4.2 Bepalingen over draagkracht
4.2.1 Algemene bepalingen
- 1.
Op grond van artikel 35, lid 1, van de PW is het aan het college om de geldende draagkracht van een inwoner te bepalen voor het recht op bijzondere bijstand.
Draagkracht uit inkomen
- 1.
Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht uit het inkomen van de inwoner.
- 2.
Het college merkt het inkomen (inclusief vakantietoeslag) boven de 120 % van de toepasselijke bijstandsnorm zoals genoemd in de verordening, volledig aan als draagkracht. Dit geldt niet voor de kosten van bewindvoering, curatele en mentorschap en rechtsbijstand. Hierbij geldt dat het inkomen (inclusief vakantietoeslag boven de 100% van de toepasselijke bijstandsnorm volledig als draagkracht wordt aangemerkt.
- 3.
De middelen als bedoeld in artikel 31, lid 2, van de PW onder c en x, de individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag zoals bedoeld in de artikelen 36 en 36b van de PW worden niet tot het inkomen gerekend.
- 4.
In afwijking van het voorgaande wordt in de volgende situaties het VTLB gevolgd:
- a.
bij de inwoner ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wsnp) is uitgesproken; volgens het berekende Vrij te laten bedrag (VTLB);
- b.
bij de inwoner die tot een minnelijk schuldregelingstraject op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) is toegelaten; volgens het berekende VTLB;
4.2.3 Draagkracht uit vermogen
- 1.
Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht uit het vermogen van de inwoner.
- 2.
Voor de vaststelling van de draagkracht uit vermogen wordt aansluiting gezocht bij de grenzen voor het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, lid 3, van de PW.
4.2.4 Draagkrachtperiode
De draagkracht in het inkomen en vermogen wordt vastgesteld over een periode van 12 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarop de verstrekking van de bijzondere bijstand betrekking heeft.
Veel voorkomende bijzondere individuele kosten
4.3.1 Aard van de bijzondere bijstand
Voor de bepaling van het recht op individuele bijzondere bijstand moet de aanvraag aan een aantal voorwaarden voldoen, conform artikel 35, lid 1 van de PW:
- 1.
de kosten moeten daadwerkelijk gemaakt worden;
- 2.
het moet gaan om noodzakelijke kosten,
- 3.
het moet gaan om kosten die voortkomen uit bijzondere individuele omstandigheden;
- 4.
de kosten kunnen niet voldaan worden uit de aanwezige middelen;
- 5.
er is geen recht op bijzondere bijstand als er sprake is van een voorliggende voorziening, die gezien haar aard en doelstelling passend en toereikend kan worden geacht zoals bedoeld in artikel 15 van de PW.
Eerste huur, waarborgsom en duurzame gebruiksgoederen
- 1.
De kosten van de eerste huur, waarborgsom en duurzame gebruiksgoederen behoren tot de algemene kosten van levensonderhoud en komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.
- 2.
Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de eerste huur, de waarborgsom, de bijbehorende administratiekosten en de duurzame gebruiksgoederen.
- 3.
In afwijking van artikel 35, lid 1 van de PW komen de kosten voor de eerste huur, waarborgsom en duurzame gebruiksgoederen voor bijzondere bijstand in aanmerking voor de statushouder die zich rechtstreeks vanuit het Centraal Orgaan opvang Asielzoeker (COA) vestigt in de gemeente Terneuzen in het kader van de taakstelling.
- 4.
De hoogte van de bijstandverlening voor duurzame gebruiksgoederen bedraagt maximaal de NIBUD richtlijn, min 10%.
- 5.
Bijzondere bijstand voor een waarborgsom en duurzame gebruiksgoederen worden verstrekt in de vorm van een renteloze lening.
Bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 12 van de PW
- 1.
Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke kosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar kan worden verleend voor zover (artikel 12 en 20 van de PW):
- a.
voor de kosten aantoonbaar geen beroep kan worden gedaan op de ouders.
- b.
de noodzakelijke kosten van bestaan uitgaan boven de geldende bijstandsnorm en in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en);
- 2.
De hoogte van de bijzondere bijstand van de alleenstaande of gehuwde jongere als bedoeld in artikel 20 van de PW, is gelijk aan de extra noodzakelijk te achten kosten die uitgaan boven de geldende bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld. Dit bedrag is niet hoger dan het verschil tussen de toepasselijke bijstandsnorm voor personen jonger dan 21 jaar, inclusief vakantiegeld en de bijstandsnorm voor personen van 21 jaar en ouder, inclusief vakantiegeld.
- 3.
Het bepaalde in lid 1 en 2 geldt ook voor jongeren die deelnemen aan het project Kamers met doorgroei.
4.3.4 Reiskosten voor het afleggen van bezoek aan gedetineerden of een in een instelling opgenomen gezinsleden vanaf 18 jaar.
- 1.
Bijzondere bijstand kan worden verleend voor het afleggen van een bezoek aan een gedetineerd gezinslid of eerstegraads familie en een in een ziekenhuis/instelling opgenomen persoon behorende tot het gezin of eerstegraads familieleden. Dit geldt ook voor pleegouders en pleegkinderen
- 2.
De hoogte van de vergoeding bedraagt de kosten van de goedkoopste vorm van openbaar vervoer. Bij gebruik van eigen vervoer wordt er een bedrag vergoed conform het tarief van de Belastingdienst. Als gebruik wordt gemaakt van de Westerscheldetunnel of Liefkenshoektunnel worden ook deze kosten vergoed.
- 3.
De reiskosten worden maximaal vier keer per maand beschikbaar gesteld.
4.3.5 Woonkostentoeslag voor een huurwoning
- 1.
Een woonkostentoeslag voor een huurwoning kan worden verstrekt, indien (nog) geen aanspraak kan worden gemaakt op huurtoeslag, als:
- a.
een inwoner een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op de Wet op de Huurtoeslag geen belemmering vormt voor de toekenning van de huurtoeslag maar door omstandigheden nog geen aanspraak kan maken op deze huurtoeslag;
- b.
de woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag wanneer inwoner huurtoeslag zou ontvangen, zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid van de Wet op de huurtoeslag;
- c.
de woonkostentoeslag wordt toegekend tot de datum waarop inwoner wel in aanmerking komt voor huurtoeslag of voor een periode van maximaal 12 maanden;
- 2.
Tussentijds vindt een hercontrole plaats.
4.3.6 Woonkostentoeslag voor een huurwoning waarvan de huurkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag:
- a.
indien een inwoner een woning huurt waarvan de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, wordt een woonkostentoeslag toegekend;
- b.
de hoogte van de woonkostentoeslag gelijk is aan de optelling van:
- •
de huurtoeslag waarop aanspraak zou bestaan tot de maximale rekenhuur; plus
- •
het bedrag waarmee de huur de maximale rekenhuur overtreft.
- c.
de woonkostentoeslag wordt toegekend voor een periode van 12 maanden. Deze periode van 12 maanden kan verlengd worden indien bijzondere omstandigheden daarvoor aanleiding geven.
- d.
aan de bijstandsverlening als bedoeld onder a wordt de verplichting opgelegd dat een inwoner naar vermogen probeert financieel passende woonruimte te vinden met een rekenhuur waarvoor wel aanspraak op huurtoeslag kan bestaan. Bij de beoordeling van een nieuwe periode van woonkostentoeslag als bedoeld in lid c wordt gevraagd of naar vermogen is geprobeerd om financieel passende woonruimte te vinden.
4.3.7 Woonkostentoeslag voor een woning in eigendom.
- 1.
Indien een inwoner een woning bewoont waarvan hij eigenaar is waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag:
- a.
dan wordt een woonkostentoeslag toegekend gelijk aan het bedrag waarop huurtoeslag ontvangen zou kunnen worden;
- b.
wordt op de toe te kennen woonkostentoeslag het bedrag in mindering gebracht waarvoor belastingteruggave in verband met betaalde hypotheekrente wordt verkregen of kan worden verkregen;
- c.
mag het vermogen in de woning niet hoger zijn dan de vermogensgrens genoemd in de PW.
- 2.
De woonkostentoeslag wordt toegekend voor een periode van 12 maanden. Deze periode van 12 maanden kan verlengd worden indien bijzondere omstandigheden daarvoor aanleiding geven.
- 3.
Alleen in het geval de woonkosten hoger zijn dan de maximale rekenhuur als omschreven in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag wordt de verplichting opgelegd om een goedkopere woonruimte te vinden waarbij de woning wordt verkocht en de inwoner uitziet naar een huurwoning of wordt uitgezien naar een woonruimte met woonkosten onder die maximale rekenhuur.
- 4.
Bij de beoordeling van een nieuwe periode van woonkostentoeslag als bedoeld in lid 3 wordt een inwoner gevraagd of naar vermogen is geprobeerd om goedkopere woonruimte te vinden.
4.3.8 Uitvaartkosten
- 1.
Erfgenamen, bloed- en aanverwanten komen in aanmerking voor bijzondere bijstand als:
- a.
de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden;
- b.
er geen beroep gedaan kan worden op een uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering; en
- c.
de erfgenamen of bloed-/aanverwanten niet over toereikende middelen beschikken om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen.
- 2.
Er kan enkel bijzondere bijstand worden verleend voor uitvaartkosten die in Nederland worden gemaakt. De kosten van een uitvaart in het buitenland en reiskosten naar het buitenland om een uitvaart bij te wonen komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.
- 3.
De hoogte van de bijzondere bijstand voor uitvaartkosten bedraagt:
- a.
maximaal 90 % van het door NIBUD genoemde bedrag voor de van toepassing zijnde minimale variant van een uitvaart.
- b.
Het bedrag van een eventuele voorliggende voorziening en de draagkracht van de aanvrager(s) worden op het bedrag in mindering gebracht.
4.3.9 Kinder- en peuteropvangkosten
- 1.
De ouderbijdrage die aan ouders gevraagd wordt door de peuterspeelzaal wordt vergoed voor maximaal 2 dagdelen per week.
- 2.
De vergoeding bedraagt 100% van de kosten
- a.
Een vergoeding voor de peuterspeelzaal wordt niet in combinatie met een vergoeding voor meer dan twee dagdelen kinderopvang verstrekt.
- b.
Tijdens het volgen van een re-integratie traject, werk of het volgen van een studie, vergoeden we de volledige eigen bijdrage kinderopvang.
4.3.10 Kosten maaltijdvoorziening
- 1.
Voedingskosten behoren tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan. Voorliggende voorzieningen voor het bekostigen van maaltijden zijn onder meer de Wmo 2015, Zorgverzekeringswet of een subsidieregeling.
- 2.
Alleen wanneer een inwoner niet in staat is om zelf maaltijden te bereiden en hiervoor is aangewezen op een maaltijdvoorziening, kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de meerkosten van deze maaltijdvoorziening.
- 3.
De hoogte van de bijzondere bijstand 50 % van de kosten met een maximum van €5.
- 4.
De bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor maximaal één warme maaltijd per dag per persoon.
- 5.
De bijzondere bijstand wordt per maand verstrekt.
4.3.11 Legeskosten verlengen verblijfsvergunning, naturalisatie
- 1.
Legeskosten voor (verlenging van) een verblijfsvergunning behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Enkel indien de inwoner niet in staat is geweest te reserveren voor deze kosten dan wel geen lening kan afsluiten, komt men in aanmerking voor bijzondere bijstand.
- 2.
Bijzondere bijstand voor legeskosten voor verblijfsvergunningen is mogelijk voor:
- a.
Legeskosten voor verlengingen van vergunningen voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd en wijzigingen in verblijfsdoelen.
- b.
Legeskosten voor in Nederland geboren kinderen van niet-Nederlandse ouders.