Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Diemen

Welstandsnota Diemen 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDiemen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWelstandsnota Diemen 2012
CiteertitelWelstandsnota Diemen 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum ondertekening en inwerkingtreding van deze regeling kan niet worden achterhaald en is bij benadering ingevuld.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2021nieuwe regeling

01-01-2012

Website gemeente Diemen

Tekst van de regeling

Intitulé

Welstandsnota Diemen 2012

 

De raad der gemeente Diemen

 

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 10 april 2012, gelet op artikel 12a eerste lid van de Woningwet, besluit:

 

de Welstandsnota Diemen 2012 vast te stellen, inhoudende de volgende beleidsregels die Burgemeester en Wethouders toepassen:

 

VOORWOORD

In de gemeente Diemen wordt veel waarde gehecht aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Architectuur speelt hierin een prominente rol. Welstandsbeleid kan een belangrijke bijdrage leveren aan het op peil houden of verbeteren van die ruimtelijke kwaliteit. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat welstandstoezicht leidt tot onnodige beperkingen in de vrijheid van architecten en hun opdrachtgevers. Deze balans tussen kwaliteitscriteria en individuele vrijheid vraagt om een helder, toetsbaar beleid. In 2005 is er een welstandsnota vastgesteld. In 2007 en 2009 zijn er trendsetters aan de nota toegevoegd. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Door het in werking treden van de Wabo, de relatie die de Wabo legt met het welstandsbeleid en het streven naar deregulering was aanpassing van de nota uit 2005 noodzakelijk. Er is voor gekozen om de sneltoetscriteria te handhaven en flink te verruimen i.v.m. de aankomende wijziging van het Besluit omgevingsrecht (invoering ‘kan bepaling), welstandsvrije objecten op te nemen en de aanwijzing van welstandsvrije gebieden.De aangepaste nota “Welstandsnota Diemen 2012” beoogt een balans in het dereguleringskader te bieden.

 

Ik ben er van overtuigd dat deze nota een bijdrage levert aan de inzichtelijkheid en besluitvorming rond de wel-standstoetsing. Minstens zo belangrijk is dat de nota bijdraagt aan deregulering van een aantal wettelijke mogelijkhedende ruimtelijke kwaliteit in de Gemeente Diemen,

 

Jeannette Pietersen

Wethouder van onder andere Openbare ruimte (inrichting en beheer), Bouw- en Woningtoezicht (particulieren), Cultuurhistorie en welstandsbeleid, Gemeente Diemen.

 

INHOUD

Voorwoord

 

Inhoud

 

Beleidsregels

 

1. Inleiding en leeswijzer

2. Sneltoetscriteria

 

Ambtelijke toets

Bijgebouwen en overkappingen

Dakkapellen voor- en achterzijde

Kozijn en gevelwijzigingen

Erfafscheidingen

Antennes

Dakopbouwen

Reclame

Rolluiken

Welstandsvrije gebieden

Welstandsvrije objecten

 

3.Rondom monumenten

 

4.Excessen

Bijlage 1

 

Ruimtelijk kwaliteitsbeeld

De huidige welstandszorg

Kaarten

  • -

    Ontstaan

  • -

    Groei

  • -

    Afronding

  • -

    Huidige ontwikkeling

  • -

    Bebouwing

  • -

    Infrastructuur

  • -

    Park en landschap

  • -

    begrenzingen en doorbrekingen

Diemen Centrum

Diemen Zuid

Diemen Noord

Buitengebied

Welstandscriteria

Vakmanschap

 

Bijlage 2

 

Gebieden

Welstandsniveaus

Welstandsgebieden

1. Ouddiemerlaan

2. Oud-Diemen

3. Muiderstraatweg

4. Burgemeester de Kievitstraat

5. Overdiemerweg Zuid

6. Overdiemerweg Noord

7. Stammerdijk

8. Diemerbrug West

9. C.J. der Kinderenplein

10. Diemerkade

11. Prinsessenbuurt

12. Diemerplein

13. Ruimzicht

14. Buitenlust

15. Beukenhorst

16. Akkerland

17. Polderland

18. Kruidenhof

19. Schelpenhoek

20. Bomenrijk

21. Anne Frankbuurt

22. Biesbosch

23. Diemen Noord

24. Kanaaldijk Zuid

25. Bergwijkpark

26. Verrijn Stuart

27. Stammerkamp / Sniep

28. Electriciteitscentrale diemen

29. Sportcomplex De Diemen

30. Buitengebied

31. Plantage De Sniep

Begrippen

Straatnamen

Colofoon

 

Bijlage 3

Bijlage 4

Bijlage 5

Bijlage 6

Bijlage 7

1. INLEIDING EN LEESWIJZER

 

Om welstandstoezicht uit te mogen voeren, moet een gemeente een welstandsnota hebben. Deze nota moet een burger voldoende houvast geven om een bouwplan in te dienen, dat voldoet aan redelijke eisen van welstand. Dit houdt in, dat het plan niet uit de toon mag vallen of afbreuk doen aan zijn omgeving. In de welstandsnota geeft de gemeente van elke plek de karakteristiek aan en de criteria, waarmee de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit de plannen zal beoordelen.

 

Woningwet

Met de Woningwet van 1 januari 2003 heeft de rijksoverheid gemeenten de plicht gegeven om welstands- beleid te voeren. Er is dan ook in 2005 een welstands-nota vastgesteld.

 

Inzicht

De omschreven regels zijn niet alleen bedoeld om het oordeel te motiveren, maar zeer zeker ook om de burger met bouwplannen vooraf informatie over en inzicht te geven in de wijze waarop de commissie over bouwplannen adviseert. Naast het vastleggen van criteria in het kader van de wet, is deze beleidsnota bedoeld om het enthousiasme voor de ruimtelijke kwaliteit te vergroten.

 

Redelijk

Welstandstoezicht heeft allereerst ten doel te voorkomen, dat bouwwerken de openbare ruimte ontsieren. Het wel-standsbeleid van de gemeente is echter opgesteld vanuit de overtuiging, dat het belang van een goede leefomgeving eveneens een rol speelt. Bij iedere aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt bekeken of het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand, wat inhoudt dat de plaatsing en het uiterlijk van het beoogde gebouw wordt beoordeeld. Deze beoordeling is gebaseerd op artikel 12 van de Woningwet.

 

Doel van de welstandstoets is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen de aantrekkelijkheid van de leefomgeving als algemene waarde. Veel mensen zijn bereid mee te werken aan het in stand houden of zelfs bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van hun leefomgeving, maar willen wel graag van te voren op de hoogte zijn welke aspecten een rol spelen bij de welstandsbeoordeling. De kaders waarbinnen deze plaatsvindt worden vastgesteld met een politieke keuze door de gemeenteraad, die moet zijn gebaseerd op inhoudelijk onderzoek en een maatschappelijke discussie.

 

Doel en uitgangspunten

Met de verschijningsvorm van een bouwwerk wordt iedere voorbijganger geconfronteerd. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat welstand een bijdrage levert aan het tot stand komen en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden te benoemen en een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen, maar ook om gebieden aan te wijzen waar een bijzondere kwaliteit gewenst is. Met de gebiedsgerichte benadering wil de gemeente de waardevolle eigenschappen van bijvoorbeeld de kernen en het open gebied behouden.

 

Doel van het welstandsbeleid is het welstandstoezicht helder onder woorden te brengen en op een effectieve en controleerbare wijze in te richten.

 

Opdrachtgevers, burgers en architecten kunnen in een vroeg stadium informeren welke criteria van toepassing zijn. Voor kleine veranderingen en aanpassingen aan bestaande gebouwen zijn objectieve criteria vastgesteld, die een ambtelijke toets mogelijk maken. Voor grotere bouwplannen in een bestaande omgeving geven de criteria een handreiking bij het maken van een ontwerp, dat binnen zijn context past.

 

De Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit

Burgemeester en Wethouders zullen indien de wet dat verplicht een deskundig en onafhankelijk advies vragen voor aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en reclame aan de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit. De werkwijze, samenstelling en taakomschrijving van de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit is opgenomen in het Welstands-reglement dat door de gemeenteraad is vastgesteld als bijlage bij de Bouwverordening Diemen 2011.

 

Het advies van de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit is uiteindelijk één van de aspecten die een rol spelen bij de beslissing van Burgemeester en Wethouders om een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en reclame al dan niet te verlenen. Het welstandsadvies is gebonden aan democratisch vastgestelde welstandscriteria. De gemeenteraad stelt met de welstandsnota vast, waar de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteitop moet letten bij de beoordeling en waar Burgemeester en Wethouders hun beslissingen op moeten baseren.

 

De welstandsnota

In de praktijk zal de welstandsnota niet als leesboek worden gebruikt. De gemiddelde burger met bouwplannen hoeft niet de hele nota te lezen. Wie wil weten welke criteria op een aanvraag van toepassing zijn, zal eerst kijken of het beoogde bouwwerk valt onder de veel voorkomende (kleine) plannen als dakkapellen aan de voor- en achterzijde van de woning, dakopbouwen en reclame waarvoor met ambtelijke toetsing kan worden volstaan. Is dit niet het geval, dan gelden de gebiedsgerichte criteria of de criteria voor specifieke bouwwerken. Deze zijn minder vast omlijnd dan die voor veel voorkomende kleine bouwplannen, omdat het meer relatieve criteria zijn. Ze laten meer ruimte over voor interpretatie. Indien gewenst kan met de commissie worden gesproken over de interpretatie in het licht van het beoogde plan.

 

Kwaliteit

De welstandscriteria vormen een vangnet om plannen te weren, die niet in de gemeente passen. Dit is het primaire doel van welstandstoezicht.

 

Welstandsvrije gebieden en objecten

Door gebieden welstandsvrij te maken en welstandsvrije objecten op te nemen is er bewust voor gekozen om een aantal plannen en welstandsregels ‘vrij te laten’.

 

Het kan voorkomen, dat een plan afwijkt van het beschreven karakter van een gebied of object maar wel voldoet aan redelijke eisen van welstand. De commissie zal in dat geval op basis van de welstandscriteria moeten aangeven, waarom het plan wel voldoet aan goed vakmanschap en de bijzondere zeggenschap van het ontwerp moeten kunnen beargumenteren. In de praktijk zal gelden, dat aan een plan hogere eisen worden gesteld naarmate het zich meer van zijn omgeving onderscheidt. Ook Burgemeester en Wethouders kunnen zo nodig schriftelijk en gemotiveerd afwijken.

 

Efficiënt

De welstandsnota moet inhoudelijke kennis koppelen aan juridisch houdbare criteria en efficiënte procedures. Bovendien moet de nota leesbaar, begrijpelijk en stimulerend zijn voor verschillende 'gebruikers'. Dit programma van eisen levert een gelaagde nota op waarin welstands-criteria in allerlei soorten en maten worden uitgewerkt. Daarbij is in ruime mate gebruik gemaakt van foto's en voorbeelden.

 

Wabo

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingswet in werking getreden. Gelijktijdig met de Wabo is het Bblb (Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken) vervangen door het Besluit omgevingsrecht. In bijlage II van het Bor wordt het aantal bouwwerken waarvoor onder voorwaarden geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist fors uitgebreid. Binnen het streven naar deregulering en actualisatie van het welstandstoezicht, is besloten om een aantal objecten en gebieden als welstandsvrij aan te wijzen.

 

Aanpassing Besluit omgevingsrecht

Op 23 november 2011 heeft minister Donner aangekondigd dat, vooruitlopend op de Omgevingswet het Besluit omgevingsrecht zal worden gewijzigd (vermoedelijk invoering 1 januari 2013) en een ‘kan-bepaling’ wordt opgenomen. Hierdoor kunnen de sneltoetscriteria in de welstandsnota blijven gehand-haafden worden verruimd. Na invoering van de wetswijziging kan de sneltoets door de ambtenaar binnen de kaders van de welstandsnota (trendsetters en standaardplannen) worden uitgevoerd.

 

Bestemmingsplan

Een van de toetsingskaders van een aanvraag om een omgevingsvergunning is het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan is een kaart met bijbehorende voorschriften waarin staat opgenomen wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn van percelen. Voordat aanvragers de regels van de welstandsnota raadplegen dienen zij, bijvoorbeeld voor bij dakopbouwen, eerst na te gaan in hoeverre hun bouwplan tot de mogelijkheden behoort. Wij adviseren u eerst informatie te vragen bij het team Ruimtelijk Beleid OF op de website www.ruimtelijkeplannen.nl in hoeverre op het betreffende perceel een dakopbouw kan worden gerealiseerd.

 

Leeswijzer

Het tweede hoofdstuk bevat toetsingscriteria voor veel voorkomende (kleine) bouwwerken zoals dakkapellen voor- en achterzijde, dakopbouwen en reclame uitingen.

 

In het derde hoofdstuk

Geeft welstandsvrije gebieden en welstandsvrije objecten.

 

BIJLAGE 1 beschrijft het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente. Het omvat naast overzichtskaarten van de ruimtelijke eigenschappen van Diemen een beschrijving van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Deze dienen als basis voor het welstandstoezicht.

 

BIJLAGE 2 bevat de welstandscriteria, die gelden als uitgangspunt voor iedere welstandsbeoordeling. Ze beschrijven vanuit het goede vakmanschap dat de basis moet zijn van elk ontwerp de welstandscriteria en geven aan op welke manier dit in de beoordeling van de plannen wordt gehanteerd.

 

BIJLAGE 3 wordt voor de gebieden in de gemeente aangegeven welke eigenschappen van belang zijn voor het welstandsadvies. De beschrijvingen geven aan welke eigenschappen wenselijk zijn voor het behoud of de versterking van het karakter en dienen als agenda voor de beoordeling door de welstandscommissie.

 

BIJLAGE 4 een begrippenlijst en een register van straatnamen met een verwijzing naar de betreffende gebiedsbeschrijving(en).

 

BIJLAGEN 5 welstandsvrij gebied NUON centrale

 

BIJLAGEN 6 welstandsvrij gebied Volkstuincomplex

 

BIJLAGEN 7 welstandsvrij gebied bouwkavels Plantage

 

de Sniep

 

Tot slot

Na vaststelling van de welstandsnota zijn de welstandscriteria voor iedereen beschikbaar. Zowel de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteitals Burgemeester en Wethouders rapporteren jaarlijks aan de gemeenteraad hoe zij met de uitvoering van het welstandsbeleid zijn omge-gaan. Het gemeentebestuur hoopt dat het aangepaste welstandstoezicht, met name door het handhaven en flink verruimen van de sneltoetscriteria, het aanwijzen van welstandsvrije gebieden,welstandsvrije objecten en de heldere criteria voor dakopbouwen en dakkapellen aan de achterzijde (2elijns)breed wordt gedragen.

 

RUIMTELIJK KWALITEITSBELEID

Het proces van een herziening van een welstandsnota begint met een inventarisatie van de noodzakelijke aanpassingen vanwege wetswijzigingen (in dit geval de Wabo), inventariseren knelpunten huidige nota, reeds vooruitlopen op aankomende wetswijzigingen, verbetering van de nota en een analyse van de consequenties daarvan voor het welstandsbeleid.

 

DE HUIDIGE WELSTANDSZORG

 

De gemeente Diemen voert al geruime tijd welstandstoezicht uit.

 

Naar aanleiding van de gewijzigde Woningwet heeft de gemeente in juli 2005 een welstandsnota vastgesteld, waarin algemene welstandscriteria zijn geformuleerd, gebiedsontwikkelingen zijn beschreven en Diemen in een viertal gebieden is ingedeeld.

 

Burgemeester en Wethouders laten zich bij de afgifte van omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen en reclame adviseren door de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit van Welstandszorg Noord-Holland. Deze commissie bestaat uit onafhankelijke deskundigen die twee keer per maand in het openbaar vergaderen in het gemeentehuis in Diemen.

Planindieners en ontwerpers kunnen desgewenst een toelichting geven op het plan. De bouwplannen en geregistreerde principe-aanvragen van Diemen worden in de commissie behandeld. Principeplannen kunnen alleen voor vooroverleg aan de commissie voorgelegd worden indien het bouwplan planologisch is goedgekeurd.

Herhalingsplannen en plannen die voldoen aan de sneltoetscriteria kunnen, na invoering van de wijziging van het Besluit omgevingsrecht, door een gemandateerd lid van de welstandscommissie in mandaat van een welstandsadvies voorzien. Bij twijfel of in geval van bijzondere situaties worden ook deze plannen aan de plenaire commissie voorgelegd. Door de Wabo is de ambtelijke toets en het werken met een trendsetterslijst op dit moment niet mogelijk. Alle aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en reclame moeten worden voorgelegd aan de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit.Het Besluit omgevingsrecht wordt naar alle waarschijnlijkheid echter aangepast door een ‘kan-bepaling’ op te nemen. Dit zodat de ambtelijke toets wederom tot de mogelijkheden behoort.

 

In de Algemene plaatselijke verordening is een vergunningenstelsel voor reclame-uitingen opgenomen. Zowel omgevingsvergunningen voor de activiteit reclame als voor bouwen worden voorgelegd aan de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit voor een beoordeling aan redelijke eisen van welstand. De gemeente streeft ernaar om de reclame mee te laten ontwerpen en deze integraal met de bouwactiviteit te laten beoordelen.

 

Stedenbouwkundige plannen en bestemmingsplannen voor grote ingrepen worden voor advies aan de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit voorgelegd.

De uitvoering van het welstandstoezicht geschiedt onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders door het team Handhaving. Burgemeester en wethouders volgen in het algemeen de adviezen van de Advies- commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit op.

 

Ruimtelijk beleid

Diemen is bezig met het opstellen van een structuurvisie om hiermee uitspraken te doen over de gewenste (ruimtelijke) ontwikkeling. Om dit toekomstbeeld te realiseren wordt in de structuurvisie aandacht besteed aan bijvoorbeeld identiteit, de gewenste omvang van de gemeente, het woonmilieu, de werksituatie, de infrastructuur en de benodigde voorzieningen.

 

Cultuurhistorie en monumenten

Binnen de gemeente blijkt er breed draagvlak te bestaan voor behoud en bescherming van bestaande cultuurhistorische waarden (ook bestuurlijk). In opdracht van de gemeente Diemen is er door de Stichting Cultureel Erfgoed een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in Diemen. Dit heeft geresulteerd in de `Beleidsnota cultuurhistorie Diemen' waarin aanbevelingen worden gedaan om cultuurhistorie onderdeel te maken en in te bedden in het ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Door beleid op het gebied van cultuurhistorie kan de identiteit, herkenbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van Diemen worden versterkt. In de beleidsnota wordt een relatie gelegd met het welstandstoezicht, door waardevolle cultuurhistorische kwaliteiten als uitgangspunt te nemen bij het opstellen van gebiedsgericht welstandsbeleid.

 

De beleidsnota heeft bestuurlijk geresulteerd in een uitvoeringsvoorstel bij de beleidsnota cultuurhistorie.

Diemen zijn 11 Rijksmonumenten en één gemeentelijk monumentaangewezen. Fort Diemerdam en de Kringenwetboerderij De Zeehoeve zijn onderdeel van de Stelling van Amsterdam en daarmee Provinciaal Monument. De Stelling van Amsterdam heeft niet alleen een belangrijk nationaal cultuurhistorische waarde; De stelling is op de werelderfgoedlijstgeplaatst van UNESCO.

 

Er zijn geen door het Rijk aangewezen beschermde dorpsgezichten in Diemen. Wel is er een conserverend bestemmingsplan voor 'Oud Diemen' opgesteld, dat zeer strenge voorwaarden en eisen stelt en maar beperkte ruimte laat voor bijvoorbeeld verbouwingen en wijzigingen aan woningen, voor bescherming van haar identiteit. Mogelijk wordt in de nabije toekomst de procedure tot aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht voor Oud-Diemen gestart.

 

Monumentencommissie

Bij bouwplannen die betrekking hebben op monumenten wordt het wijzigen van het monument tevens behandeld door de Advies commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit indien er twee deskundigen op het gebied van cultuurhistorie en monumenten in de commissie zitting hebben. De commissie beoordeelt dan het plan zowel op basis van de welstandscriteria aan redelijke eisen van welstand en geeft daarnaast ook een advies in het kader van de Monumentenwet. Er is in dat geval sprake van een gecombineerde advies- en monumentencommissie en een geïntegreerde planbeoordeling en advisering.

 

Bestemmingsplan en stedenbouwkundig plan

Voor het grondgebied van Diemen vigeren nog circa veertig bestemmingsplannen. Door actualisatie van de bestemmingsplannen wordt dit aantal terug gebracht tot acht plannen medio 2013. De plannen zijn divers van datum van vaststelling, grootte van het plangebied en bestemmingsmethodiek.

 

De bestemmingsplannen zijn in de regel conserverend en gedetailleerd van aard. Op dit moment zijn de meeste bestemmingsplannen herzien c.q. is herziening in voorbereiding

In de meest recent opgestelde of gewijzigde bestemmingsplannen wordt in het kader van het cultuurhistorisch beleid wel aandacht besteed aan bekende en vermoede cultuurhistorische waarden.

 

Er is in de gemeente alleen een beeldkwaliteitplan vastgesteld voor de nieuwbouwlocatie Plantage de Sniep.

 

De gemeente werkt vooral met ad-hoc planologisch en stedenbouwkundig beleid, om zo flexibel met ontwikkelingen om te kunnen gaan. Bij herbestemming, herontwikkelingen en inbreilocaties van enige omvang wordt aan de stedenbouwkundige advies gevraagd, waarin stedenbouwkundige randvoorwaarden worden vastgelegd, met daarin soms ook (beperkte) kwaliteitseisen geformuleerd.

 

Ontwikkelingen en planvorming worden in de ontwerpfase (of de fase van definitief ontwerp) vastgelegd in bestemmingsplannen. Stedenbouwkundig kenmerkt Diemen zich vanuit de alom aanwezige infrastructuur van snel-, spoor- en waterwegen als een mozaïeklandschap en vlekkenstructuur.

 

Openbare Ruimte en Landschap

De gemeente is een kwaliteitsbeleid ten aanzien van de openbare ruimteaan het opstellen. Inrichting en beheer van straten en groen wordt door de gemeente zelf ingevuld per project, soms met behulp van externe expertise. Plannen ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte worden doorgaans niet aan de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit voorgelegd.

 

KAARTEN

Om de ruimtelijke kwaliteiten van Diemen verder te be-schrijven volgt hierna een kaartenreeks. Deze gaat in op de historische ontwikkeling en de ruimtelijke structuur van de Diemen. Kaarten en teksten schetsen een beeld van vier buurtschappen in een Middeleeuws veenontginningslandschap tot een moderne randgemeente in de verstedelijkte regio rond Amsterdam met de daarbij horende grootschalige infrastructuur. Ook wordt in deze reeks ingegaan op de ruimtelijke kenmerken van de deelgebieden Diemen Centrum, Diemen-Zuid, Diemen-Noord en het buitengebied. Voorafgaand aan het gebiedsgerichte welstandsbeleid wordt zo een samenhangend beeld geschetst van de ruimtelijke opbouw en kwaliteiten van de gemeente Diemen.

.

 

2. SNELTOETSCRITERIA

 

In dit hoofdstuk worden de welstandscriteria gegeven voor de ambtelijke toets van enkele veel voorkomende bouwwerken. In tegenstelling tot alle eerder beschreven relatieve welstandscriteria gaat het in deze paragraaf om vrijwel absolute, objectieve criteria die de planindiener vooraf maximale duidelijkheid geven.

 

AMBTELIJKE TOETS

Criteria voor de ambtelijke toets van bouwplannen zijn gegeven voor:

  • bijgebouwen en overkappingenvoorzijde

  • dakkapellen voor- en achterzijde

  • kozijn- en/of gevelwijzigingen

  • erfafscheidingen

  • dakopbouwen 1e verdieping

  • dakopbouwen 2e verdieping

  • antennes

  • reclame

  • rolluiken

Kleine bouwplannen worden in eerste instantie beoordeeld aan de hand van de criteria voor de ambtelijke toets. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van het gebiedsge-richte en objectgerichte beoordelingskader om te kijken of het bouwplan hier niet mee in strijd is.

 

Reguliere welstandsgebieden

De gemeente kan bij een vergunningsvrij bouwwerk achteraf ingrijpen m.u.v. welstandsvrije gebieden en objecten als dit in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand (dit gebeurt op grond van de excessenregeling). Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert wordt het bouwplan door burgemeester en wethouders Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria.

Bijzondere welstandsgebieden

Het spreekt voor zich dat de excessenregeling in de bijzondere welstandsgebieden m.u.v. welstandsvrije gebieden en objecten eerder van toepassing zal zijn dan in de reguliere welstandsgebieden omdat deze gebieden en objecten gevoeliger zijn voor aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.

Indien een bouwwerk niet vergunningsvrij is moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Net als in de reguliere gebieden treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert, wordt het bouwplan door de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (dan wel een namens haar gemandateerd lid)getoetst aan de criteria. Voldoet het plan aan deze criteria dan volgt een positief welstandsadvies. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het bouwplan beoordeeld op grond van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria.

 

Aangewezen beschermde monumenten

In de door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten zijn de elders vergunningsvrije bouwwerken, vergunningplichtig. Dat betekent dat een omgevingsvergunning in veel gevallen moet worden aangevraagd.

 

Vergunningsvrij mogen op grond van artikel 3a en 4a van het Besluit omgevingsrecht de volgende werkzaamheden aan een monument plaatsvinden;

 

Hoofdstuk IIIa. Categorieën gevallen waarin voor activiteiten met betrekking tot een beschermd monument geen omgevingsvergunning is vereist

 

Artikel 3a

Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de wet is niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op:

  • 1.

    gewoon onderhoud als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, voor zover ook materiaalsoort en kleur niet wijzigen, en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt, of

  • 2.

    een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

Hoofdstuk IV. Categorieën gevallen waarin voor planologische gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet kan worden verleend

 

Artikel 4

Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

  • 1.

    een bijbehorend bouwwerk:

    • a.

      binnen de bebouwde kom,

    • b.

      buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

      • 1°.

        niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

      • 2°.

        de oppervlakte niet meer dan 150 m2, en

      • 3°.

        het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden;

  • 2.

    een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      niet hoger dan 5 m, en

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

  • 3.

    een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      niet hoger dan 10 m, en

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

  • 4.

    een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw;

  • 5.

    een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m;

  • 6.

    een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998;

  • 7.

    een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen;

  • 8.

    het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;

  • 9.

    het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      binnen de bebouwde kom, en

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 1500 m²;

  • 10.

    het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

    • b.

      de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden,

    • c.

      de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

    • d.

      de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.

Hoofdstuk V. Bijzondere bepalingen

 

Artikel 4a

  • 1.

    Onverminderd artikel 5, zijn de artikelen 2 en 3 slechts van toepassing op een activiteit die plaatsvindt in, aan, op of bij een beschermd monument als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Monumentenwet 1988, een monument waarop artikel 5 van die wet van toepassing is, een krachtens een provinciale of gemeentelijke verordening aangewezen monument dan wel een monument waarop, voordat het is aangewezen, een zodanige verordening van overeenkomstige toepassing is, voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in:

    • a.

      artikel 2, onderdelen 1 en 2, of

    • b.

      artikel 2, onderdelen 4 tot en met 21, of artikel 3, onderdelen 4 tot en met 8:

      • 1°.

        in, aan of op een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft, of

      • 2°.

        bij een monument.

  • 2.

    Onverminderd artikel 5, zijn de artikelen 2 en 3 slechts van toepassing op een activiteit die plaatsvindt in een beschermd stads- of dorpsgezicht, voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in:

    • a.

      artikel 2, onderdelen 1 en 2, of

    • b.

      artikel 2, onderdelen 3 tot en met 21, of artikel 3 voor zover het betreft:

      • 1°.

        inpandige veranderingen,

      • 2°.

        een verandering van een achtergevel of achterdakvlak, mits die gevel of dat dakvlak niet naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd,

      • 3°.

        een bouwwerk op erf aan de achterkant van een hoofdgebouw, mits dat erf niet ook deel uitmaakt van het erf aan de zijkant van dat gebouw en niet naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd, of

      • 4°.

        een bouwwerk op gronden die onderdeel zijn van openbaar toegankelijk gebied.

Artikel 5

  • 1.

    Bij de toepassing van de artikelen 2, 3 en 4 blijft het aantal woningen gelijk.

  • 2.

    De artikelen 2 en 3 zijn niet van toepassing op een activiteit die plaatsvindt in, aan, op of bij een bouwwerk dat in strijd met artikel 2.1 van de wet is gebouwd of wordt gebruikt.

  • 3.

    Artikel 2, onderdeel 3, is evenmin van toepassing op een activiteit die plaatsvindt in:

    • a.

      een in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen veiligheidszone, getypeerd als A-zone of B-zone, rondom een munitieopslag of een inrichting voor activiteiten met ontplofbare stoffen;

    • b.

      een ander gebied waarin die activiteit op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening niet is toegestaan vanwege het overschrijden van het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar als gevolg van de aanwezigheid van een inrichting, transportroute of buisleiding dan wel vanwege de ligging in een belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding.

  • 4.

    Artikel 3, onderdelen 1 en 2, is evenmin van toepassing voor zover voor het bouwwerk waarop de activiteit betrekking heeft krachtens het bestemmingsplan regels gelden die met toepassing van artikel 40 van de Monumentenwet 1988 in het belang van de archeologische monumentenzorg zijn gesteld, tenzij de oppervlakte van het bouwwerk minder dan 50 m2 bedraagt.

  • 5.

    Artikel 3, onderdeel 8, is evenmin van toepassing op een activiteit die tevens een activiteit is als bedoeld in artikel 2 of 3, onderdelen 1 tot en met 7, maar niet voldoet aan de in die artikelen ten aanzien van die activiteit gestelde eisen.

Ook in deze gevallen treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert, wordt het bouwplan door de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (dan wel een namens haar gemandateerd lid) getoetst aan de criteria voor beschermde situaties. Voldoet het plan aan deze criteria dan volgt een positief welstandsadvies. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het bouwplan beoordeeld op grond van de gebiedsgerichte, de objectgerichte, de monumentenbeschrijvingen de algemene welstandscriteria.

 

Trendsetters / standaardplannen

In vele gevallen wordt door de aanvrager verwezen naar eerder uitgevoerde en dus vaak goedgekeurde bouwwerken. Een dergelijk bouwwerk kan als precedent werken voor overige bouwplannen. De gemeente Diemen heeft daarom gekozen om zogenaamde trendsetters te introduceren. Dit zijn eerder door de gemeente geselecteerde voorbeelden die richtinggevend zijn voor de gewenste ontwikkelingen binnen een bepaald gebied.

Daarnaast kan een standaardplanworden ingediend. Dit is een herhaling van een reeds eerder uitgevoerd bouwplan dat is goedgekeurd door de welstand sinds de in werking treding van de welstandsnota.

 

Bij een aanvraag dienen deze trendsetters of standaardplannen als voorbeeld waarnaar verwezen kan worden. Een trendsetter kan afwijken van de sneltoetscriteria als geaccepteerde uitzondering. Trendsetters zijn altijd vooraf vastgesteld. Een nieuwe trendsetter ontstaat als een bouwplan afwijkt van de sneltoetscriteria en door de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit van een positief advies wordt voorzien, en deze vervolgens tijdens de jaarlijkse evaluatie van het welstandsbeleid als nieuwe trendsetters wordt vastgelegd.

 

Bijgebouwen en overkappingen niet gelegen in het achtererf-gebied

Beschrijving en uitgangspunten

Een bijgebouw is een grondgebonden gebouw van één bouwlaag aan het hoofdgebouw en is meestal bedoeld als schuur.

Een overkapping of een bijgebouw is een grondgebonden overkapping van één bouwlaag.

De overkapping staat los of is aangebouwd op het voorerf of tegen het hoofdgebouw aan en is meestal bedoeld als carport. Een belangrijk kenmerk is de transparantie, overkappingen worden niet dichtgezet.

De meest voorkomende bijgebouwen zijn de bergruimte en een garage. De gemeente streeft in principe naar een bescheiden uiterlijk van bijgebouwen en overkappingen: eenvoudige kapvorm en geen onnodig grote dakoverstekken of versieringen. Bijgebouwen en overkappingen moeten qua uitstraling en volume ondergeschikt zijn aan het oorspronkelijke gebouw.

 

Trendsetter of standaardplan

Een bijgebouw of overkapping voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als dit identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit goedgekeurde trendsetter of standaardplan. Informatie over de trendsetters of standaardplannen is verkrijgbaar bij het team Vergunningen van de gemeente.

 

Omgevingsvergunning

Het bouwen van een op de grond staand bijgebouw van één bouwlaag of een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een hoofdgebouw, is omgevingsvergunningplichtig op grond van het Besluit

 

Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan treedt bij de vergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen.

 

 

Als er geen trendsetter of standaardplan is, voldoet een bijgebouw of overkapping in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

 

maat en plaats

  • niet gelegen in het achtererfgebied

  • de totale erfbebouwing mag niet groter zijn dan 20 m2 en niet breder dan 2/3 deel van de woning

  • bijgebouwen niet hoger dan 3,00 m. en overkappingen niet hoger dan 2,70 m. gemeten vanaf het aansluitend terrein

vorm

  • duidelijk rechthoekig en geen opvallende details

  • plat dak met bij voorkeur een aluminium trim of een flauw hellend dak

  • detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw

  • detaillering van kozijnen afgestemd op de detaillering van de kozijnen van het hoofdgebouw

  • boeidelen zijn bescheiden in hoogte

materiaal en kleur

  • materiaal- en kleurgebruik van de zichtbare delen afgestemd op het hoofdgebouw of indien buren in het bouwblok al een soortgelijk bouwwerk hebben geplaatst afgestemd op dit bouwwerk of uitgevoerd in metselwerk of hout (bij voorkeur rabatdelen)

  • leg bij voorkeur grind op een plat gebitumineerd dak, waardoor het bovenaanzicht beter wordt

  • geen opvallend kleurgebruik

overig

  • deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor bijgebouwen of overkappingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader

Dakkapellen voor- en achterzijde

Beschrijving enuitgangspunten

Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Voor dakkapellen worden veel aanvragen ingediend. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. Het plaatsen van een dakkapel mag nooit ten koste gaan van de karakteristiek van het schuine dak. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak, moet de noklijn van het dak vanaf de weg zichtbaar blijven en moeten schoorstenen worden gerespecteerd. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Bijna altijd heeft een plat afgedekte dakkapel de voorkeur boven een schuin aangekapte dakkapel. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.

 

Trendsetter / standaardplan

Een dakkapel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit goedgekeurde trendsetter of een standaardplan. Informatie over trendsetters en standaardplannen is verkrijgbaar bij het team Vergunningenvan de gemeente.Op de volgende adressen zijn trendsetters vastgesteld voor dakkapellen aan de achterzijde :

  • -

    Boekweitdonk 8, 22 en 44 (2e verdieping)

  • -

    Gersthove 14 (2everdieping) .

  • -

    Tapijtschelp 36

  • -

    Slijkschelp 10

  • -

    Boekweitdonk 11

  • -

    Vlasdonk 28

  • -

    Boschplaat 13

  • -

    Griend 90

  • -

    Gravenland14

Op de volgende adressen zijn trendsetters vastgesteld voor dakkapellen aan de voorzijde:

  • -

    Gustave Stresemanstraat 35

  • -

    Henry Dunantlaan 55

  • -

    Pater Pirestraat 27

  • -

    Tapijtschelp 8

  • -

    Acaciastede 22

  • -

    Boschplaat 14

  • -

    Weerribben 84

  • -

    Prinses Irenestraat 92

  • -

    Oranjeplantsoen 54 en 55

  • -

    Acaciastede 29 en 31

  • -

    Hector Petersenstraat 35

Omgevingsvergunning

Dit overzicht van het vergunningsvrije bouwen is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht bijlage II.Aan deze tekst kunnen geen rechten worden ontleend.

 

Vergunningsvrije dakkapel achterzijde

Het bouwen van een dakkapel op een hoofdgebouw is overeenkomstig artikel 2 lid 4 uit bijlage II van het Besluit omgevingsrecht vergunningsvrij, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

  • gebouwd in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits word voldaan aan de volgende eisen;

  • voorzien van een plat dak;

  • gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter,

  • onderzijde meer dan 0,50 m. en minder dan 1,00 m. boven de dakvoet,

  • bovenzijde meer dan 0,50 m. onder de daknok,

  • zijkanten meer dan 0,50 m. van de zijkanten van het dakvlak, en niet op:

  • 1. een woonwagen;

  • 2. een gebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat het slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden,of

  • 3. Een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden.

Omgevingsvergunning

Voor het bouwen van een dakkapel die nietvoldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken, is een omgevingsvergunning vereist

 

Criteria voor dakkapellen op het voordakvlak

Als er geen trendsetter of standaardplan is, voldoet een dakkapel op het voordakvlak, in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

 

Welstandscriteria voor dakkapellenmaat en plaats

In het voordakvlak

hoogte gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet meer dan 1,40 m als het dak hoger is dan 3,00 m en bij daken lager dan 3,00 m niet hoger dan 113 van de hoogte van het dak

  • breedte niet meer dan 2,75 m (*)

  • de inwendige hoogte tenminste 2,10 m

  • onderzijde minstens 0,85 m en hoogstens 1,00 m boven de dakvoet (**)

  • bovenzijde minstens 0,50 m onder de daknok

  • zijkanten minstens 1,00 m van de zijkanten van het dakvlak of de woningscheiding (**)

  • niet meer dan één vergunningsplichtigedakkapel per dakvlak per woning

  • bij meerdere dakkapellen op een doorgaand dak een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn

vorm

  • in vorm gelijk aan specifieke vormgeving van bestaande dakkapellen op het bouwblok of anders een plat dak met een overstek van maximaal 0,25 m

  • detaillering afgestemd op het hoofdgebouw of op bestaande dakkapellen op het bouwblok

materiaal en kleur

  • zijwanden ondoorzichtig

  • materiaal en kleur afgestemd op het hoofdgebouw

  • (*) in de Wijk Ruimzicht bedraagt de maximale breedtemaat 3,85 meter en bij de drive in woningen nabij de A. Briandstraat e.o. 3 meter.

  • (**) In Diemen Zuid staan een aantal dakkapellen met afwijkende maatvoeringen. Zie onderstaand aparte regels voor deze dakkapellen

Criteria dakkapel op het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak (1elijns)

Als er geen trendsetter of standaardplan is, voldoet een dakkapel op het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak (1elijns) in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

 

Welstandscriteria voor dakkapellenin het achterdakvlak

maat en plaats dakkapel

  • gebouwd in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits word voldaan aan de volgende eisen;

  • voorzien van een plat dak;

  • gemeten vanaf de voet van de dakkapelniet hoger dan 1,75 meter,

  • onderzijde meer dan 0,50 m. en minder dan 1,00 m. boven de dakvoet,

  • bovenzijde meer dan 0,50 m. onder de daknok,

  • zijkanten meer dan 0,50 m. van de zijkanten van het dakvlak, en,

  • niet op:

  • 1. een woonwagen;

  • 2. een gebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat het slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden,of

  • 3. Een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden.

vorm

  • in vorm gelijk aan specifieke vormgeving van bestaande dakkapellen op het bouwblok of anders een plat dak met een overstek van maximaal 0,25 m en bij een dakhelling groter dan 60 graden desgewenst een aangekapte dakkapel

  • detaillering afgestemd op het hoofdgebouw of op bestaande dakkapellen op het bouwblok

materiaal en kleur

  • zijwanden ondoorzichtig

  • materiaal en kleur afgestemd op het hoofdgebouw

    Het beleid voor plaatsing van een dakkapel (1elijns) in het achterdakvlak is niet anders dan het Besluit omgevingsrecht.

Criteria dakkapel op het achterdakvlak2elijns

Als er geen trendsetterof standaardplan is, voldoet een dakkapel op het achterdakvlak in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

 

Welstandscriteria voor dakkapellen op het achterdakvlak

maat en plaats dakkapellen boven elkaar

  • breedte per dakvlak niet meer dan 4,00 m

  • hoogte gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet meer dan 1,40 m

  • onderzijde minstens 0,8 meter vanaf de 2e verdiepingsvloer

  • bovenzijde minstens 0,35 monder de daknok

  • zijkanten minstens 0,70 m van de zijkanten van het dakvlak of de woningscheiding

  • bij meerdere dakkapellen op een doorgaand dak een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn

vorm

  • in vorm gelijk aan specifieke vormgeving van bestaande dakkapellen op het bouwblok of anders een plat dak met een overstek van maximaal 0,25 m en bij een dakhelling groter dan 60 graden desgewenst een aangekapte dakkapel

  • detaillering afgestemd op het hoofdgebouw of op bestaande dakkapellen op het bouwblok

materiaal en kleur

  • zijwanden ondoorzichtig

  • materiaal en kleur afgestemd op het hoofdgebouw

maat en plaats dakkapellen Diemen Zuid

  • breedte per dakvlak niet meer dan 2,75 m hoogte gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet meer dan .1,40 m

  • onderzijde tussen 0,9 en 2,2 meter van de dakvoet

  • bovenzijde 0,35 m onder de daknok

  • op 1 meter of zijkant aan één zijde tegen de zijkant van het dakvlak of de woningscheiding

  • bij meerdere dakkapellen op een doorgaand dak een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn

vorm

  • in vorm gelijk aan specifieke vormgeving van bestaande dakkapellen op het bouwblok

  • detaillering afgestemd op het hoofdgebouw of op bestaande dakkapellen op het bouwblok

materiaal en kleur

  • zijwanden ondoorzichtig

  • materiaal en kleur afgestemd op het hoofdgebouw

Kozijn- en gevelwijzigingen

Beschrijving en uitgangspunten

Van een gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, venster, raam, deur of gevelpaneel in de buitenmuur van een gebouw. Omdat de opbouw van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw en de straatwand moeten ook de gevelwijzigingen zorgvuldig worden ontworpen. Indien er (nog) sprake is van samenhang en ritmiek in straatwanden is het meestal ongewenst als deze wordt verstoord door incidentele gevelwijzigingen.

 

Trendsetter/ standaardplan

Een gevelwijziging voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit goedgekeurd trendsetterof een standaardplan. Informatie over trendsettersof standaardplannen is verkrijgbaar bij het team Vergunningen van de gemeente.

 

Omgevingsvergunning

Voor het wijzigen van de gevel bij een bestaande woning, bestaand woongebouw is overeenkomstig artikel 2 lid 7 van het Besluit omgevingsrecht geen omgevingsvergunning vereist indien :

Een omgevingsvergunning voor activiteiten als

bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, vande wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:

een kozijn, kozijninvulling of gevelpaneel, mits in de achtergevel, of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw, dan wel in een gevel van een bijbehorend bouwwerk;

 

Artikel 3a

Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de wet is niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op:

  • 1.

    gewoon onderhoud als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, voor zover ook materiaalsoort en kleur niet wijzigen, en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt, of

  • 2.

    een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

Criteria voor kozijn en gevelwijzigingen

Een gevelwijziging aan de voorkant voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

 

maat en plaats

  • maatvoering en plaatsing afgestemd op de bouwmassa en architectuur van de gevel

vorm

  • indien er (nog) samenhang en ritmiek aanwezig is in het straatbeeld mag dit door een incidentele kozijn en gevelwijziging niet worden verstoord

  • detaillering afgestemd op de gevel en de overige kozijnen

materiaal en kleur

  • kleur- en materiaalgebruik afgestemd op de gevel

  • kunststof, alleen toepasbaar indien dimensioneringen en aansluitingen zijn afgestemd op de gevel

Dakopbouwachterzijde 1e verdieping

Beschrijving en uitgangspunten

Van een dakopbouw is sprake indien de achtergevel van de begane grondlaag wordt doorgezet naar de vloer van de 2e verdieping ten behoeve van vergroting van de verblijfsruimten op de eerste verdieping. Omdat de opbouw van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw en in veel gevallen te zien zijn vanuit openbaar gebied moeten ook dakopbouwen zorgvuldig worden ontworpen.

 

Omgevingsvergunning

Voor het plaatsen van een dakopbouw op een bestaande woning, bestaand woongebouw is een omgevingsvergunning vereist.

 

Monumenten

De criteria voor dakopbouwen zijn niet van toepassing indien dat plaatsvindt:

  • -

    aan een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of

  • -

    in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.

Criteria voor een dakopbouw

Een dakopbouw aan de achterkant voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

 

maat en plaats

maatvoering en plaatsing afgestemd op de bouwmassa en architectuur van de gevel,

De hoogte bedraagt niet meer dan 5,7 meter,

 

vorm

  • plat afgedekt

  • indien er (nog) samenhang en ritmiek aanwezig is in het straatbeeld mag dit door een incidentele dakopbouwniet worden verstoord

  • detaillering afgestemd op de gevel en de kozijnen

materiaal en kleur

  • materiaalgebruik achtergevel in metselwerk, kleur afgestemd op de woning;

  • materiaalgebruik zijgevels dakopbouw bij voorkeur in metselwerk. Houten delen (western redcedar) mogen ook worden toegepast tenzij de zijgevel is gesitueerd naar openbaar toegankelijk gebied.

  • kunststof, alleen toepasbaar indien dimensioneringen en aansluitingen zijn afgestemd op de gevel

Trendsetter/ standaardplan

Een dakopbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een, voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat, eerder als zodanig door de Adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit goedgekeurde trendsetter of een standaardplan. Informatie over trendsetters of standaardplannen is verkrijgbaar bij het team Vergunningen van de gemeente. Op de volgende adressen zijn er trendsetters aangewezen;

Tapijtschelp 170

Schoolstraat 26

Speenkruid 62

Knoopkruid 96

Knoopkruid 146

Hartschelp 47

Kerwin Lucasstraat 1

Hector Petersenstraat 35

 

Dakopbouw achterzijde 2e verdieping

Beschrijving en uitgangspunten

Omdat iedere dakopbouw op de 2e verdieping vanaf het openbaar gebied duidelijk zichtbaar is, is het zeer belangrijk dat de architectonische vormgeving en de materialisering van de dakopbouw goed wordt afgestemd op de architectuur van het hoofdgebouw. Een dakopbouw kan alleen worden gerealiseerd mits er in het bestemmingsplan is opgenomen dat deze tot de bouwmogelijkheden behoort.

 

Omgevingsvergunning

Voor het plaatsen van een dakopbouw op een bestaande woning, bestaand woongebouw is een omgevingsvergunning vereist.

 

Monumenten

De criteria voor dakopbouwen zijn niet van toepassing indien dat plaatsvindt:

  • a)

    aan een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of

  • b)

    in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.

Criteria voor een dakopbouw

Een dakopbouw aan de achterkant voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

 

maat en plaats

  • maatvoering en plaatsing afgestemd op de bouwmassa en architectuur van de gevel

  • de maximale hoogte bedraagt 8,5 meter

vorm

  • indien er (nog) samenhang en ritmiek aanwezig is in het straatbeeld mag dit door een incidentele gevelwijziging niet worden verstoord

  • detaillering afgestemd op de gevel en de kozijnen

  • de dakopbouw dient terughoudend gesitueerd te worden ten opzichte van de voorzijde van de woning. Dit door aan de voorzijde aan te vangen met een schuin pannendak OF de opgaande gevel van te situeren binnen de theoretische lijn van een schuine kap

materiaal en kleur

  • kleur- en materiaalgebruik afgestemd op de gevel

  • kunststof, alleen toepasbaar indien dimensioneringen en aansluitingen zijn afgestemd op de gevel

Trendsetter / standaardplan

Een dakopbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een, voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat, eerder als zodanig door de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit goedgekeurdetrendsetter of een standaardplan. Informatie over trendsetters en standaardplannen is verkrijgbaar bijhet team Vergunningen van de gemeente. Op de volgende adressen zijn er trendsetters aangewezen;

  • -

    Maanzaaderf 34

  • -

    Raadhuisstraat 10

  • -

    Haverstede 39

  • -

    Polderland 57 (aandachtspunt toestemming buren i.v.m. eigendomsgrens)

  • -

    Sierpeerhof 9

Erfafscheidingen

Beschrijving en uitgangspunten

Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Een erfafscheiding tussen buren moet in de eerste plaats door beide kanten worden gewaardeerd. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan zal de gemeente zich terughoudend opstellen.

 

Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn met name bij hoekwoningen van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen bij hoekwoningente voorkomen. Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving. Het buitengebied vraagt bijvoorbeeld om andere erfafscheidingen dan een historisch woongebied. Erfafscheidingen moeten op een zorgvuldige en pro-fessionele manier worden geplaatst en moeten worden gemaakt van duurzame materialen. Een lange, gesloten, slecht onderhouden schutting wekt bij velen het gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een open en vriendelijke uitstraling, daarom gaat de eerste voorkeur altijd uit naar een erfafscheiding van haagplanten zoals liguster of haagbeuken of volledig te begroeien gazen hekwerken.

 

Trendsetter/ standaardplan

Een erfafscheiding voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteitgoedgekeurd trendsetterof een standaardplan. Informatie over trendsettersen standaardplannen is verkrijgbaar bijhet team Vergunningen van de gemeente.

 

Dit overzicht van het vergunningsvrije bouwen is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht Aan deze tekst kan geen rechten worden ontleend.

 

Vergunningsvrij

Het bouwen van een erf- of perceelafscheiding is overeenkomstig artikel 2 lid 12 uit bijlage II uit het Besluit omgevingsrecht vergunningsvrij mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:

  • niet hoger dan 1,00 m., of

  • niet hoger dan 2,00 m., en

    • 1.

      op een erf of perceel waarop al reeds een gebouw staat,waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,

    • 2.

      achter de voorgevelrooilijn, en

    • 3.

      op meer dan 1,00 m, van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn.

omgevingsvergunning

Voor het bouwen van een erf- of perceelafscheiding, is een omgevingsvergunning vereist indien dat plaatsvindt:

  • a)

    aan een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of

  • b)

    in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.

Een omgevingsvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een erf- of perceelafscheiding die niet voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken.

 

Bestemmingsplan

De bepalingen uit het bestemmingsplan treden in eerste instantie regelend op voor vergunningplichtige erf- en perceelafscheidingen. Indien in het bestemmingsplan niets geregeld is ten aanzien van erf- en perceelafscheidingen, dan heeft de Bouwverordening een aanvullende werking.

 

Criteria voor een erfafscheidingbij vrijstaande woningen en hoekwoningen in de zone binnen 1 meter vanaf de openbare ruimte (niet zijnde een brandgang)

Als er geen trendsetter of een standaardplan is, voldoet een erfafscheiding in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

maat en plaats

niet hoger dan 1,00 m., of

  • niet hoger dan 2,00 m., en

    • 1.

      op een erf of perceel waarop al een gebouw staat,waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,

    • 2.

      achter de voorgevelrooilijn, en

    • 3.

      op meer dan 1,00 m, van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn.

vorm

  • één ontwerp voor de gehele erfafscheiding

  • bij voorkeur 70% open constructie bij constructies hoger dan 1,00 m. of een helder transparante constructie voor het gedeelte hoger dan 1,00 m.

materiaal en kleur

  • materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende erfafscheiding, het hoofdgebouw of uitgevoerd in metalen hekwerk, metselwerk of hout of ander natuurlijk en niet snel verwerend materiaal

  • uitgevoerd in donkere kleurtinten

  • geen opvallend kleurgebruik

Criteria voor een erfafscheiding in overige situaties bij hoekwoningen, bij tussenwoningen en overige situaties vrijstaande woningen

Voor erfafscheidingen in overige situaties bij hoekwoningen, bij tussenwoningen en overige situaties vrijstaande woningengelden er geen welstandscriteria.

 

Antennes

Beschrijving en uitgangspunten

Het gaat hier om antennes die van wezenlijk belang zijn voor het kunnen zenden en/of ontvangen van radio-, televisie- en andere communicatiesignalen. Onder spriet-of staafantennemast worden niet begrepen calamiteiten-sirenes en antenne-installaties ten behoeve van mobiele telefonie. Antennes kenmerken zich door een zeer eigen technische vormgeving die vooral aan de voorzijde storend kan zijn voor het straatbeeld. De gemeente streeft dan ook naar plaatsing van antennes achter het hoofdgebouw, in ieder geval onzichtbaar vanaf de weg of openbaar groen.

 

Antennes kunnen vrijstaand worden geplaatst of op/aan een bouwwerk worden aangebracht. Een antenne dient een ondergeschikt element te blijven ten opzichte van de omringende bebouwing. Als losse toevoeging kunnen ze storend werken op het uiterlijk van een gebouw. Met name de hoogte, de bouwkundige uitwerking en detaillering van antennes mogen geen zwaar stempel op de omgeving drukken. Een zorgvuldige plaatsbepaling kan een goed middel zijn om deze voorzieningen in te passen in de omgeving. Het heeft de voorkeur een antenne achter het hoofdgebouw en in ieder geval achter de voorgevellijn te plaatsen. Daarnaast is de maatvoering en een zorgvuldige kleurkeuze van belang. De antenne dient altijd ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw of het erf waarop deze geplaatst wordt en in ieder geval niet de boventoon te voeren.

 

Standaardplan

Een spriet-, staaf- of schotelantenne voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de het team Vergunningen.

 

Omgevingsvergunning

Dit overzicht van hetomgevingsvergunningsvrije bouwen is overgenomen uit het Besluit omgevingsrecht. Aan deze tekst kan geen rechten worden ontleend.

 

Vergunningsvrij

Het bouwen van een antenne is vergunningsvrij mits wordt voldaan aan de volgende kenmerken:

 

  • 15.

    een antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, met inbegrip van een hekwerk ter beveiliging van een zodanige antenne-installatie op of aan een bouwwerk als bedoeld in onderdeel a, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      indien op of aan een hoogspanningsmast, wegportaal, reclamezuil, lichtmast, windmolen, sirenemast dan wel een niet van een bouwwerk deel uitmakende schoorsteen, of op een antenne-installatie als bedoeld in onderdeel 16 dan wel een antenne-installatie voor het bouwen waarvan een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet is vereist:

      • 1°.

        de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet hoger dan 5 m, en

      • 2°.

        de antenne hoger geplaatst dan 3 m, gemeten vanaf het bij het bouwwerk aansluitende afgewerkt terrein,

        indien op of aan een ander bouwwerk, dan bedoeld in onderdeel a:

        • a.

          de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet hoger dan 0,5 m, of

        • b.

          de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, of indien bevestigd aan een gevel van een gebouw, gemeten vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruist, niet hoger dan 5 m, en:

          • 1°.

            de antenne, met antennedrager, hoger geplaatst dan 9 m, gemeten vanaf het bij het bouwwerk aansluitende afgewerkt terrein,

          • 2°.

            de bedrading in of direct langs de antennedrager of inpandig is aangebracht, dan wel in een kabelgoot, mits deze kabelgoot meer dan 1 m achter de voorgevel is geplaatst, en

        • c.

          de antennedrager bij plaatsing op het dak van een gebouw:

          • 1°.

            aan of bij een op het dak aanwezig object geplaatst,

          • 2°.

            in het midden van het dak geplaatst, of

          • 3°.

            elders op het dak geplaatst, mits de afstand in m tot de voorgevel van het bouwwerk ten minste gelijk is aan: 18 gedeeld door de hoogte waarop de antenne, met antennedrager, is geplaatst, gemeten vanaf het bij het gebouw aansluitende afgewerkt terrein tot aan de voet van de antenne, met antennedrager;

  • 16.

    een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;

  • 17.

    een andere antenne-installatie dan bedoeld in de onderdelen 15 en 16, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      de antenne-installatie achter de voorgevelrooilijn geplaatst,

    • b.

      indien het een schotelantenne betreft:

      • 1°.

        de doorsnede van de antenne niet meer dan 2 m, en

      • 2°.

        de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet hoger dan 3 m, of

    • c.

      indien het een andere antenne betreft dan bedoeld in onderdeel b: de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, of indien deze is bevestigd aan de gevel, gemeten vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruist, niet hoger dan 5 m;

Welstandscriteria antennes

Een spriet-, staaf- of schotelantenne is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande snel-toetscriteria wordt voldaan. Voldoet een spriet-, staaf- of schotelantenne niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit worden voorgelegd.

plaats en aantal

  • antennes bij voorkeur aan een achtergevel bevestigt, in ieder geval achter de voorgevellijn geplaatst

  • niet aangebracht aan monumenten of beeldbepalende panden

  • bij gestapelde woningbouw op het platte dak

  • bij gestapelde woningbouw op of aan het balkon geplaatst binnen het verticale en horizontale vlak van het balkon en niet aan de gevel of kozijn

  • maximaal één vergunningsplichtigespriet-, staaf- of schotelantenne aan, op of bij een woning/pand

maatvoering

  • hoogte spriet- of staafantenne bij plaatsing op erf maximaal 5,00 m.

  • hoogte spriet- of staafantenne bij plaatsing aan gevel binnen gebiedenmet een bijzonder welstandsregiem maximaal 3,00 m. vanaf het snijpunt met het aangrenzende dakvlak

  • hoogte spriet- of staafantenne bij plaatsing aan gevel binnen overige gebieden zoals een bedrijventerrein, sportcomplex of woonwijk maximaal 5,00 m. vanaf het snijpunt met het aangrenzende dakvlak

  • hoogte schotelantenne maximaal 3,00 m. gemeten vanaf de voet van de antenne(drager)

  • doorsnede schotel maximaal 2,00 m.

vorm

  • antenne en bijbehorende voorzieningen (mast, bedrading, tuidraden et cetera) als één geheel vormgegeven

  • indien zichtbaar vanaf de weg of het openbaar groen zo onzichtbaar mogelijk (een minimum aan dwarssprieten kan hiertoe bijdragen)

  • beperken van aantal tuidraden. Bij bevestiging aan gevel geen tuidraden (stabiliteit wordt behaalt uit de bevestiging aan de gevel)

materiaal en kleur

  • materiaal en kleur onopvallend en aanvaardbaar in relatie tot de omgeving, geen felle, contrasterende kleuren maar antraciet of donker grijs

Reclame

Beschrijving en uitgangspunten

Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Reclames op borden, lichtreclames en spandoeken of vlaggen vormen een belangrijk en beeldbepalend element van de openbare ruimte. In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en kunnen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgevingvormen, hoewel daar een kritische grens aan verbonden is. In andere gebieden zijn (bepaalde) reclame uitingen ongewenst.

Voorkomen moet worden dat er vanwege de zichtbaarheid van objecten er een wedloop ontstaat van het aantal en de afmetingen van reclame uitingen. Daarom moeten er uniforme regels worden gehanteerd. Voor het aanbrengen van reclame uitingen is een omgevingsvergunning vereist voor de activiteit bouwen of de activiteit reclame. Een welstandsbeoordeling maakt deel uit van deze vergunningprocedure.

 

Standaardplan

In een doorlopende (winkel-)straatis het streven dat reclame uitingen een herhaling vormen van de bestaande reclame uitingen op een vaste plaats met identieke afmetingen en een zelfde type uitstraling. Voor grote winkels (winkelpui straatzijde > 15 meter) dient een terugliggende (achter de pui) uiting nagestreefd te worden voor een rustig straatbeeld.

 

Welstandscriteria voor reclame

Een reclame-uiting aan de voorgevel, de zijgevel of de achtergevel is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een reclame-uiting aan de gevel niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie danwel gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria, dan wordt het planvoor advies aan de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit voorgelegd. Deze zal adviseren of het plan alsnog aan redelijke eisen van welstand voldoet.Indienhet bouwwerk een rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument betreft zal de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit altijd om advies worden gevraagd.

 

ALGEMENE CRITERIA VOOR ALLE RECLAME UITINGEN

Voorwaarden

  • reclame-uitingen zijn alleen aanvaardbaar indien de reclame een rechtstreeks verband heeft met de activiteiten die in het pand of op het perceel plaatsvinden.

  • uitgangspunt is dat een reclame-uiting (fysiek of visueel) geen overlast of hinder mag veroorzaken voor derden en de veiligheid niet in het geding mag brengen.

  • bij bestaande bouw is de bestaande samenhang en ritmiek van de gevel en straatwand essentieel voor een passende reclame. Indien de architectuur van bestaande bebouwing al voorziet in specifieke reclame mogelijkheden, zoals koof Besluitomgevingsrechtden of velden tussen raamkozijnen, zijn dat de aangewezen plekken waar reclame-uitingen aangebracht dienen te worden.

  • een reclame uiting uitgevoerd in letters heeft, vanwege behoud van architectuur, de voorkeur boven een lichtbak/ plaatmateriaal.

  • bij nieuwbouw dient de reclame-uiting geïntegreerd te worden inhet ontwerp/ architectuur.

    Hierdoor is de kans op ontsiering van de gevel door later aangebrachte reclames een stuk kleiner.

  • reclame-uitingen die verblindend zijn, knipperen en/of bewegen zijn niet toegestaan.

  • geen reclames in reflecterende en/ of fluorescerende kleuren.

  • geen daglichtreflecterende reclame.

  • geen mechanisch bewegende delen.

  • geen lichtlijnen langs gebouwen.

  • geen “lichtzuilen” of laserreclame.

1. Reclame op nutsgebouwen en elektrakasten

  • maximaal één reclame-uiting per gevel

maatvoering

  • gevelreclame

    • -

      reclame evenwijdig aan de gevel heeft een oppervlak van maximaal 1,00 m2;

    • -

      niet op deuren;

    • -

      niet op elektrakasten die niet hoger zijn dan 2,5 meter of smaller dan 2 meter;

2.Reclame bij winkels in woongebieden

Algemeen:

  • per pand is in principe 1 reclame-uiting op de gevel en 1 haaks op de gevel toegestaan.

  • Bij panden met meerdere gevels gericht naar de straat is één extra gevelreclame mogelijk op een tweede gevel.

  • geen lichtkrant of lichtreclame met veranderlijk of intermitterend licht.

In het gevelvlak of aan een luifel :

  • per gevelgrenzend aan de openbareweg is maximaal één uiting van maximaal 5 x 0,4 meter (lxh) toegestaan, waarbij de uiting te allen tijde binnen de raam-/deurkozijn-stijlen moet zijn gesitueerd.

  • per gevelvlak dienen reclame-uitingen zoals naamsaanduiding, logo en productaanduiding te worden gegroepeerd en compact vormgegeven.

  • beperkt verlicht een aan gelichte reclame-uitingen zijn toegestaan,mits dit geen hinder oplevert.

  • aan een luifel mogen geen reclame uitingen worden bevestigd.

Uithangbord of lichtbakloodrecht op de gevel:

  • per gevel van het winkelpand aan de straatzijde is 1 uithangbord of lichtbak lood recht op de gevel toegestaan.

  • een uiting haaks op de gevel dient op een kolom of op een verticaal kozijnstijl bevestigd te worden.

  • de reclame steekt maximaal 0,6 muit.

  • de maximaleoppervlakte bedraagt 0,2m2,

  • de maximale hoogte bedraagt 0,4m,

  • het dichte deel minimaal 0.1m. van de gevel.

  • plaatsing op de kolom of op een verticale raam-/ deurkozijnstijlen in de zone van de gevelreclame.

3.Reclame bij bedrijven op bedrijfsterreinen:Verrijn Stuartweg, Bergwijkpark,Stammerhove

Aanvullende criteria

  • Per bedrijf is maximaal 1 reclame-uiting toegestaan, te weten: plat op de gevel òf op het dak.

  • Een reclame uiting op het dak mag alleen in letters worden uitgevoerd.

  • Een uiting dient tussen de verticale en/of horizontale lijnen van de raam-/deurkozijnen gesitueerd te worden.

  • Verlicht een aanglichtereclame-uitingen zijn toegestaan.

  • de maximale hoogte bedraagt 1 meter.

  • maximaal 33% van het geveloppervlak met een maximum van 9m is toegestaan.

  • indien gebruik wordt gemaakt van een lichtbak of liggende bord lengte reclame maximaal 33% van de gevelbreedte met een maximum van 6 meter;

Uithangbord of lichtbakloodrecht op de gevel uitgaande van een uniform systeem:

  • per losse bedrijfsunit 1 utihangbord of lichtbakloodrecht op de gevel toegestaan.

  • de maximale hoogte bedraagt 1.50m,

  • het dichte deel minimaal 0.1m. van de gevel,

  • de reclame-uiting steekt niet meer dan 1 meter buiten de gevel

  • een uiting haaks op de gevel dient op een kolom of op een verticaal kozijnstijl bevestigd te worden.

4. Reclame bij een kantoor aan huis

Aanvullende criteria

  • per woning met kantoor, praktijk of bedrijf aan huis is maximaal 1 reclame-uiting toegestaan, te weten: plat op de gevel òf vrijgeplaatst in voortuin.

  • Verlicht een aangelichte reclame-uitignen zijn niet toegestaan.

In het gevelvlak:

  • Maximaleoppervlakte 0.50m2

  • De reclame dient te worden aangebracht op begaine grondniveau in ieder geval tot on der de verdiepingsramen.

  • Plaatsing evenwijdig aan de gevel

  • Geen vlaggen ten behoeve van de reclame op de gevel toegestaan

Voor de voorgevel van het hoofdgebouw

  • Maximale oppervlakte, enkelzijdig beschikbaar voor reclame 0.25 m2

  • Totaal hoogte maximaal 1.50m

  • Totaal breedte maximaal 0.50m

  • Vrijstaande vlaggenmasten ten behoeve van reclame zijn niet toegestaan.

Rolluiken

Beschrijving en uitgangspunten

Rolluiken worden aangebracht ter preventie van diefstal. Vanwege het gesloten karakter van vele rolluiken zijn deze ongewenst voor het straatbeeld. In artikel 2 lid 8 van het besluit omgevingsrecht is opgenomen dat deze vergunningsvrij geplaatst kunnen worden indien:

  • -

    een rolluik, zonwering, rolhek of luik aan of in een gebouw, mits bij een rolhek, luik of rolluik in een voorgevel of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel van een ander hoofdgebouw dan een woning of woongebouw, wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      geplaatst aan de binnenzijde van de uitwendige scheidingsconstructie, en

    • b.

      voor tenminste 75% voorzien van glasheldere doorkijkopeningen.

De voorkeur gaat dan ook uit naar plaatsing van een rolluik aan de binnenzijde van het bouwwerk met tenminste 75% aan glasheldere doorkijkopeningen.

 

Het beleid voor plaatsing aan de voorzijde van het pand is niet anders dan het Besluit omgevingsrecht, te weten een minimale openheid van tenminste 75 %.

 

Welstandsvrije gebieden

Welstandsvrij gebied

Artikel 12 lid 2 Woningwet maakt het mogelijk dat voor een aan te wijzen gebied geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn. Bij de vaststelling van de welstandsnota Diemen 2005 is niet voor deze optie gekozen. Binnen het streven naar deregulering en actualisatie van het welstandstoezicht, wordt de aanwijzing van welstandsvrije gebieden wel op zijn plaats geacht. De volgende gebieden komen hiervoor in aanmerking :

 

1. Het gebied nabij de Nuon centrale aan de Overdiemerweg 35

In de welstandsnota Diemen 2005 is opgenomen : “De Elektriciteitscentrale Diemen is een werkgebied met een lichte welstandstoets. Inzet voor welstand is met name de eenvoud van de gebouwen….”. De huidige centrale en de nieuw te realiseren centrale, die kenmerkend zijn in het gebied, voldoen aan redelijke eisen van welstand. Het overige gedeelte rondom de centrale kenmerkt zich door de industriële bouwwerken ten behoeve van de opwekking van energie. Schrappen van welstandsbeleid, in de gebieden 28 en een gedeelte van gebied 30, zal nauwelijks invloed hebben op het gebied.

 

2. Volkstuincomplex

De welstandelijke kwaliteit van het gebied is zeer laag. Schrappen van welstandsbeleid zal geen of nauwelijks invloed hebben op het gebied.

 

3. Plantage de Sniep

Bij de woningbouwlocatie Plantage de Sniep is een gebied opgenomen waar vrije bouwkavels uitgegeven gaan worden. Om de nieuwe eigenaren de kans te geven om gehele naar eigen stijl, smaak en voorkeur een nieuwe woning te realiseren is ervoor gekozen om deze bouwkavels tot welstandsvrij gebied te verklaren.

Er is een beeldkwaliteitsplan voor het gebied opgesteld. Aan de hand van het beeldkwaliteitsplan worden bouwplannen getoetst door een supervisor. Vervolgens worden de bouwplannen, na indiening van een aanvraag om omgevingsvergunning, ook nog voorgelegd aan de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit. Deze toetsing geeft geen of nauwelijks toegevoegde waarden.

 

Welstandsvrije objecten

De Woningwet geeft aan de gemeenteraad de bevoegdheid om te besluiten dat voor bepaalde categorieën bouwwerken of gebieden geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn. De vastgestelde welstandsnota Diemen 2005 kende geen welstandsvrije objecten. Binnen het streven naar deregulering en actualisatie van het Diemense welstandstoezicht, is besloten om objecten als welstandsvrije objecten aan te wijzen. Gelijktijdig met de in werking treding van de Wabo is het Bblb (Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken) vervangen door het Besluit omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht). In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt een aantal bouwwerken waarvoor onder voorwaarden geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist fors uitgebreid. Vergunningsvrije bouw houdt per definitie ook welstandsvrije bouw in.

 

Immers de welstandstoets is uitsluitend gekoppeld aan de vergunningplicht voor het oprichten van een bouwwerk. Het gevolg is dat het belang van een regeling die de mogelijkheid biedt welstandsvrije objecten te realiseren met de in werking treding van de Wabo wordt getemperd.

 

Welstandsvrije bouwwerken

Een basisgedachte van de welstandsnota is altijd geweest dat in het relevante toetsingsniveau een onderscheid wordt gemaakt in de ligging van het bouwplan. Er wordt een verschillend niveau gehanteerd tussen de voor- en achterzijde waarbij, vanwege de invloed op het openbaar gebied aan objecten aan de voorzijde, een strenger regime wordt gehanteerd. Aan de hand van deze basisgedachte is de categorie ‘welstandsvrije bouwwerken’ ook vorm gegeven. Dit verandert niet. Het aanwijzen van welstandsvrije objecten op zichzelf sluit naadloos aan bij de deregulerings- gedachte, lastenverlichting voor de burger en een snellere afhandeling van een ingekomen aanvraag.

Met de inwerkingtreding van het Besluit omgevingsrecht heeft de wetgever een nieuwe term geïntroduceerd; het ‘achtererfgebied’. Volgens artikel 1 lid 1 bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt hieronder verstaan: “erf aan de achterkanten de niet naar openbaar toegankelijk gebied gerichte zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw”. Om discussie over de uitleg van ‘niet gericht naar de openbare ruimte’ te voorkomen, is er voor gekozen om de actuele wettelijke terminologie te hanteren.

In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht heeft de wetgever in een viertal gevallen een bijzondere eis aan het al dan niet vergunningsvrij oprichten van bouwwerken c.q. aan de voorwaarden waaronder een dergelijk object vergunningsvrij gebouwd mag worden, verbonden. In de navolgende vier gevallen is geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen benodigd indien ‘er geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn’. Het gaat om de volgende gevallen:

 

3. een bijbehorend bouwwerk in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan:

    • 1°.

      4 m,

    • 2°.

      0,3 m boven de bovenkant van de scheidings-constructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en

    • 3°.

      het hoofdgebouw,

  • b.

    voor zover op een afstand van meer dan 2,5 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw:

    • 1°.

      niet hoger dan 3 m,

    • 2°.

      de oppervlakte van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 1 m van een naburig erf niet meer dan 10 m2,

    • 3°.

      als gevolg van het bijbehorende bouwwerk de totale oppervlakte van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken op een afstand van meer dan 2,5 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw niet meer dan 30 m2, en

    • 4°.

      functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw,

  • c.

    op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn,

  • d.

    niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte,

  • e.

    het bij het oorspronkelijk hoofdgebouw behorende achtererfgebied als gevolg van het bijbehorende bouwwerk voor niet meer dan 50% bebouwd, en

  • f.

    niet aan of bij:

    • 1°.

      een woonwagen,

    • 2°.

      een hoofdgebouw waarvoor in de omgevings-vergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat het slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden, of

    • 3°.

      een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden;

5. een dakraam, daklicht, lichtstraat of soortgelijke daglichtvoorziening in een dak,

mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    indien in het achterdakvlak, een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak of een plat dak, de constructie niet meer dan 0,6 m buiten het dakvlak respectievelijk het platte dak uitsteekt,

  • b.

    indien in een ander dakvlak dan bedoeld in onderdeel a,

    • 1°.

      de constructie niet buiten het dakvlak uitsteekt, of

    • 2°.

      ingeval geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn, de constructie niet meer dan 0,6 m buiten het dakvlak uitsteekt, en

  • c.

    zijkanten meer dan 0,5 m van de randen van hetdakvlak of het platte dak

12. een erf- of perceelafscheiding, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 1 m, of

  • b.

    niet hoger dan 2 m, en

    • 1°.

      op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,

    • 2°.

      achter de voorgevelrooilijn, en

    • 3°.

      op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;

3. een dakkapel in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    redelijke eisen van welstand zijn niet van toepassing;

  • b.

    voorzien van een plat dak,

  • c.

    gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m,

  • d.

    onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,

  • e.

    bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok, en

  • f.

    zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;

Uit de toelichting van het Besluit omgevingsrecht blijkt dat het onvoldoende is dat de betreffende bouwwerken in de welstandsnota niet specifiek zijn geregeld. Met andere woorden; om aan de genoemde specifieke eisen van bijlage II Besluit omgevingsrecht te voldoen moeten die bouwwerken expliciet van de welstandstoets worden uitgesloten. Ook moet voor ogen worden gehouden dat, op de dakkapel in het voordakvlak of gericht naar het openbaar gebied na, alle bouwwerken wel vergunningsvrij kunnen zijn wanneer aan de overige voorwaarden daarvoor wordt voldaan, het verschil is of binnen de 1 meter strook mag worden gebouwd of een lichtstraat buiten het dakvlak mag uitsteken.

 

Uit de criteria van bijlage II Besluit omgevingsrecht blijkt dat doorslaggevend is of een bouwwerk al dan niet naar de openbaar toegankelijk gebied is gericht. Dat sluit aan met de denklijn die tot op heden in de welstandsnota is neergelegd. De invloed op het openbaar gebied is daarin ook telkens cruciaal.

 

Hierdoor dringt de vraag zich op of de welstands-vrije objecten dermate fors uitgebreid moeten worden dat ook de hierboven opgesomde objecten welstandsvrij gemaakt moeten worden. Er is voor gekozen dit te doen. Dit ondanks de beleving op de openbare ruimte die van groot belang is.

 

Op grond van artikel 12 lid 2 Woningwet de volgende objecten als welstandsvrije objecten aangewezen:

  • -

    een bijbehorend bouwwerk in het achtererfgebied;

  • -

    een dakraam, daklicht, lichtstraat of soortgelijke daglichtvoorziening in een dak;

  • -

    een scootsafe m.u.v. het centrumgebied in de directe omgeving van het winkelcentrum;

3. RONDOM MONUMENTEN

 

Op de gebiedsgerichte criteria wil de gemeente aanvullende eisen stellen aan plannen binnen de invloedssfeer van monumenten en mogelijke andere nog aan te wijzen cultuurhistorisch waardevolle panden om recht te doen aan de bijzondere waarde van deze objecten.

 

Invloedssfeer

Binnen de invloedssfeer van monumenten vraagt de gemeente extra aandacht voor de inpassing van een bouwplan. De gemeente beoogt hiermee de monumenten te beschermen tegen bouwplannen met een negatieve invloed op de ruimtelijke structuur en karakteristiek van de bebouwing. De genoemde criteria gelden als het realiseren van het bouwplan een wijziging is van de structuur en karakteristiek van de directe omgeving van een monument.

 

Criteria rondom monumenten

Het bouwplan mag geen afbreuk doen aan het monument, waarbij de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit het bouwplan in ieder geval zal toetsen aan de volgende criteria:

  • het bouwplan dient zich te voegen in zijn omgeving en de historische context zoveel mogelijk te respecteren

  • het bouwplan mag het monument niet visueel of fysiek afsluiten van zijn omgeving

  • het bouwplan mag geen afbreuk doen aan de omgeving door onzorgvuldige detaillering, armoedig materiaalgebruik of felle dan wel contrasterende kleuren

  • het bouwplan mag niet in tegenstrijd zijn met de in de redengevende beschrijving van het monument genoemde waarden

Monumenten

De genoemde criteria gelden in elk geval voor de hieronder genoemde monumenten.

  • Rijksmonumenten

    Hartveldseweg 23 Voormalige schuilkerkDe Hoop Hartveldseweg 24/25 Kerk en pastorie St. Petrus Banden Ouddiemerlaan 146 Nl. Israëlitische begraafplaats Ouddiemerlaan 553 Voormalige dienstwoning RWS Ouddiemerlaan 553 (t.h.v.) Grenspaal

    Kanaaldijk t.h.v. Tweede Diem Uitwateringssluis Kanaaldijk t.h.v Overdiemerweg Transformatorzuil Overdiemerweg 13 Dwars huisboerderij

    Muiderstraatweg 59 Benzinestation

    Venserkade 12 Molen

    Stammerdijk 27 Molen

  • Provinciale monumenten

    Stelling van Amsterdam Fort Diemerdam en Kringenwet-boerderijDe Zeehoeve (UNESCO Werelderfgoedlijst)

  • Gemeentelijk monument

    Ouddiemerlaan 19 De smidse / Smederij

4. EXCESSEN

 

De Woningwet noemt de mogelijkheid, dat Burgemeester en Wethouders een eigenaar van een bouwwerk aanschrijven als het uiterlijk van een gebouw of bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dit kan gelden voor bouwwerken die afwijken van de vergunning, vergunningsvrij gerealiseerde bouwwerken of wijzigingen in het uiterlijk van een gebouw waarvoor geen vergunning nodig is. In dit hoofdstuk staan criteria voor de beoordeling van deze gevallen.

 

Toetsing achteraf

Als voor een vergunningplichtig bouwwerk geen omgevingsvergunning is aangevraagd, dan wel het bouwwerk na realisering afwijkt van de tekeningen waarop de omgevingsvergunning is afgegeven, krijgt de eigenaar de gelegenheid om (alsnog of opnieuw) een vergunning aan te vragen voor het gerealiseerde bouwwerk. Als deze omgevingsvergunning moet worden geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief welstandsadvies, dan kunnen burgemeester en wethouders degene die tot het opheffen van de situatie bevoegd is, aanschrijven om binnen een door hen te bepalen termijn de strijdigheid op te heffen.

 

De gemeente geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht. In het handhavingsbeleid zijn prioriteiten voor wat betreft handhaving worden opgenomen. Op basis van deze prioriteiten wordt de mate van handhaving en de wijze waarop gehandhaafd wordt bepaald.

 

Excessenregeling vergunningsvrije bouwwerken

Ook bouwwerken waarvoor geen omgevings-vergunning hoeft te worden aangevraagd moeten aan minimale welstandseisen voldoen. Volgens artikel 13a Woningwetkunnen Burgemeester en Wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat 'in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand' aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Volgens datzelfde wetsartikel moeten de criteria hiervoor in de welstandsnota zijn opgenomen. Deze 'excessenregeling' is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan.

 

Criteria bij excessen

De gemeente hanteert bij het toepassen van deze exces-senregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan een de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit betrekking op:

  • het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving;

  • het ontkennen of vernietigen van architectonische bij-zonderheden bij aanpassing van een bouwwerk;

  • armoedig materiaalgebruik;

  • toepassing van felle of contrasterende kleuren;

  • te opdringerige reclames, of

  • een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte welstandscriteria).

BIJLAGE 1 Begrippen

 

Aangekapt met kap bevestigd aan dakvlak

 

Achterkant de achtergevel, het achtererfgebied en het dakvlak aan de achterzijde van een hoofdgebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een hoofdgebouw voor zover die zijde niet direct grenst aan de weg of openbaar toegankelijk gebied.

 

Achtererfgebied:erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofd-gebouw;

 

Afdak dak dat is aangebracht tegen een muur of gebouw om tegen neerslag te beschermen

 

Authentiek overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk

 

Band horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen of baksteen

 

Bedrijfsbebouwing gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter

 

Beschermd dorps- of stadsgezicht gebied dat vanwe ge de ruimtelijke of cultuurhistorische waarde is aangewezen tot beschermd gebied krachtens de Monumentenwet

 

Beschot afwerking van een wand met planken, schroten of rabatdelen

 

Bestemmingsplan door de gemeenteraad vast-gesteldplan waarin gebruik van grond en bebouwings-voorschriften zijn vastgelegd

 

Bijbehorend bouwwerk uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

Blinde muur of gevel gevel of muur zonder raam, deur of andere opening

 

Bor het Besluit omgevingsrecht

 

Borstwering lage dichte muur tot Besluit omgevingsrechtsthoogte

 

Boeibord opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal

 

Boerderij gebouw of gebouwen op een erf meteen (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis waaronder de stolp, kop-hals-romp en andere typen

 

Bouwblok een aan alle zijden door straten en wegen begrensde groep gebouwen, die een stedenbouwkundige eenheid vormt

 

Bouwlaag verdieping van een gebouw

 

Bovenbouw het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels

 

Buitengebied buiten de bebouwde kom gelegen gebied, ook wel landelijk gebied genoemd

 

Bungalow meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd

 

Buurtschapverzameling woningen of boerderijen buiten de bebouwde kom

 

Carport afdak om de auto onder te stallen, meestal bij een woning

 

Dak afdekking van een gebouw, vlak of hellend, waarop dakbedekking is aangebracht

 

Dakhelling de hoek van het dak ten opzichte van een horizontale vlak

 

Dakkapel uitbouw op een hellend dakvlak

 

Dakopbouw een toevoeging aan de bouwmassa door Gepotdekseld gedeeltelijk over elkaar gespijkerde plan het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van ken om inwatering tegen te gaan het oorspronkelijke dak verandert

 

Dakraam raam in een hellend dak

 

Deelplan een stedenbouwkundig plan, waarin een stuk van een wijk of stad gedetailleerd is uitgewerkt

 

Detail ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam

 

Detaillering uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen c.q. aansluitingen

 

Drager en invulling de drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden)

 

Ensemble architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel van meerdere panden

 

Erf al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

 

Erker kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een hoofdgebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas

 

Flat groot kantoor- of woongebouw met meerdere verdiepingen

 

Galerij gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen

 

Geleding verticale of horizontale indeling van de gevel door middel van inspringingen

 

Gevel buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of achtergevel)

 

Gootklos in de muur bevestigd stuk balk ter ondersteuning van een goot

 

Groengebied gebied met veel beplanting zoals parken, plantsoenen, sportterreinen en natuurgebieden

 

Hoofdgebouw gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

Hoogbouw gebouwen van meer dan vier lagen

 

Individueel gebouw zelfstandig, op zichzelf staand gebouw

 

Industriebebouwing gebouwen met een industriële bestemming

 

Industriegebied gebied bestemd voor de vestiging van industrie

 

Kavel grondstuk, kadastrale eenheid

 

Kern centrum van een dorp of stad

 

Klossen uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten

 

Kop in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw

 

Laag zie bouwlaag

 

Laagbouwgebouwen van één of twee lagen

 

Lak afwerklaag van schilderwerk Landelijk gebied zie buitengebied Latei draagbalk boven gevelopening

 

Lessenaardakdak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak

 

Lichtkoepel raamconstructie in een plat dak, in de vorm van een koepel

 

Lijst een al dan niet versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel

 

Lineair rechtlijnig, langgerekt

 

Lint langgerekte weg met daarlangs bebouwing

 

Luifel een plat uitgebouwd afdak, vaak boven een deur

 

Maaiveld bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht

 

Mansardekap dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is dan het bovenste deel waardoor een geknikte vorm ontstaat

 

Massa volume van een gebouw of bouwdeel

 

Metselverband het zichtbare patroon van metselwerk Middelhoogbouw gebouwen van drie of vier lagen

 

Middenstijl verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn

 

Monument aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan

 

Negge het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn

 

Nok horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak

 

Onderbouw het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met een zadeldak

 

Ondergeschikt voert niet de boventoon

 

Ontsluiting de toegang tot een terrein of een gebouw

 

Openbaar toegankelijk gebied is een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

 

Oriëntatie de richting van een gebouw

 

Oorspronkelijk origineel, aanvankelijke vorm, authentiek

 

Orthogonaal rechthoekig

 

Overstek bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel

 

Paneel rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting

 

Peil

  • a.

    voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.

  • b.

    in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Plaatmateriaal bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt, zoals hout (triplex en multiplex), kunststof (onder andere trespa) of staal (vlak of met profiel)

 

Planmatige bebouwing groep gebouwen herkenbaar uitgevoerd volgens een vooraf opgesteld plan

 

Plint een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw

 

Pyramidedak dak bestaande uit vier gelijk hellende vlakken die elkaar bovenaan in een punt ontmoeten

 

Omgevingsvergunning activiteit bouwen vergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder a Wabo

 

Renovatie vernieuwing van een gebouw

 

Rijtjeshuis huis als onderdeel van een reeks aaneengebouwde, gelijkende woningen

 

Ritmiek regelmatige herhaling

 

Rollaag horizontale rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand

 

Rooilijn lijn die de grens aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden

 

Sanering herinrichting door middel van sloop en vervangende nieuwbouw

 

Schilddak dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine vlakken

 

Schuur bijbehorendbouwwerk ten behoeve van opslag

 

Situering de plaats van een bouwwerk in zijn omgeving

 

Stads- en dorpsvernieuwing maatregelen voor de verbetering of vervanging van bebouwing en de openbare ruimte daaromheen

 

Standaardplan is een bouwplan bij een identieke (gespiegeld) woning / hoofdgebouw waarop de welstandscommissie, aan de hand van de welstands-nota (sinds 2005) een positief advies heeft uitgebracht

 

Stijl architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of een bepaalde stroming

 

Textuur de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk)

 

Voorgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk

 

Voorkant de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een hoofdgebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een hoofdgebouw voorzover die zijde direct grenst aan de weg of openbaar groentoegankelijk gebied

 

Wabo Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

 

Windveer plank aan weerskanten van een pannendak, bevestigd langs de buitenste rij pannen

 

Wolfseind meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop een afgeknot dakschild heeft

 

Zadeldak dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen

 

Zijgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk

 

Bijlage 2 Straatnamen

 

Achter de straatnamen staan de gebiedsnummers zoals die ook te vinden zijn op de indelingskaart. Deze nummers verwijzen naar de gebiedsbeschrijvingen. In het geval dat er twijfel zou kunnen bestaan over de indeling, zal de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit zijn advies geven op inhoudelijke basis aan de hand van de beschrijvingen.

 

A

Aalscholverpad

15

Acaciastede

20

Achter de blokhut

27

Agaatvlinder

23

Akkerland

16

Amberboomstede

20

Apollovlinder

23

Argusvlinder

23

Asserlaan, Tobias

13

 

B

Bantaskine

31

Bastingstraat

13

Beatrixlaan, Prinses

13

Beekstraat, P.J. ter

21/26

Bergwijkdreef

25

Berkenplein

15

Berkenstede

15

Bernhardlaan, Prins

3/13/30

Bertsstraat, Jan

3/8

Beukenhorst

15

Bickerstraat, Burgemeester

1/3/8/12

Biesbosch

22

Binnenpolder

17

Blaakkreek

31

 

Boeier

23

Boekweitdonk

16

Bomenrijk

20

Bonte Kraai

23

Boomhazelaaroord

20

Boschplaat

22

Boskriekoord

20

Botterweg

23

Boven Rijkersloot

17/18/19/20

Briandstraat, Aristide

13

Buitenlust

14

Burghoutweg, Gerardt

8

Busbaan

18/17

Buytenweg

2/23

C

Cassinlaan, Rene

13

Castelijnstraat, R.

10

Citroenvlinder

23

Concordia

31

Coussetstraat, Johan

10

 

D

Dalkruid

18

Dalsteindreef

25

De Trekschuit

31

De Wissel

31

Diemerdreef

17

Diemerhof

25

Diemerkade

10

Diemermere

25

Diemerpolderweg

30

Diemerzeedijk

30

Diemzigt

23

Dijkhuizen

17

Dijkstraat, Van

13

Distelvlinderweg

23

Dunantlaan, Henry

13

E

Eekholt

25

Eendenpad

15

Elskamp

20

Emmastraat

4/13

Emtinckweg, Paulus

8

Esstede

20

 

F

Frankstraat, Anne

21

Fregat

23/24

Fuut

23

 

G

Gaasperdammerweg

30

Galjoen

23

Ganzenpad

18

Gekroonde Pauw

31

Gemaal

17

Gemertplein, Dr. A.J.J. van

13

Gersthove

16

Gooiseweg

16/17/22

Gravenland

23

Griend

22

Groote Peel

22

Gruttoplein

23

 

H

Hampton Court

31

Harmonielaan

9

Hartoglaan, D.J. den

12

Hartschelp

19

Hartveldseweg

113/10

Hasselaarstraat

13

Haverstede

16

Havikskruid

18

Hector Petersenstraat

21

Heivlinderweg

23

Hendrikkade, Prins

21

Het tolhek

31

Hermelijnvlinder

23/24

Hofstedenweg

23

Hooftlaan

13

Hooiweg

30

Houtbosch

23

I

Irenestraat, Prinses

11

J

Johan Van Soesdijkstraat

3/8/10

Julianaplantsoen

13

 

K

Kanaaldijk

24130

Karekiet

23

Karwijzaaderf

16

Kerckerinckweg

12/13

Kievietstraat, Burgemeester de

4

Kinderen plein, C.J. Der

9

Kleefkruid

18

Klein Merwede

30

Klipperweg

23

Knoopkruid

18

Kogge

23

Kokmeeuwpad

25

Kolgans

23

Koninginnepad

11

Koolzaaderf

16

Krenteboompjeshof

20

Kriekenoord

Kruidenhof

18

Krijtsstraat, Arent

10/13

Kuifvlinder

23

Kwikstaart

23

 

L

Laagland

17

Landlust

30

Landsteinerstraat

13

Leeuwerik

23

Leliëndaal

31

Lepelaarpad

25

Lijsterbesoord

20

Loefbeek

31

Loethoelistraat, Albert

13

Lublinkstraat, Nicolaas

4/13

Lucasstraat, Kerwin

21

 

M

Ma Retraite

31

Maanzaaderf

16

Maarssenplein, Claes Van

12/13

Magnoliahof

20

Maisoord

16

Mantelmeeuwpad

25

Marijkestraat, Prinses

11

Margrietstraat, Prinses

11

 

Markenplantsoen, Van

13

Martin Luther Kinglaan

13

Mauritslaan, Prins

12/13

Medenbach Wakkerplein, Van

1/3

Meelbeskamp

20

Meerkoet

23/24

Meidoornplein

20

Muiderstraatweg

3

Muiderzandpad

31

 

N

Naarderzanpad

31

Nienoord

25

Nobelstraat, Alfred

13

 

O

Onorobi

31

Ooievaarpad

22125

Oranjelaan

13

Oranjeplantsoen

13

Ouddiemerlaan

1/2/3/9/12/13/14/23/30

Oude Muiderstraatweg

30

Oude Waelweg

23

Ouderkerkerlaan

17/18/19

Overdiemerweg

5/6/28/30

P

Pampuszigt

23/24

Parelmoervlinder

23

Pater Pirestraat

13

Piersonstraat

26

Pijlkruid

18

Platanenstede

20

Pluimeshof

20

Polderland

17

Prinsessepad

11

Provincialeweg

26/27

R

Raadhuisstraat

1/3/8

Randweg

16

Reigerpad

17/25

Rietgors

23

Rietzangerweg

23

Rijksweg A1

30

Ringkade

17

Rode Kruislaan

13

Roerdomppad

25

Roggenkamp

16

Rozentak

31

Rustenburgh

23

 

S

Santigron

31

Savonet

31

Schelpenhoek

19

Schepenweg

23

Schoener

23

Scholeksterpad

25

Schoolpad

118

Schoolstraat

1/3/8/13

Schouw

23

Schweitzerstraat, Albert

13

Sierkershof

20

Sierpeerhof

20

Sint Janskruid

18

Slagbaai

31

Slijkschelp

19

Sniep

27/31

Solferinostraat

13

Solitude

31

Speenkruid

18

Spoorpad

30

Sportlaan

29/31

Stammerdijk

7/27

Stammerhove

27

Stammerkamp

27

Steenen Kamer

23

Stoelmanseiland

31

Stormmeeuwpad

25

Stresemannstraat, Gustave

13

 

T

Tapijtschelp

19

Tarwekamp

16

Tienenweg, Burgemeester van

118

Tjalk

23

Treubweg

26

Trompetboomhof

20

Tureluurweg

23

 

V

Venserkade

15

Venserweg

26

Venusschelp

19

Vergulden Wagen

23

Verrijn Stuartweg

26

Vierhuysen

23

Vingerhoedskruid

18

Visseringweg

26

Vlasdonk

16

Vliervlinder

23

Vlinderweg

23

Vogelkersoord

20

Vogelweg

23

Volmerstraat

26

Vredelust

23

 

W

 

Waterhoenpad

25

Waterkant

17

Weerribben

22

Weesperstraat

26130

Weesperzandpad

31

Weteringweg

30

Wildemanskruid

18

WildenBesluitomgevingsrechtch

 

Wilhelminaplantsoen

8/10/12/13

Wisselwerking

25

Wulp

23

 

Z

 

Zeezigt

23

Zilvermeeuwpad

25

Zwanenpad

19

Willem, de Zwijgerlaan

13

 

COLOFON

 

Welstandsnota Diemen 2012

De welstandsnota Diemen 2012 is een partiële herziening van de welstandsnota uit 2005.

 

De welstandsnota Diemen uit 2005 was opgesteld door de Stichting Welstandszorg Noord-Holland te Alkmaar en Architectenwerk Twan Jutte te Delft.

 

De Welstandsnota Diemen 2012 is verzorgd door

 

R.P. Bosman,

Coördinator Vergunningen.