Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ooststellingwerf

Integraal Beleidsplan Handhaving Sociaal Domein Gemeente Ooststellingwerf 2022 - 2025

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOoststellingwerf
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingIntegraal Beleidsplan Handhaving Sociaal Domein Gemeente Ooststellingwerf 2022 - 2025
CiteertitelIntegraal Beleidsplan Handhaving Sociaal Domein Gemeente Ooststellingwerf 2022 - 2025
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2022

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

13-12-2022

gmb-2022-575909

5.a.3

Tekst van de regeling

Intitulé

Integraal Beleidsplan Handhaving Sociaal Domein Gemeente Ooststellingwerf 2022 - 2025

 

1. Inleiding

 

In dit beleidsplan leest u de visie van de gemeente Ooststellingwerf op handhaving binnen het gemeentelijk sociaal domein. 1 Dit beleidsplan bevat het kader voor uitvoering van handhaving op drie sociale wetten: de Participatiewet (hierna aangehaald als Pw), de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna Wmo) en de Jeugdwet (hierna Jw).

 

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van handhaving op grond van de Pw, de Wmo en de Jw. Vanuit elke wet hebben gemeenten de verplichting om regels op te stellen als het gaat om bestrijding van onrechtmatig verstrekte voorzieningen. Het uitgangspunt is eenduidige uitoefening van handhavingsbevoegdheden. Mede daarom is gekozen om integraal handhavingsbeleid te ontwikkelen.

 

De doorontwikkeling van het gemeentelijk sociaal domein is één van de interventies die bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen die de gemeente Ooststellingwerf heeft geformuleerd in de Visie op Samenleven. Ontschot werken binnen het gemeentelijk sociaal domein speelt bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid een belangrijke rol en is dan ook een van de uitgangspunten in die doorontwikkeling. Dit beleidsplan is een instrument om op het gebied van handhaving een integrale (ontschotte) werkwijze te stimuleren. Werken vanuit dezelfde visie geeft immers helderheid, werkt efficiënt en bevordert de samenwerking. Dit draagt weer bij aan het bereiken van de gemeentelijke doelstellingen.

 

Leeswijzer

In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de visie en algemene uitgangspunten van handhaving binnen het sociaal domein van de gemeente Ooststellingwerf. In hoofdstuk 2 wordt de cirkel van naleving besproken. In hoofdstuk 3 wordt het wettelijk/juridisch kader toegelicht. De uitgangspunten voor het uitvoeren van handhavingstaken worden in hoofdstuk 4 uiteengezet. Het beleidsplan sluit af met informatie over financiering, monitoring en evaluatie.

Hoofdstuk 1 Visie op Handhaving

 

De gemeente Ooststellingwerf vindt het belangrijk dat voorzieningen, of het nu gaat om een uitkering op grond van de Pw of een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo of Jw, verstrekt worden aan inwoners die daar recht op hebben en die het nodig hebben. Dit wordt beoordeeld op basis van rechtmatigheid en doelmatigheid.

 

Het (gemeentelijke) sociale voorzieningenstelsel is gebaseerd op solidariteit en gemeenschappelijk draagvlak. Naleving van afspraken tussen de gemeente en inwoner speelt hierin een belangrijke rol. Niet-naleving gaat in tegen het rechtvaardigheidsgevoel van inwoners die zich wel aan de regels houden. Het niet naleven van regels en wetten, of dit nu bewust of onbewust gebeurt, kan op die manier het draagvlak voor maatschappelijke solidariteit onder druk zetten. Om de solidariteit in stand te houden en de belangen van kwetsbare inwoners te beschermen, zijn preventie en handhaving cruciaal.

1.1. Integrale aanpak

Waar mogelijk wordt de handhaving integraal opgepakt, met aandacht voor de bestaande verschillen tussen de Pw/Ioaw/Ioaz/Bbz2004 enerzijds en de Wmo en Jw anderzijds.

 

In dit beleidsplan worden twee niveaus van handhaving onderscheiden: handhaving op klantniveau (persoonlijk en individueel) en handhaving op organisatieniveau (bijv. t.a.v. zorgaanbieders).

 

Dit onderscheid zal verderop aan de orde komen. Binnen deze twee niveaus wordt weer een uitsplitsing gemaakt naar handhaving op rechtmatigheid en handhaving/toezicht op kwaliteit. Verderop in dit plan wordt dit eveneens nader uitgelegd.

1.2. Doel van handhaving

Het doel van (hoogwaardige) handhaving is dat inwoners en organisaties zich bewuster worden van de regels rond voorzieningen en deze meer uit zichzelf naleven. De kans dat naleving spontaan gebeurt is groter als inwoners en organisaties:

  • Goed, correct en tijdig geïnformeerd zijn over rechten en plichten;

  • De regels en de controles die daaruit voortvloeien accepteren;

  • De pakkans bij overtreding als voldoende hoog ervaren (dit zal per persoon verschillen);

  • Voldoende worden afgeschrikt door opgelegde en uitgevoerde sancties.

De eerste twee aspecten zijn preventief (vooraf) van aard, de laatste twee repressief (achteraf).

 

De gemeente is van mening dat goed nalevingsgedrag wordt bevorderd door inwoners en organisaties vroegtijdig te betrekken bij de ontwikkeling van beleid.

 

Met bovenstaande aspecten heeft de gemeente al ervaring opgedaan in het kader van handhaving van de Pw. Deze aspecten kunnen ook integraal voor het sociaal domein worden gehanteerd, met oog voor de verschillen in wetgeving. Bij deze aspecten die samen de cirkel van naleving vormen, is er balans tussen preventieve en repressieve maatregelen en activiteiten. Handhaving van wetten en regels is geen doel op zich, maar een middel om inwoners te ondersteunen in hun eigen kracht en zelfredzaamheid in de samenleving.

 

Het is belangrijk dat inwoners de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben, zo dichtbij mogelijk, zo tijdig mogelijk, zo ambulant mogelijk en zo veel mogelijk op basis van de kracht van het eigen sociaal netwerk. Principes hierbij zijn: eigen kracht, resultaatgericht werken, samenhangende integrale dienstverlening en vraag gestuurde thuisnabije dienstverlening.

 

Het bovenstaande sluit aan op de Visie op Samenleven van de gemeente Ooststellingwerf.

Samenvattend kan dit als volgt worden omschreven:

‘Ondersteunen en versterken van eigen kracht van inwoners, ondersteuning in de buurt, een gebiedsgerichte en integrale aanpak. Toezicht op en handhaving van de uitvoering van beleid maakt daar ook onderdeel van uit. Mensen zijn belangrijker dan structuren en worden correct behandeld.’

 

In de visie op handhaving binnen het sociaal domein wordt hierop voortgebouwd:

“De gemeente wil goede dienstverlening leveren aan hun inwoners, ter ondersteuning van eigen kracht en zelfredzaamheid. Als onderdeel van deze dienstverlening worden gemeenschapsgelden rechtmatig en doelmatig ingezet, op een kwalitatief verantwoord niveau. Dit wordt bereikt door vooral de nadruk te leggen op de preventieve kant van handhaving binnen het sociaal domein. Immers: voorkomen is beter dan genezen. Er wordt ingezet op goed en vroegtijdig informeren van de inwoners over hun rechten en plichten, anticiperen en sturen op risicos en signalen, en samenwerken en afstemmen met andere afdelingen en externe partijen, dus integrale uitvoering.”

 

De twee elementen van handhaving; rechtmatigheid en kwaliteit komen naar voren in deze visie.

1.3. Uitgangspunten

Handhaving is meer dan het uitvoeren van fraudeonderzoeken. Een effectief handhavingsbeleid is een samenspel van preventieve en repressieve activiteiten. De gemeente Ooststellingwerf onderkent hierbij de volgende uitgangspunten:

  • Gepaste zelfredzaamheid

Inwoners zijn zelf verantwoordelijk voor het tijdig verstrekken van de juiste gegevens. Daar kunnen zij ook op aangesproken worden. Voor de gemeente is het basisprincipe ‘vertrouwen’: inwoners krijgen alle vertrouwen, totdat het tegendeel bewezen is. Waar nodig ondersteunt de gemeente inwoners die even niet meekomen en weer op weg geholpen moeten worden. Die ondersteuning omvat ook preventieve maatregelen, waaronder actieve voorlichting.

  • Integrale aanpak

Handhaving staat niet op zichzelf, maar is een onderdeel van de totale dienstverlening aan de inwoners. Versnippering van handhavingsbeleid moet worden voorkomen. Verbinding zoeken tussen beleid en uitvoering, en tussen het fysieke domein en sociale domein is daarom belangrijk.

Korte lijnen en een goede communicatie intern en extern zijn hierbij een voorwaarde, met inachtneming van de privacyregels (Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)).

  • Wederzijdse inlichtingenplicht

Inwoners worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid en hebben een inlichtingenplicht die niet vrijblijvend is. De gemeente speelt hier echter ook een belangrijke rol: ook zij heeft een actieve niet vrijblijvende informatieplicht richting inwoners. Zo is voor beide partijen duidelijk wat de rechten en plichten zijn en wat over en weer kan worden verwacht.

  • Gelijke behandeling

Voor de gemeente is iedereen gelijk en worden inwoners hetzelfde benaderd en behandeld. Dit kan, gelet op individuele omstandigheden, leiden tot verschillende uitkomsten. Dat is niet erg, want de benadering is persoonlijk en op maat, ook in het handhavingsbeleid.

  • Gericht op hetgeen regelgeving beoogt (doelmatigheid)

Voor de gemeente is van belang wat zij met het beleid en met regels wil bereiken. Wat moet het effect zijn voor de inwoners? In het geval van handhaving wordt ingezet op preventie door actieve voorlichting en andere maatregelen, waaronder toezicht op kwaliteit. Repressie is het laatste middel en kan leiden tot sanctionering. Repressief optreden en het opleggen van sancties wordt gedaan als en omdat het niet anders kan of in die gevallen waarin de wet dit voorschrijft.

  • Klantniveau en organisatieniveau

Binnen het sociaal domein heeft de gemeente niet alleen te maken met inwoners, maar ook met ketenpartners die voorzieningen verstrekken. Handhaving is dus niet alleen van toepassing op klantniveau (persoonlijk en individueel) maar ook op organisatieniveau (zoals zorgaanbieders).

Door beide niveaus in dit beleidsplan op te nemen, wordt een integrale aanpak bevorderd.

Hoofdstuk 2 De cirkel van naleving

 

Het handhavingsbeleid van de gemeente Ooststellingwerf is gebaseerd op het principe van hoogwaardige handhaving. De gedachte is dat inwoners en organisaties, die weten wat hun verplichtingen zijn en wat de sancties zijn als zij die verplichtingen niet nakomen, eerder geneigd zijn hun verplichtingen na te komen.

 

Hoogwaardige handhaving is terug te vinden in de cirkel van naleving. De cirkel van naleving bestaat uit vier categorieën: de eerste twee zijn preventief van aard, de laatste twee repressief.

De preventieve activiteiten bestaan uit vroegtijdig informeren en optimaliseren dienstverlening; de repressieve activiteiten uit vroegtijdige detectie/toezicht en sanctioneren. De cirkel omvat hierdoor een sluitende aanpak. De kern van de cirkel is dat het effectiever is aan te zetten tot wenselijk gedrag dan niet naleven te bestraffen. De cirkel verbindt zo rechtmatigheid met doelmatigheid.

 

 

2.1. Klantniveau en organisatieniveau

In dit onderdeel wordt een uitsplitsing gemaakt tussen klantniveau en organisatieniveau.

Klantniveau is van toepassing bij alle drie de wetten: Pw (bijstandsuitkering en bijzondere bijstand), Wmo (maatwerkvoorziening of pgb) en Jw (individuele voorziening of pgb). Organisatieniveau is vooral van toepassing binnen de Wmo en de Jw (zorgaanbieders) voor het onderwerp rechtmatigheid en fraude.

2.1.1. Klantniveau

  • Vroegtijdig informeren

Inwoners zijn er zelf verantwoordelijk voor dat zij kennis hebben van de regels waar ze zich aan moeten houden. Iedere burger moet in principe weten welke verplichtingen horen bij het ontvangen van een voorziening. Onrechtmatig gedrag, onbewust en ongewild, door bijvoorbeeld onwetendheid, laaggeletterdheid of door een verkeerd verwachtingspatroon, moet voorkomen worden. Daarom is het van belang om de inwoner zo vroeg mogelijk, herhaaldelijk en zo volledig mogelijk te informeren over de rechten en plichten die aan het aanvragen en ontvangen van een gemeentelijke, dan wel wettelijke, voorziening zijn verbonden. Hierbij wordt aangesloten bij het communicatieniveau van de inwoners. Juiste, eenduidige en tijdige informatie is een noodzakelijke basisvoorwaarde voor een heldere handhavingspraktijk.

  • Optimaliseren dienstverlening

Goed voorbeeld doet goed volgen. De kans dat inwoners zich houden zich aan regels en afspraken wordt groter als de gemeente dit zelf ook doet. Als de gemeente zich zelf aan afspraken houdt, helder communiceert en inwoners correct bejegent, is de verwachting dat inwoners eerder geneigd zullen zijn zelf dit gedrag ook te vertonen.

  • Vroegtijdige detectie (toezicht)

Er zijn twee typen toezicht te onderscheiden. Allereerst is er het toezicht op naleving en kwaliteit.

Het gaat dan om het toezicht op de naleving van de (kwaliteits-)eisen zoals gesteld in wet- en regelgeving met betrekking tot de geleverde voorziening. Hoewel bij kwaliteit vaak wordt gedacht aan zorgaanbieders (organisaties), kan zorg ook geleverd worden door individuele zorgverleners (professionals of familieleden). Ten tweede is er het toezicht op rechtmatigheid en fraude, zodat het ten onrechte ontvangen van een voorziening wordt bestreden. Periodieke heronderzoeken naar toegekende voorzieningen maken hier onderdeel van uit.

Toezicht kan reactief en proactief zijn. Reactief toezicht is toezicht naar aanleiding van calamiteiten en incidenten, dus signaalgestuurd toezicht. Calamiteiten en incidenten moeten altijd gemeld worden bij de toezichthouder. Proactief toezicht richt zich op kwaliteit en wordt beschouwd als risicogestuurd en/of thematisch toezicht. Afhankelijk van doel en vorm, is het effectiever om toezicht en controle op maat uit te voeren. Dit betekent meer toezicht en controle in situaties waar het nodig is en minder toezicht en controle in situaties waar de kans op onrechtmatigheden klein is.

  • Sanctioneren

Fraude mag niet lonen, zodat inwoners die niet correct of onrechtmatig handelen geen gewin hebben ten opzichte van diegenen die wel correct handelen. Inwoners die zich bewust niet aan de afspraken houden, worden aangepakt. Daarbij moeten terugvorderingen en boetes ook werkelijk geïncasseerd worden, zodat het voordeel dat de fraudeur heeft genoten wordt ontnomen. Als fraude niet wordt bestraft verliest het handhavingsbeleid aan geloofwaardigheid en draagvlak bij de inwoners. Bij de zwaardere fraudezaken, waarbij ook strafrechtelijke vervolging mogelijk is, wordt aangifte gedaan. De sociaal rechercheur(s) (BOA) maken dan proces verbaal op, waarna de fraudeur zich moet verantwoorden voor de strafrechter.

2.1.2. Organisatieniveau

De cirkel van naleving kan ook worden toegepast voor organisaties, zoals zorgaanbieders. Het betreft dan vooral aanbieders binnen de Wmo en Jw; niet binnen de Pw, want daar is de gemeente zelf de ‘leverancier’.

  • Vroegtijdig informeren

Fraude moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarom is het van belang om ook organisaties zo vroeg mogelijk, herhaaldelijk en volledig te informeren over de rechten en plichten die aan het aanbieden van de voorziening zijn verbonden. In het inkoopcontract worden hierover afspraken gemaakt.

  • Optimaliseren dienstverlening

De gemeente verlangt van zorgaanbieders dat zij zich aan regels en afspraken houden en dat zij ook op eigen initiatief hun dienstverlening verbeteren. Aanbieders en voorzieningen binnen de Wmo en Jw moeten aan kwaliteitseisen voldoen, zoals in de betreffende wetten gesteld. Ten aanzien van de kwaliteit worden in de algemene voorwaarden, uitvoeringsvoorwaarden en inkoopcontracten afspraken vastgelegd.

  • Vroegtijdige detectie (toezicht)

Toezicht op naleving en kwaliteit gaat om toezicht op de naleving van de (kwaliteits-) eisen zoals gesteld in wet- en regelgeving met betrekking tot de geleverde voorziening. Monitoring is een belangrijk middel om de kwaliteit te borgen of te verbeteren. Bij toezicht op rechtmatigheid en fraude wordt het ten onrechte ontvangen van een voorziening bestreden. Periodieke heronderzoeken naar toegekende voorzieningen maken hier onderdeel van uit. Het is niet effectief om bij elke zorgaanbieder op dezelfde wijze toezicht en controle vorm te geven. Toezicht en controle op maat betekent meer toezicht en controle in situaties waar het nodig is en minder toezicht en controle in situaties waar de kans op onrechtmatig gedrag gering is.

  • Sanctioneren

Als de toezichthouder vaststelt dat de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is, kan hij/zij de zorgaanbieder vragen verbetervoorstellen op te stellen. De toezichthouder zal de verbeteringen na een periode controleren. Daarnaast kan hij/zij de contractmanagers van de gemeente verzoeken de uitvoering van de verbetermaatregelen te monitoren. Als de verbeteringen niet toereikend zijn, kan de gemeente via de inkoopcontracten een sanctie opleggen. Als een gecontracteerde aanbieder onvoldoende kwaliteit levert of fraudeert kan de gemeente, afhankelijk van de bepalingen in het contract, de overeenkomst met de zorgaanbieder beëindigen of geen nieuwe cliënten meer bij de aanbieder laten instromen. Het is daarom van belang in de contracten met de aanbieders kwaliteitsbepalingen op te nemen. Bij fraudezaken wordt aangifte gedaan, want fraude mag niet lonen.

 

Daar waar het gaat om verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget, wordt vooraf een controle gedaan op de wettelijke voorwaarden. Als achteraf blijkt dat niet aan die voorwaarden voldaan is of niet meer aan wordt voldaan, kan het pgb als verstrekkingsvorm worden beëindigd. De wet geeft voorwaarden wanneer het recht op een voorziening kan worden ingetrokken en wanneer de gemeente de bevoegdheid heeft om de geldswaarde van een ten onrechte ontvangen voorziening te vorderen.

Hoofdstuk 3 Wettelijk/juridisch kader

 

De wetten binnen het sociaal domein verschillen op een aantal punten van elkaar. Bij de Pw hebben gemeenten vooral te maken met inwoners (uitkeringsgerechtigden). Verder heeft deze wet schending van de informatieplicht en arbeids- en re-integratieverplichtingen opgenomen in de wettelijke bepalingen. Hiermee is sprake van een wettelijke basis voor het uitvoeren van een sanctie. De Wmo en Jw kennen dergelijke bepalingen niet. De sanctie blijft hier beperkt tot het terugvorderen en/of verrekenen van het ten onrechte verkregen bedrag. Aangifte is wel mogelijk; hiermee is het reguliere strafrechtregime van toepassing. Bij de Wmo en Jw hebben gemeenten zowel te maken met inwoners als organisaties.

3.1. Op klantniveau

Inwoners hebben een inlichtingenplicht (artikel 17 lid 1 Pw, artikel 2.3.8 lid 1 Wmo en artikel 8.1.2 lid 1 Jeugdwet).

  • Bij de Pw zijn door het college aangewezen ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de wet (artikel 76a Pw). Verwijtbare schending van de inlichtingenplicht wordt bestraft met een bestuurlijke boete, dus een sanctie. Bij de Wmo en de Jw is er bij schending van de inlichtingenplicht niet automatisch sprake van fraude. De gemeente moet opzet kunnen aantonen (artikel 2.1.3 Wmo en artikel 2.9 Jw), maar sanctionering (opleggen van een boete) is niet mogelijk.

  • Het terugvorderen van ten onrechte verstrekte voorzieningen als gevolg van schenden van de inlichtingenplicht is een verplichting binnen de Pw (artikel 58 lid 1 Pw). Het verrekenen van de openstaande fraudevorderingen met de uitkering is binnen de Participatiewet ook een verplichting (artikel 60 lid 4 Pw).

  • Binnen de Wmo en Jw gaat het om een kan-bepaling2 (artikel 2.4.1 Wmo en artikel 8.1.4 Jw). De gemeente is niet verplicht is om tot terugvordering over te gaan als er sprake is van een voorziening die onterecht is verstrekt omdat de inwoner onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt.

  • Inwoners zijn verplicht om mee te werken aan onderzoek in het kader van de rechtmatigheid (artikel 17 lid 2 Pw, artikel 2.3.8 lid 2 Wmo en artikel 8.1.2 lid 3 Jw). Heronderzoek van verstrekkingen van voorzieningen is eveneens een wettelijke taak van gemeenten (artikel 2.3.9 lid 1 Wmo en artikel 8.1.3 Jw).

  • Bij het schenden van de arbeidsverplichtingen is de gemeente verplicht sancties op te leggen (artikelen 8, 18 en 58 Pw.) Ook moeten inwoners voldoen aan de Wet Taaleis.

3.2. Op organisatieniveau

Binnen de Wmo en de Jw zijn aanbieders betrokken om aan inwoners zorg en ondersteuning in brede zin aan te bieden. Dat kan zijn zorg in natura (ZiN) of via een persoonsgebonden budget (pgb).

  • Binnen de Wmo heeft de gemeente de wettelijke plicht een toezichthouder aan te stellen (artikel 6.1 lid 1 Wmo). Deze ziet toe op de naleving van de wet en op de kwaliteit van de zorgaanbieders. Aanbieders dienen ondersteuning van goede kwaliteit te leveren (artikel 3.1 Wmo). De toezichthouder Wmo2015 heeft bepaalde verplichtingen en bevoegdheden op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:11 t/m 5:20 Awb). Aanbieders zijn verplicht om calamiteiten of geweld te melden aan de toezichthouder Wmo (artikel 3.4 lid 1 Wmo). Organisaties zijn verplicht om mee te werken aan onderzoek (artikel 5:20 Awb).

  • Binnen de Jw is geregeld dat toezicht op kwaliteit en naleving van de wet bij de samenwerkende jeugdinspecties is ondergebracht (artikelen 9.1 en 9.2 Jw). Deze bestaan uit de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ i.o.) en de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ). Aanbieders zijn verplicht om calamiteiten of geweld te melden aan de toezichthoudende rijksinspecties (artikel 4.1.8 Jw). Organisaties zijn verplicht om mee te werken aan onderzoek (artikel 5:20 Awb).

  • De gemeente kan onrechtmatigheden bij aanbieders ook privaatrechtelijk voorkomen en bestrijden via contractbeheer en uiteraard door – bij slechte ervaringen – contracten niet meer voort te zetten. Binnen de Wmo zijn gemeenten hier zelf verantwoordelijk voor; binnen de Jw worden signalen door gemeenten doorgegeven aan SDF3, die vervolgens de contracten opnieuw beziet.

3.3. Privacy en integrale handhaving

Binnen het sociaal domein worden veel persoonsgegevens verwerkt, waaronder bijzondere persoonsgegevens zoals medische en financiële gegevens. Op 25 mei 2018 is de Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG) in werking getreden. Deze wet stelt strenge eisen aan het verwerken van persoonsgegevens: verwerking is alleen toegestaan als daar een in de AVG genoemde grondslag voor is. Binnen het sociaal domein is de uitvoering van een wettelijke plicht of overheidstaak in de meeste gevallen de verwerkingsgrondslag. Het college mag alleen gegevens verwerken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de wet. Gegevens moeten op de minst belastende wijze verkregen worden: zo is bijvoorbeeld een huisbezoek niet toegestaan als de informatie op een minder belastende manier verkregen kan worden. Daarnaast gelden eisen van doelbinding en dataminimalisatie (alleen gegevens verwerken die noodzakelijk zijn: need-to-know in plaats van nice-to-know).

 

In ieder van de domeinwetten heeft het college de bevoegdheid om (bijzondere) persoonsgegevens te verwerken. Het uitwisselen van gegevens over de verschillende domeinen is alleen toegestaan na vrijelijk gegeven toestemming van de belanghebbende. Omdat er in het sociaal domein in het algemeen een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen belanghebbende en gemeente kan van vrijelijk gegeven toestemming geen sprake zijn. Voor de gegevensuitwisseling zonder toestemming is een wetswijziging nodig. Gegevensuitwisseling met andere instanties is limitatief geregeld in de afzonderlijke domeinwetten. In de "Matrix gegevensuitwisseling bij uitvoering, fraudepreventie en fraudebestrijding Wmo2015 en Jeugdwet" van de VNG, is aangegeven welke organisaties gegevens met elkaar mogen delen.(https://vng.nl/sites/default/files/publicaties/2019/matrix_gegevensuitwisseling.pdf)

Naast de regels uit de AVG en de domeinwetten spelen ook andere wetten een rol, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van strafrechtelijk optreden tegen fraude of misbruik van voorzieningen.

De beperking in gegevensverwerking en -uitwisseling heeft invloed op de handhavingspraktijk.

De balans tussen privacybescherming enerzijds en handhaving anderzijds is daarom een blijvend aandachtspunt.

3.4. Handhavingskoers 2022 – 2025 Rijksoverheid

Het handhavingsbeleid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt versterkt in de periode 2022 – 2025. Uitgangspunt van de Handhavingskoers 2022-2025 is dat burgers en bedrijven zich aan de regels houden en vanuit vertrouwen daarop worden benaderd. Oneigenlijk gebruik en misbruik ondermijnen het draagvlak voor het sociaal stelsel. Er moet meer worden ingezet op preventie en passend optreden tegen burgers en bedrijven die de regels niet naleven. De focus van het handhavingsbeleid begint bij preventie als onderdeel van dienstverlening (incl. voorkomen van onnodige verstrekking) en het stimuleren van naleving bij die groep die wel wil naleven, maar dat om verschillende redenen nog niet doet. Informatiegestuurd werken is daarbij cruciaal om effectief te handhaven. Daarnaast is transparantie over de inzet van data- en risico gestuurde inzet noodzakelijk. Daar waar regels bewust of onbewust niet worden nageleefd is er ruimte voor corrigerende en repressieve handelingen. Als sluitstuk staat er een sanctionerings- en invorderingsinstrumentarium aan de uitvoering ter beschikking dat hen in staat stelt proportioneel en evenwichtig te reageren.

De verwachting is dat het handhavingsbeleid op deze manier meer in balans komt met de instrumenten en interventies die gericht zijn op rechtmatigheid en sanctionering. De uitgangspunten van deze koers sluiten aan op de visie van de gemeente Ooststellingwerf.

(https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2021/12/16/tweede-kamerbrief-bijlage-meerjarige-handhavingskoers-2022-2025)

3.5. Risico-indicatoren

Risico-indicatoren zijn een hulpmiddel om de alertheid op mogelijke onregelmatigheden te vergroten. Het zijn voorbeelden van situaties die kunnen duiden op misstanden of fraude. Bij organisaties die op één of meer risico-indicatoren positief scoren, bestaat een hoger risico op oneigenlijk gebruik/misbruik.

 

Pgb’s zijn in het algemeen fraudegevoeliger dan naturaverstrekkingen. Daarnaast zijn bepaalde vormen van maatschappelijke ondersteuning fraudegevoeliger dan andere. Hoge pgb-bedragen bij bijvoorbeeld beschermd wonen en begeleiding zijn risicogevoelig. Als de gemeente misbruik of oneigenlijk gebruik constateert kan de verstrekking van de maatwerkvoorziening stoppen (afhankelijk van de situatie). Daarnaast bestaat de mogelijkheid om bij pgb-misbruik verdere keuzevrijheid te weigeren en louter ondersteuning in natura te bieden.

 

Een belangrijke factor is de vraag of er sprake is van verwijtbaarheid of schuld bij het begaan van een overtreding. Als blijkt dat een voorziening (Wmo of Jeugd) ten onrechte is verstrekt, kan het recht daarop worden stopgezet. Ten onrechte verstrekte bedragen of de kosten van naturavoorzieningen kunnen worden teruggevorderd. De mogelijkheden voor de gemeente om tot terugvordering (invordering) van een geldbedrag over te gaan, zijn beperkt tot die gevallen waarin een voorziening onterecht is verstrekt omdat de inwoner onvolledige of onjuiste gegevens heeft verstrekt. De Jw en de Wmo bieden geen grondslag voor het opleggen van bestuursrechtelijke boetes. De reden/oorzaak van de overtreding is dus medebepalend voor de mogelijkheden om (handhavend) op te treden.

 

Het college heeft op grond van artikel 125 Gemeentewet de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen. Op grond van artikel 5:32 Awb kan in plaats daarvan ook een last onder dwangsom worden opgelegd. Met deze sancties kan dus worden afgedwongen dat zorgaanbieders (alsnog) voldoen aan kwaliteitscriteria die zijn opgenomen in wettelijke voorschriften. Bestuursdwang en de last onder dwangsom zijn herstelsancties. Dit betekent dat de sanctie erop gericht is een overtreding geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken of te beëindigen, herhaling te voorkomen, of de gevolgen van een overtreding weg te nemen of te beperken (artikel 5:2 Awb). Met deze sancties kan dus worden afgedwongen dat zorgaanbieders (alsnog) voldoen aan kwaliteitscriteria die zijn opgenomen in wettelijke voorschriften. Een bestuurlijke boete kan slechts worden opgelegd aan Veilig Thuis op grond van artikel 4.3.4 Wmo.

Hoofdstuk 4 Uitgangspunten uitvoering handhaving sociaal domein

 

De uitgangspunten die worden nagestreefd bij de uitvoering van integrale hoogwaardige handhaving worden in dit hoofdstuk toegelicht. Bij de uitgangspunten wordt onderscheid gemaakt tussen preventieve activiteiten, waaronder vroegtijdig informeren en optimale dienstverlening, en repressieve activiteiten waaronder vroegtijdige detectie en sanctionering. In § 4.1 worden de toekomstige uitgangspunten per activiteit op organisatieniveau beschreven, gevolgd door een beschrijving van de huidige aanpak. Zo wordt duidelijk dat in de huidige uitvoeringspraktijk al aandacht is voor de uitgangspunten van hoogwaardig handhaven. Deze visie is in dit document nader gecodificeerd en hernieuwd.

4.1. Aanpak op klantniveau

  • Activiteit: Vroegtijdig informeren

Communicatie is een belangrijk instrument bij handhaving, zowel intern als extern. Veel oneigenlijk gebruik komt voort uit onwetendheid. Goede voorlichting is daarom van essentieel belang.

 

Toekomstig uitgangspunt:

De gemeente zet in op vroegtijdige informatievoorziening via allerlei kanalen, zowel intern als extern en zowel op klantniveau als organisatieniveau. De ambitie is om op klantniveau aan te sluiten bij taalniveau B1, zodat 95% van de inwoners wordt bereikt.

 

  • Huidige uitvoering Participatiewet:

    Bij de aanvraag op grond van de Pw wordt de cliënt geïnformeerd over de rechten en plichten die aan de uitkering verbonden zijn. Er wordt bij een aanvraag voor levensonderhoud standaard een huisbezoek afgelegd. Het ‘Protocol huisbezoeken Sociaal Domein’ van de VNG wordt hierbij gehanteerd. Tijdens het huisbezoek worden de brochures “Toelichting op het aanvraagformulier Bijzondere Bijstand en Minimaregelingen” en de “Regelingenwijzer” uitgereikt, en de rechten en plichten besproken. Deze informatie is ook terug te vinden op de gemeentelijke website.

  • Huidige uitvoering Wmo:

    Bij de uitvoering van de Wmo wordt algemene informatie over rechten en plichten verstrekt.

    Dit gebeurt zowel telefonisch als aan de balie. Na de melding wordt er een informatiefolder verstrekt. Tijdens het keukentafelgesprek wordt gesproken over de rechten en plichten, na het keukentafelgesprek wordt een onderzoeksverslag opgemaakt met de bevindingen. Deze wordt na afronding van het onderzoek, inclusief begeleidende brief, opgestuurd naar de inwoner.

  • Huidige uitvoering Jeugdwet:

    Er wordt gezamenlijk met de zorgvrager een ondersteuningsplan opgesteld waarin opgenomen is waarop de jeugdige recht heeft en eventuele verplichtingen. Dit is van toepassing bij zowel ZIN als pgb. Bij ZIN is doorverwijzing door wettelijk bevoegde derden ook mogelijk. Als hiervan sprake is heeft de gemeente slechts de taak om een voorziening af te geven.

 

  • Activiteit: Optimaliseren dienstverlening

Inwoners worden het beste geholpen wanneer zij ook daadwerkelijk in beeld zijn en zich gehoord en gezien voelen. Vervolgacties van medewerkers worden snel en effectief opgepakt en uitgevoerd.

Onder optimale dienstverlening hoort ook administratieve lastenverlichting, waardoor de inwoner niet iedere keer gegevens hoeft aan te leveren die al bekend zijn. Een goed functionerend ICT-systeem is daarbij onmisbaar. Soms kan het voorkomen dat inwoners gegevens (meermaals) moeten aanleveren, bijv. gegevens die bij de ene afdeling bekend zijn, maar niet mogen worden gedeeld met de andere afdeling op grond van de privacywetgeving.

 

Toekomstig uitgangspunt:

De inwoner staat centraal, waarop al het gemeentelijk handelen zich concentreert. Communicatie is klantgericht en afspraken worden vastgelegd. De inwoner blijft in beeld via vaste periodieke contactmomenten. Binnen de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie worden werkprocessen en werkinstructies vastgelegd ten behoeve van een uniforme werkwijze en worden zo nodig gezamenlijke casuïstiekbesprekingen tussen de verschillende teams gehouden.

 

  • Huidige uitvoering Participatiewet:

    Inwoners hebben geen vaste inkomensconsulent: het maakt niets uit wie de vraag beantwoordt, zolang de vraag maar wordt beantwoord. Dit impliceert dat alle inkomensconsulenten over dezelfde informatie en kennis beschikken. Inwoners hebben wel een vaste werkconsulent.

    De gemeente werkt met mutatieformulieren. Die leveren inwoners alleen in als er sprake is van een wijziging. Collega’s geven elkaar feedback op de dingen die goed gaan en de dingen die beter kunnen. Daarnaast is er tijdens de werkoverleggen ruimte voor casusbesprekingen.

    Er wordt periodiek heronderzoek verricht, dit gebeurt uit eigen beweging of naar aanleiding van een (IB) signaal. 4

  • Huidige uitvoering Wmo:

    Bij de Wmo hebben inwoners geen vaste gebiedsteammedewerker. Bij de werkverdeling wordt wel gekeken naar de medewerker die indien van toepassing, eerder betrokken is geweest. Indien mogelijk pakt deze de vraag op. Inwoners kunnen zich telefonisch, fysiek of per e-mail melden. Naar aanleiding van de melding vindt het keukentafelgesprek plaats bij inwoners thuis, of als dit niet mogelijk is, telefonisch/digitaal. De gebiedsteammedewerkers met specialisme Wmo werken met casuïstiek-overleggen en een wekelijkse werklijst-verdeling.

    Er wordt periodiek heronderzoek verricht. Dit gebeurt uit eigen beweging of naar aanleiding van een signaal. Bij het afgeven van een indicatie wordt direct een eerste evaluatiemoment gepland. Eén van de belangrijkste graadmeters of de dienstverlening op peil is, is de tevredenheid van de inwoners die gebruik maken van ondersteuning. De gemeente doet sinds maart 2020 doorlopend cliënttevredenheidsonderzoek met inschakeling van bureau Magis.

    Deze onderzoeken worden zowel voor Jeugd en Wmo uitgevoerd. Voor de uitvoering van de Pw gebeurd dit (nog) niet. Resultaten van dergelijke tevredenheidsonderzoeken leveren input voor verbetering van de dienstverlening.

  • Huidige uitvoering Jeugdwet:

    Er vinden gesprekken plaats tussen Gebiedsteam en de zorgvragers bij het opstellen van het ondersteuningsplan. Het bespreken van de voortgang ervan, vindt al of niet in samenspraak plaats met de zorgaanbieder. Dit vindt alleen plaats bij doorverwijzing door het Gebiedsteam en is van toepassing bij ZIN en pgb.

 

  • Activiteit: Vroegtijdige detectie (toezicht)

Ondanks het preventieve effect van goede voorlichting en optimale dienstverlening kan het gebeuren dat voorzieningen toch oneigenlijk gebruikt worden. Dit moet zo snel mogelijk worden opgespoord, zodat erger wordt voorkomen. Toezichthouders toetsen op kwaliteit en rechtmatigheid. Zowel bij inwoners als bij organisaties. Dit gebeurt op basis van signalen en steekproefsgewijs. Via interne controle worden steekproefsgewijs de verschillende regelingen en het eigen functioneren van de gemeente gecontroleerd.

 

Toekomstig uitgangspunt:

De gemeente zet in op vroegtijdige detectie door themacontroles, heronderzoeken, risicogestuurd handhaven en deskundigheidsbevordering van medewerkers. Protocollen en verificatie- en validatieplannen zijn actueel.

 

  • Huidige uitvoering Participatiewet:

    De inrichting van het toezicht op de uitvoering in beginsel vrijgelaten. Wél wordt elke aanvraag voor levensonderhoud door een toetser gecontroleerd. Na drie maanden volgt standaard een verkort heronderzoek om te controleren of alle gemaakte afspraken worden nagekomen.

    Elke vier jaar volgt een uitgebreid heronderzoek om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren. Bij een vermoeden van oneigenlijk gebruik is de handhavingsspecialist vanaf het moment van het aanvragen van een uitkering beschikbaar voor overleg, onderzoek en het verrichten van een (onaangekondigd) huisbezoek.

  • Huidige uitvoering Wmo:

    Elke Wmo aanvraag wordt collegiaal getoetst. Voor de uitvoering van het toezicht is bepaald dat het college personen aanwijst die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op kwaliteit en rechtmatigheid. De inrichting van het toezicht is in beginsel vrijgelaten. De gemeente Ooststellingwerf heeft het toezicht zelf georganiseerd. Hiervoor heeft het college een toezichthouder sociaal domein (handhavingsspecialist) aangewezen. Toezicht op de rechtmatigheid alsmede toezicht op de kwaliteit is belegd bij de ‘handhavingsspecialist sociaal domein.’

  • Huidige uitvoering Jeugdwet:

    Bij aanvragen in het kader van de Jeugdwet, vind er collegiale toetsing plaats.

    Het toezicht op kwaliteit wordt uitgevoerd door SDF en de rijksinspecties IGJ i.o. en IVenJ. Toezicht op de rechtmatigheid van pgb-voorzieningen binnen in het kader van d Jeugdwet is belegd bij de gemeente. Hiervoor geldt voor de gemeente Ooststellingwerf hetzelfde als voor de Wmo en wordt het toezicht binnen de Jw uitgevoerd door de handhavingsspecialist sociaal domein.

 

De gemeente maakt gebruik van diverse instrumenten, zoals huisbezoeken en signaalonderzoeken (inlichtingenbureau, bestandsvergelijkingen en themacontroles). Deze instrumenten worden proportioneel ingezet. Deze werkwijze geldt voor zowel de controle bij de aanvraag van een voorziening als voor de controle op de rechtmatigheid van reeds verstrekte voorzieningen.

 

  • Activiteit: Sanctioneren

Zonder daadwerkelijk sanctioneren wordt fraudebestrijding ongeloofwaardig. Een adequate sanctie is essentieel, ook vanwege de preventieve werking op toekomstige potentiële fraudeurs. Snel en correct terugvorderen is hierbij van belang. Bestuursrechtelijke fraudeonderzoeken kosten minder tijd dan strafrechtelijke fraudeonderzoeken. Het bereik van het handhavingsbeleid en daarmee veronderstelde pakkans wordt hiermee groter. Aan de andere kant heeft strafrechtelijke vervolging een grotere afschrikwekkende werking dan een bestuursrechtelijke afdoening. In situaties waarin stopzetting en terugvordering van ten onrechte ontvangen voorzieningen (Wmo en Jw) geen wettelijke verplichting is, hanteert de gemeente Ooststellingwerf dat, als sprake is van schuld/verwijtbaarheid, er overgegaan wordt tot stopzetting en terugvordering, mits dit gelet op de individuele omstandigheden proportioneel (redelijk en billijk) is.

 

Toekomstig uitgangspunt:

De gemeente Ooststellingwerf zet in op snelle afhandeling van fraudeonderzoeken en maatregelen, zoals terugvordering en boetes. De nadruk ligt op tijdige afhandeling, zodat de kans dat het onderzoek strafrechtelijk moet worden afgehandeld, wordt verkleind. Bij zaken waarbij strafrechtelijke vervolging mogelijk (noodzakelijk/wenselijk) is, wordt aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.

 

  • Huidige uitvoering Participatiewet:

    Wanneer sprake is van schending van de inlichtingenplicht wordt er beoordeeld of er een boete moet worden opgelegd. Bij het vaststellen van de hoogte van de boete wordt rekening gehouden met de mate van verwijtbaarheid en eventueel aanwezige bijzondere omstandigheden. Daarnaast wordt de op te leggen boete getoetst aan de financiële draagkracht. Als gemaakte afspraken met de gemeente en/of de verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling niet worden nagekomen, dan moet de gemeente een maatregel opleggen. Er wordt dan tijdelijk een lagere uitkering of zelfs een bepaalde tijd helemaal geen uitkering uitbetaald. De gemeenteraad heeft in een verordening vastgelegd in welke gevallen welke verlaging plaatsvindt.

  • Huidige uitvoering Wmo:

    Als een inwoner via/met een pgb fraudeert, kan hij/zij het recht op een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb verliezen. Ook kan de gemeente bij toekomstige hulpvragen weigeren de inwoner een pgb te verstrekken en alleen de mogelijkheid van zorg in natura aanbieden. Als er sprake is van het opzettelijk verstrekken van onjuiste gegevens kan de gemeente de kosten van de voorziening terugvorderen, ook als die in natura is verstrekt. Strafrechtelijke aangifte tegen de inwoner en eventueel tegen degene die voorzieningen of diensten heeft geleverd via een pgb is ook mogelijk.

  • Huidige uitvoering Jeugdwet:

    De toekenning voor de ZiN-voorziening en/of pgb kan worden ingetrokken. Ten onrechte ontvangen bedragen kunnen worden teruggevorderd. Ook hier geldt dat het stopzetten van het recht op een voorziening en de mogelijkheid om tot terug- of invordering over te gaan, geen verplichting is.

4.2. Aanpak op organisatieniveau

  • Activiteit: Vroegtijdig informeren

Toekomstig uitgangspunt:

Zorgaanbieders worden goed en vroegtijdig voorgelicht over het kwaliteits- en toezichtskader waaraan zij moeten voldoen.

 

  • Huidige uitvoering Wmo:

    Voor bestaande aanbieders zijn de eisen ten aanzien van kwaliteit en toezicht vastgelegd en verwerkt in de contracten. Bij een nieuwe Wmo-zorgaanbieder gaat de gemeentelijke accountmanager in gesprek over het toekomstige contract, facturering en communicatie. Ook wordt relevante wet- en regelgeving (contractafspraken) besproken waaraan de aanbieder moet voldoen. De gemeente Ooststellingwerf hanteert hierbij de Inkoopvoorwaarden voor levering en diensten OWO 2019. SDF voert namens de gemeente Ooststellingwerf de Wmo uit als het gaat om regionale taken. Onder de regionale Wmo-taken vallen (de voorbereiding voor) contractering van Opvang, Beschermd Wonen en de aanpak Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

  • Huidige uitvoering Jeugdwet:

    SDF voert namens de gemeente Ooststellingwerf de inkoop van Jeugdhulp uit, waaronder het contractbeheer, financieringsstrategie en de voorbereiding van contractering.

    SDF heeft hiervoor in samenwerking met de aangesloten gemeenten een inkoop- en bekostigingssysteem ontwikkelt.

 

  • Activiteit: Optimaliseren dienstverlening

Toekomstig uitgangspunt:

De ambitie is om risico’s van fraude met pgb binnen de Wmo en Jeugdwet te voorkomen en te verkleinen door afspraken te maken met samenwerkingspartners en door methodes/werkwijzen te ontwikkelen om meldingen te onderzoeken.

 

  • Huidige uitvoering Wmo en Jeugd:

    De gemeentelijke accountmanager/contractmanager is verantwoordelijk voor het contractbeheer met aanbieders binnen de Wmo. Er is aandacht voor kwaliteit, in samenspraak met de toezichthouder Wmo (handhavingsspecialist). Tevens is aandacht voor de mate van de klanttevredenheid. Voor een aantal onderwerpen binnen het wettelijk kader van de Wmo, voert SDF namens de gemeente Ooststellingwerf de inkoop uit.

    Het gaat dan om de inkoop van regionale taken. Bij de uitvoering van de Jw is SDF verantwoordelijk voor het contractbeheer met zorgaanbieders.

 

  • Activiteit: Vroegtijdige detectie (toezicht)

Toekomstig uitgangspunt:

Bij proactief toezicht gaat de toezichthouder in gesprek met aanbieders over kwaliteit van ondersteuning, vaak in samenspraak met de accountmanager. De toezichthouder hanteert hierbij het perspectief van de lerende organisatie. De uitvoering van toezicht op kwaliteit en rechtmatigheid wordt de komende periode nader uitgewerkt. Bij zorgaanbieders die zowel Wmo-ondersteuning als jeugdhulp leveren, vindt er nauwe samenwerking plaats tussen de toezichthouders en de rijksinspecties op basis van een landelijk afsprakenkader. De gemeente zet in op vroegtijdige detectie door themacontroles, heronderzoeken, risicogestuurd handhaven en deskundigheidsbevordering van medewerkers. Protocollen en verificatie- en validatieplannen zijn geactualiseerd.

 

  • Huidige uitvoering Wmo en Jeugd:

    Bij de Wmo gaan signalen over contracten van zorgaanbieders naar de gemeentelijke accountmanager/contractmanager. Deze gaat in gesprek met de aanbieder(s), al dan niet in samenspraak met de toezichthouder. Waar nodig wordt samengewerkt met SDF, bijvoorbeeld bij Beschermd Wonen. Binnen de gemeente Ooststellingwerf is de handhavingsspecialist tevens toezichthouder kwaliteit en toezichthouder rechtmatigheid. De toezichthouder handelt zowel reactief (naar aanleiding van een melding of een signaal over calamiteiten en incidenten) als proactief (op kwaliteit). Signalen kunnen ook betrekking hebben op onrechtmatigheid.

    Deze signalen kunnen worden gemeld bij het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ).

    Iedere gecontracteerde Wmo-aanbieder vult jaarlijks een digitale vragenlijst in. Hierin wordt o.a. gevraagd naar ingediende klachten, uitgevoerde cliëntervaringsonderzoeken en meldingen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Waar nodig wordt hierover verder het gesprek aangegaan. De gemeente heeft regels opgesteld in de verordening maatschappelijke ondersteuning over hoe oneigenlijk gebruik, misbruik en fraude te voorkomen en te bestrijden. Zorgaanbieders van maatschappelijke ondersteuning zijn verplicht om calamiteiten bij de daarvoor aangewezen toezichthouder (handhavingsspecialist) te melden. Uiteindelijk adviseert de toezichthouder en handhaaft het college. Bij de Jeugdwet wordt het toezicht uitgevoerd door SDF en de rijksinspecties IGJ i.o. en IVenJ; de rijksinspecties werken samen in het Toezicht Sociaal Domein/Samenwerkend Toezicht Jeugd (TSD/STJ). Signalen over contracten van zorgaanbieders in het kader van de Jeugdwet die bij de gemeenten worden gemeld, worden doorgeleid naar SDF.

 

  • Activiteit: Sanctioneren

Toekomstig uitgangspunt:

De gemeente Ooststellingwerf zet in op snelle afhandeling van fraudeonderzoeken en maatregelen, zoals terugvordering en boetes. Daarmee komt er meer nadruk op tijdige afhandeling, zodat de kans dat het onderzoek strafrechtelijk moet worden afgehandeld wordt verkleind. Bij zaken waarbij strafrechtelijke vervolging mogelijk is, wordt aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.

Voor organisaties die Wmo-ondersteuning uitvoeren worden kwaliteitsbepalingen opgenomen in de contracten. Deze zijn (privaatrechtelijk) afdwingbaar.

 

  • Huidige uitvoering Wmo:

    Als de gemeentelijke accountmanager/contractmanager en/of de bevoegde ambtenaar van SDF, en de toezichthouder (handhavingsspecialist) vaststellen dat de ondersteuning onvoldoende is, zal een gesprek met de aanbieder plaatsvinden. Ook kan de zorgaanbieder gevraagd worden verbetervoorstellen op te stellen (lerende organisatie). De toezichthouder (handhavingsspecialist) zal na een periode die verbeteringen controleren. Zijn de verbeteringen niet toereikend, dan kan de gemeente via de inkoopcontracten een sanctie opleggen. Als een aanbieder onvoldoende kwaliteit levert of fraudeert kan de gemeente de overeenkomst met de aanbieder beëindigen of geen nieuwe cliënten meer bij de aanbieder laten instromen. De gemeente Ooststellingwerf hanteert een standaard overeenkomst, waarin de kwaliteitseisen die aan Wmo-aanbieders worden gesteld, zijn opgenomen. Vanuit contractbeheer kan er binnen de Wmo2015 geen boete worden opgelegd, maar er zijn wel andere sanctiemogelijkheden: terugvorderen van ten onrechte betaald geld, de aanbieder uitsluiten van het contract, een schadevergoeding vorderen of strafrechtelijke aangifte doen tegen de aanbieder.

  • Huidige uitvoering Jeugdwet:

    SDF is verantwoordelijk voor de sanctionering van aanbieders die in gebreke blijven.

    Indien SDF vaststelt dat de jeugdhulp onvoldoende is, wordt de aanbieder de kans geboden om met verbetervoorstellen te komen. Zijn de verbeteringen niet toereikend, dan zal SDF via de inkoopcontracten een sanctie opleggen. Als een aanbieder onvoldoende kwaliteit levert of fraudeert, kan SDF de overeenkomst met de aanbieder beëindigen of geen nieuwe cliënten meer bij de aanbieder laten instromen. SDF stelt kwaliteitseisen bij de aanbesteding en heeft een controleplan ter uitvoering van recht- en doelmatigheidscontroles. Het actuele controleplan is te raadplegen via de website van SDF.

Hoofdstuk 5. Financiering, monitoring en evaluatie

 

Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de financiering van de hiervoor genoemde actiepunten wordt geregeld. Daarnaast is van belang om te monitoren hoe de handhaving plaatsvindt en tot welke resultaten dit leidt. Tot slot is evaluatie wenselijk om te bezien of de visie en doelen daadwerkelijk tot uitvoering worden gebracht en of dit de gewenste resultaten oplevert.

5.1. Financiering

Handhaving kost geld, maar levert bij succesvolle uitvoering geld op. Niet al het rendement is echter in geld uit te drukken, zoals het behoud van draagvlak in de samenleving. Door inzet op de voorkant van het handhavingsproces wordt verwacht aan de achterkant ‘winst’ te behalen, namelijk een afname in het aantal handhavingstrajecten.

5.2. Monitoring

Aangezien de gemeente bij handhaving kiest voor preventie in plaats van repressie is het streven dat er niet gehandhaafd hoeft te worden. Het is echter een illusie om te denken dat er helemaal niet meer gehandhaafd hoeft te worden. Het is raadzaam om regelmatig te inventariseren wat het effect van dergelijke preventieve en repressieve activiteiten is geweest.

5.3. Evaluatie

Dit meerjarenbeleidsplan wordt geëvalueerd zodra de nieuwe handhavingskoers (2025) bekend is.

Bij het evalueren van het handhavingsbeleid wordt extra aandacht geschonken aan de effecten die optreden bij de doelgroep. Op basis van de resultaten en conclusies uit deze eindevaluatie kan het wenselijk zijn om eind 2025 een nieuw handhavingsbeleidsplan op te stellen. Wanneer er tussentijdse ontwikkelingen optreden die van invloed zijn op het te voeren beleid, bijvoorbeeld bij wijziging van landelijke wet- en regelgeving, kan bijstelling/aanpassing plaatsvinden.

 

 


1

Uitvoering van de Participatiewet, Jeugdwet, Wmo2015, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) en andere aanverwante wet- en regelgeving, bijv. de inburgeringswet.

2

Een kan-bepaling betekent dat de gemeente zelf mag kiezen of zij overgaat tot terugvordering of niet. Bij de Participatiewet is terugvorderen een wettelijke verplichting, bij de Wmo en Jeugdwet mag (kan) de gemeente terugvorderen, maar dit is niet wettelijk verplicht.

3

Sociaal Domein Fryslân

4

IB-signaal: Signaal afkomstig van het inlichtingenbureau