Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Meierijstad

Verordening adviescommissie omgevingskwaliteit Meierijstad

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMeierijstad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening adviescommissie omgevingskwaliteit Meierijstad
CiteertitelVerordening adviescommissie omgevingskwaliteit Meierijstad
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpOmgevingskwaliteit

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 84 van de Gemeentewet
  2. artikel 85 van de Gemeentewet
  3. artikel 96 van de Gemeentewet
  4. artikel 108 van de Gemeentewet
  5. artikel 149 van de Gemeentewet
  6. artikel 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-01-202301-01-2023Eerste wijziging

15-12-2022

gmb-2023-9051

05-01-202301-01-202310-01-2023Nieuwe regeling

03-11-2022

gmb-2023-4552

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening adviescommissie omgevingskwaliteit Meierijstad

De raad van de gemeente Meierijstad,

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 september 2022,

Gelet op de artikelen 84, 85, 96, 108 en 149 van de Gemeentewet, het artikel 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de artikelen 17.7 en 17.9 van de Omgevingswet,

Besluit raad:

  • 1.

    de Bouwverordening gemeente Meierijstad in te trekken, de Commissie Omgevingskwaliteit voor zonneparkinitiatieven op te heffen en het Supervisieteam Veghels Buiten op te heffen per datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • 2.

    de navolgende Verordening Adviescommissie omgevingskwaliteit Meierijstad vast te stellen:

Verordening adviescommissie omgevingskwaliteit Meierijstad

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen en adviestaak

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad;

  • commissie: de Adviescommissie omgevingskwaliteit Meierijstad;

  • wet: de Omgevingswet.

Artikel 2. Taak en werkzaamheden

  • 1.

    De commissie heeft als taak de raad en het college te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Daaronder wordt in elk geval begrepen het geven van voorlichting over de doelstelling van een goede omgevingskwaliteit en over de werkzaamheden van de commissie.

  • 2.

    Ter uitvoering van haar taak:

  • a.

    adviseert de commissie op verzoek van het college over een aanvraag van of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

  • 1.

    een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument of omgeving daarvan;

  • 2.

    een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument, een gemeentelijk monument, cultureel erfgoed of omgeving hiervan;

  • 3.

    een omgevingsplanactiviteit ingeval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

  • 4.

    een andere activiteit ingeval het college een advies nodig acht met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;

  • b.

    adviseert de commissie op verzoek van het college over het aanwijzen van een onroerende zaak als gemeentelijk monument op grond van artikel 4.3 van de Verordening fysieke leefomgeving Meierijstad;

  • c.

    adviseert de commissie op verzoek van het college in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin het college een advies nodig acht in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;

  • d.

    adviseert de commissie op verzoek van het college of uit eigen beweging over het ontwikkelen van beleid inclusief omgevingsvisie, omgevingsplan en maatwerkregels voor de omgevingskwaliteit;

  • e.

    informeert en begeleidt de commissie op verzoek van het college initiatiefnemers gedurende het ontwerpproces en/of het gemeentelijk vooroverleg, indien mogelijk sluit (een afvaardiging van) de commissie aan bij de intake- en/of omgevingstafel ingeval van complexe initiatieven;

  • f.

    voert de commissie op verzoek van het college vooroverleg met initiatiefnemers over een in te dienen aanvraag van een omgevingsvergunning;

  • g.

    adviseert de commissie op verzoek van het college over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

  • h.

    adviseert de commissie op verzoek van het college over het geven van beschikkingen op grond van regels die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten in de Verordening fysieke leefomgeving Meierijstad voor zover deze regels (nog) niet zijn opgenomen in het omgevingsplan.

Artikel 3. Besluiten waarover verplicht advies wordt gevraagd

Het college wint advies van de commissie in over een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊ tot en met 3 ̊, en onder b.

Artikel 4. Inhoud en reactie jaarverslag

  • 1.

    In het verslag zoals bedoeld in artikel 17.9, zesde lid, van de wet gaat de commissie ten minste in op:

  • a.

    haar samenstelling, rooster van aftreden en nevenfuncties van haar leden en plaatsvervangende leden;

  • b.

    het aantal van haar vergaderingen, en de mate waarin en de wijze waarop zij buiten vergaderingen advies heeft uitgebracht;

  • c.

    de wijze waarop de openbaarheid van vergaderingen en adviezen invulling heeft gekregen;

  • d.

    de bijstand door adviseurs en haar ambtelijk secretariaat;

  • e.

    de wijze waarop zij het toetsingskader zoals bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet heeft toegepast in haar advisering en

  • f.

    tevens geeft zij in haar verslag een inhoudelijke impressie van de door haar uitgebrachte adviezen.

  • 2.

    Het college zendt de raad binnen drie maanden na het verschijnen van het jaarverslag van de commissie een reactie op dat verslag, waarin het ten minste ingaat op de mogelijke betekenis van bevindingen of aanbevelingen van de commissie voor de inhoud en de uitvoering van het omgevingsbeleid.

Hoofdstuk 2. Samenstelling en inrichting

Artikel 5. Samenstelling

  • 1.

    De commissie bestaat uit maximaal vijf leden, de voorzitter daaronder begrepen. De raad kan daarnaast maximaal zeven plaatsvervangende leden benoemen die leden bij afwezigheid kunnen vervangen. Op volgorde van hun eigen benoeming komen de plaatsvervangende leden in aanmerking om afwezige leden te vervangen.

  • 2.

    De leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 3.

    De commissie telt gelet op artikel 17.9, eerste lid, van de wet enkele leden deskundig op het gebied van de monumentenzorg.

  • 4.

    De disciplines die de gezamenlijke leden vertegenwoordigen zijn: cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratiearchitectuur, natuur en landschap, stedenbouw, duurzaamheid, architectuur en archeologische monumentenzorg.

  • 5.

    In afwijking van lid 2 kan de raad één lid en/of een of meer plaatsvervangende leden benoemen die niet zijn opgeleid voor de professionele disciplines van omgevingskwaliteit maar die wel meerjarig blijk hebben gegeven van hun betrokkenheid bij een of meer van zulke disciplines alsook van maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 6.

    De leden en de plaatsvervangende leden zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur.

  • 7.

    Niettegenstaande het eerste en tweede lid kan het college surnumeraire plaatsvervangende leden benoemen met het oog op de beeldkwaliteit van een ontwikkelgebied. De werkzaamheden van deze plaatsvervangende leden hebben hoofdzakelijk betrekking op initiatieven en aanvragen voor het betreffende ontwikkelgebied. Op deze plaatsvervangende leden is het voorgaande lid niet van toepassing.

Artikel 6. Benoeming en ontslag

  • 1.

    De leden en de plaatsvervangende leden worden voor een termijn van ten hoogste vier jaar benoemd.

  • 2.

    Een lid kan herbenoemd worden mits haar of zijn totale, onafgebroken termijn de acht jaar niet overschrijdt. Hierbij wordt een eventuele voorafgaande termijn als plaatsvervangend lid buiten beschouwing gelaten.

  • 3.

    Afgetreden leden zijn drie jaar na hun aftreden weer benoembaar.

  • 4.

    De raad benoemt de voorzitter van de commissie in dat ambt.

  • 5.

    De leden en de plaatsvervangende leden worden op eigen verzoek ontslagen. Zij kunnen evenwel door het college worden geschorst en door de raad worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

  • 6.

    De plaatsvervangende leden benoemd op grond van artikel 5, zevende lid, kunnen door het college worden ontslagen.

Artikel 7. Ondersteuning van de commissie

  • 1.

    Het college stelt de commissie een ambtelijk secretaris ter beschikking.

  • 2.

    De ambtelijk secretaris is voor haar of zijn werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de commissie.

  • 3.

    De ambtelijk secretaris kan worden ondersteund door andere ambtelijke medewerkers, die voor hun werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording verschuldigd zijn aan de ambtelijk secretaris.

Hoofdstuk 3. Werkwijze

Artikel 8. Vergaderingen van de commissie

  • 1.

    Adviezen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊ tot en met 3 ̊, en onder b, c en d, bekrachtigt de commissie in haar vergaderingen. Ook interne benoemingen en het vaststellen van het reglement van orde en van het jaarverslag zijn voorbehouden aan de vergaderingen. De agenda voor de vergaderingen wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt. Voor de vergaderingen geldt een quorum van meer dan de helft van het aantal benoemde leden.

  • 2.

    In openbare vergaderingen hebben belanghebbenden spreekrecht voorafgaande aan de beraadslaging over het betreffende agendapunt.

Artikel 9. Buiten plenaire vergaderingen

  • 1.

    De commissie kan de voorbereiding van adviezen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊ tot en met 3 ̊, en onder b, c en d, alsook de werkzaamheden op grond van artikel 2, tweede lid, onder a, onderdeel 4 ̊, en onder e tot en met h, overlaten aan een kamer die door of namens de voorzitter wordt samengesteld uit haar leden en plaatsvervangende leden.

  • 2.

    In afwijking van artikel 8, eerste lid, kan ook een kamer beslissen over een advies op grond van artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊ tot en met 3 ̊, indien de commissie in een voorfase al advies heeft gegeven over het initiatief en in de daarop volgende aanvraag dat advies van de commissie wordt gevolgd; in het geval van een advies op grond van artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊ en 2 ̊, bestaat de betreffende kamer uit ten minste een lid deskundig op het gebied van de monumentenzorg.

  • 3.

    De in het voorgaande lid bedoelde kamer kan de advisering mandateren aan de ambtelijk secretaris in een geval waarin het advies van de voorfase kennelijk volledig wordt gevolgd in de aanvraag.

Artikel 10. Adviestermijn

In gevallen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊ tot en met 4 ̊, en onder g en h, brengt de commissie haar advies uit binnen een week na het betreffende verzoek.

Artikel 11. Integriteit

Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het betreffende advies.

Artikel 12. Adviseurs

  • 1.

    De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    De commissie kan zich doen bijstaan door andere deskundige personen, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen op uitnodiging van de commissie als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.

Artikel 13. Reglement van orde

  • 1.

    De commissie stelt haar werkwijze binnen de kaders van de wet en deze verordening nader vast in een reglement van orde.

  • 2.

    In het reglement van orde komt ten minste aan de orde:

  • a.

    de wijze waarop de agenda openbaar wordt gemaakt en belanghebbenden worden uitgenodigd;

  • b.

    de notulering en dossiervorming;

  • c.

    de wijze waarop de adviezen openbaar worden gemaakt.

  • 3.

    Indien de commissie een of meer plaatsvervangend voorzitters, een lid-secretaris en een plaatsvervangend lid-secretaris wil benoemen, regelt zij die ambten in haar reglement van orde.

  • 4.

    Het college draagt zorg voor de bekendmaking van het reglement van orde.

Artikel 14. Relatie met andere adviseurs

Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie, draagt het college zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15. Overgangsrecht

Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag van een omgevingsvergunning is ingediend, blijft het oude recht met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de Adviescommissie omgevingskwaliteit Meierijstad wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2023.

  • 2.

    In afwachting van de inwerkingtreding van de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) biedt deze verordening de bepalingen bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, van de Erfgoedwet in relatie tot artikel 15, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, en de bepalingen bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Woningwet.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Adviescommissie omgevingskwaliteit Meierijstad’.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 3 november 2022

De raad voornoemd,

De griffier,

A.F.J. Franken MSc

De voorzitter,

ir. C.H.C. van Rooij

Artikelsgewijze toelichting

Verordening Adviescommissie omgevingskwaliteit Meierijstad

Artikel 2, lid 2, onder d en e (werkzaamheden):

Het begrip ‘initiatiefnemer’ kan betrekking hebben op de klant (een particuliere inwoner of een ontwikkelaar) die haar of zijn initiatief voorlegt aan de gemeente, maar ook op de adviseur die de klant begeleidt (een architect, ruimtelijk adviesbureau of aannemer), zowel in de voorfase van de intake- en omgevingstafels als na de indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.

Artikel 5, lid 1 (samenstelling):

De commissie als voltallig adviesorgaan blijft beperkt in omvang, maar er wordt een groter aantal plaatsvervangende leden aan verbonden. Daar komt bij dat de commissie zelf adviseurs kan betrekken bij haar werk. Een dergelijke adviseur biedt dan een aanvulling op de deskundigheden van de (plaatsvervangende) commissieleden zelf.

Zeker omdat er meer plaatsvervangende leden dan leden zijn, is een bepaling opgenomen over wie als eerste in aanmerking komt om een afwezig lid te vervangen. Natuurlijk, als die eerste plaatsvervanger ook verhinderd is, komt de tweede plaatsvervanger in aanmerking, enz. Deze bepaling is van belang voor de plenaire vergaderingen van de commissie en eventueel stemmen in die vergadering.

In de praktijk zal meestal een kamer gevormd worden die deelneemt aan het vooroverleg of die het benodigde advies uitbrengt. Die kamer kan bestaan uit een of meer van de (plaatsvervangende) commissieleden, zonodig bijgestaan door een adviseur. Zo ontstaan de flexibiliteit, snelheid en specifieke kennis die voorheen monumenten- en welstandscommissies ook wel nastreefden met een zogenoemde kleine commissie, of die vervat is in het Supervisieteam Veghels Buiten (een welstandscommissie voor een specifiek gebied die nu opgaat in de nieuwe commissie).

Artikel 5, leden 2, 3, 4 en 5 (achtergrond leden):

Uit deze bepalingen van de verordening, maar ook al uit artikel 17.9 lid 1 Omgevingswet, is af te leiden dat in het benoemingsbesluit ten aanzien van ieder lid en plaatsvervangend lid is op te nemen in relatie tot welke discipline(s) die persoon wordt benoemd.

Artikel 5, lid 5 (verwante professionals en amateurs):

Deze bepaling geeft de raad de mogelijkheid om een commissielid en/of een of meer plaatsvervangende leden te benoemen die niet hebben gestudeerd en daarmee professionele werkervaring konden opbouwen, bijvoorbeeld in de discipline van historische geografie, maar die wel ondanks een andere opleidingsachtergrond relevante werkervaring hebben opgedaan, bijvoorbeeld bij een terreinbeherende organisatie, of die hobbymatig actief zijn voor landschap en natuur, lokale of regionale geschiedenis. De aldus benoemde mensen kunnen de lokale binding van het advieswerk versterken.

Artikelen 5 en 6 (samenstelling en benoeming):

Volgens artikel 17.7 lid 2 Omgevingswet komt het de raad toe om de commissieleden te benoemen en te ontslaan. Dat hoeft in de verordening niet herhaald te worden. In de vakwereld werd enige tijd aangenomen dat de raad zelf invulling moet geven aan deze bevoegdheid. Ook in het huidige stelsel is het binnen Meierijstad overwegend zo, dat de raad zelf de leden van de relevante adviescommissies benoemt. Intussen ziet de vakwereld echter de mogelijkheid van delegatie en mandaat. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft dan de voorkeur voor een mandaat voor het college van burgemeester en wethouders (‘Benoeming adviescommissie – Mandaat aan college’, nieuwsbericht van 15 oktober 2021, https://vng.nl/nieuws/benoeming-adviescommissie-mandaat-aan-college, geraadpleegd op 18 augustus 2022). Desgewenst kan de raad in aanvulling op deze verordening, in een afzonderlijk besluit, de bevoegdheid mandateren om de (plaatsvervangende) leden te benoemen en te ontslaan. Voor de beeldkwaliteit van specifieke ontwikkelgebieden wordt wel al een uitzondering opgenomen (zie hierna).

Artikel 5, lid 7 (ontwikkelgebieden):

Een bijzondere zorg voor de beeldkwaliteit kan wenselijk zijn voor gebieden die als stedelijke uitleg of door een forse transformatie of herontwikkeling in bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd voor met name wonen. In het huidige stelsel wordt dan gewerkt met een beeldkwaliteitsplan in aanvulling op de welstandsnota en met een kwaliteitsteam of supervisor naast de welstandscommissie. In Meierijstad geldt dat voor de stedelijke uitleg Veghels Buiten. Het college geeft graag continuïteit aan de kwaliteitszorg voor Veghels Buiten. Mochten er bij de vijf leden en zeven plaatsvervangende leden die de raad kan benoemen voor de Adviescommissie omgevingskwaliteit Meierijstad onvoldoende personen zijn om de kwaliteitszorg voor Veghels Buiten eenvoudig continuïteit te bieden, dan kan het college buiten dat genoemde maximum (surnumerair) aan (plaatsvervangende) leden nog specifieke plaatsvervangende leden benoemen. Het huidige Supervisieteam Veghels Buiten is uit zowel interne als externe leden samengesteld. De mogelijkheid dat bijvoorbeeld een gemeentelijke stedenbouwkundig adviseur of de projectleider voor het ontwikkelgebied deze rol blijft vervullen, is vervat in de laatste bepaling van dit lid 7.

Artikel 6, leden 1, 2 en 3 (benoemingstermijn):

Het wordt wenselijk geacht dat er bij de leden van de commissie voldoende doorstroming is, opdat frisse inzichten hun plek kunnen krijgen. Al is het helaas niet eenvoudig om geschikte personen te vinden. Uit praktische overwegingen gelden er voor het herbenoemen van plaatsvervangende leden geen beperkingen.

Artikel 6, lid 4 (voorzitter):

De raad wijst aan wie van de leden de voorzitter van de commissie is. De voorzitter heeft een rol als ‘het publieke gezicht’ van de commissie en een rol in het organiseren van het commissiewerk. De commissie kan zelf, via haar reglement van orde en eigen benoemingen, voorzien in een plaatsvervangend voorzitter en eventueel in een lid-secretaris.

Artikelen 6 en 16:

De huidige leden van de monumentencommissie, de welstandscommissie en het Supervisieteam Veghels Buiten worden niet ‘automatisch’ lid van de nieuwe commissie. Er wordt een afzonderlijk benoemingsbesluit opgesteld. Als een huidig lid terugkomt als (plaatsvervangend) lid van de nieuwe commissie, kan met de termijn van de herbenoeming rekening worden gehouden met de al doorlopen tijd als lid van de oude commissie én kan direct een rooster van aftreden voor de nieuwe commissie gemaakt worden.

Hoofdstuk 3 (werkwijze):

In de Omgevingswet zelf is al bepaald dat de adviezen deugdelijk gemotiveerd zijn en schriftelijk openbaar gemaakt worden, dat de vergaderingen van de commissie in beginsel openbaar zijn en dat de commissie jaarlijks verslag uitbrengt aan de gemeenteraad. De artikelen van dit hoofdstuk van de verordening geven een nadere uitwerking aan de Omgevingswet. Vervolgens legt de commissie in haar reglement van orde een verdere detaillering vast van deze verordening.

Artikel 8, lid 1 (vergaderingen):

De wettelijke taak en andere ‘zwaardere’ taken zijn voorbehouden aan een plenaire vergadering van in beginsel de voltallige commissie. Afwezige leden worden dan vervangen door plaatsvervangende leden. Als de commissie bestaat uit bijvoorbeeld vier benoemde leden, is het quorum voor een vergadering drie personen die lid of plaatsvervangend lid zijn. Er worden in de verordening geen details opgenomen over wie oproept tot de vergadering, wie de agenda voorbereidt en verspreidt of hoe ver vantevoren oproep en agenda verspreid moeten zijn. Als de commissie dat wenselijk vindt, kan zij dat opnemen in haar reglement van orde.

Artikel 9 (buiten vergaderingen):

Voor de betrokkenheid van de commissie bij de intake- en omgevingstafels of andere ‘lichtere’ taken wordt meer flexibiliteit geboden dan met een plenaire vergadering. Voor die werkzaamheden kan een kamer worden samengesteld. Dat samenstellen kan gebeuren door de voorzitter zelf, door een eventueel benoemd lid-secretaris of door de ambtelijk secretaris. Een kamer kan een enkelvoudige (één persoon) of meervoudige samenstelling hebben, kan vooruit ingeroosterd worden zonder dat al precies duidelijk is welke zaken behandeld gaan worden en/of kan voor een specifieke zaak incidenteel samengesteld worden. In een kamer kan een plaatsvervangend lid het werk verrichten zonder dat een commissielid zich heeft afgemeld. Als de commissie dat wenselijk vindt, kan zij in haar reglement van orde nadere details opnemen over hoe een kamer te werk gaat.

Op basis van het tweede en het derde lid kan de commisise haar advisering voor het besluit over een formele aanvraag overlaten aan een kamer indien in de voorfase van dat initiatief al een advies is gegeven en dat advies is gevolgd. Indien dat voorgaande advies kennelijk volledig is gevolgd, kan de ambtelijk secretaris onder mandaat het instemmende advies geven. In de voorfase zelf, kan altijd een kamer optreden namens de commissie. Voor sommige taken beperkt die kamer zich tot de voorbereiding en voor andere taken treedt de kamer geheel op voor de commissie. Vergelijk onderstaand schema.

Schema taken en bevoegdheden

 

Taak:

 

Voorbereiding:

(art. 9 lid 1)

Beslissing:

(art. 9 lid 2 en 3)

Art. 2 lid 1:

algemene taak en voorlichting

-

-

Artt. 13 lid 1 jo. art. 8 lid 1:

vaststellen RvO

-

Plenaire commissie

Art. 8 lid 1: interne benoemingen

-

Plenaire commissie

Art. 2 lid 2 sub d: advies over beleid

Kamer

Plenaire commissie

Art. 2 lid 2 sub b:

advies* over monumentaanwijzing

Kamer

Plenaire commissie

Art. 2 lid 2 sub c:

advies* bij verkenning projectbesluit

Kamer

Plenaire commissie

Art 2 lid 2 sub e-f: advies* in voorfase van aanvragen

Kamer

Kamer

Art. 2 lid 2 sub a ten 1⁰ :

advies** over aanvraag over rijksmonumentenactiviteit

Kamer

Plenaire commissie

of kamer bij gevolgd advies voorfase of ambt.secr. bij kennelijk volledig gevolgd

Art. 2 lid 2 sub a ten 2⁰ :

advies** over aanvraag over lokaal erfgoed

Kamer

Plenaire commissie

of kamer bij gevolgd advies voorfase of ambt.secr. bij kennelijk volledig gevolgd

Art. 2 lid 2 sub a ten 3⁰ :

advies** over aanvraag bij adviesplicht ex OP

Kamer

Plenaire commissie

of kamer bij gevolgd advies voorfase of ambt.secr. bij kennelijk volledig gevolgd

Art. 2 lid 2 sub a ten 4⁰ :

advies* over aanvraag na adviesverzoek B&W

Kamer

Kamer

Art 2 lid 2 sub g: advies* over maatwerkvoorschriften OV

Kamer

Kamer

Art 2 lid 2 sub h: advies* over beschikkingen ex VFL

Kamer

Kamer

Art. 17.9 lid 6 wet:

uitbrengen jaarverslag

-

Plenaire commissie

* mits verzoek van B&W

** mits verzoek van B&W, maar B&W verplicht tot adviesverzoek

Artikel 10 (adviestermijn):

Hoewel vooral het onderlinge werkproces kan zorgen voor een snelle advisering, is dit artikel opgenomen om het belang van dienstverlening aan onze klanten en het respect voor wettelijke beslistermijnen recht te doen. Bedenk dat onder de Omgevingswet op de meeste aanvragen een beslistermijn volgt van acht weken. Het advies van deze commissie is slechts een van de stappen in de behandeling van een aanvraag en er moet voldoende tijd overblijven voor de daarop volgende stappen.

Artikel 13 (reglement van orde):

Net als de verordening zelf, kan het reglement van orde beknopt blijven. Bepalingen uit de wet of uit de verordening hoeven niet herhaald te worden. Het reglement van orde is ook niet bedoeld als beschrijving van het werkproces van de commissie. Een suggestie van het reglement van orde zoals de commisie dat kan vaststellen, is ter informatie bijgevoegd aan het raadsvoorstel.

Artikel 14 (andere adviseurs):

Bij het instellen van de Adviescommissie omgevingskwaliteit Meierijstad worden de bestaande adviescommissies of kwaliteitsteams opgeheven. Hun werk kan goed opgepakt worden in de nieuwe commissie omdat die commissie breed samengesteld wordt en flexibel te werk kan gaan. Artikel 5, zevende lid, waardoor het college plaatsvervangende leden kan benoemen voor een specifiek ontwikkelgebied, helpt hierbij. Toch wordt niet uitgesloten dat in de toekomst voor enig thema of gebied een afzonderlijke commissie of supervisor wenselijk is, bijvoorbeeld bij intergemeentelijke gebiedsontwikkeling.

1e Wijzigingsverordening commissies van college en burgemeester

I, onder d:

Momenteel wordt het werk van de welstandscommissie verricht vanuit de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant met ondersteuning door een ambtelijk secretaris in de organisatie van Meierijstad. Het werk van de monumentencommissie wordt verricht door haar individuele leden met ondersteuning door een ambtelijk secretaris in de organisatie van Meierijstad. Voor de Adviescommissie omgevingskwaliteit Meierijstad is voorzien dat de gemeentelijke organisatie een ambtelijk secretaris ter beschikking blijft stellen. Maar de mogelijkheid wordt gecreëerd dat de nieuwe commissie ervoor kiest, na overleg met haar ambtelijk secretaris, om in eigen midden meer van het schriftelijke, inhoudelijke werk te verrichten. Denk aan het uitschrijven van commissieadviezen. Daarvoor kan de commissie een lid-secretaris benoemen. Dan worden klantcontacten, organisatie en administratie nog overgelaten aan de ambtelijk secretaris. Hier wordt opgenomen dat het lid-secretaris dezelfde vergoeding toekomt als de voorzitter.

I, onder e:

Vooralsnog blijft Meierijstad het welstandsadvies afnemen van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant. De betreffende leden ontvangen niet direct van Meierijstad een vergoeding maar van hun werkgever.