Organisatie | Oldebroek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling voor de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen in de gemeente Oldebroek 2023 e.v. |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Oldebroek 2023 e.v. |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Oldebroek 2021 e.v.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-01-2023 | nieuwe regeling | 20-12-2022 |
Burgemeester en wethouder van de gemeente Oldebroek;
gelet op de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met de artikelen 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en 237 van de Gemeentewet, op artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Uitvoeringsregeling voor de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen in de gemeente Oldebroek 2023 e.v. (Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Oldebroek 2023 e.v.)
De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag. Artikel 2 blijft bij de op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen buiten toepassing.
aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belasting- of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, moet binnen een maand na die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk om een aangiftebiljet verzoeken.
Een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan de belastingplichtige toegestuurd aangiftebiljet moet de belastingplichtige binnen twee weken na de verzenddatum hiervan volledig ingevuld en met de gevraagde stukken terugsturen, tenzij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar hiervoor een andere termijn stelt.
Artikel 3 Gebruik nachtverblijfregister voor de heffing van toeristenbelasting
Bij de vaststelling van de juistheid van de gegevens voor de heffing van toeristenbelasting kan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar het door belastingplichtige bijgehouden nachtverblijfregister raadplegen.
De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar legt een voorlopige aanslag op, als het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, dat naar zijn mening rechtvaardigt.
De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, of na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan voor de toeristenbelasting gebeuren op grond van het gemiddelde van de gegevens die zijn gebruikt voor de vaststelling van de meest recente belastingaanslag over elk van de twee voorafgaande jaren.
Ten aanzien van lid 2 geldt dat op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen over de heffing van de gemeentelijke belasting en met andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn. Als de belastingplichtige kan aantonen dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het volgens lid 2 berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag.