Organisatie | Hengelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Hengelo |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Hengelo |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemene subsidieverordening.
artikel 149 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2022 | nieuwe regeling | 23-11-2022 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127) , dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
andere subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor burgemeester en wethouders slechts voor een van te voren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie willen verstrekken of een éénmalige subsidie als waardering zonder deze naar aard en omvang te willen beïnvloeden;
de-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);
subsidieverklaring: verklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent waarin deze een oordeel geeft over de rechtmatigheid en getrouwheid van een subsidiedeclaratie van een organisatie, met betrekking tot de ontvangen subsidie, de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten;
voorziening: een passiefpost op de balans die een schatting geeft van voorzienbare last in verband met risico’s en verplichtingen, waarvan de omvang en het tijdstip van optreden per balansdatum min of meer onzeker zijn maar die wel tot hogere kosten leiden en die oorzakelijk samenhangen met de periode voorafgaande aan die datum;
HOOFDSTUK 3 DE SUBSIDIEVERLENING
Artikel 8 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
Indien lid 5 van toepassing is geven burgemeester en wethouders aan welke gevolgen dit heeft ten aanzien van de in de Algemene Subsidieverordening genoemde termijnen en verantwoordingsmomenten, alsmede de wijze van bevoorschotting. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in artikel 6 eerste en tweede lid, artikel 7 tweede lid, artikel 14 eerste lid, artikel 15 eerste lid en artikel 16 eerste lid.
HOOFDSTUK 4 VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 11 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.
Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Bij subsidies, die € 50.000 of meer bedragen, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd. Bij uitvoeringsregeling kan hiervan worden afgeweken.
Bij uitvoeringsregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.
HOOFDSTUK 5 DE SUBSIDIEVASTSTELLING
Artikel 13 Eindverantwoording subsidies tot € 7.500
Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in eerste lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de aanvrager verplichten om op de door burgemeester en wethouders aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.
Artikel 15 Eindverantwoording subsidies vanaf € 50.000 tot € 125.000
Artikel 16 Eindverantwoording subsidies vanaf € 125.000 of meer
Artikel 17 Vaststelling subsidie
Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet binnen de in de artikelen 14, 15 en 16 genoemde termijnen is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.
HOOFDSTUK 6 OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN
Een instelling die reserves, die voortkomen uit de door de gemeente Hengelo verstrekte subsidiegelden, wil gaan vormen of hieraan wil gaan doteren, dient voorafgaand hieraan een schriftelijk verzoek in te dienen bij burgemeester en wethouders en kan deze reserves pas gaan vormen of er aan doteren nadat burgemeester en wethouders hiervoor schriftelijke toestemming hebben verleend.
De maximale toevoeging aan bestaande reserves, die voortkomen uit de door de gemeente Hengelo verstrekte subsidiegelden, is zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders toegestaan tot maximaal 10% van de totale subsidiegelden die de betreffende instelling in het betreffende boekjaar van de gemeente heeft ontvangen, voor zover dit niet wordt veroorzaakt door het niet of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend en waarbij de instelling een maximale solvabiliteit heeft van 20%. Indien de instelling voor een of beide van de percentages een hogere waarde heeft dan hier gesteld is lid 2 van toepassing.
Over het aangaan van structurele verplichtingen van de gemeente Hengelo, die zich uitstrekken over een langere periode dan het begrotingsjaar en die gedekt worden uit opgebouwde reserves, zal subsidieontvanger met burgemeester en wethouders in overleg treden. Als minimale voorwaarde voor het aangaan van dat soort verplichtingen geldt dat geen ongedekte structurele lasten mogen ontstaan nadat de reserve is uitgeput.
In een uitvoeringsregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meerdere artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of subsidieontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Hengelo in zijn vergadering van 23 november 2022,
De voorzitter, ‘
De griffier,
BIJLAGE I CHECKLIST STAATSSTEUN
Deze checklist biedt een overzicht van de stappen die genomen moeten worden om vast te stellen of er sprake is van staatssteun. Deze checklist bevat ook een toets aan de bepalingen voor de diensten van algemeen economisch belang (DAEB).
Is er sprake van staatssteun ?
Wordt er geld rechtstreeks door de gemeente Hengelo aan één of meer ondernemingen verstrekt? (Voorbeelden zijn: subsidie, garantie, gratis parkeervergunningen). Onder een onderneming wordt verstaan; elke eenheid die een economische activiteit uitoefent ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Onder economische activiteit valt het aanbieden van goederen of diensten op een bepaalde markt. Van een markt is sprake indien er concurrentie is.
Niet-marktconform voordeel aan onderneming? (zie ook de vragen 4 en 5). Van een niet-conform voordeel is sprake indien het (economisch) voordeel dat een onderneming ontvangt bij de gewone bedrijfsvoering via de markt niet zou zijn verkregen. Als niet-marktconform voordeel worden alle maatregelen gezien die de lasten van een ondernemer verlichten en die normaal ten laste van hem zelf zouden komen.
(Dreigende) vervalsing van mededinging. De Commissie oordeelt vaak al snel dat een steunmaatregel de mededinging kan (dreigen te) vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Wordt aan de eerste drie criteria voldaan, moet daarom in principe al melding plaats vinden. Dit hoeft niet indien er evident sprake is van een activiteit met slechts lokaal bereik.
Invloed op de tussenstaatse handel. De Commissie oordeelt vaak al snel dat een steunmaatregel de mededinging kan (dreigen te) vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Wordt aan de eerste drie criteria voldaan, moet daarom in principe al melding plaats vinden. Dit hoeft niet indien er evident sprake is van een activiteit met slechts lokaal bereik.
Wordt voldaan aan market economy investor principle en regels bij o.a. leningen, overheidsgaranties, risicokapitaal ? Of wordt voldaan aan bepalingen verkoop grond en gebouwen? Geschiedt de inbreng van nieuw kapitaal (de oprichting van een onderneming, overdracht van het eigendomsrecht) in omstandigheden die aanvaardbaar zouden zijn voor een particuliere investeerder die volgens de in een markteconomie normale gebruiken, handelt (de zgn. market economy investor principle).
Nee, ga terug naar 1.3 Ja, geen staatssteun, geen meldingsplicht
BIJLAGE II INVULINSTRUCTIE FINANCIËLE VERANTWOORDING, MODEL BEGROTING EN MODEL BATEN EN LASTEN
TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING
In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende uitvoeringsregelingen opgenomen hoeven te worden. Ook kan hier niet van worden afgeweken.
Onder het begrip ‘Europees steunkader’ vallen in ieder geval zowel de in dit artikel benoemde algemene groepsvrijstellingsverordeningen als de in dit artikel benoemde de-minimisverordeningen.
De solvabiliteit geeft aan in hoeverre een instelling in staat is om op korte en lange termijn aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. De solvabiliteit wordt uitgedrukt in een percentage en wordt als volgt berekend: het eigen vermogen (na resultaatbestemming) per jaar ultimo gedeeld door het balanstotaal per jaar ultimo, vermenigvuldigd met 100%.
Onderscheid subsidie en opdracht
In artikel 4:21 Awb is bepaald wat onder een subsidie moet worden verstaan:
Er is sprake van een opdracht c.q. commerciële transactie:
Er moet dus gekeken worden naar de prijs. Als sprake is van een commerciële prijs c.q. een marktconforme prijs (kostprijs met een zekere winstmarge) dan duidt dit op een opdracht c.q. commerciële transactie. Wordt er geen markconforme prijs betaald, dan is dit een sterke indicatie dat het om een subsidie gaat.
Is sprake van een subsidie dan is titel 4.2 van de Awb van toepassing. Is sprake van een opdracht, dan zijn de regels uit titel 7 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) (artikel 7:400 BW e.v.) van toepassing.
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Met het eerste lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid overgedragen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies op de genoemde beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de wet geen wettelijke grondslag nodig is.
Met het tweede lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid om in nadere regels, hier en verder uitvoeringsregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover burgemeester en wethouders iets wensen te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de uitvoeringsregeling te gebeuren.
In andere artikelen van de ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de uitvoeringsregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.
Voor zover burgemeester en wethouders geen gebruik maken van de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een uitvoeringsregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de wet, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:
Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de wet geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er in de uitvoeringsregeling afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt burgemeester en wethouders daartoe bevoegd.
Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in uitvoeringsregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.
Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, kunnen ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 5).
Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
De raad stelt de subsidieplafonds vast (eerste lid) en vermeldt bij de bekendmaking de wijze van verdelen (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de wet). De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door verwijzing naar de – door burgemeester en wethouders vastgestelde – uitvoeringsregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd (tweede lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de wet).
Als dat geen bestaande uitvoeringsregeling is zal – in samenspraak tussen de raad en het college – geregeld (moeten) zijn dat óf de uitvoeringsregeling en het subsidieplafond gelijktijdig in werking treden óf dat de uitvoeringsregeling weliswaar voor het vaststellen van het subsidieplafond in werking treedt maar dat aanvragen pas ná het vaststellen van het subsidieplafond kunnen worden ingediend. Als dit niet (juist) geregeld is kan het subsidieplafond niet worden tegengeworpen aan aanvragers die hun aanvraag hebben ingediend voor bekendmaking (artikel 4:27, tweede lid, van dewet). Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds door de raad wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (derde en vierde lid, zie verder hieronder). Burgemeester en wethouders, die via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, zijn verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de wet – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vijfde lid).
De verlaging van een subsidieplafond heeft in beginsel geen gevolgen voor aanvragen die vóór bekendmaking van de verlaging zijn ingediend (artikel 4:27, tweede lid, van de wet). Dat is anders als aan de drie voorwaarden genoemd in artikel 4:28 van de wet is voldaan:
Om te waarborgen dat de raad alleen overgaat tot verlaging van subsidieplafonds als die verlaging ook daadwerkelijk kan worden gebruikt zijn het derde en vierde lid opgenomen. Het komt erop neer dat een subsidieplafond alleen kan worden verlaagd als het oorspronkelijke subsidieplafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld én de aanvragen voor de vaststelling van de begroting moesten zijn ingediend én er bovendien op de mogelijke verlaging wordt gewezen bij de bekendmaking van het plafond.
In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, dan moet de aanvraag met gebruikmaking van dat formulier worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits de digitale weg open is gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag in elk geval overlegd dienen te worden. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag. Dit volgt uit de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG).
Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onderdeel d, onder 1). Een subsidie kan namelijk ook uit een garantie, lening, korting op de grondprijs, etc. bestaan. Ten tweede, om subsidie onder een de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming om een de-minimisverklaring gevraagd worden (tweede lid, onderdeel d, onder 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dienen burgemeester en wethouders te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.
Bij uitvoeringsregeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten hiervan af te wijken (vijfde lid) bijvoorbeeld door voor aanvragen om bepaalde subsidies meer of andere gegevens en bescheiden te verlangen.
De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie en de hoogte van het aanvraagbedrag. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een jaarlijkse subsidie en andere aanvragen om subsidie. Bij uitvoeringsregeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid (vierde lid).
Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen burgemeester en wethouders gehouden zijn te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de wet staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen een jaarlijkse subsidie en andere aanvragen om subsidie.
Als deskundigen of een commissie moet worden geraadpleegd over de kwaliteit van de subsidieaanvragen, kan de beslistermijn worden verlengd met ten hoogste 22 weken (derde lid). De subsidieaanvrager dient tijdig geïnformeerd te worden over de langere beslistermijn.
In gevallen waarin de behandeling van aanvragen (denk aan complexe en/of omvangrijke subsidies) zeker meer tijd zal vergen dan de in lid 1 tot en met 3 gestelde termijnen, ligt het voor de hand in de desbetreffende uitvoeringsregeling een ruimere termijn vast te stellen (vierde lid).
De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vijfde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het VWEU en vervolgens teruggevorderd dient te worden.
Artikel 8 Weigerings- intrekkings- en terugvorderingsgronden
In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet, met nadere verplichte gronden aangevuld.
Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor burgemeester en wethouders kunnen volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moeten burgemeester en wethouders overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a).
Wat betreft de verplichte weigeringsgrond opgenomen onder b dient het volgende opgemerkt te worden. Bepaalde Europese steunkaders verbieden – als er een bevel tot terugvordering uitstaat- alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de ASV echter neer op een – op zichzelf verdedigbare- verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering openstaat).
In het tweede lid is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid op zou leveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het toepasselijke steunkader of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Een onderneming wordt naar oordeel van de Europese commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of op middellange termijn vrijwel zeker is gedoemd te verdwijnen. Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren van de Europese Commissie voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C/249/01). Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders – zonder de steun – niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.
In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen in deze gevallen weigeren, maar zijn daartoe niet verplicht.
Onderdelen a, b, c, f en h spreken voor zichzelf. Onderdeel e geeft de mogelijkheid om een subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.
Onderdeel g betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het burgemeester en wethouders op grond van de Wet Bibob geen subsidie wensen te verlenen.
Onder j is een weigeringsgrond opgenomen waarmee burgemeester en wethouders een aanvraag kunnen weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kunnen burgemeester en wethouders óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als burgemeester en wethouders besluiten over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 7, vijfde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zullen burgemeester en wethouders de aanvraag alsnog weigeren (zie eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.
Onderdeel k. ten slotte geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid in een uitvoeringsregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.
Een subsidie kan ook ingetrokken worden in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob (vierde lid). Dit volgt rechtstreeks uit artikel 6 van de Wet Bibob.
Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden inclusief rente (vijfde lid). Dit op grond van artikel 3 van de Wet terugvordering staatssteun.
Ingevolge het eerste lid geven burgemeester en wethouders al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen.
Ook is het mogelijk om bij verleningsbeschikking de subsidieontvanger te vragen naar een verklaring omtrent gedrag voor de bestuurders en medewerkers (lid 2).
In het zevende lid is geregeld dat burgemeester en wethouders de ontvanger verplichtingen kunnen opleggen.
Artikel 10 Betaling en bevoorschotting
Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in de verleningsbeschikking vermeld met inachtneming van onderstaande tabel. Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is ervoor gekozen om de termijnen, waarop de (automatische) bevoorschotting plaats vindt, niet in de verordening te noemen.
Artikel 11 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (derde lid) die voor alle subsidie -ontvangers geldt. Het vierde lid regelt dat bij subsidies die € 50.000 of meer bedragen de subsidieontvanger toestemming behoeft bij rechtshandelingen die van invloed kunnen zijn op de aanwending van subsidiegelden.
Artikel 12Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor burgemeester en wethouders om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de wet).
Wat betreft het tweede en derde lid wordt het creëren van de mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 van de wet (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie). In beginsel dient de ASV hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden of - in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie – de verleningsbeschikking.
Het tweede lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.
Het derde lid maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Het betreft echter geen vrijbrief, deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met het opleggen van oneigenlijke subsidieverplichtingen terughoudendheid dient te worden betracht (Kamerstukken II 1993/94 23 700, nr. 3, p. 66). Als burgemeester en wethouders van deze aanvullende mogelijkheid gebruik maken moet dat duidelijk gemotiveerd worden.
In artikel 4:41 van de wet is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:
Deze vergoedingsplicht geldt alleen als hierin is voorzien bij verordening, uitvoeringsregeling of – als deze ontbreken- de subsidiebeschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen). Met het vierde lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid om hier uitvoering en invulling aan te geven.
Artikel 13 Eindverantwoording subsidies tot € 7.500
Kenmerkend voor subsidies tot € 7.500 is dat deze op basis van vertrouwen worden verstrekt; er wordt dan niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 11). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.
Verder wordt het voorschot in één termijn (lump sum) verstrekt en hoeft de subsidie- ontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard, terwijl toch het risico voor de gemeente beperkt blijft.
In geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de prestatie direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie en risicoafweging van de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na vaststelling is mogelijk, maar leidt in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot terugvordering.
In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 weken nadat de activiteiten moeten zijn verricht ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker.
In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.
Artikel 14 Eindverantwoording subsidies vanaf € 7.500 tot € 50.000
In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidie- ontvangers een subsidie tussen € 7.500 en
€ 50.000 aan burgemeester en wethouders dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan (tweede lid). Ingevolge artikel 9 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.
Met betrekking tot het inhoudelijk en financieel verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring, andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Op grond van het derde lid kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat het voor de verantwoording daarvan andere stukken en bewijzen verlangt dan gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de verantwoording. Dit volgt uit de AVG.
Bij een specifieke subsidieverlening kan de subsidieontvanger worden verplicht de accountant de opdracht te verstrekken te onderzoeken of de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn nageleefd. De schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het verslag dat de accountant heeft opgesteld, wordt meegezonden met de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. In dit geval komen de accountantskosten in aanmerking voor subsidiëring.
Artikel 15. Eindverantwoording subsidies vanaf € 50.000 tot € 125.000
Bij subsidies die € 50.000 tot € 125.000 bedragen wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. De subsidieontvanger geeft zijn accountant opdracht tot het uitvoeren van specifieke werkzaamheden voor een subsidieverklaring. Een subsidieverklaring is een bijzondere accountantsverklaring. Daarbij controleert de accountant of de gesubsidieerde organisatie heeft voldaan aan de gestelde voorwaarden, zoals beschreven staan in de subsidieaanvraag en -beschikking. De accountant beoordeelt daarnaast of de subsidiegelden zijn besteed aan het daartoe gestelde doel en of de organisatie heeft voldaan aan andere vereisten die de gemeente heeft gesteld. Het oordeel en de bevindingen staan in de subsidieverklaring. De specifieke vereisten voor de subsidieverklaring staan beschreven in het Controleprotocol Subsidieverklaringen van de gemeente Hengelo.
De subsidieverklaring bij subsidies van €50.000 tot €125.000 komt in de vorm van een beoordelingsverklaring met een beperkte mate van zekerheid. Hierbij is bewust gekozen voor een beoordelingsverklaring om een goede balans aan te brengen tussen de omvang van controlewerkzaamheden en de hoogte van het subsidiebedrag.
Artikel 16. Eindverantwoording subsidies vanaf € 125.000 of meer
Ook hier wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies (gerealiseerde kosten en baten).
De term "accountantsverklaring" wordt vaak gebruikt zonder dat men zich ervan bewust is dat deze term slechts één van de soorten verklaringen betreft die accountants en accountants-administratieconsulent kunnen verstrekken bij jaarrekeningen en financiële verantwoordingen.
De volgende soorten verklaringen worden onderkend:
Dit betreft een verklaring waaraan een diepgaand onderzoek naar juistheid van de samenstelling van het vermogen en het jaarresultaat ten grondslag ligt en een stellige uitspraak wordt gedaan omtrent de getrouwheid van de jaarrekening. Accountantsverklaringen kennen 5 mogelijke uitkomsten: goedkeurende accountantsverklaring, accountantsverklaring met toelichtende paragraaf, accountantsverklaring met beperking, accountantsverklaring van oordeelonthouding, afkeurende accountantsverklaring.
Bij subsidies van € 125.000,- of meer verhouden de accountantskosten zich tot de omvang van de subsidie.
Bij jaarlijkse subsidies vanaf 125.000,- of meer moet de jaarrekening zijn voorzien van een controleverklaring van de accountant. De accountant moet onderzoeken of het financiële verslag of de jaarrekening voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij (de accountant) dat verslag kan beoordelen, met de verantwoording verenigbaar is.
Voor andere subsidies vanaf € 125.000,- of meer dient ten behoeve van de vaststelling van de subsidie een opdracht tot onderzoek van de eindafrekening te worden verstrekt aan een accountant.
In bijzondere gevallen kunnen het burgemeester en wethouders instemmen met afwijking van de eis een accountantsonderzoek te laten uitvoeren. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de hoogte van de subsidie niet afhankelijk is van een beoordeling van de prestaties.
Deze verklaring is gebaseerd op een beperkt onderzoek en op de resultaten van cijferanalyses op gegevens die gepresenteerd worden in de jaarrekening. Op basis van deze werkzaamheden wordt een uitspraak gedaan over het feit of er aanwijzingen zijn dat de door de onderneming geleverde informatie niet getrouw is. Beoordelingsverklaringen kennen 4 mogelijke uitkomsten: goedkeurende beoordelingsverklaring, beoordelingsverklaring met toelichtende paragraaf, beoordelingsverklaring met beperking, afkeurende beoordelingsverklaring.
ad 3. Samenstellingsverklaring
De accountant stelt op basis van de aan hem aangeleverde gegevens een jaarrekening samen die voldoet aan de wettelijke voorschriften. Er wordt slechts een beperkt aantal toetsende werkzaamheden verricht. In een samenstellingsverklaring wordt geen uitspraak gedaan over de getrouwheid van de jaarrekening.
In het geval van subsidies van € 125.000,- of meer wordt een accountsverklaring gevraagd zoals onder 1. beschreven staat.
Het derde lid biedt de mogelijkheid dat burgemeester en wethouders andere gegevens en bescheiden kunnen opvragen, die voor de vaststelling van belang zijn. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de verantwoording. Dit volgt uit de AVG.
Artikel 17 Vaststelling subsidie
Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de wet – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Wel bestaat de mogelijkheid tot verdagen (tweede lid). Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel (dit in tegenstelling tot een mededeling op grond van artikel 4:14 van de wet dat de – eventueel verdaagde – termijn niet wordt gehaald.)
De figuur van egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de wet. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidieontvanger waaraan als bestemming het dekken van exploitatierisico’s is verbonden. De reserve wordt gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen. Op grond van artikel 4:58 van de wet is artikel 4:72 alleen van toepassing op per kalender- of per boekjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon en bovendien enkel als dat in de ASV, een uitvoeringsregeling of bij de subsidieverlening is bepaald. De verplichting een egalisatiereserve te vormen als bedoeld in het eerste lid kan dus enkel aan rechtspersonen worden opgelegd, voor per kalender- of boekjaar verstrekte subsidies.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die structureel per kalender- of boekjaar wordt verstrekt en die € 50.000 of meer bedraagt bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve dient te vormen (eerste lid). In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor een subsidie wordt verleend ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve. De reserve wordt dus gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.
Een overschrijding van de in lid 1 en 2 genoemde normen kan leiden tot een lagere vaststelling van de subsidie.
Een instelling kan, wanneer hiervoor voorafgaand toestemming is verleend door burgemeester en wethouders, onder voorwaarden een subsidie vormen. De voorwaarden zijn verder uitgewerkt in lid 2 tot en met 5.
Burgemeester en wethouders kunnen bij het vrijvallen van een voorziening gebruik maken van de mogelijkheid om subsidiegeld terug te vorderen.
Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan een termijn in de ASV of de toepasselijke uitvoeringsregeling wegens bijzondere omstandigheden onevenredig kan zijn tot de daarmee te dienen belangen. Op grond van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders dan een andere termijn vaststellen.
Op grond van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders bovendien in een uitvoeringsregeling een hardheidsclausule opnemen die ziet op nader in die uitvoeringsregeling aangegeven bepalingen. Een te treffen voorziening, die niet in de verordening of uitvoeringsregeling is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.