Organisatie | Diemen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsplan wegen 2013 |
Citeertitel | Beleidsplan wegen 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
De datum inwerkingtreding van deze regeling kan niet worden achterhaald en is bij benadering ingevuld.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2021 | nieuwe regeling | 12-08-2013 |
In 2001 werd het Beleidsplan Beheer Wegen door de raad aangenomen. Daarmee is in Diemen het systeem van rationeel wegbeheer ingevoerd; het planmatig en programmatisch uitvoeren van groot onderhoud aan verhardingen. Met de invoering van het systeem werden in 2003, 2005 en 2008 meerjarige (operationele) plannen geschreven.
In het vernieuwde programma van 2011 is de relatie en het overzicht met andere werkplannen van de openbare ruimte geïntegreerd. Het programma werd opgesteld op basis van het beleidsplan rationeel wegbeheer en het geprognosticeerde zettingsbeeld van Diemen. Dit beleidsplan legt deze werkwijze vast.
Het beleidsplan is als volgt opgebouwd:
In dit hoofdstuk wordt de onderbouwing gegeven voor de gemiddelde kosten aan groot onderhoud van de verhardingen in Diemen. Dit wordt het basisplan genoemd.
1.1.1 Werking wegbeheersysteem
De gemeente Diemen heeft het wegbeheersysteem Mi2 Wegen. Dit systeem is gebaseerd op de CROW-richtlijnen. Met behulp van dit wegbeheersysteem kunnen planningen worden opgesteld. Aan de hand van een visuele inspectie wordt inzicht verkregen in de kwaliteit van de in beheer zijnde wegverhardingen. Daarbij worden de verhardingen geïnspecteerd op de schadebeelden rafeling, scheurvorming, dwarsonvlakheid en oneffenheden. De inspecties resulteren in een beoordeling op wegvakonderdelenniveau, die varieert van onvoldoende tot matig tot voldoende.
Vervolgens wordt de beoordeling getoetst aan richtlijnen, rekening houdende met gedragsmodellen en waarschuwingsgrenzen. Aan de hand van de beoordeling wordt met het wegbeheersysteem voor een planperiode van 5 jaar per jaar bepaald:
De vaste gegevens en de variabele gegevens vormen de input voor het wegbeheersysteem. De belangrijkste inputgegevens die uiteindelijk de basis vormen zijn:
Het wegennet wordt ingedeeld in wijken, wegen, wegvakken en wegvakonderdelen. Een wegvak bestaat uit meerdere wegvakonderdelen waaronder trottoirs, parkeervakken, inritten of rijbanen. Per wegvakonderdeel is bepaald wat de kwantiteit en kwaliteit ervan is.
De kwantiteit wordt uitgedrukt in de hoeveelheid (m2), soort (asfalt of elementen) en de functie (rijbaan, fietspad). In het wegbeheersysteem zijn al deze vaste gegevens opgenomen. Met behulp van aanleg of revisietekeningen van de herinrichtingen, kleine werken en projecten wordt de kaart van het gehele wegareaal bijgewerkt.
Onderstaande tabel geeft de huidige onderverdeling van de oppervlakte naar verhardingstype weer (bron beheerpakket 2013).
De afbeelding toont het percentage van elk wegtype (bron beheerpakket 2013).
De kwaliteit per wegvakonderdeel wordt bepaald op basis van een visuele inspectie. Tijdens deze visuele inspecties wordt de conditie van de weg vastgelegd. Daarbij wordt de aanwezige schade beoordeeld op omvang (zeer gering, gering, enig en groot) en ernst (licht, matig en ernstig). Bij de kwaliteitsbeoordeling is onderscheid gemaakt in de verschillende verhardingstypen. De scheiding wordt aangebracht, omdat de vervolgschade bij asfaltverhardingen in korte tijd de hele verharding kan aantasten. Bij de elementenverhardingen is dit risico minder groot. In onderstaande tabel 3.3 is weergegeven welke verschillende schadebeelden er per verhardingstype voorkomen.
Op basis van de CROW richtlijnen is de technische kwaliteit uitgedrukt in de drie kwaliteitsklassen. Voldoende, Matig en Onvoldoende. Het kwaliteitsniveau Voldoende bevat onderdelen die door het systeem als goed gekenmerkt zijn. En onderdelen die wel schade hebben, maar op basis van de normen niet in de onderhoudsplanning zijn opgenomen. Het kwaliteitsniveau Matig bevat onderdelen die volgens de systematiek de richtlijn nog niet hebben overschreven, maar waar op basis van het bereiken van de waarschuwingsgrens wel onderhoud in de middenlange termijn (3 - 5 jaar) noodzakelijk is. Het kwaliteitsniveau Onvoldoende vertegenwoordigt de onderdelen die de richtlijnen met één of meer inspectieklassen overschreden hebben. Deze onderdelen worden door het systeem in de korte termijn (1 - 2 jaar) gezet. Voor deze onderdelen is het moment van onderhoud op korte termijn noodzakelijk. Op een deel van de verhardingen is zelfs sprake van achterstallig onderhoud en is onderhoud niet langer uit te stellen.
1.1.2.3 Relatietabel maatregelgroep - maatregel
In tegenstelling tot de planjaren 1 en 2 (maatregelen) wordt in de planjaren 3-5 binnen het wegbeheersysteem Mi2 Wegen uitgegaan van maatregelgroepen. Dit zijn groepen van gelijksoortige maatregelen. De exacte maatregel is daarbij dus nog niet bekend. Om toch de onderhoudskosten te kunnen bepalen voor deze periode, wordt per verhardingstype voor elk wegtype een maatregel aan de maatregelgroep gekoppeld. Deze koppeling is conform CROW richtlijnen.
1.1.2.4 Maatregelen en bijbehorende eenheidsprijzen
De standaard eenheidsprijzen van ARCADIS (prijspeil 2013) zijn in het wegbeheersysteem Mi2 Wegen verwerkt.
1.1.3 CROW begroting en planning
Door het wegbeheersysteem wordt een CROW planning voor 5 jaar gegenereerd op basis van de kwaliteitsmeting. De kosten worden berekend op de ondergrens van aanvaardbaar beheer. De planning geeft de aard en omvang van de onderhoudsmaatregelen aan en het jaar, waarin de onderhoudsmaatregel zou moeten worden uitgevoerd.
Naast het groot onderhoud moet ook klein onderhoud worden uitgevoerd. Onder klein onderhoud wordt verstaan het repareren van gaten en kleine ernstige oneffenheden, beperkte scheurreparaties en het plaatselijk herstraten van kleine oppervlakten elementenverhardingen. De omvang van het klein onderhoud is afhankelijk van de kwaliteit van het te beheren wegennet en de gesteldheid van de ondergrond. Bij een minder goede ondergrond en een lagere kwaliteit stijgt het benodigde budget voor klein onderhoud al snel. Afhankelijk van het wegtype en de ondergrond geldt dat het benodigde klein onderhoudsbudget bij asfaltverhardingen 8% en bij elementenverhardingen 20% van het groot onderhoudsbudget voor de lange termijn is.
Diemen is een gemeente die bestaat uit een zettende ondergrond van veen en klei. Onder invloed van een belasting (de weg) wordt de grond samengedrukt. De zettingssnelheid hangt af van de textuur en structuur van de grond en het watergehalte, de omvang van de belasting en de eerdere belastingen. Bij veel (bouw)locaties wordt met de te verwachten zetting van de grond rekening gehouden door deze voor te belasten zodat bij de start van de bouw de grond reeds 'gezet' is. In de gebruiksfase van de openbare ruimte zet het proces van zakking zich voort. Naast de kwaliteit van het verhardingsoppervlak (hoofdstuk 1.1) is het ook van belang om het niveau van de verharding op peil te houden. Het zakken van het maaiveld heeft zowel boven als onder de grond, voor de riolering, negatieve gevolgen voor het functioneren. De woning op onderstaande foto is door het zakken van het maaiveld slechter te bereiken en de aansluiting van de “zwevende” riolering op de onderheide riolering breekt af.
1.2.2 Analyse satelliet gegevens
Het zettingsbeeld werd op basis van ervaring en het schouwen van de openbare ruimte in de vorige planningen meegenomen. Middels nieuwe technieken is het mogelijk om de zetting van de afgelopen jaren te meten en daarmee een prognose voor zettingsbeeld op te stellen. Hiervoor is gebruik gemaakt van satellietgegevens.
Sinds 1992 heeft de Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA) satellieten die systematisch boven Nederland radarmetingen verrichten. Deze gegevens zijn verzameld en geanalyseerd met behulp van geavanceerde geodetische technieken. De ESA-satellieten zenden radarsignalen naar de aarde. Deze signalen reflecteren aan objecten op de grond, en de satelliet vangt de gereflecteerde signalen weer op. Aan de hand van veranderingen in de looptijd van het signaal (van 800 km hoogte naar het aardoppervlak en weer terug omhoog) kan de zetting aan het aardoppervlak met grote nauwkeurigheid worden bepaald. De zettingen kunnen op millimeterniveau worden waargenomen. Onderstaande figuur laat zien hoe de reflectie op onderheide objecten (A) en op zakkende ondergrond (B) wordt waargenomen door de satelliet.
Voor de analyse van de zetting zijn vier datasets gebruikt. Het gaat hierbij om twee sets opgenomen door de ERS- 1/2 satelliet (1992-2001) en twee door de Envisat satelliet (2003-2010). De analyse van de complete data geven punten in de openbare ruimte met een zakking die indicatief is voor de beweging van de bodem. Onderstaande figuur geeft de analyse van Buytenstee weer.
Om met behulp van de zettingsnelheid vast te stellen in welke cyclus het maaiveld opgehoogd moet worden is gebruik gemaakt van een eis van 20 cm zetting voor een cyclus. De eis is gerelateerd aan het functioneren van het grote deel van het vuilwaterriool dat uit een diameter van 20 cm bestaat.
In onderstaande tabel wordt de zettingsnelheid en de ophoogcyclus van elke buurt in Diemen weergegeven. Hieruit is af te leiden dat Biesbosch eens in de 51 jaar opgehoogd moet worden versus de Vlindertuin eens in 10 jaar.
Voor het cyclus ophogen van de openbare ruimte is een aanvullend budget berekend met behulp van de theoretische onderhoudskosten per m2 per jaar. Hierbij is uitgegaan van dat het bestratingsmateriaal twee ophoogcyclussen wordt toegepast. De gemiddeld jaarlijkse kosten bedragen € 1.400.000,-. Indien het bestratingsmateriaal elke cyclus vervangen moet worden is hier jaarlijks € 360.000,- aan extra kosten mee gemoeid.
De weginspectie en het zettingsbeeld zijn technische onderbouwde aspecten. Door de invoering van Duurzaam Veilig en richtlijnen betreffende de maatvoering van bijvoorbeeld parkeerplaatsen zijn er kosten gemoeid met de herinrichting van een (woon)buurt. Daarnaast is het ook een belevingsaspect. Met het aanpassen van de inrichting kunnen bewoners tevreden worden gesteld. Dit levert naast een verbetering van de openbare ruimte voornamelijk draagvlak op bij de bewoners voor de werkzaamheden.
De kosten voor het combineren van deze werkzaamheden met het technisch onderhoud bedraagt gemiddeld € 265.000,- per jaar.
2 Keuze in belevingsaspecten openbare ruimte
Naast de basis aspecten uit het eerste hoofdstuk, het zogenaamde basisplan, kunnen ook belevingsaspecten worden benoemd waarin keuzen te maken zijn. Deze zijn:
2.1.1 Bovengrens en ondergrens ophoogcyclus
In de ophoogcyclus zijn voorbeelden te geven van grote afwijking op de gemiddelde ophoogcyclus van 21 jaar. Als voorbeeld de 51 jaar voor Biesbosch en 10 jaar voor de Vlindertuin. Door het afbakenen van de cyclus met een bovengrens respectievelijk een ondergrens komen deze meer in de buurt van het gemiddelde.
Indien een cyclusperiode te groot is kan er niet geanticipeerd worden op andere inzichten. Bewoners zullen bij een te lange periode vragen naar aanpassing van de openbare ruimte. Bij een te kleine cyclusperiode is er relatief veel overlast door de uitvoering van de werkzaamheden. Op deze locaties ligt vanwege de grote zettingen de acceptatienorm van de bewoners hoger. In onderstaande tabellen zijn voor de boven- en ondergrens de financiële consequenties weergegeven.
2.1.2 Werkcyclus bedrijventerreinen
De verhardingen op bedrijventerreinen hebben het zwaarder te verduren door de belasting van het vrachtverkeer en vanwege het laden en lossen van voertuigen. Het is gewenst de verhardingen hier eerder aan te pakken. Ook als kwaliteitsimpuls voor het bedrijfsleven. In onderstaande tabel is financiële consequenties van het eerder uitvoeren van de werkcyclus weergegeven.
In het op te stellen kwaliteitshandboek openbare ruimte wordt bijzondere locaties in de openbare ruimte benoemd. Deze bestaan onder andere uit stationgebieden, winkelcentrums en hoofdontsluitingen. De openbare ruimte dient hier in een sneller tempo met betere materialen uitgevoerd te worden. In onderstaande tabel zijn de uitgangspunten en de financiële consequenties weergegeven.
De belevingsaspecten zijn in onderstaande keuzematrix samengebracht. Met behulp van de matrix zijn veel keuze mogelijkheden te genereren. Twee varianten zijn uitgewerkt, namelijk de ambitie en binnen de begroting.
Bij de variant ambitie worden de volgende keuzen gemaakt:
Gezien de bezuinigingen is in 2011 besloten tot uitvoering van de variant binnen begroting over te gaan. Met uitzondering van de verfraaiing dient in alle gevallen de ambitie met één stapje aangepast te worden.
De ophoogcyclus behorende bij de variant binnen begroting is in onderstaande tabel opgenomen.
In bijlage 1 is een overzicht met het geplande onderhoudsjaar opgenomen op basis van het zettingsbeeld.
De bestaande dekkingsmiddelen vanuit de begroting zijn in onderstaande tabel weergegeven.
De extra dotatie van € 425.000,- uit het coalitieakkoord 2010 is benodigd voor meerdere werkplannen. Het in mindering brengen van de benodigde bedragen voor de werkplannen bruggen, groen en openbare verlichting levert het genoemde bedrag van € 225.000,-op.