Organisatie | Schouwen-Duiveland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Schouwen-Duiveland 2023 |
Citeertitel | Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Schouwen-Duiveland 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 229 van de Gemeentewet
Gemeentewet artikel 229
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2023 | Verordening 2023 | 22-12-2022 |
De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2022;
gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Schouwen-Duiveland2023
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. ‘gebruik maken’ in hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15:33 Wet Milieubeheer;
b. grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.
c. Recreatieperceel: een woning die in hoofdzaak bestemd is voor en gebezigd wordt als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden waarvan de eigenaar/gebruiker geen hoofdverblijf heeft in de gemeente.
Artikel 3. Voorwerp van de belasting
1. Voorwerp van de belasting is een perceel.
2. Als perceel wordt aangemerkt:
Artikel 4. Aard van de belasting en belastbaar feit
1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer.
2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.
Artikel 6. Maatstaf van heffing en belastingtarief
a. een vast bedrag per perceel (vastrecht);
b. een bedrag per lediging van de rolcontainer
c. een bedrag per aanbieding ondergrondse container
d. wanneer er sprake is van afvalverwijdering van meerdere percelen (niet zijnde recreatie percelen) op hetzelfde inzamelmiddel (bijv. een 1.100 lt. container) wordt het bedrag bepaald, door het bedrag per lediging te vermenigvuldigen met het, aan de hand van de grootte van huishouden en het daarbij behorende, in deze verordening vastgestelde gemiddelde aantal ledigingen te weten:
Het aantal ledigingen, wordt vastgesteld met behulp van containerherkennings- en de registratieapparatuur op de inzamelauto. Voor de berekening van de belasting wordt uitgegaan van het aantal malen dat een inzamelcontainer ter lediging wordt aangeboden zoals is vastgesteld met behulp van de containerherkennings-en registratieapparatuur op de inzamelauto.
Het aantal aanbiedingen in de ondergrondse container, wordt vastgesteld met behulp van registratieapparatuur in de ondergrondse container. Voor de berekening van de belasting wordt uitgegaan van het aantal malen dat de ondergrondse container met de afvalpas is geopend, per belastingjaar, welke openingen daarbij automatisch zijn geregistreerd door de paslezer.
Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1. De belasting van het vastrecht artikel 6 lid 2 a is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het vastrecht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt of wijzigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
5. De belasting als bedoelt in artikel 6 lid 2 b en c zijn verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening tot einde dienstverlenging, binnen de periode die als belastingplichtige wordt aangemerkt. De belasting is verschuldigd na afloop van het belastingjaar of, zo dit eerder is, na beëindiging van de belastingplicht.
Artikel 10. Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven de aanslagen worden betaald in tien termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste werkdag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens op de laatste werkdag van de daaropvolgende maand.
Belastingplichtigen die blijkens een schriftelijke verklaring van huisarts of medisch specialist of beschikken over een kopie van een afleverbon/factuur/recept als gevolg van een stoma, thuisdialyse, incontinentie of chronische wondverzorging hierdoor extra medisch afvalstoffen aanbiedt, zijn vrijgesteld voor:
1. Aanbieding in een ondergrondse container:
1.1 alle aanbiedingen boven de 40 ledigingen in een ondergrondse container bij een eenpersoonshuishouden op de eerste dag van het jaar;
1.2 alle aanbiedingen boven de 44 aanbiedingen in een ondergrondse container bij een
tweepersoonshuishouden op de eerste dag van het jaar;
1.3 alle aanbieding boven de 52 aanbiedingen in een ondergrondse container bij een meerpersoonshuishouden op de eerste dag van het jaar
2. In afwijking van lid 1 indien geen sprake is van ondergrondse container wordt er (op verzoek) een gratis extra grijze rolemmer van 240 liter per perceel beschikbaar gesteld. De ledigingen van deze container zijn vrijgesteld.
3. De vrijstelling geldt vanaf het moment vanaf de afgiftedatum van de verklaring of kopie als bedoeld in de aanhef en lid1 dan wel vanaf het moment van levering van de extra bak als bedoelt in het twee lid.
4. De vrijstelling geldt ook indien de genoemde verklaring of kopie als bedoeld in de aanhef wordt afgegeven voor een lid van het huishouden waar de belastingplichtige deel vanuit maakt.
5. De vrijstelling geldt alleen voor het adres waar de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen.
Artikel 13. Voorwerp van de belasting
1. Voorwerp van de belasting is een perceel.
2. Als perceel wordt aangemerkt:
Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
Geen reinigingsrechten wordt geheven, indien ter zake van een in artikel 14 belastbaar feit de gemeente langs andere weg een vergoeding ontvangt.
Artikel 16. Maatstaf van heffing en belastingtarief
1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
2. De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.
Artikel 19. Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.
Artikel 20. Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Artikel 21. Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven de aanslagen worden betaald in tien termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste werkdag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens op de laatste werkdag van de daaropvolgende maand.
Bij de invordering van deze belastingen wordt geen kwijtschelding verleend.
De “Verordening reinigingsheffingen Schouwen-Duiveland 2022” van 23 december 2021, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 24, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
1. De verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
De verordening wordt aangehaald als “Verordening afvalstoffen/ reinigingsheffingen Schouwen-Duiveland 2023”.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 22-12-2022.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 22 december 2022