ‘andere onderwijs’ worden toegepast. Bij de beoordeling slaat de medewerker Leerrecht er acht op of er wordt toe geleid dan wel kan worden toe geleid tot een startkwalificatie.

 

Een startkwalificatie houdt in:

  • -

    het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 7 en 8 Wvo.

  • -

    dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid , onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (MBO niveau 2 of hoger).

Defensie

De procedure voor leerplichtigen in dienst bij Defensie staat beschreven in het derde lid. Een deel van het bij Defensie werkzame personeel bestaat uit 17-jarige jongeren, waarvan het merendeel de school heeft verlaten zonder startkwalificatie. Om deze jongeren in beeld te houden, om te volgen of zij een startkwalificatie behalen of uitvallen voordat ze de 18 jarige leeftijd hebben bereikt, is er in samenspraak tussen ministerie van OCW, Ministerie van Defensie en Ingrado een procedure ontwikkeld om deze jongeren in beeld te houden.

De procedure is als volgt:

  • 1.

    Na marginale toetsing van de kopie aanstellingsbrief verleent de medewerker Leerrecht aan de betrokkene en zijn/haar ouders vrijstelling van leerplicht op grond van artikel 15 van de Leerplichtwet.

  • 2.

    De medewerker Leerrecht vermeldt in de vrijstellingsbrief het defensie personeelsnummer van de jongere. Het defensie personeelsnummer staat vermeld in de aanstellingsbrief.

  • 3.

    De medewerker Leerrecht stuurt de vrijstellingsbrief aan de betrokkene en zijn/haar ouders en een kopie aan het Dienstencentrum Human Resources2 van Defensie.

  • 4.

    Indien de aanstelling bij defensie van de jongere vóór zijn /haar 18e jaar wordt beëindigd, vermeld defensie in de ontslagbrief dat met dit ontslag de grond voor vrijstelling van de leerplicht vervalt, dat de betrokkene zich bij een onderwijsinstelling moet melden voor het behalen van een startkwalificatie en dat defensie melding doet van dit ontslag aan de medewerker Leerrecht.

  • 5.

    Het Dienstencentrum Human Resources2 meldt aan de medewerker Leerrecht in geval de jongere voor zijn/haar 18e jaar wordt ontslagen.

  • 6.

    Nadat de 17-jarige is gemeld bij de medewerker Leerrecht, als uitgeschreven, controleert de medewerker Leerrecht of de kwalificatieplicht voldoende wordt nageleefd.

Artikel 14 Vrijstelling van de inschrijvingsplicht

Bij deze bepalingen uit de Leerplichtwet is het van belang dat het gaat om vrijstellingen die van rechtswege intreden indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet en die van rechtswege niet kunnen intreden indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet. Er bestaat derhalve geen mogelijkheid van bezwaar en beroep.

 

Vrijstelling wegens overwegende bedenkingen tegen de richting (lid 5).

De vraag of de bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient, volgens staande jurisprudentie van de Hoge Raad , onderzocht te worden. Als vaststaat dat dat het geval is, ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is geen plaats meer voor onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen. Dat strookt met de staande jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgens welke er geen sprake is van een bevoegdheid om een besluit te nemen over de bedenkingen.

 

Vrijstelling wegens onderwijs in het buitenland (lid 9).

Bij toepassing van het negende lid is het een voorwaarde dat de leerplichtige 1/3 deel van een kalenderjaar verblijft in Nederland.

 

Artikel 15 Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet

Dit artikel geeft in enkele stappen aan wat de medewerker Leerrecht moet doen als ouders hun kind van een onderwijsvoorziening gebruik laten maken die (nog) niet als school in de zin van de Leerplichtwet is aangemerkt.

 

Artikel 16 Versturen afschrift proces-verbaal aan de Raad voor de Kinderbescherming

Deze bepaling in de instructie sluit aan op de plicht die in de Leerplichtwet is opgenomen met betrekking tot de zogenoemde strafrechtelijke melding (zie artikel 22, lid 5 Leerplichtwet). In artikel 22, vijfde lid Leerplichtwet is bepaald dat indien sprake is van een eerdere veroordeling het proces-verbaal van de ‘nieuwe’ overtreding wordt verzonden naar de Raad voor de Kinderbescherming. Praktijk is dat de Raad voor de Kinderbescherming een afschrift ontvangt van ieder proces-verbaal in verband met relatief verzuim.

 

In het tweede lid is de mogelijkheid opgenomen om de Raad voor de Kinderbescherming te consulteren over de gewenste route: vrijwillige hulp, een civiel en/of strafrechtelijke route.

 

Artikel 17 Melding aan Veilig Thuis

Deze bepaling biedt de medewerker Leerrecht de mogelijkheid om in gevallen waar hij dat wenselijk acht contact op te nemen met Veilig Thuis wanneer er zorgen over het welzijn van een jongere. Het betreft hier de zogenoemde civiele melding.

 

Artikel 18 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Op 1 juli 2013 is de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld. Vanaf 1 januari 2019 is er een verplicht afwegingskader in stap 5 opgenomen. Deze meldcode geldt ook voor de medewerker Leerrecht. Werken volgens de meldcode is een wettelijke verplichting. De meldcode op zich is een meldrecht en geen meldplicht.

 

In dit artikel is vastgelegd op welke wijze de medewerker Leerrecht met de meldcode om dient te gaan en welke stappen er gezet moeten worden. Deze beschrijving is samengesteld aan de hand van het basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling opgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

 

Afwegingskader: onderdeel van de meldcode

Onderstaand figuur toont de vijf stappen uit de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Ter ondersteuning van de beslissingen in stap 5 is in stappen 4 en 5 een afwegingskader toegevoegd.

Er is een basisdocument Afwegingskader beschikbaar voor alle beroepsgroepen. Het onderliggende Afwegingskader is de uitwerking voor het Onderwijs, inclusief leerplicht en RMC.

 

 

In Stap 5 worden twee beslissingen genomen:

  • -

    het beslissen of een melding bij Veilig Thuis noodzakelijk is en, vervolgens

  • -

    het beslissen of het zelf bieden of organiseren van hulp mogelijk is.

Het is van belang dat in stap 5 beide beslissingen en in de genoemde volgorde worden genomen. De medewerker Leerrecht vraagt zich op basis van signalen en het gesprek met ouders af of melden noodzakelijk is aan de hand van vijf afwegingsvragen. Vervolgens besluit deze of het bieden of organiseren van hulp tot de mogelijkheden behoort. Als melden volgens het afwegingskader noodzakelijk is, moet de tweede beslissingsvraag over eventuele hulp in overleg met betrokkenen en Veilig Thuis beantwoord worden. Melden is niet verplicht en kan ook anoniem.

 

Privacy en de meldcode

Op 25 mei 2018 is de nieuwe privacywetgeving (AVG) van kracht geworden. De AVG is een algemeen kader dat niet inspeelt op specifieke situaties, zoals een vermoeden van kindermishandeling. Daarom geldt als algemene regel dat een specifieke wet voor een bepaalde sector prevaleert boven de algemene norm van de AVG. Dat geldt dus bijvoorbeeld voor de Wpo, Wvo, Wec, Web en de Leerplichtwet. De wet Meldcode gaat dus ook voor de AVG. Het recht om dossier aan te maken en te melden bij Veilig Thuis is dus onverminderd van toepassing.

 

Afwegingskader: Uitwerking van de vijf afwegingsvragen en beslissingen in stappen 4 en 5 van de meldcode voor het Onderwijs en Leerplicht/RMC

  • 1.

    Vermoeden wegen

Ik heb de stappen 1 t/m 3 van de Meldcode doorlopen en

A: op basis van deze doorlopen stappen is er geen actie nodig: dossier vastleggen en sluiten

B: ik heb een sterk vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling

Het bevoegd gezag van mijn school is op de hoogte (in geval het vermoeden door schoolmedewerker wordt geconstateerd). Ga verder naar afweging 2.

  • 2.

    Veiligheid

Op basis van de stappen 1 t/m 4 van de Meldcode schatten wij als school (functionarissen en bevoegd gezag)/leerplicht in dat er sprake is van acute en/of structurele onveiligheid:

A: NEE -> ga verder naar afweging 3

B: JA of twijfel -> direct (telefonisch) (anoniem) melding doen bij Veilig Thuis. De afwegingen hierna worden met Veilig Thuis doorlopen.

  • 3.

    Hulp

Ben ik, of iemand anders in mijn school1 of een ketenpartner2 /ben ik als leerplichtambtenaar in staat om effectieve hulp te bieden of te organiseren en kan de dreiging voor mogelijk huiselijk geweld of kindermishandeling afgewend worden?

A: NEE -> melden bij Veilig Thuis, die binnen 5 werkdagen een besluit neemt en terugkoppelt naar de melder

B: JA -> ga verder met afweging 4

  • 4.

    4. Acceptatie

Aanvaarden de betrokkenen de hulp zoals in afweging 3 is georganiseerd en zijn zij bereid zich actief in te zetten?

A: NEE -> melden bij Veilig Thuis

B: JA -> hulp in gang zetten, termijn afspreken waarop effect meetbaar of merkbaar moet zijn.

Zo concreet mogelijk maken en documenteren. Speek af wie welke rol heeft en benoem casemanager. Spreek af welke taken alle betrokkenen en specifiek de casemanager heeft, zodat de verwachtingen voor iedereen helder zijn. Leg vast, voer uit en ga verder met afweging 5.

  • 5.

    Resultaat

Leidt de hulp binnen de afgesproken termijn tot de afgesproken resultaten ten aanzien van de veiligheid, het welzijn en/of het herstel van de direct betrokkenen?

A: NEE -> melden bij Veilig Thuis

B: JA -> hulp afsluiten met vastgelegde afspraken over het monitoren3 van de veiligheid van alle betrokkenen.

 

Voorbeelden

  • Minderjarigen die opgroeien bij ouders met zodanig ernstige (psychosociale, relationele) problematiek ten gevolge van verstandelijke beperking, middelenverslaving, psychische problematiek dat de fysieke en emotionele veiligheid van het kind bij herhaling en/of voortdurend wordt bedreigd en de ontwikkelmogelijkheden van deze minderjarigen structureel ingeperkt worden.

  • Vergelijkbare situaties met kwetsbare ouderen en een mantelzorger.

  • Ernstige verwaarlozing die voor jonge opgroeiende kinderen blijvende schade kan veroorzaken.

  • Escalerende vormen van stalking in partnerrelaties.

  • Minderjarige die geregeld getuige is van huiselijk geweld tussen ouders.

  • Minderjarigen die een hoog schoolverzuim hebben.

  • Minderjarigen die geregeld fysiek mishandel worden.

  • etc.

 

DISCLOSURE

Definitie

Slachtoffers die uit zichzelf een beroepskracht om hulp vragen of zich uiten bij (mogelijk) huiselijk geweld en/of kindermishandeling.

Toelichting

Als een slachtoffer, kind of volwassene, uit zichzelf een beroepskracht om hulp vraagt bij huiselijk geweld en/of kindermishandeling of zich hierover uit zonder hulp te vragen, betekent dit veelal dat het (minderjarige) slachtoffer een acute crisis ervaart en vreest voor de veiligheid en/of het welzijn van zichzelf of gezinsleden.

Het met onvoldoende voorbereiding met de ouders/verzorgers bespreken van de (door het slachtoffer) geuite zorgen kan leiden tot (verergering van) situaties van acute of structurele onveiligheid. Dit geldt uitdrukkelijk ook voor specifieke vormen van huiselijk geweld zoals (ex)partnerstalking, huwelijksdwang, mensenhandel, eergerelateerd geweld en oudermishandeling.

Een professionelen norm tot melden betekent in dit geval zorgvuldige afstemming over de vervolgacties tussen de beroepskracht, Veilig Thuis en het slachtoffer.

Bij de keuze voor wel/niet melden staat de veiligheid van het slachtoffer altijd voorop.

 

BIJLAGE bij het afwegingskader: begrippen en definities

 

Algemene meldnormen (leidende principes t.b.v. afwegingskaders)

Het doen van een melding bij Veilig Thuis van mogelijk huiselijk geweld of mogelijke kindermishandeling is een professionele norm en als zodanig noodzakelijk:

Meldnorm A

In ALLE gevallen van acute onveiligheid en/of structurele onveiligheid.

Meldnorm B

In alle ANDERE gevallen waarin de aandachtsfunctionaris/leerplichtambtenaar meent dat hij, gelet op zijn competenties, zijn verantwoordelijkheden en zijn professionele grenzen, in onvoldoende mate effectieve hulp kan bieden of kan organiseren bij (risico’s op) huiselijk geweld en/of kindermishandeling.

Meldnorm C

Als een aandachtsfunctionaris/leerplichtambtenaar die hulp biedt of organiseert om betrokkenen te beschermen tegen het risico op huiselijk geweld en/of kindermishandeling constateert dat de onveiligheid niet stopt of zich herhaalt.

 

Acute onveiligheid, structurele onveiligheid en disclosure

ACUTE ONVEILIGHEID

Definitie

Een persoon is in direct fysiek gevaar, diens veiligheid is de komende dagen niet gegarandeerd en hij of zij heeft direct bescherming nodig.

Toelichting

Bij het afwegen van signalen van huiselijk geweld en/of kindermishandeling schat een beroepskracht allereerst en voortdurend in of een betrokkene acuut (levens)gevaar loopt. Dit betreft de aanwezigheid van fysiek of seksueel geweld (met of zonder letsel) of, in geval van zorgafhankelijke kinderen of (oudere) volwassenen, de áfwezigheid van de meest basale verzorging (waaronder eten, drinken, kleding en onderdak) maar bijvoorbeeld ook om het onnodig toedienen van medicijnen of het verrichten van onnodige zorg.

Voorbeelden

  • Door geweld toegebrachte verwonding die medische behandeling behoeft.

  • (Ernstig) letsel met een vermoeden dat dit is toegebracht, of een poging daartoe

  • Poging tot verwurging.

  • Wapengebruik.

  • Geweld tijdens de zwangerschap.

  • (Vermoeden van) seksueel misbruik of seksueel geweld of seksuele exploitatie van kinderen jonger dan 18 jaar.

  • Acute bedreiging om zichzelf of een naaste (waaronder (ex)-partner, kinderen of familielid) te doden, ernstig letsel toe te brengen of hun vrijheid te benemen (familiedrama, eerwraak, vrouwelijke genitale verminking).

  • Onthouden van zorg die acuut de gezondheid bedreigt van -9 maanden tot + 100 jaar, waaronder het onthouden van voedsel.

  • Als een ouder/verzorger (medische) klachten/aandoeningen bij een kind verzint/aandikt, (medische) onderzoeksgegevens betreffende bij het kind bestaande klachten en afwijkingen vervalst of in het kader van een onderzoek selectief verstrek of (medische) klachten en afwijkingen bij het kind daadwerkelijk veroorzaakt.

  • Vrijheidbeperkende maatregel voor pleger loopt af zonder dat er afdoende veiligheidsmaatregelen genomen zijn.

  • Acuut onveilige situatie bestaat of zorg dreigt weg te vallen vanwege suïcidepoging, automutilatie, acuut psychiatrisch beeld, intoxicatie door alcohol of drugs.

  • Noodgedwongen vlucht van huis door (dreiging van) huiselijk geweld en/of kindermishandeling.

  • Minderjarigen die opgesloten worden in huis en onthouden worden van eten en drinken

  • Minderjarigen die met een alleenstaande ouder leven, waarbij deze ouder een acute psychose krijgt

  • etc.

 

STRUCTURELE ONVEILIGHEID

STRUCTURELE ONVEILIGHEID

Definitie

Er is sprake van herhaling of voortduren van onveilige situaties of van geweld.

Toelichting

Een voorgeschiedenis van huiselijk geweld of kindermishandeling is de belangrijkste voorspeller voor voortduren van onveiligheid (plegerschap en slachtofferschap) in de toekomst.

Voorbeelden

  • Minderjarigen die opgroeien bij ouders met zodanig ernstige (psychosociale, relationele) problematiek ten gevolge van verstandelijke beperking, middelenverslaving, psychische problematiek dat de fysieke en emotionele veiligheid van het kind bij herhaling en/of voortdurend wordt bedreigd en de ontwikkelmogelijkheden van deze minderjarigen structureel ingeperkt worden.

  • Vergelijkbare situaties met kwetsbare ouderen en een mantelzorger.

  • Ernstige verwaarlozing die voor jonge opgroeiende kinderen blijvende schade kan veroorzaken.

  • Escalerende vormen van stalking in partnerrelaties.

  • Minderjarige die geregeld getuige is van huiselijk geweld tussen ouders.

  • Minderjarigen die een hoog schoolverzuim hebben.

  • Minderjarigen die geregeld fysiek mishandel worden.

  • etc.

 

 

DISCLOSURE

Definitie

Slachtoffers die uit zichzelf een beroepskracht om hulp vragen of zich uiten bij (mogelijk) huiselijk geweld en/of kindermishandeling.

Toelichting

Als een slachtoffer, kind of volwassene, uit zichzelf een beroepskracht om hulp vraagt bij huiselijk geweld en/of kindermishandeling of zich hierover uit zonder hulp te vragen, betekent dit veelal dat het (minderjarige) slachtoffer een acute crisis ervaart en vreest voor de veiligheid en/of het welzijn van zichzelf of gezinsleden.

Het met onvoldoende voorbereiding met de ouders/verzorgers bespreken van de (door het slachtoffer) geuite zorgen kan leiden tot (verergering van) situaties van acute of structurele onveiligheid. Dit geldt uitdrukkelijk ook voor specifieke vormen van huiselijk geweld zoals (ex)partnerstalking, huwelijksdwang, mensenhandel, eergerelateerd geweld en oudermishandeling.

Een professionelen norm tot melden betekent in dit geval zorgvuldige afstemming over de vervolgacties tussen de beroepskracht, Veilig Thuis en het slachtoffer.

Bij de keuze voor wel/niet melden staat de veiligheid van het slachtoffer altijd voorop.

 

Artikel 19 Melding aan de Inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Op grond van artikel 5 van de Leerplichtregeling 1995 heeft het college een informatieplicht aan de Inspectiedienst indien sprake is van vrijstelling op grond van artikel 5, onder a of b Leerplichtwet of vervangende leerplicht op grond van artikel 3b van de Leerplichtwet. Deze bepalingen zijn in de wet en regeling opgenomen om kinderarbeid tegen te gaan. Het Ministerie heeft enkele jaren geleden aan de gemeente gemeld dat deze melding niet meer gedaan hoeft te worden omdat het ministerie niets met de melding doet. In artikel 23 van de Leerplichtwet en artikel 5 van de Leerplichtregeling is de melding echter als wettelijke verplichting opgenomen. In dit artikel is de meldplicht wel opgenomen maar is in het tweede lid bepaald dat de medewerker Leerrecht van de melding kan afzien indien het districtshoofd SZW aangeeft dat de melding niet nodig is.

 

Artikel 20 Melding aan de Sociale Verzekeringsbank

Met de wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) heeft de medewerker Leerrecht sinds 1 januari 2010 een nieuwe handhavingsinstrument voor 16 en 17-jarigen. Indien er sprake is van ernstig schoolverzuim (16 uur ongeoorloofd verzuim in een periode van 4 weken) heeft de medewerker Leerrecht de mogelijkheid om een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met de mededeling dat de Leerplichtwet niet wordt nageleefd. Deze melding kan voor de SVB, uitvoerder van de AKW, aanleiding zijn om de kinderbijslag voor het betreffende kind stop te zetten. De AKW stelt eisen aan de dagbesteding van kinderen van 16 en 17 jaar.

 

Een melding bij SVB kan naast het opmaken van een proces-verbaal plaatsvinden. Het feit dat een gezin (tijdelijk) geen kinderbijslag meer ontvangt voor het kind dat de Leerplichtwet overtreedt, zal er aan bijdragen dat de druk op de jongere verhoogd wordt om zijn schoolverzuim te beëindigen. Het uiteindelijke doel is dat de jongere naar school gaat. Ouders en jongeren kunnen het stopzetten van de kinderbijslag voorkomen door alsnog aan de verplichtingen van de Leerplichtwet te voldoen. Doordat de SVB altijd achteraf de kinderbijslag uitbetaalt (drie maanden na vaststelling van het recht op kinderbijslag) is er ook in administratieve zin ruimte om het stopzetten van de kinderbijslag te voorkomen. Er is dus een herstelmogelijkheid. De strafrechtelijke route kent deze herstelmogelijkheid niet. Een proces-verbaal kan in principe niet worden ingetrokken door de medewerker Leerrecht, ook al gaat de jongere weer naar school. De melding bij SVB heeft dan ook het karakter van een herstelsanctie.

 

Verwijtbaarheid en medewerking

Er moet aan de melding bij SVB onderscheid gemaakt worden tussen verwijtbaarheid van en medewerking door ouders.

Verwijtbaarheid: Zodra een jongere niet op school is neemt de school contact op met de ouders om na te gaan wat de reden van afwezigheid is. Het is dan de verantwoordelijkheid van de ouders (en de jongere) om ervoor te zorgen dat, indien sprake is van ongeoorloofd verzuim, dit eindigt. Indien ouders niet ondernemen, na de melding van school, dan zijn de ouders verwijtbaar. Ondernemen ouder na de melding van school, diverse acties om hun kind op school te krijgen, dan zijn de ouders niet verwijtbaar.

Medewerking: Zodra de school de ouders heeft ingelicht over het verzuim van hun kind op school is, het de verantwoordelijkheid van de ouders om er voor te zorgen dat hun kind weer naar school gaat. Indien het verzuim blijft voortduren zal de school of medewerker Leerrecht met de ouders en de jongere afspraken gaan maken om het verzuim te laten eindigen. Als ouders en jongere zich aan de gemaakte afspraken houden dan werken zij mee om het verzuim te doen eindigen.

 

Een melding bij de SVB kan een goed middel zijn om te stimuleren dat het schoolverzuim eindigt. Dit is afhankelijk van de verwijtbaarheid van ouders en/of jongere bij het verzuim maar ook van de medewerking die gegeven wordt aan het stoppen van het verzuim. Hieronder staan de situaties beschreven waarin melding bij de SAVB kan worden gedaan:

 

Procedure

Als de medewerker Leerrecht van oordeel is dat het schoolverzuim gevolgen moet hebben voor het recht op kinderbijslag, geeft de medewerker Leerrecht een signaal af aan de SVB. De SVB sluit aan bij het oordeel van de medewerker Leerrecht. Indien er een melding worden gedaan aan de SVB zet de medewerker Leerrecht de volgende afspraken op schrift, welke naar de ouders en jongere verstuurd worden:

  • -

    het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur per 4 weken);

  • -

    de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, welke niet hebben geleid tot het resultaat;

  • -

    datum waarop de melding aan de SVB is verstuurd;

  • -

    datum waarop de kinderbijslag stopgezet zal worden;

  • -

    voorwaarden waar de ouders en/of de jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan maken

  • -

    evaluatiedatum (als de melding aan de SVB is gedaan, kunnen ouders en/of jongere alsnog voldoen aan de voorwaarden om de melding ongedaan te maken. Hiervoor wordt een uiterste datum genoemd. Op deze wijze hebben ouders en jongere alsnog de kans de melding ongedaan te maken).

Een melding aan de SVB is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kan door de ouders dan ook geen bezwaar worden

 

De SVB stuurt na de melding van de medewerker Leerrecht een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag. De SVB stopt met betalen van de kinderbijslag per het kwartaal volgend op de datum van de melding van de medewerker Leerrecht. Hiertegen kan de ouder wel bezwaar maken bij de SVB.

 

Ongedaan maken melding

De medewerker Leerrecht neemt contact op met de SVB om de melding ongedaan te maken als ouders en of jongeren voldaan hebben aan de gestelde voorwaarden en het verzuim is geëindigd. Deze ongedaan making wordt schriftelijk bevestigd aan de ouders en jongere.

 

Artikel 21 Jaarverslag leerplicht en effectrapportage RMC

In artikel 25 Leerplichtwet is bepaald dat het college jaarlijks vóór 1 oktober aan de raad verslag uitbrengt over het gevoerde beleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan. De teammanager draagt zorg het opstellen van het jaarverslag en het tijdig in het college brengen van het verslag. De medewerker Leerrecht levert ten behoeve van het jaarverslag de benodigde gegevens aan. Het verslag zal de kwantitatieve gegevens bevatten die aan het ministerie van OCW moeten worden gemeld, maar tevens ingaan op het gevoerde beleid.

 

De RMC-coördinator levert voor 1 december de effectrapportage van de bestrijding voortijdig schoolverlaten aan.

 

Artikel 22 Samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC

Voor samenhang van beleid en uitvoering is het belangrijk dat overleg en afstemming plaatsvindt met gemeenten in de regio, samenwerkingsverbanden en beleidsmedewerkers van de MVS-gemeenten.

 

Artikel 23 Samenwerking met diensten en instellingen

In bijlage 1 zijn de instellingen opgenomen waarmee de medewerker Leerrecht samenwerkt.

 

Artikel 24 Melding aan de Inspectie van het Onderwijs

Op 1 januari 2012 is een wijziging van onder meer de Leerplichtwet 1969 in werking getreden met het doel het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten te verbeteren. Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet door scholen – een goede administratie van verzuim – is belegd bij de Inspectie van het Onderwijs. Voorheen was dit een taak van de medewerker Leerrecht. De strafrechtelijke strafbepaling jegens hoofden door de medewerker Leerrecht is vervangen door een bestuurlijke boete die de minister kan opleggen.

 

Voor een goede uitoefening van zijn taak, is de medewerker Leerrecht afhankelijk van een adequate verzuimregistratie door de scholen. Nu het toezicht hierop niet meer onder bevoegdheid van de medewerker Leerrecht valt, is het van belang een goede samenwerking met de Inspectie en de scholen te hebben. Waarnemingen die de medewerker Leerrecht doet (bij zijn toezicht op ouders en leerlingen) over naleving door scholen, kunnen worden doorgegeven aan de Inspectie. Deze betrekt de signalen in het risicogerichte toezicht op scholen.

 

In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de bevoegdheden van de toezichthouder geregeld. Op basis daarvan mogen leerplichtambtenaren onderzoek uitvoeren op scholen om de eigen taak – toezicht op de naleving van de Leerplichtwet door ouders en leerlingen – naar behoren uit te kunnen voeren. Daarbij kan aan het licht komen dat een school de Leerplichtwet niet naleeft. Dat soort signalen kan de medewerker Leerrecht doorgeven aan de Inspectie. De Inspectie heeft daartoe het Loket Onderwijsinspectie ingericht. In deze ambtsinstructie is vastgelegd op welke manier de medewerker Leerrecht invulling geeft aan haar signaleringsrol. Het aangaan van een samenwerkingsovereenkomst met de Inspectie van het Onderwijs waarbij de medewerker Leerrecht in de praktijk de toezichttaak blijft uitvoeren en een dossier opbouwt, is niet toegestaan.

 

Artikel 25 Beleidsontwikkeling

De medewerker Leerrecht heeft een belangrijke signalerende functie. Signalen die zij ‘oppikken’ van cliënten en scholen kunnen belangrijke informatie bevatten voor beleidsmakers en politiek. Daarnaast is het belangrijk dat de medewerker Leerrecht op de hoogte is van lokale, regionale en landelijke ontwikkeling en zorgt voor de verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het lokale dan wel het regionale beleid.

 

Artikel 26 Afhandeling bezwaarschriften

De medewerker Leerrecht is bevoegd om namens het college besluiten te nemen. Het gaat hierbij om vervangende leerplicht (artikelen 3a en 3 Leerplichtwet) en het verlenen van vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs (artikel 15 Leerplichtwet). De medewerker Leerrecht is door het college gemandateerd om deze besluiten namens het college te nemen. Daarnaast heeft de medewerker Leerrecht een rechtstreekse bevoegdheid om besluiten te nemen inzake vrijstelling wegens andere omstandigheden voor meer dan tien dagen (artikel 14, lid 3 Leerplichtwet). In het laatste geval is de leerplichtambtenaar het bestuursorgaan dat het besluit neemt.

 

Belanghebbenden die het niet eens zijn met een besluit kunnen hiertegen in bezwaar gaan bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen (artikel 6.4, lid 1 Awb). Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, neemt een beslissing op bezwaar. Artikel 10:3, derde lid Awb laat niet toe dat de beslissing op bezwaar wordt genomen door dezelfde gemandateerde als degene die het primaire besluit in mandaat nam.

 

Voordat het bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het de belanghebbende in de gelegenheid te worden gehoord. Bezwaren tegen de besluiten die de medewerker Leerrecht namens het college (dus in mandaat) heeft genomen, alsmede de besluiten die de medewerker Leerrecht met rechtstreekse bevoegdheid uit de wet heeft genomen, worden voor advies voorgelegd aan de Algemene Kamer van de bezwaarschriftencommissie. Vervolgens neemt het college en resp. de medewerker Leerrecht een besluit op bezwaar.

 

Doel van de bezwaarprocedure is volledige heroverweging van het oorspronkelijke besluit. Volledige heroverweging betekent dat het besluit volledig wordt getoetst, zowel op rechtmatigheid als op doelmatigheid (artikel 7:11, lid 1 Awb). Alle bezwaargronden en alle belangen die door de belanghebbende naar voren zijn gebracht, dienen door het bestuursorgaan in de heroverweging te worden meegenomen. Vervolgens wordt een beslissing op het bezwaarschrift genomen, dat het resultaat is van die heroverweging.

 

De belanghebbende kan tegen het besluit op het bezwaarschrift in beroep gaan bij de rechtbank.

 

Artikel 28 Slotbepalingen

In de slotbepaling is opgenomen dat zaken die op het tijdstip van de inwerkingtreding bij de medewerker Leerrecht in behandeling zijn, zo veel mogelijk in overeenstemming met deze ambtsinstructie worden behandeld.


1

Hierbij valt te denken aan functionarissen uit de 2e lijnsondersteuning in de school, altijd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag (dus geen docenten, wel een zorgcoördinator, een vertrouwenspersoon, een orthopedagoog, een schoolpsycholoog, een intern begeleider, een schoolmaatschappelijk werker, ….)

2

Betrokken functionarissen vanuit de gemeente. Per gemeente verschillend; hierbij valt te denken aan de leerplichtambtenaar of een medewerker van een buurt- of wijkteam dat betrokken is bij de school of een medewerker van de GGD/Jeugdgezondheidszorg.

3

Aanbeveling: spreek een nazorgtraject af. Leg termijnen en verwachtingen vast.