Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Lingewaard 2023 |
Citeertitel | Nadere regels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Lingewaard 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Lingewaard uit 2022.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-12-2022 | nieuwe regeling | 20-12-2022 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard;
gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 26 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Lingewaard 2022;
besluiten vast te stellen de Nadere regels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Lingewaard 2023.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Criteria toekenning maatwerkvoorziening
De criteria die gehanteerd worden bij de toekenning van een maatwerkvoorziening zijn de volgende:
Het uitgangspunt van een maatwerkvoorziening in natura is, dat deze als een zaak of dienst(verlening) wordt verstrekt.
Bij bruikleen komt de voorziening na gebruik terug bij de gemeente en kan deze hergebruikt worden. In beginsel worden alle voorzieningen die voor hergebruik in aanmerking komen, in natura verstrekt.
Een pgb is een geldsom waarmee de belanghebbende de aanschaf van een voorziening kan betalen dan wel een dienst(verlening) inkopen.
Bij een financiële tegemoetkoming heeft de vergoeding voor een voorziening bijna altijd betrekking op een deel van de meerkosten (zie ook artikel 21 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Lingewaard 2022). Voorbeelden van een financiële tegemoetkoming zijn:
Algemeen gebruikelijke voorziening
Een voorziening hoeft niet toegekend te worden indien deze niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen. Tenslotte dient het middel financieel gedragen te kunnen worden met een inkomen op minimum niveau. Een hulpmiddel kan financieel worden gedragen met een
inkomen op minimumniveau, indien de kosten daarvan binnen een termijn van 36 maanden kunnen worden terugbetaald bij een aflossing van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Zie hiertoe de uitspraak van de CrvB Den Haag https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:2084
Hoofdstuk 2 Nadere regels over het persoonsgebonden budget
Bij die zaken waarbij er sprake is van een verzekering voor een zaak worden de verzekeringskosten meegenomen bij de vaststelling van het pgb. Dit wordt gedurende de maximale economische levensduur van de zaak jaarlijks uitbetaald na ontvangst van een factuur dat de kosten gemaakt zijn. Omdat verzekeringstarieven nogal kunnen variëren en afhankelijk zijn van de aanschafwaarde wordt aangeraden om een kort onderzoek op internet te doen, bijvoorbeeld via de site van de ANWB.
Eerstegraads bloedverwanten komen uitsluitend voor het tarief informele hulp in aanmerking. De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking minimaal gelijk aan het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36-urige werkweek. Het tarief informele hulp bedraagt € 15,-- per uur.
Het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering. Voor de bepaling van de vergoeding kan een prijsopgave opgevraagd worden bij de contractmanager hulpmiddelen.
Hoofdstuk 3 Nadere regels voor maatwerkvoorzieningen
Paragraaf 1 Hulp bij het huishouden/Thuisondersteuning
Artikel 4 Omvang hulp bij het huishouden/Thuisondersteuning
De algemene voorziening was- en strijkservice kan mogelijk niet geschikt zijn voor inwoners die meer was hebben dan gebruikelijk als gevolg van bijvoorbeeld incontinentie, overmatig zweten, chemotherapie, besmet wasgoed etc. Het wassen en strijken valt dan onder de maatwerkvoorziening. Deze bepaling is richtinggevend, maar niet per definitie een grond voor uitsluitsel van de was- en strijkservice.
Artikel 7 Primaat van verhuizing
Indien de kosten van een bouwkundige- of woontechnische aanpassing het bedrag van € 20.000,- te boven gaan, dient de aanvrager te verhuizen naar een geschikte of geschikt te maken woning, tenzij dringende redenen nopen tot een directe aanpassing.
Artikel 8 In aanmerking komende kosten
De aanvrager vraagt twee offertes op om de hoogte van de kosten te bepalen. De goedkoopste offerte is leidend. De kosten worden vergoed voor zover deze betrekking hebben op de volgende limitatieve lijst:
de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;
Ad 1 en 2: Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt;
het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;
Artikel 9 Maximale vergoeding woonunit
Als het plaatsen van een losse woonunit tot de mogelijkheden behoort en de aanvrager wil deze oplossing niet, dan bedraagt de hoogte van een eventueel persoonsgebonden budget maximaal de kosten van het plaatsen van de woonunit.
Bij het berekenen van de vergoeding voor een woningaanpassing zal rekening gehouden worden met de normale afschrijving zoals die geldt bij reguliere vervangingen.
Artikel 11 Terugbetaling bij verkoop
De eigenaar-bewoner, die een woonvoorziening heeft ontvangen, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De door de gemeente gemaakte kosten voor de woonvoorziening dienen te worden terugbetaald met een jaarlijkse waardevermindering van 10%, gerekend vanaf het eerste jaar van het gerealiseerd zijn van de voorziening.
Artikel 12 Persoonsgebonden budget voor kosten voor het verwerven van grond
Voor zover het voorzieningen betreft ten behoeve van het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder die voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een pgb verstrekken voor de extra te verwerven grond dat ten hoogste overeenkomt met het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage 2.
Artikel 13 Overige woonvoorzieningen
Indien de technische levensduur van een woonwagen of woonschip bij de indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is, bedragen de maximale aanpassingskosten € 2.500,--.
Het zelfde geldt als de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen.
Hoofdstuk 4 Nadere regels financiële tegemoetkomingen
Artikel 18 Financiële tegemoetkoming in verband met huurderving
In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 4.750,- is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de aangepaste woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.
Artikel 19 Vergoeding in verband met het verwijderen van voorzieningen
Het college verleent slechts een vergoeding voor het verwijderen van voorzieningen indien:
Artikel 20 Financiële tegemoetkoming individuele vervoersvoorziening
Voor de aanvrager die in het kader van een geïndiceerde vervoersvoorziening tevens beschikt over een ander vervoersmiddel in natura bedraagt de vergoeding de helft van de onder het eerste lid vermelde en toepasselijke bedrag dan wel een kwart daarvan indien sprake is van een verminderde individuele vervoersbehoefte.
Hoofdstuk 5 Terugvordering en verrekening
Artikel 22 Terugvordering van een voorziening
Indien een belanghebbende met een pgb een voorziening heeft aangeschaft, en hij de voorziening op de door de gemeente bedoelde wijze niet meer gebruikt of niet meer kan gebruiken, moet de belanghebbende of de nabestaande(n) de waarde van de desbetreffende voorziening volgens de in artikel 23 beschreven afschrijvingssystematiek terug betalen aan de gemeente dan wel de voorziening binnen een redelijke termijn aan de gemeente retourneren.
Artikel 24 Verrekening van een voorziening
Indien een belanghebbende met een pgb een voorziening heeft aangeschaft, en hij de voorziening binnen de afschrijvingstermijn van zeven jaar (of 15 jaar bij trapliften) niet meer gebruikt, omdat deze niet meer adequaat is, wordt de waarde van de desbetreffende voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen pgb. De waarde van de voorziening is gebaseerd op de afschrijvingssystematiek, zoals bedoeld in artikel 23.
Artikel 25 Terugvordering van een persoonsgebonden budget
Indien de belanghebbende een pgb ontvangt en met de geldsom hulp bij het huishouden of begeleiding inkoopt en het verschil tussen het pgb en de feitelijke kosten van de voorziening bedraagt € 250,- of minder op jaarbasis, vindt geen terugvordering plaats.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 december 2022.
burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard,
de secretaris,
drs. I.P. van der Valk
de burgemeester,
dr. P.T.A.M. Kalfs
BIJLAGE 1: Indicatierichtlijn Hulp bij het Huishouden
Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 Bureau HHM
Als ondersteuning door het college bij het schoon houden van het huis noodzakelijk blijkt, wordt een maatwerkvoorziening Huishoudelijke hulp toegekend. Om de totale omvang van de ondersteuning te bepalen wordt de benodigde ondersteuningstijd van verschillende resultaten vastgesteld. Deze resultaten zijn:
Het huis is schoon en leefbaar: Een huis is schoon en leefbaar als het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. Met ‘schoon’ bedoelen we: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. ‘Leefbaar’ staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen. De inwoner moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapvertrekken, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. Het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, etc.) maken hier geen onderdeel van uit.
Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening Huishoudelijke hulp, maken we gebruik van het HHM Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019. In meerdere gevallen heeft de rechtbank en uiteindelijk ook de CRvB (10 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3835) het onderzoek dat door bureau HHM en KPMG Plexus is uitgevoerd, beoordeeld als ‘objectief, onafhankelijk en deugdelijk’. Daarmee voldoet het aan de criteria die eerder door de Raad zijn gesteld en kan het worden benut voor onderbouwing van de in te zetten omvang van de Huishoudelijke hulp door een gemeente.
Onderzocht wordt of met oplossingen uit het voorliggend veld de noodzaak van ondersteuning door het college kan worden weggenomen of verminderd. Hierbij kan gedacht worden aan de inzet van hulpmiddelen (zoals een lichte handstofzuiger/ robotstofzuiger), het gebruik van een glazenwasser of een particuliere schoonmaakhulp, de wasservice of maaltijdondersteuning vanuit de Zvw.
Het college toetst of algemene voorzieningen, zoals de wasservice, passend zijn door in het gesprek na te gaan of:
de algemene voorziening ook daadwerkelijk beschikbaar is, zijn er bijvoorbeeld geen wachtlijsten
de algemene voorziening adequate compensatie biedt
de inwoner in staat is dit financieel te dragen
Het normenkader gaat uit van 125 minuten per week in de ‘gemiddelde situatie’ bij volledige overname. Wanneer inwoners als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden door de basisvoorziening schoon huis, kunnen aanvullende maatwerkmodules ingezet worden. Dit zijn bijvoorbeeld een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren, het klaarzetten van maaltijden en beschikken over schone kleding. Als zij minder ondersteuning nodig hebben, dan wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van eigen kracht, gebruikelijke hulp en het netwerk.
Basisuren schoon en leefbaar huis in de gemiddelde situatie
De basisuren richten zich op het uitvoeren van het lichte en zware schoonmaakwerk. Denk aan het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van ramen, vloeren en sanitair en bedden verschonen. Uit objectief, onafhankelijk onderzoek is gebleken dat er 125 minuten per week nodig is om het resultaat ‘Schoon en leefbaar huis’ te behalen in een ‘gemiddelde situatie’. Hieronder verstaan we:
De woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra omvangrijk. Persoonlijke opvattingen van inwoners of hulpen kunnen soms anders zijn dan waarop dit normenkader is gebaseerd. In die gevallen is het normenkader leidend, omdat deze op basis van onderzoek bij en met vele inwoners en in afstemming met diverse deskundigen tot stand is gekomen.
Het normenkader betreft de voor de hulp beschikbare totale tijd, inclusief de indirecte tijd die nodig is voor binnenkomen, afspraken maken, interactie met de inwoner en bijvoorbeeld het pakken en opruimen van schoonmaakmiddelen. De activiteiten benodigd voor het realiseren van een schoon en leefbaar huis staan in bijlage 2. Een activiteit kan in het ene huishouden meer tijd kosten dan in het andere. De inwoner is vrij de uren naar eigen inzicht in te zetten voor het realiseren van het resultaat ‘Schoon en leefbaar huis’. De inwoner stemt zelf met de door hem/haar gekozen aanbieder af met welke taken met welke frequentie dit wordt ingevuld.
Meer en minder inzet schoon en leefbaar huis
Niet iedere inwoner past in deze omschrijving van de gemiddelde situatie. Voor inwoners waarbij de gemiddelde situatie niet van toepassing is, kunnen invloedsfactoren worden meegewogen. Deze invloedsfactoren kunnen leiden tot ‘meer inzet’ of ‘minder inzet’. Daarmee wordt voor iedere inwoner maatwerk gerealiseerd. De aanwezigheid van de bepaalde kenmerken leidt niet automatisch tot meer inzet. Het is steeds de vraag de aan consulent of een kenmerk leidt tot extra vervuiling of vraagt om een extra niveau van schoon, waardoor meer inzet nodig is.
De volgende invloedsfactoren kunnen maken dat meer of minder ondersteuningstijd nodig is: a. Kenmerken inwoner
Mogelijkheden inwoner zelf: de fysieke mogelijkheden van de inwoner om bij te dragen aan de uit te voeren activiteiten. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen. Ook speelt de trainbaarheid en leerbaarheid van de bewoner mee.
Beperkingen en belemmeringen van de inwoner die gevolgen hebben voor de benodigde inzet. De hoeveelheid extra ondersteuning die nodig is door de gevolgen van de problematiek, zijn leidend. Niet de problematiek als zodanig. De problematiek dient medisch aantoonbaar te zijn.
Dit kan op twee manieren uitwerken:
Er wordt eerst onderzocht of inwoner via de eigen mogelijkheden, het eigen netwerk en de eigen kracht in combinatie met de basisuren in staat is (een deel van) het noodzakelijke hoger niveau van hygiëne of schoonmaken te realiseren. Van de inwoner wordt verwacht dat maatregelen getroffen worden om de extra inzet te beperken, zoals het inschakelen van een incontinentieverpleegkundige en/of het saneren van de woning.
Ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers: de hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de inwoner en eventuele vrijwilligers, waardoor minder professionele inzet vanuit de gemeente noodzakelijk is omdat een deel activiteiten door nietprofessionals wordt gedaan. b. Kenmerken huishouden
Samenstelling van het huishouden: het aantal personen en de leeftijd van leden in het huishouden. Als sprake is van een huishouden van twee personen, is niet persé extra inzet nodig. Dit is bijvoorbeeld wel het geval als zij (noodzakelijkerwijs) gescheiden slapen, waardoor een extra slaapkamer in gebruik is. Het kan ook betekenen dat er minder ondersteuning nodig is, omdat de partner een deel van de activiteiten uitvoert (gebruikelijke zorg). De aanwezigheid van een kind of kinderen kan leiden tot extra noodzaak van inzet van ondersteuning. Dit is mede afhankelijk van de leeftijd en leefstijl van de betreffende kinderen en van de bijdrage die het kind levert in de huishouding (leeftijdsafhankelijk). Als er kinderen zijn, zijn er vaak ook meer ruimtes in gebruik. Een kind kan eventueel ook een bijdrage leveren in de vorm van mantelzorg en daarmee de benodigde extra inzet beperken of opheffen. Bij een kind kan ook sprake zijn van bijzonderheden (ziekte of beperking) die maken dat extra inzet van ondersteuning nodig is.
Extra inzet voor kenmerken van de woning worden alleen in uitzonderlijke situaties toegekend. Van de inwoner wordt verwacht dat de reikwijdte van de ondersteuning tot een minimum wordt beperkt door zorg te dragen dat de woning toegankelijk, praktisch ingericht, opgeruimd en onderhouden is. Een voorbeeld hiervan is het beperken van beeldjes, fotolijstjes en andere losse accessoires op plekken die regelmatig gestoft moet worden. In extreme situaties waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt, kan extra (tijdelijk) inzet nodig zijn. Bijvoorbeeld tijdelijk wanneer er sprake is van hoarding, wanneer er ondersteuning is ingezet. Ook kan extra inzet nodig zijn door bouwkundige en externe factoren. Bijvoorbeeld de ouderdom van het huis, de staat van onderhoud, de aard van de wandof vloerafwerking, de aard van de deuren, schuine wanden, hoogte van de plafonds, tocht en stof, eventuele gangetjes en hoekjes. Een grote woning kan, maar hoeft niet persé meer inzet te vragen. Een extra grote oppervlakte van de in gebruik zijnde ruimtes kan meer tijd vergen om bijvoorbeeld stof te zuigen, maar kan het stofzuigen ook makkelijker maken omdat je makkelijk overal omheen kunt werken.
Schoon linnen- en beddengoed en schone kleding
Ondersteuning ten behoeve van dit resultaat wordt geboden als de inwoner een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van het linnen- en/of beddengoed en kleding. De verzorging van de was, zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied omvat het machinaal wassen, laten drogen en opvouwen van kleding en linnen- en beddengoed.
Tijdens het gesprek met de inwoner worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Er wordt binnen dit resultaatgebied gekeken naar wat de inwoner zelf nog kan en in welke mate het netwerk ondersteuning kan bieden. Daarbij kan gedacht worden aan de vraag of de inwoner met behulp van de mensen om hem of haar heen kan zorgen voor schone en draagbare kleding. Is er bijvoorbeeld een familielid of zijn buren bereid de was wekelijks te doen? Als sprake is van een gezonde huisgenoot valt dit resultaat vrijwel altijd onder de reikwijdte van gebruikelijke zorg en biedt het college geen ondersteuning. In de gemeente Lingewaard is een algemene voorziening opgezet in de vorm van een wasservice. Inwoners met of zonder Wmo-indicatie kunnen hier hun was naar toe brengen of laten brengen en halen. De was wordt door de wassservice gewassen en gestreken. Inwoners betalen hiervoor een bijdrage. Deze staat vermeld in de verordening. Een inwoner met een Wmo-indicatie ontvangt korting op het gebruik van de wasservice. Als door de inzet van een was- service het gewenste resultaat behaald kan worden hoeft de gemeente hierin niet te ondersteunen. Als het noodzakelijke resultaat desondanks niet wordt behaald of de inwoner door persoonlijke omstandigheden geen gebruik kan maken van de wasservice, kan het nodig zijn om de wasverzorging (deels) over te nemen. Verwacht mag worden dat de inwoner beschikt over een wasmachine. Als die er niet is, behoort het realiseren van een wasmachine tot de verantwoordelijkheid van de inwoner. Van betrokkene wordt tevens verwacht dat hij/zij redelijkerwijs al het mogelijke heeft gedaan om het ontstaan van extra zware was te beperken. Bijvoorbeeld door het gebruik van incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten.
Van de inwoner wordt in principe verwacht dat hij/zij met op eigen kracht, met behulp van gebruikelijke zorg/ het netwerk, algemene of algemeen gebruikelijke voorzieningen de boodschappen doet. Verschillende supermarkten bezorgen boodschappen aan huis. Daarnaast zijn er in Lingewaard vrijwilligers actief die kunnen ondersteunen met het doen van de boodschappen. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen wordt ondersteuning door het college bezien. Bijvoorbeeld wanneer de inwoner vanwege een medische oorzaak voor de dagelijkse levensbehoeften aangewezen is op een groot aantal verschillende winkels waardoor de bezorgkosten niet door de inwoner te dragen zijn. De taken bestaat uit het een maal per week opstellen van een boodschappenlijst, het doen van de boodschappen en het opruimen van de boodschappen.
Het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoeften
Het uitgangspunt voor het te behalen resultaat is dat indien nodig 1 keer per dag 2 broodmaaltijden worden bereid en 1 keer per dag een warme maaltijd wordt opgewarmd en/of klaargezet. De taken bestaan uit: tafel dekken, eten en drinken eventueel opwarmen en klaarzetten, afruimen, afwassen of vaatwasser inruimen/uitruimen.
Tijdens het gesprek met de inwoner worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Kan betrokkene op eigen kracht of met hulp van de mensen om hem heen een maaltijd verzorgen? Is er een huisgenoot aanwezig of een van de buren in staat een maaltijd klaar te zetten of op te warmen? Ook wordt er in het onderzoek gekeken of voorliggende of Algemene voorzieningen zoals kant en klaar maaltijden van de supermarkt, de maaltijd op een (basis)ontmoetingsplek, maaltijdbezorging aan huis etc. oplossingen bieden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de inwoner aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering of Wet langdurige zorg. Indien dit er niet of onvoldoende tot de noodzakelijke oplossing leidt, kan ondersteuning door het college worden bezien.
Kant en klaar maaltijden van de supermarkt, de maaltijd op een (basis)ontmoetingsplek, maaltijdbezorging aan huis. | |
Thuis zorgen voor minderjarige kinderen
Het zorgen voor kinderen is een taak van ouder en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Elke ouder is zelf verantwoordelijk voor de opvang en (het organiseren van de noodzakelijke) verzorging van zijn of haar kinderen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van een van de ouders de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruikelijke zorg hoeft het college niet te compenseren. Het college ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk, in afwachting van een definitieve oplossing. Een indicatie wordt afgegeven om ouder(s) of verzorger(s) de mogelijkheid te bieden in een oplossing te voorzien. Van ouders mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de inwoner aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo. De zorg voor kinderen omvat het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van baby's. Het passen op kinderen valt niet onder dit resultaat. Tijdens het gesprek met de inwoner worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Zijn er algemene, collectieve of overige voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Of kan de inwoner op eigen kracht, of met behulp van de mensen om hem heen zorgen voor de kinderen?
De zorg voor kinderen kan bestaan uit de volgende activiteiten: wassen, aankleden, eten geven, structuur bieden, was verzorgen, kamers opruimen, eten maken, tasjes school klaarmaken, meer tijd huishoudelijke taken, brengen naar school/crèche, naar bed brengen, afstemmen met andere hulp/informele zorg, afstemming/sociaal contact.
Regie op gestructureerd huishouden
Regie bij het organiseren van huishoudelijke taken wordt ingezet wanneer de inwoner niet tot zelfregie en planning van de werkzaamheden in staat is. De hulp heeft signalerende, aansturende en regietaken. De ondersteuning bestaat uit het helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden. Waaronder het opslaan en beheer van levensmiddelen. Voor de hulp geldt een extra verantwoordelijkheid bij het signaleren (en doorgeven aan de gemeente) van ongewenste situaties of toenemende kwetsbaarheid bij de inwoner. Waaronder het bewaken of het nog verantwoord is dat de inwoner zelfstandig woont. De hulp dient de inwoner zoveel mogelijk te betrekken bij het maken van keuzes. Daarbij dient aangesloten te worden bij de capaciteiten, intellectuele vaardigheden en leervermogen van de inwoner. Overnemen van regie
Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van de inwoner verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt (bijv. een terminale situatie) of als disfunctioneren dreigt. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (eten en drinken) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt. Bij een deel van deze groep zal geen sprake zijn van ontwikkelvermogen, eerder van afnemende zelfredzaamheid. Regie bij het organiseren van huishoudelijke taken wordt niet ingezet wanneer de inwoner een Wmo-indicatie voor individuele begeleiding heeft. Dit omdat individuele begeleiding gericht is op de algehele zelfredzaamheid in het dagelijks leven van de inwoner, waar het huishouden onderdeel van uitmaakt.
Ondersteunen met advies, instructie en voorlichting
Een andere vorm van regie is het ondersteunen met advies, instructie en voorlichting gericht op het aanleren van praktisch vaardigheden in het huishouden. Bijvoorbeeld als een partner net is weggevallen. Soms is het dan praktisch hiervoor aan de (vaak al vertrouwde) huishoudelijke hulp voor een aantal weken extra tijd toe te kennen. Deze ondersteuning is altijd van korte duur. De taken bestaan uit het aanleren en samen uitvoeren van de activiteiten gericht op een schoon en leefbaar huis en de wasverzorging. In uitzonderlijke situaties wordt ook ondersteuning ingezet voor het aanleren en samen uitvoeren van activiteiten gericht op boodschappen en maaltijden.
4.1. Het college gaat ervan uit dat, voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde hulp bieden, de inwoner mogelijk niet is aangewezen op een individuele maatwerkvoorziening op basis van de Wmo of de Jeugdwet, tenzij onderzoek anders uitwijst.
4.2 Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten naar redelijkheid geacht worden elkaar onderling te bieden.
4.3 Gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter waarbij geen onderscheid wordt gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, drukke werkzaamheden of persoonlijke opvattingen over het bieden van gebruikelijke hulp.
4.4 Voor kinderen geldt dat ouders voor hun kinderen doen wat redelijkerwijs in hun vermogen ligt. Dit betekent o.a. dat ze de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook al is er sprake van een kind met een ziekte, aandoening of beperking.
4.4. Bij het beoordelen van de gebruikelijk hulp weegt het college de volgende factoren
de fysieke aanwezigheid van een huisgenoot. Is deze huisgenoot langdurig en in een aaneengesloten periode afwezig met een verplichtend karakter, bijvoorbeeld vanwege werk als internationaal vrachtwagenchauffeur, kan mogelijk geen gebruikelijke hulp worden verwacht. Uit onderzoek moet blijken in hoeverre de huisgenoot een deel van de (uitstelbare) taken al dan niet kan overnemen.
4.5 Bij verblijf gaat het om een leefklimaat beschermende woonomgeving, die gelet op de levensfase van het kind als gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen moet worden aangemerkt.
4.6.1 kan een inwoner de huishoudelijke taken niet of ten dele uitvoeren, wordt verwacht dat deze taken door de huisgenoten worden overgenomen die hiertoe wel in staat worden geacht
4.6.2 er kan een tijdelijke indicatie voor huishoudelijke hulp worden ingezet om het sociaal netwerk te laten wennen aan de herverdeling van taken en/of de uitvoering van taken aan te leren middels samen opwerken met de hulp
4.6.3 Iedere volwassene wordt geacht ook naast een drukke baan of gezin een huishouden te voeren. 4.6.4 Wanneer de mantelzorger, tevens huisgenoot, overbelast blijkt te zijn door de zorg voor de inwoner, kan tijdelijk hulp bij het huishouden worden ingezet. Van inwoner en mantelzorger/huisgenoot wordt dan verwacht dat zij onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de overbelasting te verminderen, zodat op den duur de huishoudelijke taken weer door de huisgenoot kunnen worden uitgevoerd. Een cliëntondersteuner of mantelzorgconsulent kan hierbij adviseren of ondersteuning bieden. Alleen wanneer blijkt dat, na een tijdelijke toekenning, ondanks herhaalde pogingen van betrokkenen om tot oplossingen te komen, het echt niet mogelijk is om de overbelasting te reduceren, kan langdurig hulp bij het huishouden worden ingezet.
4.7 Het hangt af van de sociale relatie welke hulp mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer hulp mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar hulp bieden, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot de aanspraak op een maatwerkvoorziening op basis van Wmo en Jeugdwet, bijvoorbeeld hulp van ouders aan hun minderjarige kinderen.
BIJLAGE 2: aantal m2 financiële tegemoetkoming
AANTAL M2 WAARVOOR EEN FINANCIËLE TEGEMOETKOMING KAN WORDEN GEGEVEN INGEVOLGE ARTIKEL7.4. HET VERWERVEN VAN GROND
Ingevolge artikel 7.4 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.
Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.
ADL : Algemeen dagelijkse levensverrichtingen
AWBZ : Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BNA : Bond van Nederlandse Architekten
CAK : Centraal Administratie Kantoor
SR 1988 : Stand voorwaarden Rechtsverhouding opdrachtgever – architect 1988 van BNA
Toelichting per artikel van de nadere regels
In de “Nadere regels maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning Lingewaard” (hierna: de nadere regels) zijn alle regels bij elkaar gebracht, die op basis van de “Verordening
maatschappelijke ondersteuning Lingewaard 2022" (hierna: verordening) moeten worden uitgewerkt. Daarnaast zijn ook uitvoeringsregels in de nadere regels ingevuld.
De verordening is opgesteld volgens het proces van ‘de kanteling’. Kort gezegd komt het er op neer, dat eerst in een keukentafelgesprek alle andere mogelijkheden om te komen tot een bepaald resultaat voor het participatieprobleem dat iemand ondervindt, bekeken worden. Pas als al die opties niet tot het gewenste resultaat leiden, kan als laatste optie overgegaan worden tot het verstrekken van een individuele voorziening. Deze maatwerkvoorziening wordt daarmee het sluitstuk van de (individuele) ondersteuning.
Het eerste hoofdstuk regelt algemene zaken als begrippen en toekenningscriteria.
Het tweede hoofdstuk noemt een aantal bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (pgb).
In het derde hoofdstuk komen de regels voor maatwerkvoorzieningen aan bod.
Hoofdstuk vier gaat over de financiële tegemoetkomingen.
In de hoofdstukken vijf en zes worden de terugvordering en enkele slotbepalingen zoals de inwerkingtreding en citeertitel aangehaald.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen verklaard.
De begrippen Verordening, Nadere regels en College spreken voor zich en behoeven geen nadere verklaring.
Dit is een begrip dat uit de AWBZ stamt. Het betreft woningen die geheel en al (in)gericht zijn op bewoners die beperkingen ondervinden. In dat kader bezien zullen eventuele door de bewoner ondervonden beperkingen op ergonomisch gebied niet snel onder de Wmo geacht worden te vallen.
Naturavoorzieningen zijn voorzieningen die niet in de vorm van een pgb of financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Daarbij kan worden gedacht aan verstrekking in huur, in bruikleen, in eigendom of in de vorm van dienstverlening.
Artikel 2 Criteria toekenning individuele voorziening
In dit artikel worden de criteria benoemd in welke situaties een voorziening in natura, een pgb of een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.
Er bestaat in beginsel een keuzevrijheid voor de belanghebbende om bij een individuele voorziening te kiezen tussen een voorziening in natura en een pgb. Slechts indien er sprake is van overwegende bezwaren wordt geen persoonsgebonden budget toegekend.
Hoofdstuk 2 Nadere regels over het persoonsgebonden budget.
Het pgb is een geldbedrag waarmee iemand zelf verschillende verstrekkingen of vormen van hulp en begeleiding kan inkopen. Met het pgb kunnen individuele verstrekkingen, hulpverleners, bedrijven, instellingen en organisaties worden ingeschakeld, maar ook gezinsleden, familieleden, vrienden of bekenden.
De omvang van het pgb is afhankelijk van de gevraagde voorziening.
De systematiek van de Verordening is dat bij het beoordelen van het te bereiken resultaat eerst de eigen kracht en het sociale netwerk worden bekeken. Leidt dat niet tot het gewenste resultaat, dan zal er gekeken worden naar algemene voorzieningen. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk. Daar staat tegenover dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt, er een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking nooit een eigen bijdrage wordt gevraagd.
Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden.
In dit lid wordt (nogmaals) bepaald dat de hoogte van een pgb afhankelijk is van de kostprijs van de voorziening in natura. In de verordening is dat verder uitgewerkt in artikel 11.
3.2Onderhoud, reparatie en verzekering
Aanvullend op de verordening wordt in dit lid bepaald dat ook rekening gehouden moet worden met verzekeringskosten wanneer het pgb vastgesteld wordt. Denk bijvoorbeeld aan een pgb voor een scootmobiel.
Een pgb wordt verstrekt voor de duur van de gemiddelde economische levensduur van de voorziening in natura. Voor de duur wordt aansluiting gezocht bij artikel 23 van de andere regels over de afschrijvingssystematiek: daarbij wordt uitgegaan van maximaal 7 jaar.
3.4Kosten onderhoud en reparatie
In dit artikel is geregeld op welke wijze het pgb voor onderhoud en reparatie wordt vastgesteld en uitbetaald.
Bij een aantal voorzieningen dient bij het vaststellen van het pgb ook rekening gehouden te worden met verzekeringskosten. De voorzieningen waarvoor dat in ieder geval geldt zijn de scootmobiel, elektrische rolstoel en elektrische fiets.
Richtinggevende tarieven zijn:
Omdat de tarieven nogal kunnen variëren wordt aangeraden om bij het vaststellen van het verzekeringsbedrag een kort onderzoek op internet te doen. De site van de ANWB is gebruikt om de tarieven van hierboven te vermelden (peildatum december 2018).
Hoofdstuk 3 Nadere regels voor maatwerkvoorzieningen
Artikel 4 Omvang hulp bij het huishouden
In dit artikel is bepaald, dat de omvang van de hulp bij het huishouden in het aantal uren per week wordt vastgesteld volgens een bepaalde tijdsnormering. In bijlage 1 is de tijdsnormering opgenomen.
De tijdsnormering is een algemeen hulpmiddel. In het individuele geval zal er, met behulp van de tijdsnormering, maatwerk geleverd moeten worden.
Omdat voor het opleggen van een eigen bijdrage het nodige geregeld moet worden in de uitvoeringsadministratie van de aanbieders van de hulp, de gemeente en het CAK wat de nodige tijdsinvestering kost, is hier bepaald dat slechts éénmaal per kalenderjaar gewisseld mag worden van pgb naar natura of andersom. Dit om de uitvoeringsadministratie niet onnodig te belasten met mutaties.
In het tweede lid van dit artikel wordt een dwingende reden genoemd om af te wijken van artikel 1. Een voorbeeld daarvan kan zijn dat betrokkene gewisseld is van natura naar pgb en zich vrij snel omstandigheden voordoen die nopen tot een terugdraaien hiervan. Bijvoorbeeld omdat betrokkene niet goed in staat blijkt met het pgb om te gaan.
Artikel 6 Individuele voorziening
Hier worden de verschillende vormen van een maatwerkvoorziening voor het wonen in een geschikt huis opgenoemd. Dat zijn:
Het college kan besluiten om een tegemoetkoming te verstrekken in de verhuis- en (her)inrichtingskosten, indien verhuisd wordt naar een aangepaste of een goedkoper dan de reeds bewoonde woonruimte aan te passen woning. Daarbij wordt de afweging gemaakt of het college een tegemoetkoming in de verhuiskosten wil geven of dat de woning van de aanvrager aangepast moet worden. Indien aangepaste of aanpasbare woningen beschikbaar zijn, kan uit doelmatigheidsoverwegingen de voorkeur gegeven worden aan verhuizen boven aanpassen van de huidige woonruimte van de aanvrager. Bij de uiteindelijke keuze van de te verstrekken voorziening wordt een afweging gemaakt tussen de kosten van het verhuizen versus het aanpassen van de huidige woonruimte. Tevens moet bij de afweging verhuizen of aanpassen rekening gehouden worden met de sociale omstandigheden waarin de aanvrager zich bevindt zoals de aanwezigheid van mantelzorg (zie voor dit onderwerp ook de toelichting bij het artikel over het primaat van verhuizen, artikel 7).
Om zo doelmatig mogelijk met de aangepaste voorraad woningen om te kunnen gaan kan het wenselijk zijn dat, indien de band tussen aanvrager en woning is verbroken (bijvoorbeeld door overlijden van de aanvrager), deze woning opnieuw aan een andere aanvrager wordt toegewezen. In dat geval kan aan de achterblijvende huurders verzocht worden naar een andere woonruimte te verhuizen.
Het verlenen van een verhuiskostenvergoeding kan als stimuleringsmaatregel gezien worden. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om een financiële tegemoetkoming te verstrekken ten behoeve van het vrijmaken van een aangepaste woning. Als burgemeester en wethouders de achterblijvende gezinsleden
verzoeken om de woning vrij te maken kunnen zij in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten. (Zie ook artikel 16 van de nadere regels!)
bouwkundige of woontechnische aanpassing
Een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing is een aanpassing van de woning zelf, ter compensatie van de problemen die in de woning spelen ten aanzien van de bewoner met een beperking. Onder een woonvoorziening waarbij geen sprake is van een ingreep van bouw- of woontechnische aard zal in de praktijk met name een persoonsgebonden budget voor woningsanering i.v.m. CARA verstaan worden.
niet bouwkundige of niet woontechnische aanpassing
Onder deze categorie kunnen worden begrepen hulpmiddelen voor baden, wassen en douchen welke niet nagelvast aan de woning zijn bevestigd, alsmede mobiele patiëntenliften. Deze laatste twee categorieën roerende woonvoorzieningen kunnen ook in de vorm van een voorziening in natura worden verstrekt, bijvoorbeeld in bruikleen of huur, zodat hergebruik mogelijk is. Het gaat hier niet om inrichtingselementen. De losse woonvoorziening moet voorzien in een oplossing voor een elementaire woonfunctie, die eventueel ook geboden kan worden middels een bouwkundige voorziening.
Onder de individuele woonvoorziening valt ook de zogeheten ‘losse woonunit’. Om hier gebruik van te kunnen maken moet uiteraard de mogelijkheid tot het plaatsen van een losse unit bestaan, bijvoorbeeld doordat er voldoende ruimte is. Daarbij zal het meestal zo zijn dat, als er voldoende ruimte is voor het plaatsen van een losse unit, er ook ruimte is voor het plaatsen van een aanbouw. Ook op dit punt geldt dat de wens van betrokkene een aanbouw te realiseren niet doorslaggevend is: een aanbouw is niet herbruikbaar, een losse unit wel.
Het program van eisen zoals dat geldt voor een aanbouw kan gebruikt worden voor een losse woonunit. Het is daarbij van belang in de beschikking vast te leggen dat – als de unit niet meer nodig is – dit aan de gemeente gemeld dient te worden. De gemeente zal er dan zorg voor dragen dat de unit verwijderd wordt en de woning in de oude staat wordt teruggebracht. Deze kosten maken onderdeel uit van de verstrekking van een losse woonunit.
Is een losse unit niet mogelijk, of is de aanpassing niet zodanig dat deze afweging gemaakt moet worden, dan kan de stap naar de al dan niet bouwkundige aanpassing worden gemaakt.
Artikel 7 Primaat van verhuizing
Primair zal gekeken worden of verhuizing mogelijk en zinvol is. Dat wil zeggen dat een geschikte of geschikt te maken woning beschikbaar is of op korte termijn beschikbaar komt. Onder geschikt te maken woning dient hier begrepen te worden een woning die tegen lagere investeringen dan ten opzichte van de te verlaten woning volledig aangepast kan worden.
Indien het college, nadat alle factoren in de overweging zijn meegenomen (zoals de bereidheid van de aanvrager te verhuizen, opgebouwde mantelzorg, etc.), tot de conclusie komt dat verhuizing de meest compenserende oplossing is, dan heeft bij het verstrekken van de woonvoorziening de vergoeding voor verhuis- en (her)inrichtingskosten het primaat.
Het hanteren van dit "primaat van de verhuizing" kan efficiënt worden benut als voldoende aangepaste woningen zijn opgenomen in een goed registratiesysteem en er ook een beroep gedaan kan worden op een voorraad aanpasbare woningen.
Er is voor gekozen om de grens voor de woningaanpassing vast te stellen op €. 20.000,--. Hiermede is een psychologische belemmering weggenomen om de vertrouwde woning en woonomgeving te moeten verruilen voor een woning in een andere woonomgeving.
Daarbij wordt opgemerkt dat van de aanvrager een actieve houding wordt verwacht met betrekking tot het reageren op het woningaanbod. Indien blijkt dat er geschikte woningen aangeboden zijn, maar de aanvrager maakt daar om onduidelijke of onredelijke gronden geen gebruik van, kan dit als consequentie hebben dat de gevraagde voorziening geen doorgang vindt.
Een uitweg wordt geboden door de dringende redenen, bijvoorbeeld omdat vanwege de in de persoon ondervonden belemmeringen geen (al te lang) uitstel van aanpassing (= compensatie) geboden is.
In de praktijk komt het geregeld voor dat gevraagd wordt om een zogenaamde ‘brief gelabelde woning’. Met die brief kan diegene voorrang krijgen bij de toewijzing van een woning door de woningstichtingen. Zo’n brief wordt afgegeven als de kans groot is dat een bewoner in de toekomst te maken krijgt met bepekringen in het gebruik van de huidige woning.
Bij de daadwerkelijke verhuizing dient onderzocht te worden of er een acute noodzaak is voor deze verhuizing, om te bepalen of er een verhuiskostenvergoeding toegekend dient te worden.
Artikel 8 In aanmerking komende kosten
In dit artikel zijn de kosten opgenomen die vergoed kunnen worden. Onder de aanneemsom zijn ook de werkzaamheden begrepen die de woonstichtingen door de eigen technische dienst laten uitvoeren.
Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.
Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen.
Bij de toelichting van artikel 6 is aangegeven, dat indien een (dure) woningaanpassing vereist is bij een woning een woonunit verstrekt zal worden. In dit artikel wordt geregeld dat, indien de eigenaar geen woonunit wil, de maximale vergoeding de hoogte van de kosten van de woonunit zullen bedragen. Dit is immers een compenserende oplossing die de eigenaar om andere redenen niet accepteert. Dat de eigenaar een aan- of verbouwing liever heeft, is begrijpelijk, maar niet strikt noodzakelijk om de beperkingen te compenseren. Daarom wordt de vergoeding voor de aan- of verbouwing beperkt tot de kosten van de woonunit.
Bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding moet rekening gehouden worden met de normale afschrijving. In principe dient bij elke woningaanpassing hiermee rekening gehouden te worden, maar vooral bij badkamers en keukens. Een badkamer en keuken die al op leeftijd is en toe is aan vervanging hoeft niet geheel op kosten van de Wmo aangepast te worden. Bij de vergoeding kan rekening gehouden worden met een afschrijvingsbedrag.
Artikel 11 Terugbetaling bij verkoop
Dit artikel regelt de terugbetaling van vooral de dure woningaanpassing als de woning binnen 10 jaar na de aanpassing verkocht gaat worden. Er hoeft niet terugbetaald te worden indien de nieuwe eigenaar een indicatie heeft en de woning als voldoende compenserend beschouwd kan worden.
Artikel 12 Persoonsgebonden budget voor kosten voor het verwerven van grond
Als de woningaanpassing een uitbreiding van een bestaande woning of het groter bouwen van een nieuwe woning tot gevolg heeft kan de gemeente een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van het verwerven van extra grond die noodzakelijk is om de woningaanpassing te realiseren. Geen financiële
tegemoetkoming wordt verstrekt indien de extra te verwerven grond als tuin of iets dergelijks wordt benut. Alleen de grond die noodzakelijk is voor de woningaanpassing zelf kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming, waarbij een maximum aantal m² wordt gehanteerd voor de verschillende vertrekken (zie bijlage 2).
Bij het vergroten van de woning wordt er van uitgegaan dat de eigenaar van de woning zijn opstalverzekering aan de hogere herbouwwaarde van de woning aanpast.
Artikel 13 Overige woonvoorzieningen
De tegemoetkoming of pgb voor het aanpassen van gemeenschappelijke ruimten wordt alleen dan verstrekt wanneer zonder deze woningaanpassing de woning onbereikbaar is voor de gehandicapte. De gemeenschappelijke ruimten zullen voornamelijk entrees en portieken van woongebouwen betreffen. Daarbij kan het gaan om het aanbrengen van elektrische deuropeners, de aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang tot de woning en het aanbrengen van een extra trapleuning.
Het aanpassen van hobby- en recreatieruimten komt niet in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming, tenzij uitsluitend via deze ruimte(n) de woning bereikt kan worden.
Het Bouwbesluit gaat niet zo ver, dat de hierboven genoemde voorzieningen reeds automatisch in de bouw meegenomen moeten worden. De in het Bouwbesluit genoemde toegankelijkheid strekt zich slechts uit tot het algemeen toegankelijk maken voor de aanvrager, dat wil zeggen een brede toegangsdeur of een hellingbaan. Deuropeners horen daar bijvoorbeeld niet bij.
De uitgangspunten en de omstandigheden waarin een voorziening aan een woonwagen, woonschip of aan het verblijf van een binnenschip kan worden aangebracht zijn in principe gelijk aan die bij woningen. Toch kunnen er voor het college redenen zijn om, gezien de kenmerken van deze woonruimten, nadere voorwaarden te stellen.
Om de beschikbare middelen zo doelmatig mogelijk aan te wenden wordt er, naast de levensduur, een bovengrens vastgesteld voor de hoogte van de in deze gevallen te verlenen financiële tegemoetkoming.
Artikel 14 Individuele voorziening
Een rolstoel die uitsluitend geschikt is voor buitenvervoer, is per definitie een vervoersvoorziening. Onder het begrip 'rolstoel' valt alleen een handbewogen of elektrische rolstoel en geen andere voorzieningen voor het verplaatsen binnenshuis, zoals een trippelstoel.
Onder handbewogen rolstoelen kan ook verstaan worden een duwwandelwagen of een zelfbeweger.
Ook individuele aanpassingen aan rolstoelen vallen onder de rolstoelverstrekking. Vaak zullen aanpassingen tegelijkertijd met de rolstoel worden gerealiseerd. Het kan echter ook voorkomen dat aanpassingen aan rolstoelen afzonderlijk van de rolstoel worden aangevraagd en worden verleend.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een verplaatsingsmiddel en een tegemoetkoming in de kosten van vervoer. Het is het ook mogelijk een combinatie van deze vervoersvoorzieningen te verstrekken. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor wat betreft de al dan niet aangepaste bruikleenauto en een tegemoetkoming in de kosten van een al dan niet aangepaste bruikleenauto. Deze vervoersvoorziening kan niet in combinatie met het gebruik van een collectief vervoerssysteem worden verstrekt.
Een vervoersvoorziening in natura in de vorm van een verplaatsingsmiddel
een (aangepaste) bruikleenauto. Dit kan zowel een personenauto zijn als een aangepaste bus. Deze voorziening kan gecombineerd worden met een vergoeding voor het gebruik van dit vervoermiddel. Bedoeling van een voorziening als deze is dat hiermee alle vervoersbehoeften kunnen worden ingevuld, omdat het openbaar vervoer en een aanvullend systeem geen of onvoldoende mogelijkheden biedt.
Het (aanvullend) openbaar vervoer, dan wel gebruik van een (rolstoel)taxi wordt normaliter als toereikend beschouwd.
In principe wordt een (aangepaste) auto slechts dan verstrekt als het verstrekken hiervan adequater en goedkoper is dan een financiële tegemoetkoming eventueel gecombineerd met een andere vervoersvoorziening.
Het mag duidelijk zijn dat het hier om zeer uitzonderlijke situaties handelt.
een (aangepaste) gesloten buitenwagen. Het gaat hier om vervoersmiddelen die voorzien in de vervoersbehoefte op de korte afstand, in de directe omgeving van de eigen woning. Deze voorziening kan in aanvulling verstrekt worden op een andere voorziening voor de langere afstand (uitgezonderd de al dan niet aangepaste auto in bruikleen). Voor het verstrekken van de gesloten buitenwagen geldt net als de auto, dat deze slechts dan verstrekt wordt, als het verstrekken hiervan adequater en goedkoper is dan een financiële tegemoetkoming eventueel gecombineerd met een andere voorziening. Hoewel het verstrekken van een voorziening in alle gevallen medisch noodzakelijk moet zijn om de beperkingen op te heffen of te verminderen, wordt bij deze voorziening met nadruk beoordeeld of het noodzakelijk is dat de aanvrager een gesloten buitenwagen verstrekt krijgt in plaats van de meer gebruikelijke open elektrische buitenwagen (scootmobiel).
een (aangepaste) open elektrische buitenwagen. Ook dit is een vervoermiddel voor de korte afstand, dat in aanvulling op het gebruik van een andere voorziening voor de langere afstand (uitgezonderd de al dan niet aangepaste auto in bruikleen) verstrekt kan worden. Hier vallen ook de zogenaamde snelle scootermobielen (meer dan 10 km per uur) met een actieradius tot circa 20 kilometer onder. Overigens gaat het dan om scootermobielen uitsluitend voor buitengebruik. Scootermobielen voor uitsluitend binnengebruik dan wel binnen - en buitengebruik vallen onder de categorie rolstoelen.
accessoires die voor doelmatig gebruik noodzakelijk zijn. Het gaat hierbij om mogelijke accessoires als stokhouder, beenbeschermer, afdekhoezen. Het moet hierbij wel gaan om accessoires die voor doelmatig gebruik noodzakelijk zijn (dus niet wenselijk) en als zodanig moeten de accessoires meegenomen worden bij de medische indicatie. Alleen bij een medische indicatie kan dus overgegaan worden tot verstrekking.
Een vergoeding voor de (vervoers)kosten van:
Het gaat hierbij telkens om financiële tegemoetkomingen in de kosten van de voorziening.
Deze categorie vervoersvoorzieningen is onder te verdelen in tegemoetkomingen in de kosten van:
medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer. In uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat de aanvrager begeleid dient te worden tijdens het vervoer. In een aantal gevallen kan de begeleider dan gratis mee vervoerd worden. In die gevallen dat dit niet gratis is, kan daar via een tegemoetkoming in voorzien worden, mits de medische noodzakelijkheid van de begeleiding vast staat.
Een (volledige) vervoersvoorziening kan bestaan uit een combinatie van een financiële tegemoetkoming en scootermobiel.
Tevens kan het gaan om aanpassingen van diverse vervoermiddelen, zoals aanpassingen van een standaardfiets.
Artikel 15 Collectieve vervoersvoorziening
Door een hoogwaardig systeem van aanvullend openbaar vervoer kan een gemeente in belangrijke mate aan haar zorgplicht voldoen ten aanzien van het vervoer buitenshuis. De collectieve vervoersvoorziening in de vorm van de regiotaxi is als algemene voorziening voorliggend op de individuele voorziening.
Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld het vanwege een medische noodzaak geen gebruik kunnen maken van de stadsregiotaxi.
Het gaat er om in beeld te brengen wat iemand nog wél allemaal zelf kan. Pas als dit allemaal beoordeeld is en blijkt dat er geen alternatief is voor een individuele voorziening, kan een kortingspas verstrekt worden.
Dit artikel regelt de voorwaarden waaronder een kortingspas voor het collectief vraagafhankelijk vervoer wordt verstrekt.
Als een inwoner een andere vervoersvoorziening heeft, bijvoorbeeld een scootmobiel, dan regelt dit lid dat er met de regiotaxi jaarlijks minder km gereisd kan worden. Deze inwoner heeft namelijk een andere vervoersbehoefte dan iemand met een vervoersvraag die geen scootmobiel heeft.
Hoofdstuk 4 Nadere regels financiële tegemoetkomingen
Artikel 16 Tegemoetkoming verhuiskosten
De belanghebbende aanvrager heeft de vrijheid om binnen de financiële begrenzing te kiezen voor aanpassing van de bestaande woning dan wel te verhuizen naar een geschikte (aangepaste) woning of goedkoper dan de huidige woning aan te passen woonruimte. Indien gekozen wordt voor verhuizing kan de aanvrager tegemoet worden gekomen in de verhuis- en (her)inrichtingskosten.
Het college kan ook aan een persoon anders dan de aanvrager een financiële tegemoetkoming in verhuis- en (her)inrichtingskosten verstrekken indien op deze wijze een aangepaste of geschikte woonruimte vrij komt voor hergebruik door een aanvrager. De financiële tegemoetkoming dient ter stimulering van het vrijmaken van een woning.
Het moet echter gaan om woonruimte waaraan (meervoudige) bouw - en / of woontechnische voorzieningen zijn getroffen.
In lid 2 staat opgenoemd wanneer een verhuiskostenvergoeding wordt toegekend. Er wordt een uitzondering gemaakt voor het verhuizen naar een ADL-woning. Gehandicapten staan soms jaren op een wachtlijst, voordat zij een woning in een ADL-cluster toegewezen krijgen. De aanvrager woont in dat geval gedurende langere tijd in een geschikte, adequate woning. Teneinde de drempel om naar een ADL-woning te verhuizen niet te groot te maken, wordt voor deze situatie een uitzondering in de verordening gemaakt.
De tegemoetkoming in de verhuis – en herinrichtingskosten is gemaximeerd en wordt op declaratiebasis en onder overlegging van nota’s vergoed.
Voor de tegemoetkoming komen uitsluitend in aanmerking de kosten die direct voortvloeien uit de verhuizing. Hiertoe kunnen worden gerekend:
Het derde lid bepaalt, dat binnen een termijn van 12 maanden na het toekennen van de vergoeding verhuisd moet zijn naar een adequate (compenserende) woning. Deze beperking in tijd is opgenomen om te voorkomen dat jaren na dato nog een aanspraak gedaan kan worden. Uiteraard kan men, indien de verhuizing niet binnen de termijn heeft kunnen plaatsvinden, altijd een nieuwe aanvraag indienen voor de verhuiskosten.
Artikel 17 Financiële tegemoetkoming in verband met tijdelijke huisvesting
In die gevallen waarin de aanvrager tijdens het aanbrengen van de voorzieningen niet in de woonruimte kan blijven wonen en om die reden tijdelijk naar een andere woonruimte moet uitwijken, kan voor de periode dat dit noodzakelijk is een tegemoetkoming in de dubbele woonlasten worden verstrekt.
Alleen in die gevallen dat het redelijkerwijs buiten de mogelijkheden van de aanvrager ligt om te voorkomen dat er dubbele woonlasten opgebracht moeten worden, kan tot vergoeding van extra woonlasten in verband met tijdelijke huisvesting worden overgegaan.
De tegemoetkoming heeft betrekking op de kosten die gemaakt worden in verband met het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte, het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.
Indien de termijn van 6 maanden niet toereikend zou zijn en de oorzaak is niet te wijten aan de aanvrager kan in bijzondere gevallen de hardheidsclausule toegepast worden (artikel 26 van de Verordening).
Artikel 18 Financiële tegemoetkoming in verband met huurderving
Het vinden van een geschikte huurder voor een aangepaste woning kan langer duren dan de gebruikelijke termijnen. Om deze reden is een grens getrokken bij een investeringsbedrag van € 4.750,-. Woningen die voor een lager bedrag aangepast zijn, zullen in veel gevallen niet zo specifiek zijn aangepast dat het vinden van een geschikte kandidaat door de woningaanpassingen belemmerd wordt. Door de eigenaar van de woning een financiële tegemoetkoming in de gederfde huurinkomsten te verlenen, kan bevorderd worden dat de aangepaste woonruimte beschikbaar blijft. De duur van de tegemoetkoming kan afhankelijk gesteld worden van de situatie ter plekke. Een algemene termijn die redelijk geacht kan worden is zes maanden. In bepaalde gevallen kan echter ook geconcludeerd worden dat een kortere periode ook redelijk is. Dit is afhankelijk van de situatie op de woningmarkt.
In de exploitatie van een woning wordt rekening gehouden met een bepaald percentage huurderving. Om deze reden is het te verantwoorden dat de verhuurder het normale risico van leegstand loopt. De eerste maand dat de woning leeg staat mag dit als normaal beschouwd worden. Het is daarentegen niet onredelijk dat de gemeente enigszins tegemoet komt in de extra risico's die een verhuurder loopt als gevolg van het feit dat er sprake van een aangepaste woning is.
Het is niet onredelijk om ook de eerste maand huurderving aan de eigenaar te vergoeden, wanneer de woning op nadrukkelijk verzoek van het college wordt vrijgehouden. En wanneer de tijd van leegstand noodzakelijk is om de woning te kunnen verhuren aan een gehandicapte.
In de leden 2 en 3 worden de voorwaarden aangegeven om in aanmerking te komen voor deze tegemoetkoming.
Artikel 19 Vergoeding in verband met het verwijderen van voorzieningen
Uitgangspunt voor het gemeentelijk beleid is om zo weinig mogelijk voorzieningen uit de woning verwijderen, en aangepaste woningen zo veel mogelijk aan andere kandidaten toe te wijzen. In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente er toe overgaan om tegemoet te komen aan de risico's die een verhuurder loopt indien de band tussen de woning en de aanvrager verbroken wordt en er niet binnen een bepaalde termijn (zes maanden) een geschikte kandidaat kan worden gevonden voor de woning. Een derde voorwaarde is dat door de aanwezigheid van specifieke voorzieningen de woning niet verhuurd kan worden.
Als aan alle drie de voorwaarden is voldaan, kan een bijdrage in de kosten van het verwijderen van de voorzieningen worden gegeven. Als deze mogelijkheid in uitzonderlijke gevallen wordt geboden, zal eerder medewerking van de verhuurder verkregen worden, maar wordt tegelijkertijd door het stellen van een termijn voorkomen, dat voorzieningen te snel uit een woning worden verwijderd zonder dat men voldoende tijd heeft gehad een geschikte kandidaat voor de woning te vinden. Onder kosten als bedoeld in dit artikel worden niet bedoeld reparaties aan muren of trappen of het vernieuwen van vloerbedekking en dergelijke.
Artikel 20 Financiële tegemoetkoming individuele vervoersvoorziening
In lid 1 is geregeld dat degene die om medische redenen geen gebruik kan maken van het collectieve vervoer in aanmerking kan komen voor een financiële tegemoetkoming.
Lid 2 sluit aan bij artikel 15 waarin bepaald is dat bij een verminderde vervoersbehoefte het recht op de maatwerkvoorziening wordt aangepast.
Lid 3: het kan voorkomen dat het toegekende bedrag uit het eerste lid ontoereikend is gezien de werkelijke vervoersbehoefte van de aanvrager. In dat geval kan er aanvullend op het toegekende bedrag tot maximaal
€ 425,- extra vergoed worden. De extra vergoeding geschiedt uitsluitend op declaratiebasis. Bewijsstukken dienen dus overhandigd te worden.
In lid 4 is geregeld dat, bij het bepalen van de vervoersbehoefte het doel van het vervoer meegewogen dient te worden. In beginsel wordt alleen het sociaal vervoer in de eigen- of leefomgeving meegenomen.
Hieronder vallen bijvoorbeeld het vervoer om boodschappen te doen, vrienden en familie te bezoeken, vervoer naar clubs en sociaal-culturele activiteiten.
Wanneer echtgenoten beiden gehandicapt zijn en een vervoersvoorziening behoeven, kan, in het geval dat de vervoersbehoeften van beide echtgenoten samenvallen, volstaan worden met een enkele voorziening. Dit om te voorkomen dat men een financiële tegemoetkoming krijgt die niet in relatie staat tot de tegemoetkoming die anderen ontvangen. Vallen de behoeften niet samen, of slechts ten dele, dan kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt tot maximaal anderhalf maal het normbedrag.
Indien de behoeften in het geheel niet samenvallen, wat naar verwachting niet vaak zal voorkomen, kan middels de individuele afweging, en eventueel de hardheidsclausule van artikel 26 van de Verordening, afgeweken worden van dit artikel en maatwerk geleverd worden.
Artikel 21 Financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening
De financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar.
Na drie jaar kan opnieuw een financiële tegemoetkoming worden toegekend, indien uit onderzoek van de gemeente blijkt, dat de sportvoorziening niet meer bruikbaar is.
Hoofdstuk 5 Terugvordering en verrekening
Artikel 22 Terugvordering van een voorziening
Dit artikel bepaalt dat bij het niet (langer) gebruiken van een voorziening de op basis van die voorziening reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming, een vergoeding of een reeds in bruikleen verstrekt middel kan worden teruggevorderd.
Artikel 23 Afschrijvingssystematiek
In dit artikel wordt aangegeven welke afschrijvingsmethode en afschrijvingstermijn gehanteerd worden, indien een voorziening wordt teruggevorderd.
De afschrijvingssystematiek wordt ook toegepast om de waarde van een tweedehands voorziening te bepalen.
Bij zeer intensief gebruik van een rolstoel kan afgeweken worden van de afschrijvingstermijn van zeven jaren. De gemeente beoordeelt of er sprake is van intensief gebruik.
Artikel 24 Verrekening van een voorziening
In dit artikel wordt aangegeven, dat de waarde van een bepaalde voorziening wordt verrekend met een voorziening, die opnieuw wordt toegekend. Verrekening vindt niet plaats, indien de belanghebbende de voorziening aan de gemeente schenkt. Deze teruggave zou plaats moeten vinden binnen een termijn van één tot twee maanden.
Artikel 25 Terugvordering van een pgb bij hulp bij het huishouden
In dit artikel wordt vermeld, dat geen terugvordering plaatsvindt, indien de belanghebbende met het pgb ondersteuning inkoopt en het verschil tussen het pgb en de feitelijke uitgave € 250,- of minder bedraagt. Indien een belanghebbende geen ondersteuning heeft ingekocht of een substantieel deel van het pgb niet besteed heeft aan de inkoop van ondersteuning, wordt het ten onrechte genoten bedrag in zijn geheel verrekend en/of teruggevorderd.
In dit hoofdstuk wordt het overgangsrecht, de inwerkingtreding en de intrekking van het oude besluit geregeld.
Met de inwerkingtreding van deze Nadere regels wordt bijlage 1 de Indicatierichtlijn Hulp bij het Huishouden het nieuwe normenkader vanaf 1 januari 2023. Voor inwoners die al huishoudelijke hulp krijgen vanuit de Wmo verandert er niets. Het nieuwe normenkader wordt toegepast op aanvragen van nieuwe cliënten en bij herindicaties.