Organisatie | Nissewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard, houdende beleidsregels voor de uitvoering van de Participatiewet (Pw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) Nissewaard 2023 |
Citeertitel | Beleidsregels Participatiewet Nissewaard 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregel loonkostensubsidie gemeente Nissewaard.
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | hoofdstuk 8, 9, paragraaf 2, 4, artikel 2.4.1, 2.4.2, 2.4.3, 3.2.19, 8.1, 8.2, 8.3, 9.1, 9.2, 9.3 | 19-12-2023 | 23.B.00447 | ||
01-07-2023 | 01-01-2024 | hoofdstuk 1, artikel 1.1, 1.2, 1.3, 2.3.2, 3.2.7, 4.6 | 20-06-2023 | 23.B.00201 | |
01-01-2023 | 01-07-2023 | nieuwe regeling | 20-12-2022 | 22.B.00368 |
Hoofdstuk 2 Inkomsten en Middelen
Artikel 2.1.2 Vrijlating inkomsten uit arbeid
Betrokkenheid bij de maatschappij door middel van werk is belangrijk. Aan het werk gaan en blijven, welke soort of omvang van werk dat ook is, wordt gestimuleerd door de inkomsten uit arbeid vrij te laten. Dit gebeurt op grond van artikel 31, tweede lid, onder n, r en y, van de Pw, van artikel 8, tweede, vijfde en zevende lid, van de IOAW, en van artikel 8, derde, negende en elfde lid, van de IOAZ.
Artikel 2.1.3 Geen vrijlating bij overtreding informatieverplichting in geval van opzet of grove schuld
Het ontvangen van giften of het verrichten van arbeid is van invloed op het recht op bijstand, waarom een belanghebbende daarvan onverwijld mededeling moet doen. Als dat opzettelijk of door grove schuld niet wordt gedaan, dan zijn de feiten en omstandigheden als bedoeld in de artikelen 2.1.1 of 2.1.2 niet aanwezig en kan de betreffende vrijlating niet worden toegepast.
Artikel 2.2.1 Kamerhuurder of kostganger
Bij het vaststellen of er in situaties van kamerhuur, kamerverhuur, kostganger of kostgeverschap sprake is van een commerciële relatie als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onder b en c, van de Pw, dienen de volgende voorwaarden getoetst te worden:
Als co-ouder wordt aangemerkt de alleenstaande die structureel een deel van de feitelijke verzorging voor een of meer kinderen verricht, volgens de afspraken in een echtscheidingsconvenant, ouderschapsplan of co-oudercontract.
Artikel 2.2.3 Bijstand aan kinderen van minderjarigen
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Pw wordt aan een kind van een minderjarige alleenstaande ouder die bij diens ouders inwoont, een uitkering verstrekt, ter hoogte van het verschil tussen de norm voor gehuwden met ten laste komende kinderen voor 18, 19 en 20-jarigen en de norm voor gehuwden zonder ten laste komende kinderen voor 18, 19 en 20-jarigen.
Artikel 2.2.5 Tijdelijke afwijking van de norm kostendelende medebewoner
Medische, psychische of sociale problemen kunnen meebrengen dat een belanghebbende geen onderdak meer heeft of dit dreigt kwijt te raken. In deze omstandigheden is een stabiele woonsituatie van belang, mede voor de inschrijving op een adres in de basisregistratie personen. Als dit het geval is, kan het noodzakelijk zijn om tijdelijk een hoofdverblijf te hebben met een medebewoner in dezelfde woning.
Artikel 2.3.3 Vaststelling vermogen bij co-ouderschap
De vermogensgrens voor co-ouders is gelijk aan de vermogensgrens voor alleenstaande ouders als bedoeld in artikel 34, derde lid, onder b, Participatiewet.
Artikel 2.3.4 Heffingskortingen
Indien en voor zo lang de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Pw, niet wordt ontvangen, wordt deze in ieder geval met ingang van de vierde maand nadat deze van toepassing is geworden tot de middelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin redelijkerwijs kan beschikken.
Paragraaf 4 Samenwonen op proef
Artikel 2.4.2 Voorwaarden voor toekenning kennismakingsperiode
Beide partners vragen gezamenlijk vooraf aan of ze op proef mogen samenwonen, ook als de partner geen uitkering heeft. Wanneer er sprake is van twee partners die ieder een uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangen in een andere gemeente, dan bestaat het recht op de kennismakingsperiode alleen wanneer beide gemeenten hierin toestemmen.
Paragraaf 1 Bijzondere bijstand algemeen
Artikel 3.1.1 Draagkracht inkomen en middelen
In afwijking van het eerste en derde lid wordt, waar het bewindvoeringskosten, curatele, inkomensbeheer of mentorschap in combinatie met gemeentelijke ondersteuning ten behoeve van schuldhulpverlening betreft of een traject in het kader van de Wet Schuldsanering natuurlijke personen, als draagkracht aangemerkt het verschil tussen het inkomen van de belanghebbende en het volgens een VTLB-berekening berekende vrij te laten bedrag. Waarbij de kosten voor deze vormen van ondersteuning zijn opgenomen in de berekening van het VTLB.
Paragraaf 2 Bijzondere bijstand kostensoorten
Artikel 3.2.1 Woonkostentoeslag bij huurkosten
Bij berekening van de woonkostentoeslag wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de berekeningssystematiek van huurtoeslag, met dien verstande dat het huidige structurele inkomen in de berekening wordt gebruikt en vermogen boven de vermogensgrens als genoemd in artikel 34 van de Pw als middelen in aanmerking wordt genomen.
Artikel 3.2.2. Woonkostentoeslag bij eigen woning
Als in aanmerking te nemen woonkosten worden gezien de hypotheekrente, eigenaarsdeel onroerendezaakbelasting, waterschapslasten, premie opstalverzekering, erfpachtcanon en een forfaitair bedrag aan onderhoudskosten, onder aftrek van in aanmerking te nemen rijkssubsidies aan de woningeigenaar of Voorlopige Teruggave Hypotheekrenteaftrek.
Bij berekening van de woonkostentoeslag wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de berekeningssystematiek van de huurtoeslag, met dien verstande dat het huidige structurele inkomen in de berekening wordt gebruikt en vermogen boven de vermogensgrens, bedoeld in artikel 34 van de Pw, als middelen in aanmerking wordt genomen.
Artikel 3.2.3 Bijzondere woonkosten
Indien vanwege opname in een Wlz-instelling of er sprake is van Beschermd of begeleid wonen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 de bijstandsnorm wordt verlaagd naar een norm bij verblijf in een inrichting, wordt bijzondere bijstand verleend in de kosten van het aanhouden van de woning, onder de volgende voorwaarden:
Artikel 3.2.4 Kleding en kledingslijtage
Indien extra kledingslijtage voortkomt uit ziekte of handicap, wordt in de meerkosten van kleding bijzondere bijstand verleend. Voor de bepaling van de meerkosten wordt uitgegaan van extra kosten ten opzichte van de normbedragen en normaantallen zoals deze zijn vastgesteld door het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting.
Indien en voor zover niet meer over passende kleding kan worden beschikt vanwege een acute noodsituatie, bijvoorbeeld door ziekte, ongeval of een redelijkerwijs niet-verzekerbare calamiteit, wordt bijzondere bijstand verleend. In dit geval wordt slechts kleding verstrekt voor zover het in dat seizoen passend is.
Artikel 3.2.7 Bijzondere bijstand in verband met arbeidsinschakeling
Kosten die verband houden met of bijdragen aan de arbeidsinschakeling van de uitkeringsgerechtigde zijn in beginsel incidentele kosten betreffen in beginsel incidentele kosten. Indien de kosten niet incidenteel zijn maar een periodiek karakter hebben, kan de bijzondere bijstand voor deze kosten tot een maximum van zes maanden worden verstrekt.
Artikel 3.2.8 Bijzondere bijstand voor studiekosten
Voor ten laste komende kinderen die een Mbo-opleiding volgen, worden reiskosten om op de dichtstbijzijnde locatie van de opleiding of stage van hun keuze te komen vergoed, voor zover deze Mbo-leerling geen aanspraak kan maken op een Ov-studentenkaart en de dichtstbijzijnde opleidings- of stagelocatie buiten de gemeente Nissewaard ligt. Vergoedingen vinden plaats op basis van de goedkoopste reismogelijkheid met het openbaar vervoer.
Artikel 3.2.10 Huisraad, woninginrichting of duurzame gebruiksgoederen
Inrichtingskosten worden vergoed conform 30% van de op dat moment geldende normbedragen voor de inventarispakketten van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting. Als een totale inventaris niet noodzakelijk is maar losse artikelen benodigd zijn, wordt dit ook vergoed conform 30% van de Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting normbedragen.
In aanvulling op het derde lid zal bij een situatie waarin inrichtingskosten worden verstrekt waarbij sprake is van meer dan vier minderjarige kinderen 30% van het verschil tussen de Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting normbedragen voor het derde en het vierde kind worden doorgerekend voor ieder opvolgend kind.
Artikel 3.2.13 Bijzondere reiskosten
Wanneer een persoon is opgenomen in een inrichting voor geestelijke of lichamelijke verzorging of in detentie zit, kan bijzondere bijstand verleend worden verleend aan eerste- en/ of tweedegraads gezinsleden voor bezoekkosten, voor zover het bezoekkosten betreffen buiten de gemeente Nissewaard, maar binnen Nederland.
Voor zover belanghebbende of een gezinslid medisch noodzakelijk een dieet moet volgen, wordt in de meerkosten van dit dieet ten opzichte van reguliere voeding, bijstand verleend.
Artikel 3.2.15 Uitgesloten kostensoorten
De volgende kostensoorten worden aangemerkt als algemeen gebruikelijke kosten waarvoor geen bijzondere bijstand wordt verleend:
Artikel 3.2.16 Zelfstandig wonende jong-meerderjarigen
Aan jongeren van 18 tot en met 20 jaar wordt aanvullend op de bijstandsnorm, op grond van artikel 12 en artikel 35 van de Pw, bijzondere bijstand voor levensonderhoud verstrekt indien de jongere noodzakelijkerwijs zelfstandig woont en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander die 21 jaar of ouder is.
De hoogte van de bijzondere bijstand bestaat maximaal uit de kosten die direct samenhangen met het uitwonen namelijk algemene noodzakelijke kosten huur, energiekosten, zorgverzekering alsmede een aansprakelijkheids- en inboedelverzekering. Dit onder verrekening van voorzieningen zoals huur- of zorgtoeslag.
Artikel 3.2.17 Taxatiekosten eigen woning
Wanneer geen recent taxatierapport aanwezig is van een woning, woonwagen of woonschip, en de vastgestelde WOZ-waarde onvoldoende aanknopingspunten biedt voor het vaststellen van de huidige waarde , is een taxatie ten behoeve van beoordeling van de overwaarde in het kader van artikel 50 van de Pw noodzakelijk. Voor de kosten wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt.
Paragraaf 6 Bijzondere bijstand kosten kinderopvang
Artikel 3.6.2 Erkende instelling
De tegemoetkoming wordt alleen verleend indien de opvang plaatsvindt bij een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang zoals bedoeld in artikel 1.5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Artikel 3.6.5 Periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
De tegemoetkoming wordt telkens verleend voor de resterende periode van een kalenderjaar, voor zover de opvang noodzakelijk wordt geacht en er conform artikel 1.3 lid 2 onder b van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen recht op kinderopvangtoeslag bestaat.
Artikel 3.6.7 Bevoorschotting van de tegemoetkoming
De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.
De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.
Artikel 3.6.10 Overbruggingslening
Indien de ouder de periode van de start van de kinderopvang tot besluitvorming van de Belastingdienst over de kinderopvangtoeslag niet kan overbruggen, kan de gemeente hierbij bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening verstrekken. De hoogte van de lening bedraagt 96% van het benodigde aantal uren maal het maximale uurtarief zoals opgenomen in artikel 4 van het Besluit kinderopvangtoeslag. In deze situatie wordt bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt, zoals bedoeld in artikel 48 van de Pw.
Artikel 4.6 Tegemoetkoming reiskosten voor het volgen van een taalcursus
De reiskosten worden alleen vergoed voor het volgen van een taalcursus bij een aanbieder die binnen de gemeente Nissewaard is gevestigd, tenzij de gemeente stelt dat het volgen van een taalcursus bij een aanbieder buiten de gemeenten Nissewaard een voorwaarde is voor het beheersen van het vereiste taalniveau of het vinden van een baan.
De vergoeding betreft een tegemoetkoming in de gemaakte reiskosten. Deze bedraagt € 80,- per maand waarin de belanghebbende het traject volgt. Met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar wordt dit bedrag gewijzigd met de procentuele stijging van de consumentenprijsindex, bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Pw.
Artikel 5.2 Beëindiging bedrijf of zelfstandig beroep
Als bij beëindiging van het bedrijf of zelfstandig beroep een deel van een lening resteert en deze niet met toepassing van artikel 43, eerste lid, Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, onder hypothecair verband is verleend, wordt bij niet verwijtbaarheid van de beëindiging het resterende deel van de lening renteloos vanaf de beëindiging van het bedrijf of zelfstandig beroep.
Ondernemers zijn belangrijk voor de Nederlandse economie. Ondernemerschap is ook een manier om uitkeringsonafhankelijk te worden. Dit kan onder andere door gebruik te maken van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (BBZ). Niet alle ondernemers kunnen echter gelijk voldoen aan de voorwaarden van het BBZ. Bijkomstig werk kan dan een kans zijn om op termijn uitkeringsonafhankelijk te worden. Onder bijkomstig werk wordt verstaan ‘arbeid anders dan in loondienst’.
Als een belanghebbende bijkomstig werk verricht dan worden de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen daarop afgestemd. Dit is nodig omdat:
Artikel 6.2 Beoordeling en voorwaarden
Artikel 6.3 Inkomstenverrekening en bedrijfskosten
Voor de belanghebbende die toestemming heeft gekregen om bijkomstig werk te verrichten is het reëel om bij de vaststelling van de voor de bijstandverlening in aanmerking te nemen inkomsten rekening te houden met bepaalde bedrijfskosten. Bij de vaststelling van de in aanmerking te nemen kosten wordt slechts rekening gehouden met kosten die direct gerelateerd zijn aan de opbrengsten en noodzakelijk zijn om de opbrengsten te genereren of wettelijk noodzakelijk zijn.
Bij vervoerskosten wordt uitgegaan van alleen zakelijk vervoer, blijkend uit een deugdelijke en sluitende kilometeradministratie) en een kilometerprijs van € 0,21 conform artikel 3.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001. In voorkomende gevallen kunnen kosten van zakelijk openbaar vervoer in aanmerking worden genomen.
Artikel 7.1 Structurele medische beperking
In dit hoofdstuk wordt onder een structurele medische beperking verstaan: een fysieke of psychische beperking die voortkomt uit een in de persoon gelegen ziekte of medisch gebrek die voldoende ernstig is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het gebrek en het structureel niet in staat zijn van het verdienen van inkomsten door belanghebbende naast de studie.
Artikel 8.1 Verkorte aanvraagprocedure
Als een belanghebbende binnen zes maanden na de beëindiging van bijstand of een uitkering opnieuw bijstand of een uitkering aanvraagt, kan de aanvraag en de verstrekking van inlichtingen beperkt worden tot de omstandigheden, mogelijkheden en middelen die sindsdien gewijzigd zijn.