Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Neder-Betuwe

Onderwijsachterstandenbeleidsplan Neder-Betuwe 2023-2026

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNeder-Betuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingOnderwijsachterstandenbeleidsplan Neder-Betuwe 2023-2026
CiteertitelOnderwijsachterstandenbeleidsplan Neder-Betuwe 2023-2026
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Beleidsplan VVE Neder-Betuwe 2019-2022.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-01-2023nieuwe regeling

20-12-2022

gmb-2023-13807

Z/22/089783

Tekst van de regeling

Intitulé

Onderwijsachterstandenbeleidsplan Neder-Betuwe 2023-2026

Besluit

  • 1.

    Het college besluit het Onderwijsachterstandenbeleidsplan Neder-Betuwe 2023-2026 vast te stellen.

  • 2.

    Het college besluit het beleidsplan VVE Neder-Betuwe 2019-2022 in te trekken.

  • 3.

    Het college besluit de raadsinformatiebrief vast te stellen.

Aanpak onderwijsachterstanden en inzet voor- en vroegschoolse educatie in Neder-Betuwe

 

Voorwoord

 

“Een goede start, dat gun je ieder kind.”

 

Ik was vier jaar toen ik voor het eerst naar school ging. In de jaren 70 van de vorige eeuw was dat heel normaal. De eerste levensjaren bracht ik vooral door bij mijn vader en moeder, broertjes en zusjes. Ik heb warme herinneringen aan mijn jeugd waarin ik veel aandacht kreeg.

 

In onze gemeente zijn we gezegend met veel kinderen. Ieder kind gun je een mooie jeugd en goede kansen om de geschonken talenten te kunnen ontwikkelen. Alle kinderen in onze gemeente moeten ook gelijke kansen krijgen, zodat zij goed en veilig opgroeien richting volwassenheid.

 

Soms zien ouders of begeleiders dat kinderen, om welke reden dan ook, extra aandacht nodig hebben. Gemeente Neder-Betuwe hoopt met dit beleidsplan de kans op onderwijsachterstanden bij kinderen in onze gemeente al heel vroeg te verminderen. Daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen.

 

Door al vroeg te letten op mogelijke achterstanden en daaraan wat te doen werken we aan een stevige basis voor hun verdere schoolloopbaan en het functioneren in de maatschappij. Dit doen we door gerichte en speelse stimulering van de ontwikkeling in te zetten met een doorgaande leerlijn. In dit onderwijsachterstandenbeleidsplan staat hoe wij als gemeente samen met kinderopvangorganisaties en scholen ervoor willen zorgen dat kinderen in Neder-Betuwe een optimale ontwikkelkans krijgen.

 

Ik bedank ook vanaf deze plaats alle betrokken partners die aan dit beleidsplan hebben meegewerkt. Met elkaar sta je sterker om de kinderen die zijn toevertrouwd aan onze zorgen een steun in de rug te geven. Want een goede start, dat gun je ieder kind.

 

Marien Klein

Wethouder Onderwijs, Jeugdzorg en Kinderopvang.

 

1. Inleiding

 

Alle kinderen hebben recht op gelijke kansen. Alle kinderen verdienen een rijke ontwikkelomgeving, een goede (school)loopbaan en een waardevolle participatie in de maatschappij. Door verschillende omstandigheden kunnen er bij kinderen (risico’s op) achterstanden ontstaan, bijvoorbeeld doordat zij opgroeien in een taalarme omgeving of door persoonlijke omstandigheden die (tijdelijk) alle aandacht van een kind kunnen opeisen. Deze achterstanden kunnen de ontwikkeling van het kind en het voorspoedig doorlopen van de schoolloopbaan bemoeilijken en daarmee mogelijk ook de participatie in de maatschappij. De gemeente wil in samenwerking met alle betrokken partijen onderwijsachterstanden bij deze kinderen verminderen en waar mogelijk helemaal voorkomen. De manier waarop hier binnen de gemeente Neder-Betuwe vorm aan gegeven wordt, is beschreven in het voorliggende Onderwijsachterstandenbeleidsplan 2023-2026.

 

De gemeente ontvangt van het Rijk onderwijsachtstandsmiddelen met de verplichting om hiervoor voldoende aanbod van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) te organiseren voor kinderen met een taal- en/of ontwikkelingsachterstand of een risico daarop.

 

Als gemeente Neder-Betuwe vinden wij het belangrijk om samen met onze partners duidelijke afspraken te maken over welke doelen wij hebben op het gebied van onderwijsachterstandenbeleid (OAB). Vanaf 2023 start landelijk de nieuwe OAB-periode die tot 2026 duurt. Dit is een goed moment om de lopende afspraken te herijken en nieuwe doelen en ambities te stellen.

 

We willen in dit beleidsplan de volgende punten verduidelijken:

  • -

    Doelen, mogelijkheden en afspraken op het gebied van OAB;

  • -

    de wijze waarop peuteropvang en voorschoolse educatie (VE) in Neder-Betuwe is georganiseerd;

  • -

    kwaliteitseisen voor betrokkenen om voor gemeentelijke subsidie in aanmerking te komen.

Samenwerking rondom dit thema is een belangrijk uitgangspunt. Het beleidsplan is dan ook opgesteld in samenwerking met de partijen, vanuit de werkgroep VVE en de bijeenkomsten in 2022 over OAB die de gemeente heeft georganiseerd. Daarnaast sluiten we zo veel mogelijk aan bij de betrokken beleidsterreinen en bij de Nota Sociaal Domein 2021-2024. We hebben immers allemaal een belangrijke rol in de uitvoering van de ambities en zullen hierin moeten blijven samenwerken. “It takes a village to raise a child.”

 

Aansluiting Nota Sociaal Domein en uitvoeringsplan

Binnen het sociaal domein van de gemeente Neder-Betuwe is de Nota Sociaal Domein 2021-2024 opgesteld waarin staat hoe wij als gemeente de komende jaren verder werken aan een stevig sociaal en maatschappelijk fundament onder ons gemeentelijke samenleven. De nota geeft een overzicht en inzicht in wat wij doen aan taken binnen het sociaal domein. Een hoofdstuk uit de nota richt zich op opvoeden en ontwikkelen waarin beschreven is dat wij ons willen inzetten voor optimale ontwikkelingskansen voor alle jeugdigen binnen de gemeente, waarbij dit beleidsplan goed aansluit.

 

Onder de Nota Sociaal Domein 2021-2024 vallen drie uitvoeringsplannen, waarvan één uitvoeringsplan Optimaal Ontwikkelen & Opgroeien heet. In dit uitvoeringsplan zijn maatschappelijke resultaten met daarbij deelresultaten geformuleerd. In dit beleidsplan beschrijven we de aansluiting op een aantal van deze deelresultaten. Daarnaast wordt door deze integrale werkwijze het raakvlak en/of de overlap met andere beleidsterreinen meer vanzelfsprekend gemaakt.

 

Looptijd

Dit beleidsplan geldt voor de periode 1-1-2023 tot 31-12-2026. Ieder jaar vindt een evaluatie plaats en worden de hieronder beschreven voorwaarden zo nodig aangepast op basis van gewijzigde wetgeving en/of andere ontwikkelingen.

 

Toetsing

De GGD houdt toezicht op de uitvoering van peuteropvang op basis van de Wet kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en adviseert de gemeente Neder-Betuwe over het al dan niet handhaven bij geconstateerde afwijkingen.

 

Verantwoording

Jaarlijks legt de gemeente verantwoording af aan de Inspectie van het onderwijs over het uitgevoerde onderwijsachterstandenbeleid. Vanaf 2023 zal dit worden gedaan vanuit het nieuwe toezichtkader ‘Interbestuurlijk Toezicht’.

2. Onderwijsachterstandenbeleid in Neder-Betuwe

2.1 Doel beleidsplan

Het doel van dit beleidsplan is dat er binnen Neder-Betuwe heldere afspraken zijn over de visie op, en de uitvoering van onderwijsachterstandenbeleid (OAB) en voor- en vroegschoolse educatie (VVE). ‘Hoe zorgen we binnen Neder-Betuwe dat we onderwijsachterstanden tegengaan én verminderen?’ en ‘Hoe geven we vorm aan de voor- en vroegschoolse educatie binnen Neder-Betuwe?’

 

Het beleid beschrijft kwaliteitskaders voor de komende 4 jaar op het gebied van OAB en VVE die zo concreet mogelijk geformuleerd zijn, inclusief duidelijke afspraken over de implementatie.

 

Daarnaast nodigen ze uit tot verdere ontwikkeling van de kwaliteit binnen de voorzieningen in Neder-Betuwe. We stimuleren het aandragen van nieuwe ideeën om zo te komen tot initiatieven om breder in te zetten op OAB. Binnen het beleid houden we rekening met de wettelijke eisen alsook onze gemeentelijke ambities zoals onder andere beschreven in de Nota Sociaal Domein.

 

Kortom, het doel van voorliggend beleidsplan 2023-2026 is het beschrijven, bewaken, beheersen én verbeteren van het OAB en de VVE binnen de gemeente Neder-Betuwe door middel van duidelijke afspraken.

 

2.2 Aanleiding

Door landelijke ontwikkelingen en wetswijzigingen is het beleidsplan VVE Neder Betuwe 2019-2022 toe aan actualisering. Binnen Neder-Betuwe hebben we de laatste maanden van de beleidsperiode gemerkt dat de focus zich is gaan verleggen. Daarom gaan we nieuwe doelen stellen voor de komende beleidsperiode. Hieronder gaan we nader in op de actuele ontwikkelingen en de veranderingen van focus.

 

Coalitieakkoord

In het coalitieakkoord van december 2021 geeft het kabinet aan te investeren in kinderopvang, voor- en vroegschoolse educatie en de rijke schooldag om zo de kansengelijkheid te vergroten: “We voorkomen leerachterstanden bij de start door het stimuleren van de deelname van kinderen met een taalachterstand aan voor- en vroegschoolse educatie (VVE), het versterken van de kwaliteit, en de relatie tussen opvang en onderwijs te versterken.”

 

Landelijke ontwikkelingen kinderopvang

Door het Rijk zijn er aankondigingen gedaan op het gebied van kinderopvang. Zo is er het besluit kinderopvangtoeslag 2023, waarmee de hoogte van de kinderopvangtoeslag in 2023 niet meer afhankelijk is van het aantal gewerkte uren en is er een stelselherziening van de kinderopvang aangekondigd. Het voorstel is om in 2025 de kinderopvang voor werkende ouders nagenoeg gratis te maken en daarna deze stap ook te zetten voor niet-werkende ouders.

 

Passende kinderopvang

Landelijk maar ook lokaal ontstaat er steeds meer behoefte aan ‘passende kinderopvang’ voor kinderen die meer zorg en ondersteuning nodig hebben dan die nu binnen de kinderopvang geboden kan worden. Als gemeente is het belangrijk om na te gaan waar de behoefte vandaan komt zodat we samen een definitie van passende kinderopvang voor de gemeente Neder-Betuwe kunnen opstellen als basis voor de verdere realisatie hiervan.

 

Alle bovenstaande ontwikkelingen hebben effect op of staan in relatie tot het onderwijsachterstandenbeleid.

 

2.3 Wettelijk kader

De uitvoering van VVE is gebaseerd op de volgende wetten:

  • Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet OKE);

  • Besluit basisvaardigheden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • Wet Kinderopvang;

  • Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang;

  • Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;

  • Wet op het primair onderwijs;

  • Wet op het onderwijstoezicht.

De wettelijke kwaliteitseisen zijn van kracht voor alle aanbieders van voorschoolse educatie en zijn op landelijk niveau uitgewerkt in de inspectie- en waarderingskaders vanuit de Wet Kinderopvang en de Inspectie van het Onderwijs.

 

2.4 Evaluatie huidige situatie

De afgelopen beleidsperiode (2019-2022) heeft binnen Neder-Betuwe de focus gelegen op VVE en dan specifiek op:

  • doorontwikkeling op het gebied van het aanbod van 16 uur VVE voor doelgroeppeuters1;

  • de inzet van HBO-ers in de voorschoolse voorzieningen;

  • de toeleiding van peuters naar de peuteropvang;

  • intensivering en verbetering van de doorgaande lijn;

  • verdere samenwerking tussen partijen.

Harmonisatie

De peuteropvang in Neder-Betuwe is sinds 2013 geharmoniseerd, dat wil zeggen dat de peuteropvang dezelfde kwaliteitseisen kent als de dagopvang. Daarbij is destijds besloten dat alle peuteropvang voldoet aan VVE-kwaliteitseisen. In deze beleidsperiode is het aantal locaties met aanbod op het gebied van voorschoolse educatie (VE-aanbod) uitgebreid van 8 naar 12 locaties. In 2019 was er tevens 1 locatie zonder VE-aanbod en dat is in 2022 niet anders.

 

Doorontwikkeling bereik en aanbod

Inmiddels is er anno 2022 sterk de behoefte om OAB en VVE meer bekendheid te geven en daarmee meer bereik te creëren maar ook meer en een breder aanbod. De focus is zich langzaam aan het verleggen naar (naast het huidige VE-aanbod) een werkwijze van projectmatig inspelen op onderwijsachterstanden in de brede zin. Met het project ‘Gezinsaanpak’ van de bibliotheek is hier een eerste stap in gezet. Inmiddels is hier het project ‘Bewegend leren’ vanuit Kindcentra Betuwe bij gekomen. Deze vormen van aanbod zijn een mooie en waardevolle aanvulling op het VE-aanbod wat geboden wordt op de voorzieningen. Daarnaast is de behoefte aan een goede doorgaande leerlijn en meer samenwerking tussen partijen gestegen.

 

Vergroten bekendheid

Half 2022 zijn we tot de conclusie gekomen dat de term ‘VVE’ bij zowel ouders als partijen vaak vragen oproept. Voor ouders roept het vragen op als; ‘Waar staat VVE eigenlijk precies voor? Wat betekent voor- en vroegschoolse educatie? Waarom zou mijn kind gebruik moeten maken van VE-aanbod?’. Voor de partijen gelden deels dezelfde vragen maar roept het ook andere vragen op; Wat kunnen we precies met VVE? Is VVE iets wat alleen aangeboden wordt binnen de peuteropvang?’. Deze vragen betekenen voor ons dat er in de afgelopen beleidsperiode meer behoefte is ontstaan aan bekendheid en duiding rondom het begrip VVE.

 

2.5 Visie op OAB en VVE binnen Neder-Betuwe

Neder-Betuwe is een kinderrijke gemeente. Alle kinderen binnen Neder-Betuwe hebben recht op gelijke kansen op een optimale ontwikkeling. Stimuleren van het jonge kind vormt de kern van het onderwijsachterstandenbeleid. Alle partijen voelen zich verantwoordelijk voor het stimuleren van de ontwikkeling en het bieden van een optimale omgeving hiervoor. Door jong te beginnen werken we aan een stevige basis voor hun verdere schoolloopbaan en het functioneren in de maatschappij. Dit doen we door gerichte en speelse stimulering van de ontwikkeling in te zetten en door middel van een doorgaande leerlijn.

 

Het uiteindelijke doel van OAB en VVE is het vooromen en verminderen van onderwijsachterstanden bij alle kinderen in Neder-Betuwe en hen optimale ontplooiingskansen bieden, zodat ze:

  • -

    als peuters op een prettige en gelijkwaardige manier kunnen starten in groep 1 en

  • -

    als kleuters op een prettige en gelijkwaardige manier kunnen starten in groep 3.

Het bieden van gelijke kansen kan inhouden dat kinderen ongelijk behandeld dienen te worden. Voor sommige kinderen kan er namelijk meer hulp nodig zijn om wel dezelfde kansen te kunnen krijgen als andere kinderen. Voor kinderen waar dit door achterstanden moeilijker gaat, bieden peuteropvang- en basisscholen ondersteuning die door de gemeente (mede) wordt gefaciliteerd. Een goede samenwerking is hierin van groot belang.

 

 

Om kinderen de mogelijkheid te bieden gebruik te maken van de ondersteuning die peuteropvang en basisscholen bieden, is het belangrijk dat ouders weten op wat voor manier dit mogelijk is. Het meer zichtbaar maken van en ouders bekend maken met VVE is hierin erg belangrijk.

 

Naast het VE-aanbod op de locaties zijn ook andere partijen van groot belang zoals de dagopvang, het basisonderwijs en bijvoorbeeld de bibliotheek. We willen samen met hen meer gaan inzetten op projecten die kunnen bijdragen bij het verminderen en voorkomen van onderwijsachterstanden, als aanvulling op het VE-aanbod op de peuteropvanglocaties. Partners worden uitgedaagd om met projectvoorstellen te komen om zo gezamenlijk te werken aan het verminderen en voorkomen van onderwijsachterstanden. Daarnaast wordt er hiermee geïnvesteerd in de doorgaande lijn.

 

Door OAB breder te trekken dan alleen VVE gaan we extra inzetten op het voorkomen van segregatie en het bevorderen van integratie en bieden we mogelijkheden voor alle kinderen in Neder-Betuwe!

3. Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) in Neder-Betuwe

 

Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is er om kinderen een goede start te geven aan het begin van de basisschool. Tijdens VVE leert een kind in een peutergroep of in groep 1 en 2 van de basisschool spelenderwijs allerlei vaardigheden. De ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. VVE helpt een kind om de Nederlandse taal beter te begrijpen en spreken, zodat hij of zij klaar is voor de basisschool. Het aanbod op een peutergroep noemen we voorschoolse educatie (VE-aanbod) en het aanbod in groep 1 en 2 noemen we vroegschoolse educatie. VVE wordt ingezet om onderwijsachterstanden bij kinderen te verminderen en waar mogelijk te voorkomen.

 

Voorschoolse periode

De VE-peuteropvang wordt anno 2022 in Neder-Betuwe uitgevoerd door Kindcentrum Betuwe met zeven locaties, Stichting tot het verstrekken van Voorschoolse Educatie op Reformatorische Grondslag (SVEG) met vier locaties en SamSam met één locatie.

Sinds half 2022 biedt Villa Kakelbont eveneens peuteropvang met één locatie in Echteld, maar zij hebben (nog) geen VE-aanbod. Naast de VE locaties hebben Kindcentrum Betuwe en SamSam ook nog kinderopvang en buitenschoolse opvanglocaties binnen de gemeente.

 

Voorschoolse educatie wordt aangeboden in een kindercentrum (dagopvang, peuteropvang of voorschool). Gemeentelijke subsidie voor een aanbod voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters binnen de dagopvang is sinds 2019 mogelijk, mits er voldaan wordt aan de wettelijke en gemeentelijke kwaliteitseisen, waaronder de registratie in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) als VE-voorziening.

 

Pedagogisch medewerkers in de voorschoolse periode besteden systematisch en structureel extra aandacht aan de taal- en rekenvaardigheid, de sociaal-emotionele en de motorische ontwikkeling van peuters. Hiervoor wordt een erkend programma gebruikt vanuit de databank Effectieve Jeugdinterventies van het NJi. Peuters worden, zowel individueel als in groepsverband, in hun ontwikkeling gestimuleerd door middel van spel en gerichte activiteiten (spelen, ontmoeten, ontwikkelen). De aanbieder van peuteropvang wisselt ervaringen uit met ouders over hun kinderen en biedt ouders ondersteuning bij opvoed- en ontwikkelingsvragen.

 

Voorschoolse educatie vindt bij voorkeur plaats in horizontale groepen (2-4 jarigen). Er is zoveel mogelijk sprake van gemengde groepen: kinderen met en zonder VVE indicatie en wel of niet vallend onder de criteria van de kinderopvangtoeslag. Alle kinderen krijgen hetzelfde educatieve aanbod en spelen en ontwikkelen zich gezamenlijk in een groep.

 

Vroegschoolse periode

Naast deze voorschoolse periode is er ook een vroegschoolse periode, zoals de afkorting voor- en vroegschoolse educatie (VVE) al impliceert. Als gemeente hebben wij de taak om te zorgen voor voldoende voorschoolse educatie binnen de gemeente. Maar daarnaast mogen wij als gemeente, in samenwerking met het onderwijs, ook aandacht besteden aan de vroegschoolse educatie. Onderwijsinstellingen ontvangen, afhankelijk van hun populatie, in de lumpsum eigen middelen voor het tegengaan van onderwijsachterstanden. De komende beleidsperiode willen we als gemeente een bijdrage leveren aan het vroegschoolse aanbod, waarbij we een goede doorgaande leerlijn en het tegengaan van segregatie als uitgangspunten gebruiken.

 

VVE is niet verplicht

Ouders van een kind die een VVE indicatie heeft gekregen, zijn niet verplicht om hun kind naar een VE voorziening te brengen, maar wij juichen dit wel toe. We gaan de komende beleidsperiode extra aandacht besteden aan de bekendheid van VVE en de betekenis hiervan. Wanneer je als ouders weet wat voor- en vroegschoolse educatie inhoudt ben je eerder geneigd hier ook gebruik van te maken.

 

De kwaliteit van de Neder-Betuwse voorzieningen voor peuteropvang wordt gedefinieerd in de volgende hoofditems:

  • Alle kinderen bereiken

  • Professionele begeleiders

  • Ouderbetrokkenheid

  • Doorgaande lijn

  • Aansluiting jeugdhulp

  • Resultaatafspraken

  • Kwaliteitszorg

  • Toezicht op VVE

Verderop in dit beleidsplan komen deze onderwerpen aan bod.

 

3.1 Doelgroep

De cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek bepalen de omvang van de doelgroep per gemeente en daarmee de hoogte van de specifieke uitkering aan gemeenten.

Gemeenten zijn vrij om hun eigen doelgroep te bepalen. Neder-Betuwe kent een brede doelgroepdefinitie waar naast dat er gekeken wordt naar de indicatoren zoals het opleidingsniveau van de ouder(s), het land van herkomst van de ouder(s), de verblijfsduur in Nederland en of er sprake is van schuldsanering, er ook gekeken wordt naar risicofactoren zoals een achterstand in de motorische of sociaal-emotionele ontwikkeling, het ontbreken van een sociaal netwerk en gezins- en gedragsaspecten meegewogen worden.

 

In de Neder-Betuwe Overdracht en Verwijsprocedure (NBOV) wordt aangegeven dat een VVE-indicatie afgegeven wordt op basis van (één van) de volgende criteria:

  • Verzorgende ouder spreekt geen Nederlands

  • Alleen een buitenlandse taal sprekend

  • Spraaktaalstoornis en/of achterstand in de Nederlandse taal

  • Achterstand in ontwikkelingsveld communicatie

  • Achterstand in ontwikkelingsveld fijne motoriek, adaptatie, persoonlijkheid, sociaal; gedrag

  • Ontbreken van sociaal netwerk

  • Achterstand in ontwikkelingsveld grove motoriek

  • Asielzoekerkind

  • Illegaal kind

  • Levend van minimum inkomen

  • Moeder en/of vader alcohol verslaafd

  • Moeder en/of vader drugs verslaafd

  • Moeder en/of vader heeft psychische problemen

  • Opvoedingsprobleem

  • Zorgtekort

De GGD (consultatiebureau) kan een indicatie al vroeg inschatten omdat zij de kinderen volgt vanaf de eerste levensweken. Soms blijkt echter pas op de peuteropvang dat een kind tot de doelgroep behoort. In dat geval vraagt de peuteropvangvoorziening aan de GGD om het kind alsnog te indiceren.

 

3.2. Indicatie en toeleiding

De landelijke overheid wil dat alle peuters die het risico lopen op een taal- en/of ontwikkelingsachterstand meedoen aan voorschoolse educatie. Gemeenten moeten daarom zorgen voor voldoende en kwalitatief goede 'VVE kindplaatsen' in een voorschoolse voorziening. Alle peuters die voldoen aan de landelijke en gemeentelijke definitie moeten zodoende gebruik kunnen en gaan maken van dit aanbod. Dat betekent per definitie dat de ambitie voor het bereik van doelgroeppeuters 100% moet zijn. Ouders zijn echter niet verplicht hun kind deel te laten nemen aan voorschoolse educatie. Ons doel is om die reden ook dat alle ouders weten wat VVE inhoudt en dus een bewuste keuze maken om hier wel of geen gebruik van te maken. Het deelresultaat vanuit het uitvoeringsplan van de Nota Sociaal Domein is als volgt geformuleerd: “Het % van geïndiceerde peuters dat deelneemt aan VVE is verhoogd.”

 

Een belangrijke vraag hier is: Is VVE voor iedereen en binnen iedere kern makkelijk toegankelijk? Weten alle ouders waar VVE voor staat en wat het betekent?

Wanneer ouders niet weten wat VVE inhoudt of de term schrikt ze af dan zullen ze dit misschien als een drempel ervaren. Voor ouders is het goed om te weten dat het om ‘spelend leren’ gaat en dat in het geval van ‘een indicatie’ hun kind recht heeft op meer uren aanbod binnen de peuteropvang.

 

We willen zicht krijgen op welke kinderen/gezinnen minder vanzelfsprekend gebruik maken van het VE-aanbod en waar deze kinderen dan wel heen gaan, blijven ze thuis of gaan ze bijvoorbeeld naar een gastouder. De gemeente Neder-Betuwe kent een groot aantal gastouder. Gastouders betrekken bij de ambities vanuit de gemeente kan hierbij heel waardevol zijn.

 

Kwalitatief aanbod

Het voorschools educatieve aanbod kent wettelijk gezien een aantal duidelijke kwaliteitseisen:

  • Het aanbod vindt plaats in een kindercentrum (dagopvang, peuteropvang of voorschool);

  • Voor doelgroeppeuters moet er voldoende VE-aanbod zijn om 960 uur af te kunnen nemen in de periode van dat zij 2,5 tot 4 jaar zijn. Dit komt neer op 16 uur VE per week (40 weken per jaar) aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsgebieden;

  • Er wordt een (erkend) programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • De VE groepen bestaan uit maximaal 16 kinderen met minimaal 1 pedagogisch medewerker per 8 kinderen;

  • Er wordt een pedagogisch beleidsmedewerker ingezet ten behoeve van de verhoging van de kwaliteit van de voorschoolse educatie.

Aanbod voorschoolse educatie per week

Voor alle peuters van 2,5 – 4 jaar is er in Neder-Betuwe een aanbod van tenminste twee dagdelen van in totaal 5 uur per week, gedurende 40 weken per jaar. Alle peuters (reguliere en VVE-geïndiceerde) krijgen hierbij een zelfde kwalitatief aanbod van voorschoolse educatie. Voor de doelgroeppeuters is een aanbod verplicht van totaal 16 uur per week. De ervaring leert dat het niet altijd haalbaar is om direct vanaf de start bij een peuteropvangvoorziening 4 dagdelen af te nemen, een kind moet immers wennen aan deze setting. Om deze reden zijn we binnen Neder-Betuwe gestart met een pilot waarbij peuters vanaf 2 jaar al een indicatie kunnen krijgen en daarmee kunnen starten bij de peuteropvang. De uren die zij af nemen tellen niet mee voor de uiteindelijke 960 uur, maar ze hebben hiermee wel een half jaar de tijd om te wennen aan de peuteropvangvoorziening en de groep. Het doel is dat een kind dan met 2,5 jaar zo gewend is dat 4 dagdelen afnemen haalbaar is.

 

Gerealiseerd bereik

Om te weten hoeveel doelgroeppeuters nu daadwerkelijk gebruik maken van een VVE kindplaats in de voorschoolse voorziening is in 2018 gestart met de implementatie van de Peutermonitor. Deze monitor vergelijkt gegevens van gemeente, GGD en peuteropvangvoorzieningen, waardoor bereik en non-bereik valide berekend kunnen worden. Door het bereik te meten met de Peutermonitor, kunnen eventuele knelpunten hierin snel gesignaleerd worden. Tevens wordt met de Peutermonitor de financiële verantwoording van de subsidie geregeld. De Peutermonitor wordt nu al heel wat jaren met succes gebruikt.

 

Toeleiding

De toeleiding is in Neder-Betuwe belegd bij de GGD Gelderland-Zuid. Zij werken vanuit de Neder-Betuwe Overdracht- en Verwijsprocedure (NBOV). De communicatie tussen de medewerkers van het consultatiebureau en de medewerkers van de voorschoolse voorzieningen is goed en kent korte lijnen. Men vindt elkaar snel bij vragen en signalen over zorg bij peuters. Wel ontstaat er, naast het contact tussen consultatiebureau en voorschoolse voorziening, ook de behoefte meer contact met andere partners te hebben die hierin een rol kunnen spelen zoals jeugdzorg, onderwijs en het samenwerkingsverband.

 

Om het belang van voorschoolse educatie te promoten en ouders te stimuleren hiervan gebruik te maken, zal naast het standaardadvies van het consultatiebureau, ingezet worden op extra toeleidingsactiviteiten. Denk hierbij aan meer en toegankelijke informatie over het aanbod, informatie in andere talen en wijk- en ouderactiviteiten.

4. Samenwerken binnen OAB en VVE

4.1 Partners

In Neder-Betuwe werken verschillende partners samen als het gaat om OAB en VVE, ieder vanuit zijn eigen rol. In het uitvoeringsplan van de Nota Sociaal Domein is onder het maatschappelijke resultaat ‘Samen opvoeden’ het volgende deelresultaat beschreven: “Er zijn meer organisaties die zich meer betrokken voelen bij de opvoeding.” Door vanuit OAB en VVE te investeren in de samenwerking kunnen we een bijdrage leveren aan dit deelresultaat. Betrokken partners zijn: de gemeente, de peuteropvangvoorzieningen, de basisscholen, de Jeugdgezondheidszorg (GGD), de bibliotheek en natuurlijk de ouders.

 

  • -

    Gemeente Neder-Betuwe

De gemeente is in de eerste plaats regievoerder en procesbegeleider. Zij is wettelijk verplicht te zorgen voor een voldoende kwalitatief en dekkend aanbod van voorschoolse educatie voor 2- en 3 jarigen met een (risico op) taal- en/of ontwikkelingsachterstand. Daarnaast spant de gemeente zich in om deze kinderen daadwerkelijk te bereiken en werkt daarvoor samen met de verschillende VVE-aanbieders en de Jeugdgezondheidszorg (GGD). De gemeente verstrekt subsidie aan de peuteropvangvoorzieningen en maakt met hen en het onderwijs zogenaamde resultaatafspraken. De gemeente kan ook investeren in de vroegschoolse periode. Het Rijk stelt middelen beschikbaar en de gemeente wil deze rechtmatig en doelmatig inzetten op alle mogelijke manieren. Daarnaast is er binnen de gemeente het Kernpunt Neder-Betuwe. Het Kernpunt is er voor inwoners met vragen over bijvoorbeeld opvoeden en opgroeien. Daarmee hebben zij mogelijk een belangrijke rol bij de toeleiding en signalering.

 

  • -

    Peuteropvangvoorzieningen (dagopvang, peuteropvang en voorscholen)

De peuteropvangvoorzieningen bieden binnen hun opvang voorschoolse educatie aan conform het kwaliteitskader dat daarvoor geldt. Het gaat hierbij om het wettelijk kader als ook de bovenwettelijk gestelde voorwaarden door de gemeente. Peuteropvangvoorzieningen ontvangen daarvoor subsidie van de gemeente.

 

  • -

    Basisscholen

De basisscholen verzorgen vroegschoolse educatie in groep 1 en 2 van het basisonderwijs. Samen met de gemeente maken zij zogenaamde resultaatafspraken. Daarbij gaat het om de resultaten voor vroegschoolse educatie. Het gaat hier niet om afspraken over de kwaliteit van het onderwijs, daar gaan de scholen zelf over. Scholen hebben veel vrijheid bij het inrichten van hun vroegschoolse educatie aan 4- en 5-jarigen. De resultaatafspraken betreffen daarom alleen de opbrengsten van de VVE en niet de weg ernaartoe. Wel kan de gemeente het onderwijs (financieel) ondersteunen bij het inrichten van extra aanbod op het gebied van vroegschoolse educatie.

 

  • -

    Jeugdgezondheidszorg (GGD)

De GGD is de indicatiesteller. De GGD (consultatiebureau) heeft de taak om te signaleren of een kind een (kans op) taal- en/of ontwikkelingsachterstand heeft als gevolg van onvoldoende (taal) ontwikkelingsaanbod in de eigen omgeving. Vervolgens verwijzen de consultatiebureaus ouders naar een voorschoolse voorziening.

 

Ook is de GGD de toezichthouder. Zij voeren in opdracht van de gemeente inspecties uit op de voorschoolse voorzieningen om te beoordelen of voldaan wordt aan de kwaliteitseisen op het gebied van VE-aanbod.

 

  • -

    Bibliotheek

De bibliotheek speelt een belangrijke rol bij taalstimuleringsprojecten in samenwerking met de dagopvang, peuteropvang, voorscholen en de basisschool. Zo bieden zij het programma ‘Gezinsaanpak’ aan.

 

  • -

    Ouders

Ouders hebben de mogelijkheid gebruik te maken van het VE-aanbod en betalen voor het voorschoolse aanbod een inkomensafhankelijke bijdrage. Daarnaast zijn zij in het kader van ouderbetrokkenheid de gesprekspartner van de professionals. Uiteraard loopt de samenwerking met ouders ook door na de voor- en vroegschoolse periode.

 

De gemeente, de basisscholen, de peuteropvangvoorzieningen en de GGD hebben de verplichting om gezamenlijk afspraken te maken over:

  • de doelgroep VVE;

  • de wijze waarop kinderen worden toegeleid naar VE-voorzieningen;

  • de organisatie van de doorgaande lijn van voor- naar vroegschoolse educatie;

  • het tegengaan van segregatie.

Alle andere partners, zoals de bibliotheek, die hierbij willen en kunnen ondersteunen juichen wij van harte toe om de samenwerking aan te gaan.

 

4.2 Ontwikkeling Integrale Kindcentra

De gemeente heeft meerdere ambities. Een van de ambities is om, daar waar mogelijk en wenselijk, te werken aan de ontwikkeling van kindcentra. Dit staat tevens beschreven in het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs Gemeente Neder-Betuwe. Bij de meest vergaande samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs kan de uitkomst een Integraal Kind Centrum (IKC) zijn. Hierbij wordt gewerkt met één team vanuit één pedagogische en educatieve visie. Kinderen van 0 tot 13 jaar worden in staat gesteld om hun talenten optimaal te ontwikkelen. Een IKC kan tot stand komen op basis van samenwerking van organisaties binnen één gebouw, maar ook organisaties die niet met elkaar in één gebouw zijn gevestigd kunnen samen een IKC vormen.

 

Bij het werken in een IKC kan ook verbinding worden gezocht met opvoed- en ontwikkelondersteuning voor ouders en met jeugdhulp. Er zijn diverse vormen van samenwerking mogelijk en een blauwdruk voor het IKC bestaat er eigenlijk niet. Het is aan de kinderopvang en het onderwijs om hier samen inhoudelijk een visie voor te formuleren, passend bij de lokale situatie. De gemeente stimuleert hierbij de samenwerking en kan daarin de regie pakken vanuit de verantwoordelijkheid voor welzijn en jeugd.

 

De ideale situatie is dat kinderen (0-13 jaar) en hun ouders op één locatie gebruik kunnen maken van een kwalitatief goed ‘ontwikkelarrangement’, waarbij zij geen afstand ervaren tussen instellingen, maar er doorgaande lijnen zijn op pedagogisch-didactisch gebied en er ‘warme’ overdracht plaatsvindt van het kind, van de ene beroepskracht naar de andere.

 

Het realiseren van een IKC gebeurt niet van de een op de andere dag. Vaak begint dit bij een zeer goede samenwerking en afstemming en soms is er een tussenvorm mogelijk. Waarbij er wel een goede doorgaande leerlijn is gecreëerd maar waarin er ruimte is voor iedere partij om de eigenheid te behouden. De eerste stappen worden hierin gezet.

5. Kwaliteit OAB en VVE in Neder-Betuwe

 

Één van de maatschappelijke resultaten vanuit het uitvoeringsplan van de Nota Sociaal Domein 2021-2024 is ‘Kansengelijkheid’. We willen zorgen voor gelijke kansen voor iedereen in onze gemeente. Hierbij is het volgende deelresultaat geformuleerd: “Het aantal jongeren met een startkwalificatie is toegenomen.” Dit is een mooi doel waarvoor we inzetten op het verminderen en voorkomen van onderwijsachterstanden. De hoofditems die binnen Neder-Betuwe de definitie vormen voor de kwaliteit van OAB en VVE worden in dit hoofdstuk beschreven. Hierbij worden onderwerpen en/of activiteiten genoemd waar reeds aanbod voor is of waar nieuw aanbod voor kan worden ingezet.

 

5.1 Professionele begeleiders

Pedagogisch medewerkers die in de voorschoolse educatie werken, moeten vanuit wet- en regelgeving, naast de basiskwalificaties voor de dagopvang, een specifieke scholing voorschoolse educatie hebben gevolgd. Vanaf 1 augustus 2019 moeten alle pedagogisch medewerkers in de voorschoolse educatie aan de 3F-taaleis voldoen, voor mondelinge taalvaardigheid. Bestaande uit de deelvaardigheden spreken, luisteren en gesprekken voeren. De houder van een kinderopvangvoorziening waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, moet ook een opleidingsplan hebben. Dit opleidingsplan moet in ieder geval aansluiten bij de wettelijke VVE specifieke kennis en vaardigheden.

In Neder-Betuwe worden de wettelijke eisen gevolgd voor de professionele begeleiding in de voorschoolse opvang. Deze worden getoetst door de GGD.

 

Per 1 januari 2022 is de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker op HBO werk- en denkniveau verplicht gesteld. De houder beschrijft in het beleidsplan hoe deze beleidsmedewerker ervoor gaat zorgen dat de kwaliteit van pedagogisch beleidsmedewerkers en beleid wordt verhoogd en daarmee de kwaliteit van VVE. Het aantal uren dat deze beleidsmedewerker wordt ingezet is aanvullend op het aantal uren dat al een pedagogisch beleidsmedewerker vanuit de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (Wet IKK) moet worden ingezet.

 

Gerichte trainingen kunnen een mooie aanvulling zijn op de dagelijkse praktijk. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een training op het gebied van ‘herkennen van laaggeletterdheid’. Samen met de partners is de ambitie uitgesproken om dit mogelijk te maken voor alle organisaties binnen de gemeente.

 

5.2 Ouderbetrokkenheid

Er is, wanneer het gaat om de samenwerking met ouders, een verschil tussen ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie.

 

Ouderbetrokkenheid kan zowel thuis als op de opvang/school plaatsvinden. Het kan hierbij gaan om thuis voorlezen, gesprekken voeren over de opvang/school maar ook het bezoeken van ouderavonden en voortgangsgesprekken.

 

Ouderparticipatie gaat om actieve deelname van ouders aan activiteiten op de opvang of school. Bijvoorbeeld het leveren van hand- en spandiensten zoals klussen en schoonmaken, maar ook zitting hebben in oudercommissie, medezeggenschapsraad of schoolbestuur.

 

In de context van dit beleidsplan gaat het om ouderbetrokkenheid met als doel optimale ontwikkelingskansen voor hun kind(eren). Uit onderzoek blijkt dat ouderbetrokkenheid thuis het meeste effect heeft op de ontwikkeling van kinderen. De kern hiervan is de interactie tussen ouders en kind. De kwaliteit van de ouder-kind interactie is een sterkere voorspeller van leerresultaten dan de mate waarin ouders op opvang of school actief zijn. Hierbij willen we laagdrempelige ondersteuning bieden als het gaat om ontmoeting, opvoedvragen en de ontwikkeling van een kind. (Bakker, J., Denessen, E., Dennissen, M. & Oolbekkink-Marchand, H. (2013). Leraren en ouderbetrokkenheid. Een reviewstudie naar de effectiviteit van ouderbetrokkenheid en de rol die leraren daarbij kunnen vervullen. Radboud University Nijmegen.)

 

Wettelijk is voorgeschreven dat in het pedagogisch beleid van het kindercentrum staat hoe ouders worden betrokken bij het stimuleren van de ontwikkeling van het kind. Ouderbetrokkenheid is daarnaast ook niet voor niets een verplicht onderdeel van opleiding tot medewerker voorschoolse educatie.

Ouderbetrokkenheid zien alle partners als een belangrijk onderdeel van het proces om te komen tot vooruitgang.

 

Gezinsaanpak

Voorlezen kan een stimulans zijn voor de taalontwikkeling. BoekStart is een veelgebruikte methode voor 0-4 jarigen en biedt pedagogisch medewerkers binnen de opvang trainingen om hun kennis op het gebied van voorlezen en kinderboeken uit te breiden. Dit leidt tot deskundigheidsbevordering en nieuwe inzichten. Naast het aanbod voor 0-4 jaar is er binnen de gemeente Neder-Betuwe ook een voorleescoach, die op scholen die hier gebruik van willen maken komt voor kinderen die extra ondersteuning kunnen gebruiken. De voorleescoach is voor ouders ook wekelijks te vinden in het consultatiebureau en kan thuis ondersteuning bieden. Dit project ‘Gezinsaanpak’ wordt vanuit de bibliotheek ingezet. Deze aanpak zorgt er op haar beurt weer voor dat meer organisaties zich betrokken voelen bij de opvoeding.

 

5.3 Doorgaande leerlijn

Een doorgaande lijn voor kinderen van de voorschool naar groep 1 van de basisschool draagt bij aan een ononderbroken ontwikkeling van kinderen. Het gaat dan onder meer om afstemming over het aanbod, het pedagogisch-educatief handelen, de omgang met ouders, de interne begeleiding en zorg. Voor peuters met een VVE-indicatie is een warme overdracht van voor- naar vroegschool waarbij het gaat over de ontwikkeling van het kind op de verschillende ontwikkelingsgebieden van groot belang. Dit houdt in dat pedagogisch medewerker, leerkracht en ouder in gesprek gaan over de ontwikkeling van het kind en zodoende een soepele overgang van voor- naar vroegschool stimuleren.

 

De doorgaande lijn wordt door de partners als cruciaal gezien en behoeft verdere uitbereiding. Het gaat er dan met name om dat de afstand tussen voor- en vroegschool zoveel mogelijk verkleind wordt. Daarbij helpt het bijvoorbeeld wanneer voor- en vroegschool hetzelfde kindvolgsysteem gebruiken en dat er standaard overdrachtsformulieren zijn. Nog belangrijker is echter dat pedagogisch medewerkers en leerkrachten in de onderbouw van het basisonderwijs contact houden met elkaar. Dat zij, bijvoorbeeld als onderdeel van het beleidsplan, elkaar structureel ontmoeten en samenwerken. Dit biedt tevens de mogelijkheid om vanuit het basisonderwijs ook een terugkoppeling te geven aan de peuteropvang. Hiermee krijgt de peuteropvang inzicht in of het VE-aanbod zijn vruchten afwerpt.

 

Voor peuteropvangvoorzieningen die gevestigd zijn in of direct bij het basisonderwijs is de doorgaande lijn vanzelfsprekend eenvoudiger te realiseren dan bij voorzieningen die hun peuters zien uitstromen naar verschillende basisscholen. Met name het werken met een zelfde VVE-programma is niet haalbaar wanneer basisscholen andere programma’s gebruiken. Mogelijk kan er, onafhankelijk van het programma, afstemming zijn in het werken met parallelle thema’s en of leerlijnen. Zo kan het aanbod samen ingevuld worden en kunnen er gezamenlijke activiteiten rond het thema georganiseerd worden. Dit gebeurd onder andere bij het aanbod ‘Bewegend leren’ van Kindcentra Betuwe.

 

Naast alleen afstemming tussen voor- en vroegschool is er behoefte aan ‘een overlegtafel’ waarmee alle betrokkenen rondom en kind kunnen aanschuiven. We gaan onderzoeken of een overleg per kern waarbij alle partners aansluiten waardevol kan zijn. Op deze manier kan er overdracht plaatsvinden en weten specialisten elkaar te vinden binnen een kern.

 

5.4 Aansluiting jeugdhulp

Net zoals bij het onderwijs is het in de voorschoolse periode belangrijk dat er een aansluiting is met jeugdhulp. Door tijdige signalering van problematiek en passend inzetten van ondersteuning kan mogelijk voorkomen worden dat op latere leeftijd van het kind ernstiger problemen ontstaan. We investeren daarom al op verschillende manieren in de aansluiting tussen jeugdhulp en de voorschoolse organisaties. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

 

  • Regelmatig houdt de jeugdverpleegkundige inloopspreekuur op de peuteropvang locaties om vragen van ouders en pedagogisch medewerkers te beantwoorden;

  • Inzet van Integrale Vroeghulp is één van de instrumenten die ingezet kan worden wanneer er zorgen zijn over de ontwikkeling of het gedrag van een kind.

Er gebeurt dus al het één en ander, maar tegelijkertijd merken we dat er behoefte is om deze aansluiting nog steviger te organiseren. Wanneer er in de leeftijd 0-4 jaar zorgen om een kind of het gezin zijn, is nu namelijk niet altijd voor iedereen helder hoe en door wie dit (laagdrempelig) opgepakt kan worden. Ook is het de vraag of zorgsignalen nu überhaupt voldoende in beeld komen in de voorschoolse periode.

 

De komende periode gaan we hier daarom mee aan de slag samen met onze partners: Welke behoeften en kansen zien we? Hoe kunnen we dit concreet aanpakken? Mogelijke oplossingsrichtingen die hierin al zijn genoemd zijn bijv. het aansluiten van de voorschoolse organisaties aan het Ondersteuningsteam op de basisscholen, of het werken met een zorg-/jeugdconsulent die 0-4 jaar als aandachtsgebied heeft en vast contactpersoon is voor de voorschoolse organisaties. De mogelijke meerwaarde hiervan gaan we de komende tijd verder verkennen. Daarbij gaan we uit van de visie zoals vastgelegd in het uitvoeringsplan van de Nota Sociaal Domein, namelijk: “Ouders en professionals weten de weg naar zo laagdrempelig mogelijke hulp te vinden wanneer nodig, maar beseffen zich tegelijkertijd dat opvoeden gepaard gaat met uitdagingen die zij veelal zelf en/of met steun van het sociale netwerk kunnen oplossen.” Oftewel, we gaan uit van normalisering2; doen wat nodig is, maar kinderen en ouders ook de ruimte geven om problemen zelf aan te pakken. In het eerste kwartaal van 2023 wordt het plan voor de versteviging van de zorgstructuur 0-4 jaar opgeleverd en vervolgens geïmplementeerd.

 

5.5 Resultaatafspraken

Het uitgangspunt van het onderwijsachterstandenbeleid is dat kinderen zonder of met zo min mogelijk achterstand starten in groep 3. VVE wordt ingezet om er voor te zorgen dat kinderen zoveel mogelijk achterstand inhalen. Bij de resultaatafspraken gaat het er met name om dat er afspraken worden gemaakt over de resultaten van VVE. Hiervoor is het nodig om de ontwikkeling van kinderen te volgen. Dit kan door observeren of toetsen.

De gemeente wordt jaarlijks door de Onderwijsinspectie bevraagd op deze gemaakte resultaatafspraken over VVE. Opgemerkt wordt dat het maken van resultaatafspraken niet tot doel heeft om onderling af te rekenen en te controleren, maar dat hiermee de dialoog over de opbrengsten van VVE gevoerd kan worden tussen het onderwijs, de peuteropvang en de gemeente.

 

Als hulpmiddel bij de invulling en borging van het leerplan voor het jonge kind op voor- en vroegschoolse instellingen biedt SLO ‘het leerplankader Jonge kind’. Dit leerplankader is gebruikt als basis voor het maken van de resultaatafspraken. SLO is het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling en zij hebben voor het jonge kind bij ieder leergebied een inhoudskaart ontwikkeld met een overzicht van het mogelijke aanbod in de vorm van aanbodsdoelen. Deze doelen geven een richting waarin kinderen onderwerpen verkennen en ermee leren omgaan. Naast de aanbodsdoelen voor het jonge kind, zijn er ook aanbodsdoelen voor peuters geformuleerd.

 

Wat betreft de resultaten die afgesproken dienen te worden tussen gemeente, voorschoolse aanbieders en schoolbesturen gaat het om:

  • Welke kinderen nemen deel aan VVE?

  • Welke inhoudelijke domeinen worden gestimuleerd?

  • Welke einddoelen en tussendoelen stellen we vast?

  • Hoe meten we de resultaten?

  • Hoe rapporteren we de resultaten?

Het gaat bij de resultaatafspraken nadrukkelijk niet over de kwaliteit van het onderwijs. Daar gaan de scholen zelf over en zij worden al beoordeeld door de Onderwijsinspectie.

Binnen de gemeente zijn er resultaatafspraken gemaakt samen met het onderwijs en de peuteropvang. Deze afspraken gaan we in 2023 evalueren en gaan we waar nodig actualiseren om zo goed mogelijk aan te sluiten bij het onderwijsachterstandenbeleid.

 

5.6 Kwaliteitszorg

Kwaliteitszorg is het systematisch en cyclisch werken aan het meten, borgen en verbeteren van de kwaliteit van VVE. Bij kwaliteitszorg gaat het erom dat kinderen zoveel mogelijk profiteren van deelname aan VVE.

 

De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid en daarmee ook voor het verzorgen en bewaken van een goede kwaliteit. Om dit te kunnen doen is inzicht nodig in de uitvoering van dit beleid, zoals het bereik, de kwaliteit en de effecten. Het is van belang om het bereik en de uitvoering van voorschoolse educatie en de opbrengsten van VVE systematisch in kaart te brengen, conclusies te trekken, de afspraken te evalueren en het beleid waar mogelijk te verbeteren.

 

Kwaliteitszorg VVE wordt niet voorgeschreven vanuit wet-of regelgeving, het wordt wel beoordeeld door de inspectie. Vooral de ambitie van de gemeente bepaalt de inkleuring van de kwaliteitszorg. Daarbij gaat het om het totale onderwijsachterstandenbeleid en de afspraken die er zijn gemaakt, van signalering en toeleiding (bereik) tot aan de resultaatafspraken en alles wat daartussen zit (kwaliteit van) uitvoering, subsidieverordening en verantwoordingsproces.

 

Dit vraagt om goede kwaliteitszorg: regelmatige evaluatie samen met de betrokken partners, opsporen van knelpunten, nagaan of het werkt en loopt zoals bedoeld en of de kwaliteit verbeterd kan worden. De evaluatie hoeft niet heel zwaar te zijn, maar kan met korte vragenlijsten, checklists, evaluatiemomenten tijdens reguliere overleggen, en soms ook door een kleine audit.

 

Kwaliteitscyclus

Voor het inrichten van de kwaliteitscyclus wordt de Plan-Do-Check-Act cyclus gehanteerd.

Plan:

afspraken maken

Do:

ondersteunen door middel van middelen en informatie

Check:

wordt er besteed volgens afspraak en welke resultaten worden behaald?

Act:

hoe nu verder?

 

De uitvoering en de uitkomst van de kwaliteitscyclus worden gedurende het jaar tijdens de overlegmomenten van de werkgroep VVE en OAB besproken en jaarlijks in het bestuurlijk overleg van de Lokale Educatie Agenda (LEA).

 

Interne kwaliteitszorg op voorschoolse locaties

Het aspect interne kwaliteitszorg behoort tot de professionaliteit van de aanbieder en daar gaat de gemeente niet over. Tegelijkertijd is het evident dat de kwaliteit van de uitvoering van VVE bepalend is voor de effectiviteit van de VVE. De gemeente hecht belang aan een zekere waarborg dat de doelgroepkinderen bij elke aanbieder een vergelijkbaar aanbod krijgen van voldoende kwaliteit. De gemeente mag daarom van peuteropvangvoorzieningen verwachten dat zij een zelfevaluatie uitvoeren en daarvan verslag doen in een rapportage die voor de gemeente beschikbaar is.

 

5.7 Toezicht op VVE

Er zijn twee organisaties als toezichthouder betrokken bij het toezicht op peuteropvang en VVE. Dat zijn de GGD, die verantwoordelijk is voor het directe en jaarlijkse toezicht, en de Inspectie van het Onderwijs, die wat betreft de VVE meer op de achtergrond opereert en zogeheten ‘risicogestuurd toezicht’ houdt.

 

De gemeente is eindverantwoordelijk voor het toezicht en handhaving van de peuteropvang- en kinderopvanglocaties en voor een correcte en actuele registratie daarvan in het Landelijk Register Kinderopvang register (LRK). De gemeente geeft de GGD opdracht tot het houden van inspecties. De GGD inspecteert verschillende kwaliteitsdomeinen, zoals administratie, pedagogisch klimaat, personeel en groepen, veiligheid en gezondheid, accommodatie en ouderrecht. Ook inspecteert de GGD of voldaan wordt aan de eisen rondom VE-aanbod. De GGD schrijft na iedere inspectie een rapport en publiceert het op de website van het LRK. De houder is verplicht het rapport met de oudercommissie te bespreken en ook (de link naar het LRK) op de eigen website van de opvang te plaatsen. In het inspectierapport geeft de GGD een advies aan de gemeente om al dan niet te handhaven. Wanneer een ondernemer niet voldoet aan de regels kan de gemeente besluiten tot het nemen van maatregelen.

 

De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en op de uitvoering van de wettelijke taken van gemeenten voor de peuteropvang. Het toezicht is risicogestuurd. Dat wil zeggen dat de Inspectie afgaat op signalen die zij krijgt en op basis daarvan gericht onderzoek gaat doen.

 

Bovengenoemde inspecties zijn bedoeld om na te gaan of er wordt voldaan aan de wet en hiermee willen we een kwalitatief goed aanbod neerzetten binnen de gemeente.

6. Financiering

 

De uitvoering van OAB en VVE wordt gefinancierd met onderwijsachterstandsmiddelen die de gemeente van het Rijk ontvangt. Deze middelen worden beschikbaar gesteld met als beleidsdoelstelling: “Het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden in de Nederlandse taal, het voorkomen van segregatie en het bevorderen van integratie.”

 

Vanaf 1 januari 2019 vindt de verdeling van de onderwijsachterstandsmiddelen aan gemeenten plaats op basis van de jaarlijks door het CBS bepaalde achterstandsscore van elke gemeente.

 

In september van het voorgaande jaar ontvangt de gemeente een voorlopige beschikking en in september van het lopende jaar ontvangt de gemeente de definitieve beschikking voor de specifieke uitkering van dat jaar. Middelen die in een jaar niet zijn besteed, kunnen meegenomen worden naar het volgende jaar. Middelen die in het laatste jaar van de beleidsperiode van vier jaar niet zijn besteed worden door het Rijk teruggevorderd met uitzondering van een bedrag ter hoogte van de helft van de uitkering in het laatste jaar. De specifieke rijksmiddelen worden elk jaar verantwoord via Single informatie, Single audit (SiSa). Op 1 januari 2023 start er een nieuwe periode voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid en deze eindigt op 31 december 2026.

 

Het Ministerie van SZW en de VNG hebben in 2016 bestuurlijke afspraken gemaakt (“een aanbod voor alle peuters”) met als doel alle peuters de mogelijkheid te geven om naar een voorschoolse voorziening te gaan. Dus ook de peuters die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en/of voorschoolse educatie. Om gemeenten hiertoe in staat te stellen, ontvangen gemeenten sindsdien van het Rijk via een decentralisatie-uitkering een budget peuteropvang.

 

Naast bovengenoemde geldstromen vanuit het ministerie kan de gemeente waar nodig ook nog investeren met eigen middelen in de peuteropvang en VVE activiteiten. Anno 2022 is dat niet nodig, omdat bovengenoemde geldstromen genoeg ruimte bieden.

 

De uitvoering van dit onderwijsachterstandenbeleid doen we gezamenlijk. Voor de uitvoering stelt de gemeente middelen beschikbaar aan de hand van een nadere regel gericht op onderwijsachterstandenbeleid3. Op basis van deze nadere regel kunnen peuteropvangvoorzieningen subsidie aanvragen voor peuteropvang en voorschoolse educatie en kunnen zij en andere partners, zoals het onderwijs en de bibliotheek, subsidie aanvragen voor andere projecten die bijdragen aan onze gezamenlijke doelstellingen. Resterende middelen zet de gemeente in voor bijvoorbeeld personele kosten van alle betrokkenen, monitoring van het beleid en trainingen.

 

Van de afgelopen beleidsperiode 2019-2022 mag een bedrag ter hoogte van de helft van de uitkering in het vierde jaar meegenomen worden naar de nieuwe beleidsperiode 2023-2026. Het kost tijd om de middelen rechtmatig en doelmatig te kunnen benutten. In de afgelopen periode is dit niet altijd makkelijk geweest door de omstandigheden rondom COVID-19. Dit maakt dat er over de afgelopen beleidsperiode ook daadwerkelijk een bedrag meegenomen wordt naar de nieuwe beleidsperiode. Dit betreft een bedrag van € 381.450,00 euro. Voor 2023 komt de voorlopige beschikking uit op een bedrag van € 743.938,00. Voor de beleidsperiode 2023-2026 gelden dezelfde voorwaarden als voorgaande periode. Alle nog uit te werken ambities worden financieel doorgerekend en afgestemd op het beschikbare budget.

7. Uitvoeringsagenda

 

Deze uitvoeringsagenda fungeert als basis voor de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid. Op basis van zes van de geformuleerde hoofditems van kwaliteit is een doelenboom opgesteld. In de doelenboom is te zien aan welke concrete doelen er per onderwerp, zoals beschreven in dit beleidsplan, in 2023 gewerkt gaat worden.

 

 

Gedurende een jaar vindt er minimaal drie keer een werkgroep bijeenkomst plaats. Tijdens de bijeenkomsten van de werkgroep kan steeds bepaald worden welke activiteiten toegevoegd moeten worden aan de doelenboom. Aan het einde van het jaar vindt een evaluatie plaats over het afgelopen jaar en zal er een nieuwe doelenboom worden ingevuld die weer als uitvoeringsagenda fungeert voor het komende jaar.


1

Doelgroeppeuters zijn peuters die volgens de gemeente een steuntje in de rug kunnen gebruiken bij het betreden van de basisschool, vaak vanwege minder gunstige omstandigheden in de thuissituatie. In paragraaf 3.1 wordt hier verder op ingegaan.

2

Normaliseren houdt in dat je een grote variëteit aan gedrag accepteert als normaal. De bandbreedte van ‘normaal’ wordt vergroot. Hierbij hoort ook het durven loslaten en niet bij ieder klein dingetje willen of moeten ingrijpen. Daardoor is het minder vaak nodig om gedrag van een kind te verklaren aan de hand van een diagnose en/of een zorgtraject in te zetten. Normaliseren is tevens één van de maatschappelijke resultaten zoals geformuleerd in het uitvoeringsplan Optimaal opgroeien & ontwikkelen van de Nota Sociaal Domein.

3

De nadere regel subsidie peuteropvang en VVE Neder-Betuwe 2019 wordt begin 2023 geactualiseerd naar aanleiding van het nieuwe onderwijsachterstandenbeleidsplan.