Organisatie | Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard 2023 |
Citeertitel | Beleidsregels Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard 2022.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-01-2023 | nieuwe regeling | 20-12-2022 |
Deze beleidsregels geven gemeentelijke regels over de uitvoering van volgende onderwerpen:
Deze beleidsregels ondersteunen net als de Verordening Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard 2022 (hierna: “de Verordening”) de werkwijze van de gemeente. Er wordt meegedacht met de inwoner over het effect dat hij wil bereiken en bekeken wordt of dit past binnen de doelstelling van de wetten van het sociaal domein. Vervolgens wordt bekeken welke wettelijke instrumenten de gemeente heeft om dit doel met en voor de inwoner te realiseren.
In Hoofdstuk 1 van de Verordening zijn de doelstellingen beschreven die de gemeente Krimpenerwaard belangrijk vindt, namelijk:
Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:
Deze beleidsregels geven invulling aan de Verordening en de wettelijke regels. Het zijn regels voor de uitvoering. De beleidsregels zijn op 20 oktober 2022 besproken in een vergadering met de Cliëntenraad Participatiewet. Zij hebben tijdens die vergadering aanbevelingen gedaan.
De begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de wet en in de Verordening. Nieuwe begrippen worden toegelicht in Hoofdstuk 8.
1.4 Artikel, wet en verordening
In deze beleidsregels is per artikel aangegeven op welke wetten (zie de wetten genoemd in artikel 1.1) het artikel is gebaseerd. Bij een aantal artikelen wordt ook de ‘Awb’ (Algemene wet bestuursrecht) genoemd. Die verwijzing staat er als er in de Awb specifieke bepalingen zijn die op dat artikel van toepassing zijn. Als de beleidsregels een nadere uitwerking zijn van de Verordening wordt dit ook aangegeven.
PW | IOAW | IOAZ | Wgs | Wi2021 | Wmo | Gemeentewet | Awb | Burgerlijk Wetboek | Verordening
In Hoofdstuk 3 van de Verordening wordt beschreven welke hulp de gemeente kan bieden aan inwoners bij participatie, bij het vinden van de weg naar werk en inburgering. In dit hoofdstuk wordt waar nodig een verdere invulling gegeven aan de regels van de Verordening. De gemeente kan de hulp zoals beschreven in dit hoofdstuk, ook zonder aanvraag van de inwoner of werkgever toekennen.
3.1 Voorzieningen – Werk en Participatie
De arbeidsovereenkomst Beschut Werk:
3.1.2Hulp op de werkplek van een jobcoach
3.1.4Wettelijke loonkostensubsidie
De loonwaarde van de inwoner wordt binnen de volgende termijnen vastgesteld:
binnen 5 maanden na de start van het dienstverband als de gemeente een aanvraag heeft ontvangen voor forfaitaire loonkostensubsidie. De gemeente bepaalt in overleg met de werkgever en de inwoner wanneer de loonwaarde opnieuw wordt vastgesteld. Het principe is dat de loonwaarde jaarlijks wordt vastgesteld. Bij Beschut Werk is het uitgangspunt dat de loonwaarde minimaal eenmaal per drie jaar wordt vastgesteld.
De hoogte van de vergoeding is gelijk aan de werkelijke reiskosten op basis van het tarief van het Openbaar Vervoer, dan wel bij eigen vervoer tegen een kilometervergoeding per kilometer. Bij de bepaling van de hoogte van de kilometervergoeding wordt aangesloten bij de vergoeding van de Belastingdienst.
3.1.10Overige voorzieningen en vergoedingen
De gemeente kan een vergoeding van maximaal € 500,- per inwoner verstrekken voor een voorziening die noodzakelijk is voor het krijgen of behouden van arbeid, een re-integratietraject, inburgeringstraject, scholingstraject of voor het verrichten van vrijwilligerswerk. De gemeente maakt alleen van deze mogelijkheid gebruik als andere voorzieningen uit de Verordening en deze beleidsregels geen oplossing bieden en er geen andere (voorliggende) voorziening is. De gemeente bepaalt wanneer en hoe vaak de vergoeding per inwoner wordt ingezet.
3.2.1Informatie aan inburgeringsplichtigen
3.2.2 Brede intake inburgeringsplichtigen
3.2.3 Persoonlijk Inburgeringsplan (PIP)
In het PIP worden de volgende onderwerpen vastgesteld:
3.2.4Module Arbeidsparticipatie (MAP)
3.2.5Voortgangsgesprekken inburgeringsplichtigen
Tijdens de Brede Intake wordt in het PIP het aantal voortgangsgesprekken afgesproken, waarbij de resultaten en de voortgang van het inburgeringstraject worden besproken. In het eerste jaar vinden minimaal twee voortgangsgesprekken plaats. De inburgeringsplichtige krijgt een verslag van dit voortgangsgesprek.
3.2.6 Maatschappelijke begeleiding statushouders
Statushouders hebben recht op maatschappelijke begeleiding. Zij worden ondersteund in praktische zaken en krijgen voorlichting over de Nederlandse samenleving en basisvoorzieningen zoals wonen, onderwijs en zorg. De maatschappelijke begeleiding start op het moment dat de statushouder in de gemeente is ingeschreven. Maatschappelijke begeleiding wordt verleend door Stichting Vluchtelingenwerk.
Als de gemeente de inwoner een tegenprestatie oplegt dan geeft hij de inwoner eerst de mogelijkheid om zelf op zoek te gaan naar een instelling of organisatie waar de tegenprestatie kan worden uitgevoerd. Als de inwoner zelf geen geschikte instelling of organisatie vindt, kan de gemeente een instelling of organisatie aanwijzen. De gemeente kan de tegenprestatie elk jaar opnieuw opleggen.
De gemeente betaalt de onkosten, reiskosten en de nodige verzekeringen als de instelling of organisatie waar de tegenprestatie wordt uitgevoerd dit niet betaalt.
5 Inkomen, armoede en schulden
In dit hoofdstuk wordt eerst geregeld in welke gevallen de gemeente de uitkering verlaagd en welke middelen de gemeente rekening houdt bij de beoordeling van het recht op een uitkering. De gemeente kan volgens de wet de hoogte van de uitkering afstemmen op de persoonlijke situatie van de inwoner. Ook wordt verder uitgewerkt wat de voorwaarden en mogelijkheden van bijzondere bijstand en andere regelingen voor de ondersteuning van het inkomen zijn.
De gemeente kan binnen de wettelijke kaders bepalen welke middelen niet tot het inkomen of vermogen worden gerekend. Deze paragraaf geeft hiervoor de richtlijnen.
5.2.1Inlichtingenplicht en medewerkingsplicht
De inwoner informeert de gemeente uit zichzelf zo snel en volledig mogelijk over alles wat van belang kan zijn voor het recht op bijstand, zoals bijvoorbeeld ontvangen inkomsten en vermogen. De gemeente ontvangt binnen twee weken nadat de gemeente om informatie heeft gevraagd alle informatie, documenten en bewijsstukken van de inwoner.
5.2.3 Vrijlating van een vergoeding van materiële en immateriële schade
5.2.4Vrijlating van inkomsten uit arbeid
De alleenstaande ouder die inkomsten uit arbeid ontvangt en de volledige zorg heeft voor een kind tot 12 jaar, heeft voor een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden recht op een aanvullende inkomstenvrijlating. Een aanvullende inkomstenvrijlating is alleen van toepassing als de vrijlating die beschreven is in lid 1 al 6 maanden is toegepast. Als de bijstandsperiode minimaal 12 maanden wordt onderbroken, ontstaat er een nieuw recht op deze aanvullende inkomstenvrijlating.
De waarde van een auto/motor, ouder dan 8 jaar, wordt niet tot het vermogen gerekend. Voor een oldtimer of exclusief model auto/motor geldt dat de waarde aangetoond moet worden door de inwoner, bijvoorbeeld via een taxatierapport. Een waarde gerekend volgens de ANWB-koerslijst hoger dan € 2.300,- wordt meegenomen bij het vaststellen van het vermogen.
In Bijlage 1 worden voorzieningen waar vaak bijzondere bijstand voor wordt aangevraagd beschreven.
Ook de voorwaarden en de wijze waarop de aanvraag beoordeeld wordt staan in deze bijlage vermeld.
5.3.1Hoogte bijzondere bijstand
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald volgens het kostenoverzicht zoals opgenomen in Bijlage 2, of anders maximaal de bedragen genoemd in de Nibud prijzengids. De bedragen uit Bijlage 2 worden jaarlijks per 1 januari aangepast aan de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.
5.3.3Draagkracht, inkomen en vermogen
Een uitzondering op lid 9 is bijzondere bijstand voor kosten die normaal uit de algemene middelen betaald worden. Dit zijn kosten voor woninginrichting, duurzame gebruiksgoederen en een babyuitzet. Bij deze kosten is de draagkracht 100% voor zover het vermogen meer bedraagt dan 35% van de vermogensgrens die geldt.
De bijzondere bijstand wordt uitbetaald op de volgende manier:
Als het vermogen wordt vastgesteld bij een aanvraag voor een voorziening uit deze paragraaf, wordt alleen rekening gehouden met het vermogen waar de inwoner direct over kan beschikken. Dit is het vermogen op bank- en spaarrekeningen . Voor de regelingen genoemd in 5.5.5 en 5.6.2 geldt geen vermogenstoets.
5.5.1.1Sport, cultuur en diplomazwemmen
5.5.1.2Schoolkosten en computer
Een ouder kan voor zijn/haar kind van 0 tot 18 jaar één keer per jaar een kindpas aanvragen. Een kindpas is een betaalpas waarmee onder andere kleding, jassen, schoenen en leesboekjes kan worden gekocht. Deze pas kan ieder jaar van 1 januari tot en met 31 oktober worden aangevraagd en kan worden besteed van 1 januari tot en met 31 december.
Een ouder kan voor zijn/haar kind van 4 tot 18 jaar in het basis- of voortgezet onderwijs voorzieningen aanvragen voor:
schoolspullenpas. De Schoolspullenpas is een betaalpas waarmee schoolspullen zoals schriften, pennen, etuis, tassen en rekenmachines kunnen worden gekocht. Deze pas kan ieder schooljaar worden aangevraagd van 1 januari tot en met 31 oktober en kan worden besteed van 1 januari tot en met 31 december. De bijdrage is € 25,- het basisonderwijs, € 150,- voor de brugklas en € 75,- voor de overige jaren in het voortgezet onderwijs;
5.5.3Regeling participatie en werk
5.5.4Regeling maatschappelijke deelname voor ouderen
Om actief deel te nemen aan de samenleving en eenzaamheid te voorkomen, is het belangrijk dat ouderen gebruik kunnen maken van het Openbaar Vervoer. Hieraan zijn kosten verbonden. Inwoners van de pensioengerechtigde leeftijd met een laag inkomen kunnen daarom een OV-Meedoenpas krijgen. Met deze pas kunnen zij gratis gebruik maken van het Openbaar Vervoer dat door Arriva wordt aangeboden binnen de regio Zuid-Holland-Noord.
5.5.5.1Gebruik OV-Meedoenpas voor ouderen
5.5.5.2Aanvraag en voorwaarden
5.6.1De collectieve zorgverzekering
De collectieve zorgverzekering bestaat uit een basisverzekering en een aanvullende verzekering en biedt inwoners een tegemoetkoming voor de zorgkosten. Voor inwoners met hoge zorgkosten is een uitgebreid aanvullend pakket beschikbaar. De gemeente heeft hiervoor een overeenkomst afgesloten met zorgverzekeraars.
De inwoner kan ieder jaar voor 1 januari een aanvraag indienen via www.gezondverzekerd.nl. De gemeente beoordeelt de aanvraag.
De gemeente controleert inwoners die een collectieve zorgverzekering hebben, maar die gedurende het verzekeringsjaar uitstromen naar werk of verhuizen naar een andere gemeente. Ook controleert de gemeente via een steekproef inwoners die een collectieve zorgverzekering hebben, maar geen bijstandsuitkering ontvangen. De steekproef omvat 10% van de niet-uitkeringsgerechtigden zonder AOW-uitkering. De steekproef kan als dat nodig is worden uitgebreid.
Inwoners kunnen de collectieve zorgverzekering tijdens het verzekeringsjaar opzeggen bij de gemeente of de zorgverzekeraar. De verzekering wordt gestopt per de eerst mogelijk datum; dit is in principe 1 januari van het volgende verzekeringsjaar. De inwoner is verantwoordelijk voor het op tijd opzeggen van de zorgverzekering bij de zorgverzekeraar.
5.6.2Meerkosten chronisch zieken en inwoners met een beperking
Deze voorziening is er voor inwoners met een laag inkomen die chronisch ziek zijn of een beperking hebben en hierdoor hoge ziektekosten hebben. In deze paragraaf worden de verdere regels besproken.
De doelgroep van deze voorziening is de inwoner met laag inkomen of een laag besteedbaar inkomen vanwege schulden, die:
6 Afspraken tussen inwoner en gemeente
In de Verordening is beschreven op welke manier de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Opgenomen is hoe de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Verder wordt in de Verordening beschreven wat de gemeente doet als de inwoner zich niet houdt aan de afspraken die te maken hebben met Werk en Participatie. In dit hoofdstuk staat wat de gemeente doet als inwoners zich niet houden aan de verplichting om informatie te verschaffen, en op welke manier een uitkering van de inwoner wordt teruggevorderd.
6.1.1Overtreden inlichtingenplicht
6.1.5Geen boete of waarschuwing
Er wordt geen boete opgelegd en er wordt geen waarschuwing gegeven als de inlichtingenplicht niet wordt nagekomen als het gaat om wijzigingen in de situatie van een inwonend meerderjarig kind van 21 jaar of ouder. Hierbij kan het gaan om een wijziging in de studie (stoppen of starten), verhuizing (in komen wonen of vertrekken), de leeftijd bereiken van 21 jaar.
6.2.2Uitzonderingen terugvorderen
De gemeente vordert geen uitkering terug als voldaan is aan de inlichtingenplicht en als:
Als de inwoner het niet te verwijten is dat de terugvordering niet binnen een kalenderjaar is afgelost en niet door het schenden van de inlichtingenplicht is ontstaan, wordt afgezien van het bruteren van de vordering.
6.2.4Stoppen met terugvorderen
In de wet is bepaald wanneer de gemeente kan stoppen met terugvorderen bij vorderingen die zijn ontstaan door het schenden van de inlichtingenplicht (artikel 58, lid 7 PW, artikel 25 lid 2 en 3, IOAW/IOAZ). Deze voorwaarden gelden ook voor vorderingen die niet zijn ontstaan door het schenden van de inlichtingenplicht. In dit geval wordt geen termijn van 10 jaar, maar van 5 jaar, aangehouden.
6.2.6Kwijtschelden bij een lening
6.2.7Stoppen met terugvorderen niet mogelijk
De gemeente ziet niet af van (verdere) terugvordering als de openstaande bedragen door pand of hypotheek op een goed of op goederen zijn gedekt, voor zover zij op die goederen verhaald kunnen worden.
Als de inwoner met een inkomen hoger dan de bijstandsnorm kan aantonen dat terugbetaling binnen drie jaar onmogelijk is, dan wordt de betalingsafspraak afgestemd op de persoonlijke situatie. Uitgangspunt hierbij is een aflossing van 35% van het inkomen boven de bijstandsnorm. Dit komt bovenop de verplichte minimale aflossing van 5% van de bijstandsnorm.
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke beleidsregels vervangen worden door deze beleidsregels en wanneer deze beleidsregels ingaan. Hier is ook opgenomen dat de gemeente met regelmaat beoordeelt of de beleidsregels nog goed werken, wat de officiële naam is van deze beleidsregels en dat de gemeente van deze beleidsregels kan afwijken als dit echt nodig is.
7.1 Onderzoek naar de werking van de beleidsregels
De gemeente heeft de mogelijkheid om te onderzoeken of de beleidsregels voldoende bijdragen aan de doelen die de gemeente wil bereiken. Om dat te kunnen nagaan verzamelt de gemeente systematisch informatie over alles wat van belang is om tot een goede evaluatie te komen. De gemeente houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
7.2 Afwijken van de beleidsregels (hardheidsclausule)
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze beleidsregels als toepassing van die bepaling volgens de gemeente een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in 1.1 genoemde wetten en Verordening of de doelen van deze beleidsregels door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
In deze beleidsregels worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten en de verordening waarop deze beleidsregels zijn gebaseerd. In deze beleidsregels worden ook begrippen gebruikt die niet zijn terug te vinden in de wetten en de Verordening. Deze zijn hier omschreven.
algemeen geaccepteerde arbeid: arbeid die passend is voor de inwoner, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van de inwoner.
arbeidsbeperkt: de inwoner die door ziekte of een gebrek belemmerd wordt bij het verkrijgen van een baan of het verrichten van arbeid. Een arbeidsbeperking kan een zintuiglijk of lichamelijk probleem zijn - bijvoorbeeld slechthorendheid of in een rolstoel zitten - maar ook een psychische of verstandelijke handicap.
benadelingsbedrag: het netto bedrag dat de gemeente ten onrechte of teveel aan uitkering heeft verstrekt als gevolg van het schenden van de inlichtingenplicht door de inwoner. Het is het bedrag voor aftrek van de gereserveerde vakantietoeslag.
beslagvrije voet: het deel van de inkomsten waarop de schuldeiser in feite geen beslag kan leggen. Dit is zo geregeld in de wet, omdat iedereen recht heeft op een bepaald minimuminkomen. Van deze beslagvrije voet moet iemand zijn vaste lasten betalen en voorzien in zijn levensonderhoud. De hoogte van de beslagvrije voet bedraagt in principe 95% van de toepasselijke bijstandsnorm. In de enkele gevallen wordt de beslagvrije voet verhoogd of verlaagd. De hoogte van de beslagvrije voet wordt analoog aan artikel 475d & g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vastgesteld.
boete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a PW, artikel 20a eerste lid van de IOAW/IOAZ.
bruteren: het verhogen van de vordering met de loonheffing en premies volksverzekeringen waardoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.
COA: centraal orgaan opvang asielzoekers.
debiteur: degene van wie wordt teruggevorderd.
draagkracht: het (restant) gedeelte van de middelen die moet worden gebruikt om de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan te betalen.
draagkrachtperiode: de periode van 12 maanden waarover de draagkracht berekend wordt.
vermogen. Een goede financiële buffer is een vermogen op of boven de vermogensgrens bedoeld in artikel 34, lid 3 van de Participatiewet.
forfaitaire loonkostensubsidie: tijdens de eerste 6 maanden van een arbeidsovereenkomst geldt een fictieve loonwaarde van 50%. Dit betekent dat er 50% van het minimumloon (naar rato van het aantal werkuren) wordt gecompenseerd, plus 23,5% werkgeverslasten over dat bedrag.
fraudevordering: vordering ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht.
gift: een onverplichte betaling van geld of goederen uit vrijgevigheid door een natuurlijk persoon of een instelling.
inkomsten uit arbeid: alle (parttime) inkomsten uit arbeid in loondienst.
inkomstenvrijlating algemeen: de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31, lid 2 onderdeel n van de PW , artikel 8, lid 2 van de IOAW en artikel 8, lid 3 van de IOAZ.
inkomstenvrijlating aanvullend: de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31, lid 2 onderdeel r van de PW, artikel 8, lid 5 van de IOAW en artikel 8, lid 9 van de IOAZ.
inkomstenvrijlating medisch urenbeperkte inwoner: de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31, lid 2, onderdeel y van de PW, artikel 8, lid 7 van de IOAW en artikel 8, lid 11 van de IOAZ.
inlichtingenplicht: de verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid van de PW en artikel 13, eerste lid IOAW en artikel 13, eerste lid van de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de SUWI.
invorderen: het innen van een vordering.
inwoner: de persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente volgens de regels
van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om schuldhulpverlening, dan betreft het degene die in de basisregistratie personen van de gemeente als ingezetene is ingeschreven. Voor de toepassing van hoofdstuk 6 wordt onder inwoner ook verstaan: de persoon die hulp van de gemeente heeft gehad maar zijn woonplaats niet meer daar heeft. Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan: verblijf dat geen wettelijke belemmering oplevert voor hulp door de gemeente.
kind: ten laste komend kind zoals beschreven in de PW (artikel 4, eerste lid onder e)’.
kinderopvang: opvang van kinderen:
loopjaar: van 1 maart van een kalenderjaar tot 1 maart van het volgende kalenderjaar.
maatwerkvoorziening Wmo/Jeugd: persoonlijke hulp die op grond van de Wmo of Jeugdwet wordt verleend.
MAP: Module Arbeidsparticipatie.
peildatum: aanvraagdatum of de eerste dag, volgend op de periode waar de laatste toekenning betrekking op had.
peiljaar: het kalenderjaar dat direct voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de aanvraag is
PIP: Persoonlijk Inburgeringsplan
PVT: Participatieverklaringstraject.
Rv: Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
terugvorderen: door de gemeente ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekte uitkering of lening die wordt teruggevorderd op basis van een terugvorderingsbesluit.
toevoeging: gesubsidieerde mediation of gesubsidieerde rechtsbijstand
tussenschoolse opvang: opvang van schoolkinderen in de middagpauze.
UWV: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
Verordening: Verordening Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard 2022.
verzekeringsjaar: van 1 januari tot 1 januari, een kalenderjaar.
volledig arbeidsongeschikt: arbeidsongeschiktheid van minimaal 80%.
werkplekaanpassing: aanpassing op of rond de werkplek, die ervoor zorgt dat de werknemer met een structurele functionele beperking zijn werk kan uitvoeren.
Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
zakelijke lasten woning: de lasten die de gemeente en het waterschap jaarlijks bij de inwoner in rekening brengen. Denk bijvoorbeeld aan de onroerendezaakbelasting (OZB) of het rioolrecht.
Aldus besloten in de vergadering van het college en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op 20 december 2022.
De secretaris,
J. Hennip
de burgemeester,
P.J. Bouvy-Koene
Bijlage 1: Bijzondere bijstand
Werkwijze Beoordeling aanvraag
Welk doel wil de inwoner bereiken?
Wat wil de inwoner? Wat wil de gemeente? Is er een gedeeld doel?
Kan het gewenste doel worden ondersteund vanuit de principes van de wetten en de belangrijkste waarden van de gemeente?
Bekijk de doelen op korte en lange termijn, voor de inwoner en de omgeving. Wat zijn de overwegingen?
Stap 4: randvoorwaarden (wet- en regelgeving)
Wat zijn de juridische en organisatorische randvoorwaarden om de oplossing mogelijk te maken? Onder welke voorwaarden kan het plan tot uitvoering komen.
Geef waar mogelijk de wetsartikelen aan die de randvoorwaarden bepalen.
Bespreek wat van de inwoner, van de gemeente en van betrokken hulpverleners wordt verwacht.
Vaak aangevraagde voorzieningen