Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eemsdelta

Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ Eemsdelta 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEemsdelta
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ Eemsdelta 2023
CiteertitelBeleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ Eemsdelta 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 8 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

20-12-2022

gmb-2022-581922

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ Eemsdelta 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemsdelta

 

gelet op het bepaalde in:

Artikel 31 van de Participatiewet;

Artikel 4 en artikel 8 van de IOAW;

Artikel 4 en artikel 8 van de IOAZ;

 

overwegende dat:

Bovengenoemde bepalingen het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geven om inkomstenvrijlating te formaliseren.

 

besluit:

 

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Inkomsten uit arbeid: alle legale (parttime) inkomsten uit arbeid in loondienst.

  • 2.

    Arbeidsinschakeling: inzet op het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 3.

    Inkomstenvrijlating: inkomsten uit arbeid die op grond van:

    • a.

      artikel 31, tweede lid onder n van de Participatiewet, artikel 8, tweede lid van de IOAW en artikel 8 derde lid van de IOAZ gedurende ten hoogste 6 maanden niet aangemerkt worden als middelen en die bijdragen aan arbeidsinschakeling;

    • b.

      artikel 31, tweede lid onder r van de Participatiewet, artikel 8 vijfde lid van de IOAW en artikel 8, negende lid van de IOAZ gedurende maximaal 30 aaneengesloten maanden niet aangemerkt worden als middelen en die bijdragen aan arbeidsinschakeling;

    • c.

      artikel 31, tweede lid onder y van de Participatiewet, artikel 4b en artikel 8, het zevende en achtste lid van de IOAW en artikelen 4b en artikel 8 elfde en twaalfde lid van de IOAZ niet aangemerkt worden als middelen, tenzij er niet langer sprake is van een medische urenbeperking;

    • d.

      artikel 31, tweede lid onder z van de Participatiewet gedurende twaalf maanden niet

  • 1.

    aangemerkt worden als middelen en die bijdragen aan arbeidsinschakeling, voor personen die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie;

    • a.

      artikel 31, tweede lid onder aa van de Participatiewet, niet aangemerkt worden als middelen, tenzij persoon niet langer tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;

    • b.

      artikel 31, tweede lid onder k van de Participatiewet, worden niet aangemerkt als middelen een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag;

    • c.

      artikel 31, lid 2 onder m van de Participatiewet, worden niet aangemerkt als middelen giften voorzover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn.

 

Artikel 2 Vaststelling recht

Om voor een vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 1 in aanmerking te komen, moet er in ieder geval sprake zijn van het volgende:

  • 1.

    De belanghebbende ontvangt inkomsten uit deeltijdarbeid, waarbij de werkzaamheden na de ingangsdatum van de uitkering zijn begonnen.

  • 2.

    De belanghebbende die bij de inwerkingtreding van deze beleidsregel inkomsten uit deeltijdarbeid heeft, heeft recht op vrijlating voor de duur van maximaal 6 maanden. Belanghebbende moet wel voldoen aan alle overige voorwaarden zoals genoemd in deze beleidsregel.

  • 3.

    De inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 1, gaat in op de eerste dag van de maand waaraan de inkomsten moeten worden toegerekend.

  • 4.

    Voor toepassing van de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 1, dienen de inkomsten uit arbeid in deeltijd samen met andere inkomstenbestanddelen, niet hoger te zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag.

  • 5.

    Als inkomsten uit arbeid in deeltijd worden mede aangemerkt:

    • a.

      doorbetaling van loon door de werkgever tijdens ziekte;

    • b.

      een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg of de Ziektewet in verband met zwangerschap en bevalling.

  • 6.

    Het recht op inkomstenvrijlating wordt ambtshalve vastgesteld.

  • 7.

    Het college bepaalt, als dit noodzakelijk is, welke gegevens een belanghebbende voor de vaststelling van het recht op een inkomstenvrijlating moet verstrekken, alsmede de wijze en het tijdstip waarop hij de gegevens moet verstrekken.

 

Artikel 3 Vrijlating vrijwilligersvergoeding

Om voor een vrijlating van vrijwilligersvergoeding als bedoeld in artikel 1 in aanmerking te komen, moet er in ieder geval sprake zijn van het volgende:

  • 1.

    Het vrijwilligerswerk wordt niet beroepshalve verricht (in algemeen of maatschappelijk belang, zonder winstoogmerk en geen sprake van verdringing). De eventuele (onkosten)vergoeding staat niet in verhouding tot het tijdsbeslag en de te verrichten werkzaamheden.

 

Artikel 4 Vrijlating giften

Om voor een vrijlating van giften als bedoeld in artikel 1 in aanmerking te komen, moet er in ieder geval sprake zijn van het volgende:

  • 1.

    Giften, in geld of in natura of anderszins, als bedoeld in artikel 31 tweede lid, onder m, van de Participatiewet worden vrijgelaten tot een bedrag van maximaal € 1.200,- per kalenderjaar.

    • a.

      de vrijlating geldt per uitkering en niet per uitkeringsgerechtigde. Een echtpaar heeft gezamenlijk recht op vrijlating tot € 1.200,- per jaar, niet per persoon;

    • b.

      ingeval de gift is verstrekt in natura, wordt de waarde van deze gift vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering;

    • c.

      de vrijlating wordt toegerekend aan het kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december). Indien belanghebbende gedurende het kalenderjaar minder dan € 1.200,- aan giften heeft ontvangen, dan mag het restant niet worden meegenomen naar het volgende jaar;

    • d.

      bij een overschrijding van het vrij te laten bedrag zoals bepaald in lid 2, wordt bij een gift het meerdere in aanmerking genomen. De wijze waarop wordt van geval tot geval beoordeeld;

    • e.

      voor alle giften die een belanghebbende ontvangt, blijft de inlichtingenplicht ongewijzigd van kracht, zoals bedoeld in artikel 17 van de Participatiewet.

    • f.

      deze beleidsregels komen in de plaats van hetgeen is opgenomen in de Uitvoeringsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ en BBZ 2020 onder artikel 5.2. Giften. Dit artikel komt hiermee te vervallen.

 

Artikel 5 Geen recht op inkomstenvrijlating

  • 1.

    Geen recht op inkomstenvrijlating bestaat als belanghebbende:

    • a.

      illegale inkomsten uit arbeid verworven heeft;

    • b.

      jonger is dan 27 jaar en de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 1 onder n en r van toepassing is.

  • 2.

    Indien bij toepassing van artikel 1 onder a de nieuwe uitkeringsperiode minder dan 6 maanden na de ingangsdatum van de inkomstenvrijlating aanvangt, ontstaat geen nieuw recht op inkomstenvrijlating.

  • 3.

    Indien bij toepassing van artikel 1 onder b de nieuwe uitkeringsperiode minder dan 30 maanden na de ingangsdatum van de inkomstenvrijlating aanvangt, ontstaat geen nieuw recht op inkomstenvrijlating.

 

Artikel 6 Eenmalige toekenning inkomstenvrijlating

  • 1.

    De inkomstenvrijlating wordt éénmaal per uitkeringsperiode toegekend.

  • 2.

    Als dezelfde uitkeringsperiode wordt aangemerkt:

    • a.

      de periode waarin een uitkering aaneengesloten of na een onderbreking die korter is dan 30 dagen wordt voortgezet;

    • b.

      de situatie waarin de uitkering wordt hersteld, na een onderbreking wegens verblijf in detentie, verblijf in het buitenland of verblijf in een inrichting, ongeacht de duur van de onderbreking;

    • c.

      de situatie waarin sprake is van voortzetting van een uitkering die in een andere gemeente al werd verstrekt;

    • d.

      de situatie waarin na wijziging van bijvoorbeeld woon- of gezinssituatie de uitkering met een andere norm wordt voortgezet.

 

Artikel 7 Herziening en intrekking recht inkomstenvrijlating

Het college kan het recht op een inkomstenvrijlating herzien of intrekken als een inkomstenvrijlating ten onrechte op de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag van een uitkeringsgerechtigde toegepast is. Hieronder valt tevens het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17 van de Participatiewet of artikel 13 van de IOAW en IOAZ.

 

Artikel 8 Slotbepaling en inwerkingtreding beleidsregels

  • 1.

    Het college kan ter nadere uitvoering van deze beleidsregels uitvoeringsregels opstellen.

  • 2.

    In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

  • 3.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2023.

 

Artikel 9 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ Eemsdelta 2023.

 

Aldus vastgesteld op 20 december 2022.

Het college van burgemeester en wethouders,

B. Visser

Burgemeester

R. Koch

Secretaris