Organisatie | Vlaardingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels en nadere regel maatschappelijke ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam 2024 |
Citeertitel | Beleidsregels en nadere regel maatschappelijke ondersteuning MVS 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening maatschappelijke ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam 2021
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | artikel 1.1.1, 1.4.1, 2.1.2, 2.5.1, 2.6.9, 2.6.11, 2.7.1, 2.7.3, 2.7.6, 2.7.8, 2.8.2, 2.8.3, 2.8.4, 3.3, 3.10 | 28-11-2023 | |||
14-01-2023 | 01-01-2024 | nieuwe regeling | 20-12-2022 |
In de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 is vastgelegd dat gemeenten zorgdragen voor maatschappelijke ondersteuning en de kwaliteit en continuïteit van voorzieningen. Hiervoor moet de gemeenteraad bij verordening regels vaststellen. Ter uitvoering van de Wmo 2015 werken de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam (MVS) op een aantal terreinen samen. Door de drie raden van de gemeenten is de Verordening maatschappelijke ondersteuning MVS 2021 vastgesteld.
In de Wmo 2015 gaat het om maatwerk en een maatwerkvoorziening moet afgestemd zijn op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een cliënt. Inherent hieraan is dat aan twee cliënten met vergelijkbare beperkingen mogelijk niet eenzelfde maatwerkvoorziening wordt toegekend. Maatwerkvoorzieningen lenen zich in feite niet voor het opstellen van beleidsregels. Om deze reden heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) afgezien van het maken van modelbeleidsregels Wmo. Binnen MVS bestaat er behoefte aan richtlijnen en een afwegingskader. Deze beleidsregels en nadere regel maatschappelijke ondersteuning MVS 2022 moeten dan ook als dusdanig beschouwd worden. Maatwerk blijft het uitgangspunt!
1 Voorliggende en algemene voorzieningen
1.1 Eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid
Er moet dus sprake zijn van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie en deze moeten het gevolg zijn van een beperking (somatisch, verstandelijk) of chronische psychische of psychosociale problemen. Indien een cliënt niet beperkt is in zijn zelfredzaamheid en mogelijkheden tot participatie, is ondersteuning niet nodig. Voorts geldt bij psychische en psychosociale problemen dat deze chronisch van aard moeten zijn. Bij tijdelijke psychische of psychosociale problematiek is eerst behandeling aangewezen, welke wordt vergoed vanuit de zorgverzekeringswet.
De Wmo is bedoeld om mogelijkheden te bieden door middel van maatwerkvoorzieningen als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen. Voor het zelf oplossen van een probleem is de cliënt verantwoordelijk. Deze eigen verantwoordelijkheid is ook van toepassing wanneer:
Enkele voorbeelden hiervan zijn:
Bij een melding/aanvraag voor een maatwerkvoorziening moet allereerst bezien worden of en in hoeverre eventuele huisgenoten zelf de problemen kunnen oplossen. Gebruikelijke hulp is hulp van huisgenoten die in redelijkheid van hen verwacht mag worden, zodat verstrekking van een maatwerkvoorziening niet noodzakelijk is.
Van een volwassen (vanaf 18 jaar) huisgenoot wordt verwacht dat deze de volgende taken overneemt wanneer de cliënt er niet toe in staat is:
Van huisgenoten tussen de 12 en 18 jaar wordt, afhankelijk van de individuele mogelijkheden, de volgende bijdrage verwacht:
Een uitzondering op gebruikelijke hulp kan gemaakt worden indien:
de huisgenoot overbelast is of dreigt te raken. De (medische) gegevens ter onderbouwing hiervan moeten door de cliënt/huisgenoot worden aangeleverd. Voorts zal veelal een beoordeling door een onafhankelijke arts moeten plaatsvinden. Een maatwerkvoorziening bij (dreigende) overbelasting van een huisgenoot wordt in eerste instantie slechts verstrekt voor 3 maanden ter ontlasting van de huisgenoot. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
Wanneer er voor de huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van persoonlijke verzorging aan de cliënt, dient men die overbelasting op te heffen door deze zorg door (andere) hulpverleners uit te laten voeren.
1.3 Mantelzorg en hulp uit het netwerk
Mantelzorg wordt omschreven als hulp die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. Mantelzorg en hulp uit het netwerk is voor een betrokken samenleving onmisbaar. Om mogelijk te maken dat een cliënt langer in de eigen leefomgeving kan blijven wonen moet een groter beroep worden gedaan op het sociale netwerk.
Veelal ontvangt een cliënt al mantelzorg. Indien de mantelzorger bereid is en in staat is om deze (bovengebruikelijke) hulp te blijven bieden, waardoor de cliënt voldoende zelfredzaam is en voldoende kan participeren, is een maatwerkvoorziening niet noodzakelijk. Toekenning van een persoonsgebonden budget voor betaling van een mantelzorger die deze zorg al langere tijd kosteloos biedt, is niet mogelijk.
De mogelijkheid bestaat dat een cliënt nog geen of onvoldoende mantelzorg ontvangt. Onderzoek naar de mogelijkheden van hulp uit het netwerk moet dan eerst plaatsvinden. Van belang hierbij is dat uit onderzoek is gebleken dat er vaak sprake is van vraagverlegenheid bij cliënten, maar ook van handelingsverlegenheid bij personen uit het netwerk. Door de cliënt, eventueel samen met iemand uit het wijkteam en/of een onafhankelijke cliëntondersteuner, moet voordat een beroep gedaan kan worden op een maatwerkvoorziening, het netwerk in kaart gebracht worden en personen uit dit netwerk gevraagd worden naar de mogelijkheden tot het bieden van hulp.
Kortom, een maatwerkvoorziening is slechts bedoeld als aanvulling op mantelzorg en hulp uit het netwerk of bij een noodzaak voor het ontlasten van de mantelzorg (respijtzorg).
Respijtzorg doet zich voor in situaties waarin de mantelzorger (tijdelijk) niet in staat is de (gebruikelijke) hulp op zich te nemen vanwege (dreigende) overbelasting. Indien andere personen uit het netwerk of algemene en algemeen beschikbare voorzieningen (zie paragraaf 1.4) onvoldoende zijn om de mantelzorger te ontlasten, kan een maatwerkvoorziening worden verstrekt aan de cliënt ter ontlasting van diens mantelzorger.
Omdat mantelzorg onmisbaar is voor een betrokken samenleving en bijdraagt aan het betaalbaar houden van de zorg, is een blijk van waardering voor mantelzorgers op zijn plaats. Deze blijk wordt op een immateriële wijze ingevuld door een week voor de mantelzorg te organiseren met waarderingsactiviteiten voor de mantelzorgers, waarbij inbreng van ideeën voor activiteiten door mantelzorgers mogelijk is. Het doel is om een brede groep mantelzorgers te bereiken, waarbij speciale aandacht uitgaat naar mantelzorgers die nog niet voldoende in beeld zijn voor deze blijk van waardering, bijvoorbeeld jonge mantelzorgers en allochtone mantelzorgers.
Daarnaast wordt ingezet op ondersteuning waar mantelzorgers behoefte aan hebben om de zorg te kunnen blijven bieden aan de cliënt, zoals het behouden of uitbreiden van de mogelijkheden voor:
1.4 Algemene en algemeen beschikbare voorzieningen
Zoals de begripsbepaling over een algemene voorziening aangeeft, gaat het hier om een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning. Een algemene voorziening is voorliggend op een maatwerkvoorziening.
Binnen de regio MVS zijn de volgende algemene voorzieningen beschikbaar:
De algemene voorziening schoon huis voor maximaal 105 uur per kalenderjaar per huishouden (basisvoorziening schoon huis) valt onder het abonnementstarief, indien de cliënt ten gevolge van fysieke beperkingen niet in staat is tot het verrichten van de zware huishoudelijke taken en ook diens meerderjarige huisgenoten ten gevolge van fysieke beperkingen hier niet toe in staat zijn.
De huishoudelijke taken en de frequentie van de taken behorend bij de algemene basisvoorziening schoon huis voor maximaal 105 uur per kalenderjaar per huishouden is te vinden in bijlage 1 van deze beleidsregels.
Binnen een huishouden is het niet mogelijk voor zowel de algemene voorziening schoon huis als de aanvullende algemene voorziening schoon huis (voor mantelzorgers) in aanmerking te komen. De algemene voorziening schoon huis gaat in een dergelijke situatie voor.
Ook algemeen beschikbare voorzieningen en activiteiten zijn voorliggend op een maatwerkvoorziening. Hierbij valt te denken aan1:
1.5 Afbakening andere wet- en regelgeving
Iemand met een Wlz-indicatie verblijf of iemand die aanspraak zou kunnen maken op deze indicatie, heeft geen recht op maatwerkvoorzieningen. Een Wlz-indicatie verblijf is aan de orde wanneer de cliënt langdurig permanent toezicht nodig heeft. Het gaat bij permanent toezicht om toezicht waarop de cliënt op basis van aandoeningen, stoornissen en beperkingen noodzakelijkerwijs is aangewezen op regelmatige en onregelmatige momenten en die geboden wordt op basis van actieve observatie. Het toezicht kan gericht zijn op:
Vanaf 2021 is er voor cliënten met psychiatrische problematiek van langdurige aard toegang tot de Wlz in plaats van beschermd wonen op grond van de Wmo. Indien een client niet leerbaar is of blijkt en de beperkingen chronisch van aard zijn, moet beoordeeld worden of de Wlz voorliggend is.
De aanvullende verzekering valt niet onder de zorgverzekeringswet. Het staat cliënten vrij om zich aanvullend te verzekeren. Indien cliënten een aanvullende verzekering hebben, moeten ze gebruik maken van de mogelijkheden die deze biedt, wat van invloed kan zijn op de noodzaak voor of de omvang van een indicatie van een maatwerkvoorziening. Een voorbeeld van een mogelijkheid binnen een aanvullende verzekering is mantelzorgvervanging.
Het gebruik van kinderopvang, mits beschikbaar, is voorliggend bij uitval van (één van) de ouders bij het verzorgen van de kinderen.
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en/of kans op herstel, ligt de nadruk op re-integratie. Hiervoor ligt de verantwoordelijkheid bij het UWV voor de WAO/WIA of bij de gemeente voor de participatiewet.
Via het UWV kan men in aanvulling op een vergoeding voor woon-werkverkeer, ook aanspraak maken op sociaal vervoer (combinatie werk-leefvervoer). Indien deze vervoersvoorziening de cliënt voldoende in staat stelt tot participatie, bestaat er op grond van de Wmo geen recht op een vervoersvoorziening.
De ADL-assistentie biedt naast alle persoonlijke verzorging, ondersteuning bij de dagelijkse routine en structuur en bij het voeren van regie. Ook ondersteunt de ADL-assistentie bij praktische vaardigheden en handelingen ten behoeve van de zelfredzaamheid, waaronder hulp bij het bereiden van de maaltijden.
1.6 Algemeen gebruikelijke voorzieningen en kosten
Criteria bij het beoordelen of iets algemeen gebruikelijk is:
Indien de drie vragen met ‘ja’ kunnen worden beantwoord, is veelal sprake van een algemeen gebruikelijke zaak.
Voor het vaststellen of de kosten van een voorziening financieel te dragen zijn met een minimuminkomen, wordt aangesloten bij het beleid van leenbijstand (participatiewet) en wordt als volgt berekend: Norm Participatiewet x 5% x 36.
Diverse voorbeelden van wat als algemeen gebruikelijke wordt gezien2:
Indien een cliënt geen extra kosten hoeft te maken in vergelijking met de situatie voorafgaand aan de melding/aanvraag, is een maatwerkvoorziening niet aan de orde. Het zijn dan immers voor de cliënt algemeen gebruikelijke kosten. Het gaat om cliënten die al jaren voorzieningen gebruiken, bijvoorbeeld een 45-km-auto/gesloten buitenwagen, of die al jaren een particuliere huishoudelijke hulp bekostigen.
Beleidsregel 2.1.1 goedkoopst adequaat: Als een maatwerkvoorziening voor een cliënt noodzakelijk is wordt slechts de goedkoopst adequate voorziening verstrekt. |
Het gaat om de goedkoopste oplossing die voor de cliënt resulteert in voldoende zelfredzaamheid en participatie. Er kan gekozen worden voor een duurdere voorziening, wanneer dit de duurzaamheid/levensduur verlengt. Wat betreft het kwaliteitsniveau dient bij een verantwoord niveau te worden aangesloten.
Beleidsregel 2.1.2 niveau sociale woningbouw: Een maatwerkvoorziening wordt geweigerd indien de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw. |
In het bouwbesluit is het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw vastgesteld en voorzieningen op dit uitrustingsniveau zijn van voldoende kwaliteit. Zo behoort een schuur, een garage, een hobbyruimte of zelfs een in of bij de woning aanwezig zwembad niet tot het uitrustingsniveau van de sociale woningbouw. Een maatwerkvoorziening ten behoeve van deze ruimten is niet mogelijk, tenzij een ruimte de enige plek is waar bijvoorbeeld een scootmobiel gestald kan worden en een woningaanpassing hiervoor noodzakelijk is.
Het gaat om de woonruimten waar de normale, elementaire woonfuncties plaatsvinden, zoals de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten. Tot de elementaire woonfuncties worden gerekend: eten, slapen, bad- en toiletgebruik, koken en de was doen.
2.2 Een schoon huis, maaltijdverzorging en kindverzorging
De huishoudelijke taken en de frequentie van deze taken behorend bij de maatwerkvoorziening schoon huis, de maaltijdverzorging en de kindverzorging zijn te vinden in bijlage 1 van deze beleidsregels.
De algemene basisvoorziening schoon huis (beleidsregel 1.4.1) kan worden aangevuld met een maatwerkvoorziening schoon huis.
Voor alle huishoudelijke taken en voor de taken ten aanzien van maaltijdverzorging en kindverzorging geldt een normering zoals opgenomen in bijlage 1. De normering voor de basisvoorziening schoon van 105 uur per kalenderjaar per huishouden is gebaseerd op een in jurisprudentie geaccepteerd onderzoek van KPMG Plexus en bureau HHM. De aanvulling op de basisvoorziening schoon huis, de maaltijdverzorging en de kindverzorging is gebaseerd op de systematiek zoals die tot 2007 ook onder de AWBZ werd gehanteerd.
2.3 Meedoen in de stad met ondersteuning op maat
Ondersteuning op maat om mee te kunnen doen in de stad is bedoeld voor cliënten met matige of zware beperkingen op het terrein van:
In bijlage 2 is een toelichting te vinden over deze terreinen.
De professional/pgb-hulpverlener krijgt, nadat de melding is afgerond met een gespreksverslag, de mogelijkheid om samen met de cliënt de noodzakelijke maatwerkondersteuning vast te leggen in een ondersteuningsplan. Deze wordt beoordeeld ten behoeve van het te nemen besluit, waarbij de beleidsregels 2.3.2 t/m 2.3.8 als richtlijn gelden.
Beleidsregel 2.3.2 begeleiding en persoonlijke verzorging: Bij begeleiding en persoonlijke verzorging geldt dat slechts de voor cliënt noodzakelijke ondersteuning kan worden toegekend. |
Begeleiding en persoonlijke verzorging is bedoeld voor in de thuissituatie.
Voor alle activiteiten die behoren bij begeleiding en persoonlijke verzorging geldt de richtlijn in bijlage 3. Deze richtlijn is gebaseerd op de uren /klasse-systematiek zoals die tot 2015 ook onder de AWBZ werd gehanteerd.
Beleidsregel 2.3.3 categorieën begeleiding: Uit oogpunt van goedkoopst adequaat is bij ondersteuning bij begeleiding categorie basis voorliggend op categorie speciaal. |
Categorie speciaal is uitsluitend bestemd voor cliënten met complexe de volgende (gedrags)problematiek, waarbij begeleiding op Hbo-niveau noodzakelijk is
Beleidsregel 2.3.4 dagbesteding versus begeleiding: Uit oogpunt van goedkoopst adequaat is dagbesteding voorliggend op individuele begeleiding als hetzelfde doel wordt beoogd. |
Wanneer de noodzaak tot ondersteuning gericht is op het daadwerkelijk bieden van dagstructuur is dagbesteding de aangewezen vorm en niet individuele begeleiding. Echter, wanneer er behoefte is aan het bijvoorbeeld één of meerdere keren per week bieden van ondersteuning bij het doornemen van de dag- of weekstructuur en het niet gaat om het daadwerkelijk bieden van die dagstructuur, dan is begeleiding aangewezen.
Bij respijtzorg geldt zeker het uitgangspunt dat dagbesteding voorliggend is, waarbij niet alleen het kostenaspect relevant is, want dagbesteding biedt meer ontlasting voor de mantelzorger.
Begeleiding kan ook naast dagbesteding worden toegekend. De mate van individuele begeleiding wordt dan wel naar evenredigheid van het aantal dagdelen dagbesteding verlaagd.
Beleidsregel 2.3.5 categorieën dagbesteding: Uit oogpunt van goedkoopst adequaat wordt de laagste, voor de cliënt nog geschikte, categorie dagbesteding toegekend. |
Bij dagbesteding bestaan drie categorieën:
De categorie bij dagbesteding wordt bepaald op basis van de hoeveelheid hulp die een cliënt nodig heeft bij de persoonlijke verzorging (PV) tijdens de dagbesteding en de mate en intensiteit van begeleiding waar een cliënt, bijvoorbeeld vanwege gedragsproblemen, behoefte aan heeft tijdens de dagbesteding. Op basis van onderstaande tabel wordt de categorie van de dagbesteding bepaald:
De omvang van dagbesteding wordt uitgedrukt in dagdelen per week. Met een dagdeel wordt een aaneengesloten periode van maximaal 4 uren bedoeld.
Er geldt bij de keuze van de locatie voor dagbesteding dat deze zo dicht mogelijk bij huis wordt gezocht.
Dagbesteding wordt niet automatisch verstrekt inclusief vervoer. Alleen wanneer het voor de cliënt noodzakelijk is, wordt (rolstoel)vervoer toegekend. Bij de afweging of huisgenoten, mantelzorg of personen uit het sociale netwerk het vervoer voor de cliënt kunnen verzorgen of de cliënt kunnen begeleiden, wordt rekening gehouden met de frequentie van de dagbesteding.
Indien vervoer van en naar de dagbesteding noodzakelijk is, wordt de omvang uitgedrukt in dagen per week.
Logeren is een maatwerkvoorziening ter ontlasting van de mantelzorg. Het moet gaan om een cliënt die ongeplande zorgmomenten heeft, bijvoorbeeld ook ’s nachts. Er wordt altijd eerst beoordeeld of dagbesteding voldoende kan resulteren in de ontlasting van de mantelzorg.
De omvang van logeren in een instelling ter ontlasting van de mantelzorg wordt uitgedrukt in etmalen per week.
Het is mogelijk om de toegekende etmalen logeren te sparen zodat een cliënt een aaneengesloten, langere periode kan logeren waardoor een mantelzorger op vakantie kan. Per kalenderjaar mag het maximale aantal etmalen, te weten 156, niet worden overschreden.
Tot maatschappelijke ondersteuning behoort ook het bieden van opvang. Voor het bieden van opvang is de centrumgemeente (Vlaardingen) materieel verantwoordelijk. Het betreft:
Tot maatschappelijke ondersteuning behoort tevens het bieden van beschermd wonen. Hiervoor is de centrumgemeente (Vlaardingen) materieel/financieel verantwoordelijk.
Beschermd wonen is bedoeld voor cliënten met de volgende kenmerken:
Er is behoefte aan een veilige en afgeschermde woon- en leefomgeving voor cliënten die niet in staat zijn om zelfstandig te leven en een mogelijk gevaar voor zichzelf (verwaarlozing) of voor anderen vormen. De cliënt is niet in staat om te beoordelen dat hij tijdig ondersteuning moet inroepen, zodat zorg op afroep of planbare zorg onvoldoende is. Het gaat om cliënten die vanwege hun beperkingen niet zelfstandig kunnen wonen maar dat wel kunnen leren. Het gaat om een beschermde woonomgeving voor een afgebakende periode met als doel het zich ontwikkelen naar zelfstandig wonen.
In bijlage 4 zijn de bouwstenen voor beschermd wonen opgenomen. De omvang van beschermd wonen wordt bepaald aan de hand van de voor cliënt noodzakelijke bouwstenen en wordt uitgedrukt in een ondersteuningsbudget per week.
De toe te kennen bouwstenen bieden maatwerk aan de cliënt en zijn daarbij ook afhankelijk van de op dat moment noodzakelijke ondersteuning. Tevens heeft beschermd het doel om een cliënt te stabiliseren en voldoende vaardigheden aan te leren zodat hij uit kan stromen naar een zelfstandige woning met indien nodig ambulante begeleiding. Om deze reden worden (her)indicaties voor beschermd wonen niet langdurig afgegeven.
Bij dure woningaanpassingen, waarbij de kosten voor het volledig geschikt maken van de woning hoger zijn dan € 6.000,00, wordt beoordeeld of verhuizen mogelijk is en de goedkoopst adequate oplossing is. Er moet worden verantwoord waarom verhuizen ofwel het verstrekken van een verhuis- en klusvoucher geen adequate oplossing is. Het primaat ligt immers bij verhuizen. Bij de afweging tussen aanpassen of verhuizen wordt er behalve met de kosten in verband met het verstrekken van de goedkoopst adequate voorziening met de volgende factoren rekening gehouden:
Uitsluitingen voor de verstrekking van een verhuisvoucher:
Voor de toegankelijkheid geldt dat de woning slechts via één ingang (rolstoel)toegankelijk hoeft te zijn.
Voor de bruikbaarheid van de keuken geldt dat aanpassing noodzakelijk moet zijn en de cliënt de hoofdgebruiker is van de keuken ten aanzien van het bereiden van de warme maaltijden. Eenvoudige verrichtingen zoals koffie en theezetten en brood klaarmaken kunnen (in een andere ruimte) aan een tafel worden uitgevoerd en afwassen kan met een algemeen gebruikelijke afwasmachine.
Een eigenaar van een woning is verantwoordelijk voor onderhoud en renovatie. Indien straatwerk in de tuin verzakt is, dan betreft het ophogen algemeen gebruikelijk onderhoud. Bij een aanvraag voor een keuken- of badkameraanpassing wordt rekening gehouden met de leeftijd en de technische staat van de huidige keuken en de huidige badkamer. Een keuken is normaal gesproken na 15 tot 20 jaar aan vervanging toe. Hooguit de extra kosten voor een rolstoelkeuken ten opzichte van een gewone keuken komen dan voor verstrekking in aanmerking. Bij een badkamer wordt uitgegaan van een gemiddelde technische levensduur van 20 tot 25 jaar.
Een cliënt moet bij de keuze van een andere woning rekening houden met zijn bestaande en in de toekomst te verwachten beperkingen.
Een uitzondering is mogelijk indien een wijziging van de leefsituatie een verhuizing dringend noodzakelijk maakte. Hierbij kan gedacht worden aan het aanvaarden van een andere baan in een andere omgeving. De cliënt dient dan wel vooraf toestemming te vragen, zodat beoordeeld kan worden of er (meer) geschikte woningen beschikbaar zijn.
Een ADL-clusterwoning, ook wel bekend als Fokuswoning, is een woning die zich bevindt in een cluster van 12 tot 24 woningen en die bestemd is voor mensen met een zware lichamelijke beperking die zijn aangewezen op hulp bij algemene dagelijkse levensverrichtingen vanuit een centraal gelegen unit.
Daarnaast bestaan er in de regio de zogenaamde MIVA-woningen. Dit zijn woningen die volledig rolstoelgeschikt zijn en bestemd zijn voor minder valide personen.
Het uitgangspunt is immers dat deze woningen reeds geschikt zijn voor de doelgroep.
Bepaalde gedragsproblemen van verstandelijk gehandicapten, bijvoorbeeld hyperactiviteit en moeilijkheden in het doseren van omgevingsprikkels, kunnen (op bepaalde tijden) aanleiding geven tot problemen bij het verblijf van de verstandelijk gehandicapte in de woonruimte. Deze problemen kunnen worden opgevangen door in de woning over een uitraasruimte te beschikken.
Bij een uitraasruimte gaat het om een kamer (verblijfsruimte) waarin de cliënt tot rust kan komen. Dit kan ook een slaapkamer van de cliënt zijn. De uitraasruimte is bedoeld om de cliënt tegen zichzelf te beschermen, alsmede om de ouders/verzorgers in staat te stellen beter toezicht uit te oefenen. Het moet er om gaan dat de uitraasruimte het belang van de cliënt dient. Gaat het bij de gevolgen van de gedragsproblemen niet om de belangen van de cliënt, maar om die van huisgenoten die hinder ondervinden van de cliënt, dan is er geen sprake van een uitraasruimte.
Een losse woonunit is een herplaatsbare voorziening, met hierin een rolstoelgeschikte badkamer en/of een rolstoelgeschikte slaapkamer.
Een aanbouw wordt alleen verstrekt als vaststaat dat deze woning beschikbaar blijft voor minder validen, zoals bij huurwoningen van woningcorporaties. Bij eigen woningen en bij woningen van particuliere verhuurders zal de kans op hergebruik van de aanbouw miniem zijn. Daarom wordt bij eigen woningen en woningen van particuliere verhuurders als het maar enigszins kan gekozen voor het plaatsen van een losse woonunit.
Een personenlift, een stoeltraplift of een plateaulift kan niet worden geplaatst in een gemeenschappelijke ruimte wanneer met plaatsing van de voorziening niet wordt voldaan aan de brandveiligheidseisen zoals genoemd in het Bouwbesluit 2012. Indien de toegankelijkheid niet aangepast kan worden, dan is verhuizen de enige optie. Wanneer de kosten voor de toegankelijkheidsaanpassing hoog zijn, dient altijd het primaat van verhuizen afgewogen te worden (beleidsregel 2.6.1).
Indien de cliënt zijn hoofdverblijf in een AWBZ-instelling heeft en regelmatig de woning van bijvoorbeeld de partner, de ouders of een ander familielid bezoekt in de regio MVS, kan de betreffende woning bezoekbaar gemaakt worden voor cliënt.
Alleen het bereikbaar/toegankelijk maken van de woning en het bereikbaar maken van de woonkamer en het toilet behoren tot het bezoekbaar maken. Aanpassingen ten behoeve van het gebruik van een logeerkamer en een badkamer is niet mogelijk.
Bovendien geldt een bedrag van € 5.000,00 als maximum dat wordt verstrekt bij het bezoekbaar maken van een woning.
Bij verstrekking van een vervoermiddel in de vorm van een scootmobiel of een elektrische buitenrolstoel kan een woonvoorziening aan de orde zijn, zoals het plaatsen van een stopcontact, het aanbrengen van nivelleringsdrempels, het plaatsen van elektrische deuropeners en/of het verbreden van een deur. Uitgangspunt is de goedkoopst adequate stallingsmogelijkheid en wanneer dit in de woning zelf is, moet de cliënt dat accepteren.
Het komt voor dat ingrijpende aanpassingen aan een woning nodig zijn of dat een scootersafe nodig is. Er moet dan worden afgewogen of primaat verhuizen niet voorliggend is (beleidsregel 2.6.1).
Voor cliënten die voor (een deel van) hun vervoersbehoefte geen gebruik kunnen maken van het reguliere openbaar vervoer is een collectief vervoerssysteem in het leven geroepen. Het betreft hier vervoer van deur tot deur. Slechts de beperkingen van de lokale vervoersbehoefte worden gecompenseerd. De lokale vervoersbehoefte bestaat uit een intern vervoersgebied (het grondgebied van de gemeenten Schiedam, Vlaardingen en Maassluis) aangevuld met een extern vervoersgebied. Dit externe vervoersgebied is het gebied tot en met 5 openbaar vervoer zones vanaf het woonadres van de cliënt. Dit betekent dat het externe vervoersgebied voor cliënten uit de regio Nieuwe Waterweg Noord per woonplaats kan verschillen.
Het gebruik van algemeen beschikbare vervoersinitiatieven is voorliggend op het gebruik van de collectieve vervoersvoorziening. Dit geldt ook wanneer een cliënt nog deels gebruik kan maken van het reguliere openbaar vervoer. De cliënt kan de collectieve vervoersvoorziening uitsluitend gebruiken voor de ritten waarvoor hij geen gebruik kan maken van het reguliere openbaar vervoer of van algemeen beschikbare vervoersinitiatieven. Dit wordt bij de toekenning in de beschikking vastgelegd in de vorm van een individueel reizigersprofiel.
Bij een begeleiderspas voor het collectief vervoer is de cliënt verplicht om onder begeleiding te reizen. Kinderen tot 12 jaar komen alleen in aanmerking voor een pas met begeleiding.
Indien een cliënt tijdens het vervoer afhankelijk is van noodzakelijke begeleiding, komt de ritprijs voor deze begeleider ten laste van het college.
Een cliënt die niet afhankelijk is van begeleiding, mag één persoon laten meereizen tegen het gereduceerde tarief.
Bij de selectie van de goedkoopst compenserende vervoersvoorziening geldt het uitgangspunt:
collectief als het kan en individueel als het moet.
Uitzondering collectieve vervoersvoorziening:
Het gaat om maatschappelijke participatie in de nabije woon- en leefomgeving. Voor verder weg gelegen bestemmingen kan gebruik worden gemaakt van Valys.
De fietsvoorziening wordt verstrekt inclusief onderhoud.
Wanneer de beperkingen van de cliënt weggenomen kunnen worden door het gebruik van de collectieve vervoersvoorziening scootmobielpool, gaat dit voor op het verstrekken van een individuele scootmobiel.
Bij de advisering van een scootmobiel wordt altijd eerst gekeken of een compacte/standaard scootmobiel (zonder extra vering) een adequate oplossing biedt. Is deze om medische of antropometrische redenen niet adequaat dan kan een ander model worden geadviseerd.
Uit oogpunt van kosten wordt de voorkeur gegeven aan een compacte/standaard scootmobiel met een snelheid van 8 km per uur en een actieradius van 20 tot 25 km. Een wens voor een scootmobiel met een hogere snelheid en/of een grotere actieradius wordt niet ingewilligd indien een compacte scootmobiel passend is voor de cliënt. Een scootmobiel is immers bedoeld voor de nabije woon- en leefomgeving. Voor verder weg gelegen bestemmingen kan gebruik gemaakt worden van het collectief vervoer, eventueel in combinatie met de scootmobiel.
De scootmobiel wordt verstrekt inclusief onderhoud en WA-verzekering.
Een verstrekte scootmobiel wordt ingenomen indien:
Een autoaanpassing wordt slechts eenmaal in de 7 jaar verstrekt.
Een leaseauto of een gesloten buitenwagen, zoals een arola of canta, wordt alleen verstrekt indien de cliënt voor alle verplaatsingen op individueel eigen vervoer is aangewezen.
Een auto wordt verstrekt ten behoeve van de cliënt. Het is niet de bedoeling dat een huisgenoot, bijvoorbeeld een partner of een ouder van de cliënt, gebruik maakt van deze auto, zonder de aanwezigheid van de cliënt. Vanzelfsprekend mogen huisgenoten wel meereizen met de cliënt.
De cliënt is zelf verantwoordelijk voor het behalen van een noodzakelijk brommer-/(aangepast) autorijbewijs.
Het criterium om in aanmerking te komen voor een rolstoelvoorziening is de vaststelling dat de cliënt regelmatig of de gehele dag is aangewezen op zittend verplaatsen in en om de woonruimte. Bovendien moet een loophulpmiddel, zoals een rollator, onvoldoende uitkomst bieden.
Een rolstoel wordt verstrekt inclusief onderhoud.
Er moet sprake zijn van een zelfstandige verplaatsingsbehoefte in en om de woning en de rolstoelvoorziening dient bij te dragen aan de zelfredzaamheid bij het leven van alledag.
Een elektrische binnen/buitenrolstoel of een elektrische buitenrolstoel heeft wat betreft gebruiksdoel een overlap met een scootmobiel. Er wordt geen scootmobiel verstrekt naast een elektrische binnen/buitenrolstoel of een elektrische buitenrolstoel.
Indien de cliënt zowel in de woning als buiten de woning is aangewezen op een elektrische rolstoel, dan is één elektrische binnen/buitenrolstoel voorliggend op het verstrekken van twee aparte elektrische rolstoelen.
Een elektrische rolstoel wordt verstrekt inclusief onderhoud en, indien de voorziening buitenshuis wordt gebruikt, inclusief WA-verzekering.
Beleidsregel 2.8.3 aanpassingen rolstoel: Alleen voor de cliënt noodzakelijke aanpassingen ten behoeve van het functionele gebruik van de rolstoel kunnen worden verstrekt. |
Voorwaarden/criteria voor bijzondere aanpassingen:
Beleidsregel 2.8.4 sportvoorziening: Een cliënt kan voor een sportvoorziening in aanmerking worden gebracht indien beperkingen sportbeoefening zonder sportvoorziening onmogelijk maken. |
Een sportvoorziening wordt eenmaal in de 3 jaar verstrekt en de cliënt is zelf verantwoordelijk voor onderhoud en reparatie.
De tegemoetkoming in de meerkosten voor het eigen risico wordt uitsluitend verstrekt indien het gehele bedrag van het eigen risico, dat is genoemd in artikel 19 lid 1 van de zorgverzekeringswet, is verbruikt. Dit betekent dat een cliënt die slechts een deel van een jaar verzekerd is geweest en naar rato een lager eigen risico heeft in dit jaar, niet in aanmerking komt voor de tegemoetkoming in de meerkosten.
Uitsluitend een door de belastingdienst vastgesteld inkomen wordt geaccepteerd. Het gaat om het inkomen van twee jaar eerder dan het kalenderjaar van de aanvraag. Het inkomen van alle meerderjarige huisgenoten binnen de leefeenheid, met uitzondering van eerstegraads familieleden (ouders/kinderen), is bepalend.
Een aanvraag moet zijn ingediend voor 1 juni van het jaar na het kalenderjaar van de aanvraag. Een te laat ingediende aanvraag wordt niet in behandeling genomen.
3 Persoonsgebonden budget (pgb)
De client moet op eigen kracht, al dan niet met hulp van een pgb-beheerder, in staat zijn tot het waarderen van zijn belangen ten aanzien van de aan het pgb verbonden taken en in staat zijn deze op een verantwoorde wijze uit te voeren.
De client/pgb-beheerder wordt bekwaam geacht om een pgb te beheren als:
hij goed op de hoogte is van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een pgb en in staat is de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. Deze taken omvatten onder andere het afsluiten van een zorgovereenkomst, het nakomen van werkgevers- verplichtingen en het bijhouden van een urenregistratie over het besteden van het pgb (een maandloon is niet toegestaan);
De volgende omstandigheden zijn een reden om geen pgb toe te kennen3:
Er kan voor een cliënt die beperkt bekwaam is en toch een persoonsgebonden budget wenst een uitzondering gemaakt worden, indien de cliënt hulp krijgt bij het behartigen van zijn belangen en het uitvoeren van de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken vanuit zijn sociale netwerk. Wanneer de client een vertegenwoordiger heeft om zijn belangen ten aan zien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren, worden aan deze persoon dezelfde eisen gesteld als aan de client. Er moet voorkomen worden dat er misbruik gemaakt wordt van de cliënt dan wel van het pgb door de persoon die hulp biedt. Een voorwaarde is dat de persoon die hulp biedt bij het beheer van het pgb iemand is uit de directe naaste omgeving van de cliënt. Hulp bij de administratie van het pgb door iemand van een pgb-/zorgbureau of iemand die ook de zorg/ondersteuning levert aan de cliënt is niet toegestaan. Ook wordt een professionele bewindvoerder niet geaccepteerd als beheerder van het pgb, omdat een professionele bewindvoerder geen zicht heeft op de daadwerkelijke levering en kwaliteit van de ondersteuning aan de cliënt.
Het pgb wordt alleen verstrekt op verzoek van de client. Bij dat verzoek dient client te motiveren waarom hij de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wenst te krijgen. Door de verplichte motivatie voor een persoonsgebonden budget wordt geborgd dat het duidelijk een beslissing van de cliënt zelf is. Bovendien valt uit een motivatie van een cliënt veelal zijn bekwaamheid af te leiden.
Wanneer een cliënt de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wenst te ontvangen wordt gewerkt met een pgb-plan. In het pgb-plan onderbouwt de cliënt waarom hij kiest voor een pgb. In het pgb-plan geeft de cliënt tevens aan hoe hij het budget wil gaan besteden, hoe de kwaliteit van de hulp gewaarborgd wordt en hoe de hulp wordt gecontinueerd bij afwezigheid van hulpverlener door bijvoorbeeld ziekte of verlof. Indien meerdere personen uit een huishouden ondersteuning nodig hebben en hiervoor een pgb wensen, kan er één pgb-plan voor het gehele huishouden worden gemaakt en wordt bekeken hoe bepaalde ondersteuningsvormen gecombineerd en afgestemd kunnen worden.
De kwaliteitseisen die gelden voor ondersteuning die ingekocht wordt met een pgb verschillen per type zorgaanbieder. Bij een professionele zorgaanbieder gelden dezelfde kwaliteitseisen die gelden voor zorg in natura. Aan een ZZP-er of een zorgaanbieder uit het netwerk worden andere kwaliteitseisen gesteld.
Er is geen verantwoordingsvrij bedrag. De volgende uitgaven mogen niet worden betaald uit het pgb4:
Indien de client het pgb wenst te besteden aan een duurdere maatwerkvoorziening dan waarvoor het college een pgb verstrekt, geldt dat de client het meerdere zelf moet betalen.
Betaling vanuit een pgb is alleen op declaratiebasis mogelijk. Een maandloon is niet toegestaan.
Wanneer de cliënt een professionele hulpverlener wil inhuren, wordt beoordeeld of de hulp van goede kwaliteit is. Onder goede kwaliteit wordt verstaan dat de hulpverlener in het bezit is van relevante diploma’s en aangesloten is bij een beroepsvereniging.
Daarnaast geldt voor elke professionele hulpverlener:
Om de kwaliteitseisen te waarborgen wordt bij het pgb-plan een ondertekende verklaring omtrent de kwaliteit en effectiviteit van de professionele hulpverlener toegevoegd. In deze verklaring verklaart de hulpverlener dat hij aan de kwaliteitseisen voldoet.
Een professionele zorginstelling:
Een zelfstandig werkende professionele aanbieder (zzp-er):
Het persoonsgebonden budget is niet bedoeld voor kosten die voorafgaand aan de aanvraag zijn gemaakt. Voordat de aanvraag is ingediend zijn nog niet alle op de aanvraag betrekking hebbende gegevens beoordeeld. Indien voorzieningen al zijn aangeschaft of zijn gerealiseerd is een zinvolle beoordeling van de oorspronkelijke situatie veelal onmogelijk. Bovendien is er geen invloed geweest op de gekozen voorziening of materialen.
Door deze beleidsregel wordt voorkomen dat een voorziening waar vroegtijdig mee is begonnen niet overeenstemt met hetgeen als goedkoopst adequate voorziening wordt beschouwd. Bovendien moeten ook factoren die buiten de woonruimte van de cliënt gelegen zijn, meegewogen kunnen worden, zoals een beschikbare aangepaste of goedkoop aan te passen woning elders, of een losse woonunit, waardoor een woningaanpassing wellicht niet noodzakelijk is.
Er geldt een uitzondering indien vooraf schriftelijk toestemming is verleend aan de cliënt om alvast kosten te maken en nog is na te gaan of de ingekochte voorziening of de uitgevoerde aanpassing noodzakelijk en de goedkoopst adequate oplossing was.
Bij een cliënt met een progressief ziektebeeld staat op voorhand al vast dat binnen korte tijd vervanging van een hulpmiddel nodig is en wellicht daarna weer. Ook bij kinderen in de groei is regelmatige vervanging van een hulpmiddel noodzakelijk. Deze situaties lenen zich niet voor een persoonsgebonden budget, omdat het leidt tot kapitaalvernietiging. Een verstrekking van een voorziening in natura heeft dan de voorkeur. Een voorziening die in natura is verstrekt en niet meer geschikt is voor de cliënt komt immers in een depot en kan herverstrekt worden.
Het langdurig adequaat, bruikbaar en passend zijn is verbonden aan de afschrijvingsduur van een voorziening. Bij een hulpmiddel valt hierbij te denken aan 7 jaar (afschrijving van de voorziening), bij een woningaanpassing zou de termijn langer kunnen zijn.
Het volledig inzetten van een pgb bij een gecontracteerde zorgaanbieder ondermijnt de systematiek van gekozen financiering en wordt om die reden niet geaccepteerd door de zorgaanbieder.
Zorg uit het eigen netwerk wordt veelal beschouwd als de beste zorg voor de laagste prijs, maar dit mag niet leiden tot vergoeding van de informele zorg die anders onbetaald geleverd zou worden. Uitgangspunt is dat hulp uit de eigen omgeving reeds maximaal moet worden ingezet voordat een beroep gedaan wordt op de gemeente. Voor zorg die in redelijkheid verwacht mag worden van het eigen netwerk (taken die een ander onbetaald zou verrichten bij familie) moet geen indicatie en dus ook geen pgb verstrekt worden.
Bij een kortdurende indicatie die wordt ingezet om (volledige) zelfredzaamheid te bereiken wordt uitsluitend Zorg in Natura verstrekt, omdat bij kortdurende ondersteuning een duidelijk resultaat en bijbehorende voortgangsrapportages verwacht worden. Uit ervaringen is bekend dat een pgb bij dergelijke indicaties niet het gewenste effect te weeg brengt, omdat taken veelal (structureel) worden overgenomen, waardoor na afloop van de indicatie het doel niet is bereikt.
Een persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening schoon huis, maaltijdverzorging, kindverzorging en ondersteuning op maat om mee te doen in de stad is uitsluitend bestemd voor de woning waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft. Bij zorg in natura wordt ook geen ondersteuning geleverd wanneer de cliënt is opgenomen of wanneer de cliënt buiten de regio MVS verblijft. Aangezien het persoonsgebonden budget als alternatief voor zorg in natura wordt verstrekt, wordt hetzelfde uitgangspunt gehanteerd.
De cliënt is verplicht om een verblijf in een instelling of een verblijf buiten de regio, indien mogelijk vooraf, te melden.
Bij overlijden van een cliënt met een persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening schoon huis, maaltijdverzorging, kindverzorging en ondersteuning op maat om mee te doen in de stad, waarbij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) niet de salarisadministratie verricht, geldt als beëindigingsdatum de datum van het overlijden;
Bij overlijden van een cliënt met een persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening schoon huis, maaltijdverzorging, kindverzorging en ondersteuning op maat om mee te doen in de stad, waarbij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de salarisadministratie verricht, geldt als beëindigingsdatum 1 maand na het overlijden (opzegtermijn van een maand).
Bij hulpmiddelen die bekostigd zijn met een persoonsgebonden budget bestaan bij overlijden de volgende mogelijkheden:
de erfgenaam van de cliënt draagt het eigendomsrecht van de voorziening over en de voorziening wordt kosteloos (mits deze zich binnen de regio MVS bevindt) opgehaald door de gecontracteerde leverancier, waarbij restitutie van een meerprijs die een cliënt heeft betaald bij aanschaf van de voorziening niet mogelijk is.
Bij hulpmiddelen die bekostigd zijn met een persoonsgebonden budget en eigendom zijn geworden van de cliënt geldt bij verhuizing naar een adres buiten de regio MVS dat:
dat de cliënt die een eenmalig bedrag heeft ontvangen voor aanschaf en onderhoud van het hulpmiddel voor een bepaalde periode, alles zelf regelt voor de duur van het pgb budget en voor de geldende afschrijvingsperiode van de vertrekgemeente. Mocht de cliënt een contract hebben afgesloten voor de gehele periode (bijvoorbeeld 5 jaar) met en leverancier van Firevaned, dan is dat een geldige reden om het contract te beëindigen en ontvangt de cliënt het resterende geldbedrag van de niet verstreken termijn naar rato retour, zodat de cliënt in de nieuwe gemeente voor het resterende bedrag zelf een nieuw contract kan afsluiten.
Deze Beleidsregels en nadere regel maatschappelijke ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam 2023 treden in werking met ingang van 1 januari 2023. De Beleidsregels en nadere regel maatschappelijke ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam 2022 komen per die datum te vervallen.
Deze Beleidsregels en nadere regel worden aangehaald als “Beleidsregels en nadere regel maatschappelijke ondersteuning Maassluis Vlaardingen Schiedam 2023” of als “Beleidsregels en nadere regel maatschappelijke ondersteuning MVS 2023”.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis op ………..
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen op 20 december 2022
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam op ………..
Bijlage 1: Schoon huis, kindverzorging en maaltijdverzorging
Maatschappelijke participatie:
Bijlage 3: Meedoen in de stad begeleiding en persoonlijke verzorging
Bijlage 4: Bouwstenen beschermd wonen