Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Woudenberg

Financiële verordening gemeente Woudenberg 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWoudenberg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Woudenberg 2023
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Woudenberg 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Woudenberg 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

22-12-2022

gmb-2022-576875

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Woudenberg 2023

De raad van de gemeente Woudenberg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2022;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de raadscommissie;

besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Woudenberg 2023:

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Administratie = het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    Afdeling = een door het college aangewezen organisatie-eenheid;

  • c.

    Taakveld = een samenvattend geheel van taken en activiteiten onder een programma, volgens het taakveldenoverzicht zoal opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) voor provincies en gemeenten;

  • d.

    Programma = een samenhangend geheel van activiteiten waarbij de doelstellingen, in het bijzonder de beoogde maatschappelijke effecten zijn beschreven;

  • e.

    Investering = kosten van de aanschaf of productie van een goed of verzameling identieke of met elkaar samenhangende goederen, met een gebruiksduur van 2 jaar of meer;

  • f.

    Exploitatiebegroting = begrote baten en lasten die in de reguliere jaarlijkse exploitatie worden verantwoord;

  • g.

    Rechtmatigheid = het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten;

  • h.

    Doelmatigheid = het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • i.

    Doeltreffendheid = de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

  • j.

    Begrotingsonrechtmatigheid = Afwijkingen van de (aangepaste) begroting zonder dat het bevoegd orgaan hier een besluit over heeft genomen;

  • k.

    BBV = Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt een programma-indeling vast.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel bevat tenminste de verplichte beleidsindicatoren van artikel 25 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    In de begroting en de jaarstukken worden per programma de baten en laten weergegeven. Ook bij de overzichten van algemene dekkingsmiddelen, overhead en vennootschapsbelasting worden de baten en lasten weergegeven.

  • 2.

    In de begroting en de jaarstukken wordt een overzicht van incidentele baten en lasten opgenomen. Hierin worden de incidentele baten en lasten opgenomen en toegelicht voor zover deze > € 10.000 zijn.

  • 3.

    Daarnaast wordt een overzicht opgenomen van de taakvelden.

  • 4.

    In de begroting en de jaarstukken wordt inzicht gegeven in het investeringsprogramma en de budgetten die daarbij horen.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt aan de raad eenmaal per jaar een (kader)nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze (kader)nota vervolgens vast.

Artikel 5. Wijze van omgaan met budgetten en investeringskredieten

  • 1.

    De raad stelt met het vaststellen van de begroting de budgetten per programma beschikbaar.

  • 2.

    Via begrotingswijzigingen doet het college voorstellen aan de raad voor het wijzigen van de beschikbaar gestelde budgetten en de beschikbaar gestelde investeringskredieten.

  • 3.

    Voor niet in de begroting opgenomen incidentele exploitatielasten van maximaal € 25.000 kan het college zonder voorafgaande autorisatie van de raad zelfstandig verplichtingen aangaan.

  • 4.

    Voor niet in de begroting opgenomen investeringskredieten van maximaal € 50.000 kan het college zonder voorafgaande autorisatie van de raad zelfstandig verplichtingen aangaan.

  • 5.

    Overige investeringskredieten en nieuw beleid waarvoor de raad nog geen budget beschikbaar heeft gesteld, legt het college aan de raad voor voordat verplichtingen worden aangegaan.

  • 6.

    Zelfstandig door het college aangegane verplichtingen zoals bedoeld onder lid 3 en 4 worden achteraf via een begrotingswijziging door de raad vastgesteld. Als een begrotingswijziging niet meer mogelijk is, wordt verantwoording afgelegd via de jaarstukken.

  • 7.

    Voor investeringskredieten beoordeelt het college de status. Op basis hiervan kan het college voorstellen om investeringskredieten af te sluiten.

  • 8.

    Bij grondexploitaties beoordeelt het college de status. Op basis hiervan kan het college voorstellen om grondexploitaties af te sluiten.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van minimaal één tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De tussenrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d, alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3.

    In de tussenrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten op productniveau in de begroting groter dan € 10.000 toegelicht.

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 8. Wijze van omgaan met begrotingsonrechtmatigheden

De navolgende begrotingsoverschrijdingen van de begroting ten opzichte van de begroting inclusief de vastgestelde begrotingswijzigingen worden niet meegenomen in het rechtmatigheidsoordeel:

  • 1.

    Begrotingsoverschrijdingen, die kleiner zijn dan € 10.000.

  • 2.

    Begrotingsoverschrijdingen als gevolg van autonome ontwikkelingen.

  • 3.

    Begrotingsoverschrijdingen als gevolg van verplichte uitgaven.

  • 4.

    Begrotingsoverschrijdingen als gevolg van artikel 175 van de Gemeentewet (oproer, wanordelijkheden, rampen of zware ongevallen of vrees daartoe).

  • 5.

    Begrotingsoverschrijdingen als gevolg van onvoorziene situaties binnen de kaders en limieten van artikel 5 lid 3 en 4 van deze verordening.

  • 6.

    Begrotingsoverschrijdingen waarbij de hogere kosten gedekt worden door hogere opbrengsten en waarbij tussen kosten en opbrengsten een direct verband bestaat.

  • 7.

    Begrotingsoverschrijdingen, waarover het college verantwoording heeft afgelegd via de laatst vastgestelde jaarstukken.

  • 8.

    Begrotingsoverschrijdingen die passen binnen de vastgestelde totale exploitatieopzet van een grondexploitatie.

Artikel 9. Wijze van omgaan met rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    Het college verstrekt bij de jaarstukken een rechtmatigheidsverantwoording die bij wet is voorgeschreven. In de rechtmatigheidsverantwoording wordt het totaal aan afwijkingen (fouten en onduidelijkheden, ieder afzonderlijk, ten aanzien van het begrotings-, voorwaarden- en misbruik- en oneigenlijk gebruik criterium die boven de door de raad vastgestelde verantwoordingsgrens van 1% van de totale geraamde lasten van de gemeente, inclusief de toevoegingen aan de reserves) opgenomen;

  • 2.

    Ontbrekende afrekeningen waarvoor aannemelijk is dat het college na afronding van de jaarstukken een onderbouwing voor de rechtmatigheid kan verstrekken, leiden niet tot een afwijking en worden niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording.

  • 3.

    De rapportagegrens is 5% van de verantwoordingsgrens zoals omschreven bij lid 1 van artikel 9.

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3.

    Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in 5 jaar afgeschreven.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een extracomptabel systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen en reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa, de overheadkosten, de rente van de inzet van vreemd vermogen, gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid, en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3.

    Voor de rentetoerekening aan de activa wordt het vastgestelde rekenrentepercentage gebruikt dat bij de begroting wordt berekend.

  • 4.

    Overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie (zoals grondexploitaties) worden apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 5.

    Overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, worden binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 6.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het vierde en vijfde lid betreffen, wordt uitgegaan van een percentage van de totale loonkosten.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden wordt tenminste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen;

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de tarieven van de gemeentelijke belastingen en heffingen.

  • 2.

    Het uitgangspunt bij het vaststellen van de tarieven voor de gemeentelijke belastingen en heffingen is dat deze volledig de kosten dekken, tenzij zwaarwegende redenen een afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen.

  • 3.

    De besluiten voor het vaststellen en/of wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 14. Financieringsfunctie

Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 1.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grote van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 15. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • g.

    het verstrekken van informatie aan derden (rapporteren op taakvelden).

Artikel 16. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    verdeelsleutels voor indirecte kosten zodat een in integrale kostprijs kan worden bepaald;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 17. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheers-handelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 18. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Woudenberg 2017 (raad 21 december 2017) wordt ingetrokken.

Artikel 19. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2023. De financiële stukken voor begrotingsjaar 2023 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Woudenberg 2023.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 22 december 2022.

E. Lemaier

2e loco- raadsgriffier

M. Jansen – van Harten

voorzitter

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 10:

 

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 5.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen (grens is op € 5.000 gezet om bijvoorbeeld wel op machines van de buitendienst en 2e hands dienstauto’s te kunnen afschrijven). Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

 

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

 

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

  • a.

    60 jaar: rioleringen;

  • b.

    10 jaar: aanleg tijdelijke terreinwerken;

  • c.

    40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen;

  • d.

    40 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • e.

    10 jaar: nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;

  • f.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, en schoolgebouwen;

  • g.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • h.

    15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

  • i.

    15 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;

  • j.

    15 jaar: energiebesparende maatregelen;

  • k.

    10 jaar: telefooninstallaties;

  • l.

    5 jaar: automatiseringsapparatuur;

  • m.

    15 jaar: kantoormeubilair en schoolmeubilair;

  • n.

    10 jaar: motorvaartuigen;

  • o.

    10 jaar: zware transportmiddelen en schuiten;

  • p.

    10 jaar: aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen.

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

  • a.

    30 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;

  • b.

    40 jaar: wegen, pleinen en rotondes;

  • c.

    60 jaar: tunnels, viaducten en bruggen;

  • d.

    20 jaar: speelvoorzieningen;

  • e.

    25 jaar: geluidswallen;

  • f.

    20 jaar: openbare verlichting (armaturen);

  • g.

    40 jaar: openbare verlichting (masten);

  • h.

    15 jaar: straatmeubilair;

  • i.

    20 jaar: speeltoestellen;

  • j.

    40 jaar: waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing;

  • k.

    15 jaar: pompen en gemalen.