Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Halderberge

Beleidsregel tegemoetkoming maatschappelijke participatie gemeente Halderberge

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHalderberge
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel tegemoetkoming maatschappelijke participatie gemeente Halderberge
CiteertitelBeleidsregel maatschappelijke participatie gemeente Halderberge
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 160 van de Gemeentewet
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

13-12-2022

gmb-2022-575201

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel tegemoetkoming maatschappelijke participatie gemeente Halderberge

 

Het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Halderberge;

 

gelet op artikel 160 van de Gemeentewet en art. 4:81 van Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende:

dat het wenselijk is participatie van minima in de maatschappij te bevorderen door bij te dragen in de kosten van die participatie met het oogmerk een sociaal isolement op te heffen, te verminderen of te voorkomen.

 

dat in de gemeente Halderberge maatschappelijke participatie betekent het meedoen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen: de Beleidsregel tegemoetkoming maatschappelijke participatie gemeente Halderberge;

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

De begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. Beleidsregel: de Beleidsregel tegemoetkoming maatschappelijke participatie gemeente Halderberge;

b. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge;

c. inwoner: een ieder die op datum aanvraag in de Basis Registratie Personen (BRP) ingeschreven staat in de gemeente Halderberge en daar ook feitelijk woonachtig is. Onder inwoner wordt mede verstaan het gezin.

d. kind: het minderjarige eigen, stief- of pleegkind vanaf 4 jaar;

e. inkomen:

• bij een vast periodiek maandinkomen: het netto (gezins)inkomen exclusief vakantietoeslag dat is ontvangen in de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend;

• bij maandelijks wisselende inkomsten: het gemiddelde netto (gezins)inkomen exclusief vakantietoeslag dat is ontvangen in de drie maanden voorafgaand aan de maand van aanvraag;

De artikelen 31, 32, eerste en tweede lid, 33, vijfde lid, Participatiewet zijn van toepassing.

• de inwoner met problematische schulden die:

 op basis van een uitspraak van de rechter deelneemt aan de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), of

 deelneemt aan een gemeentelijk traject Minnelijke schuldregeling natuurlijke personen (Msnp),

wordt geacht een inkomen op bijstandsniveau te hebben.

f. laag inkomen: een (gemiddeld) netto maandinkomen exclusief vakantietoeslag in de maand voorafgaande aan de maand van aanvraag of, bij wisselende inkomsten drie maanden voorafgaand aan de maand van aanvraag, dat niet hoger is dan 130% van de voor de inwoner geldende bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag, waarbij voor de vaststelling van laag inkomen:

i. het bepaalde in artikel 22a van de Participatiewet niet van toepassing is op kostendelende medebewoners

ii. voor gehuwden of een gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet wordt uitgegaan van het gezamenlijk inkomen.

g. vermogen: vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet waarbij het vermogen dat is gebonden aan de door de inwoner zelf bewoonde woning met bijbehorend erf buiten beschouwing wordt gelaten.

h. webwinkel: webwinkel Meedoen Werkplein Hart van West-Brabant.

 

Artikel 2. Recht op een tegemoetkoming maatschappelijke participatie

1. Een inwoner met een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen komt in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van maatschappelijke participatie bedoeld in artikel 6.

2. Inwoners hebben geen recht op een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel als:

a. zij niet de Nederlandse nationaliteit hebben of, als zij niet de Nederlandse nationaliteit hebben en het bepaalde in artikel 11, tweede lid Participatiewet op hen niet van toepassing is.

b. hen rechtens hun vrijheid is ontnomen.

c. zij student zijn met recht op studiefinanciering (Wet studiefinanciering 2000), of een tegemoetkoming voor scholieren (Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten).

3. Geen tegemoetkoming wordt verstrekt als:

a. blijkt dat voor de inwoner in het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan voor hem al eenzelfde bijdrage werd ontvangen door die inwoner of door zijn of haar ouders/ verzorgers;

b. deze betrekking heeft op een kalenderjaar vóór het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend.

4. Een wijziging in de persoonlijke en/of financiële omstandigheden van de inwoner na de datum waarop op de aanvraag voor een bijdrage is beslist, is niet van invloed op het eerder genomen besluit, behoudens een verhuizing van de inwoner naar een andere gemeente, niet zijnde een gemeente die deel uitmaakt van het Werkplein Hart van West-Brabant. In dat geval vervalt de eerder toegekende, maar nog niet verbruikte tegemoetkoming per de datum van verhuizing.

5. Als de inwoner zijn inlichtingenplicht niet, niet tijdig of niet volledig nakomt, kan:

a. de aanvraag voor een bijdrage worden afgewezen;

b. een eerder toegekend recht op een tegemoetkoming worden beëindigd en ingetrokken.

 

 

Hoofdstuk 2 Inhoudelijke bepalingen

 

 

§ 2.1. De uitvoering

 

Artikel 3. Uitvoeringsorganisaties

De uitvoering van deze regeling geschiedt door de in dit artikel genoemde organisaties:

a. de aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten maatschappelijke participatie, zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, wordt ingediend bij het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling het Werkplein Hart van West-Brabant zoals nader omschreven in artikel 4.

Het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkplein Hart van West-Brabant beslist op de aanvragen.

Het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkplein Hart van West-Brabant beslist op bezwaarschriften tegen besluiten als hiervoor aangehaald.

b. In afwijking van het bepaalde onder a wordt de aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten maatschappelijke participatie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, lid onder c, d en e ingediend bij de Stichting Leergeld Noord-West Brabant.

c. In afwijking van het bepaalde onder a wordt de aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten maatschappelijke participatie genoemd in artikel 6, tweede lid, onder c, ingediend bij de Stichting Leergeld Noord-West Brabant.

 

Artikel 4. Aanvraag bij het Werkplein Hart van West-Brabant

1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming maatschappelijke participatie bedoeld in artikel 3 onder a, wordt uiterlijk voor 1 november van het lopende kalenderjaar ingediend. De aanvraag wordt digitaal ingediend via het daarvoor beschikbaar gestelde aanvraagformulier op de website van het Werkplein Hart van West-Brabant. In afwijking van deze digitale aanvraag is een schriftelijke aanvraag mogelijk als naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur bijzondere omstandigheden in het individuele geval hiertoe aanleiding geven.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het Werkplein de tegemoetkoming maatschappelijke participatie ook ambtshalve toekennen als de inwoner in het voorafgaande kalenderjaar gebruik heeft gemaakt van de webwinkel en het (gezins)inkomen van de inwoner in het lopende kalenderjaar bestaat uit algemene periodieke bijstand.

3. De tegemoetkoming in de kosten van maatschappelijke participatie als bedoeld in artikel 5, eerste lid wordt als het winkelaanbod daarin voorziet, of daarvoor een goed en vergelijkbaar alternatief biedt, besteed aan de producten en diensten die via de webwinkel van het Werkplein worden aangeboden.

4. Als de door de inwoner te maken kosten van maatschappelijke participatie wel voldoen aan het bepaalde in artikel 5 eerste lid, maar het winkelaanbod zoals bedoeld in het derde lid, hierin niet voorziet, kan de inwoner in afwijking van het derde lid de door hem te maken kosten binnen twee maanden, of bij kosten die betrekking hebben op de periode 1 november tot en met 31 december vóór 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de kosten zijn gemaakt, declareren bij het Werkplein Hart van West-Brabant. De uitbetaling van de declaratie geschiedt na overlegging van een deugdelijk bewijsstuk waaruit blijkt dat de inwoner de kosten heeft gemaakt.

5. De voor een kalenderjaar toegekende tegemoetkoming voor maatschappelijke participatie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, kan uiterlijk tot en met 31 december van dat kalenderjaar worden gebruikt. Het niet gebruikte deel van de tegemoetkoming vervalt met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de tegemoetkoming werd toegekend.

 

Artikel 5 De aanvraag bij de Stichting Leergeld Noord-West Brabant

 

1. Stichting Leergeld hanteert nadere regels ter uitvoering van deze beleidsregel.

2. Stichting Leergeld toetst in hoeverre wordt voldaan aan de in de gemeentelijke subsidieregeling gestelde voorwaarden en criteria.

3. Als de inwoner een inkomen heeft boven de geldende inkomensgrens maar hoge schulden heeft, kan de Stichting Leergeld in een individueel geval daarvan afwijken.

5. De doelgroep: kinderen

• in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar.

• waarvan de ouders een netto besteedbaar inkomen hebben tot 130% van het bijstandsniveau.

• die willen meedoen aan binnen- of buitenschoolse activiteiten en hieraan door onvoldoende financiële middelen niet kunnen deelnemen.

6. Stichting Leergeld weigert een aanvraag in enig jaar, als:

a. de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden zoals in deze beleidsregel opgenomen, dan wel nadere regels door Stichting Leergeld opgesteld;

b. de aanvraag bij Stichting Leergeld niet aan de inlichtingenplicht voldoet;

c. Stichting Leergeld onvoldoende financiële middelen voorhanden heeft.

§ 2.2. De voorzieningen

 

Artikel 6. Soorten voorzieningen

 

1. De voorzieningen voor maatschappelijke participatie op grond van deze regeling bestaan uit een tegemoetkoming in de kosten:

a. van maatschappelijke participatie;

b. voor deelname aan sport en cultuur;

c. in verband met schoolbezoek minderjarige kinderen;

d. voor deelname aan een vakantieactiviteit;

e. voor zwemlessen voor het behalen van het zwemdiploma A.

2. Onder maatschappelijke participatie als bedoeld in het eerste lid onder a vallen de volgende maatschappelijke activiteiten:

a. lidmaatschap van: culturele organisatie, fitnessinstelling, sportvereniging,

b. volgen van hobbycursussen;

c. de attributen die benodigd zijn voor het lidmaatschap van een instelling onder a of het volgen van een hobbycursus als bedoeld onder b;

d. sportkleding en sportschoenen (in beginsel tot maximaal € 66,00 per gezinslid);

e. bezoek aan: bioscoop, congres, dierentuin, evenement, museum, pretpark, schouwburg en sportwedstrijden;

f. de reis die verbonden is aan een bezoek als bedoeld onder d;

g. de koop van een reisproduct via de webwinkel;

h. activiteiten die naar aard en strekking vergelijkbaar zijn met die omschreven onder a tot en met f.

 

Artikel 7. Tegemoetkoming maatschappelijke participatie

1. De tegemoetkoming in de kosten van maatschappelijke participatie bedoeld in artikel 6 lid 1 onder a bedraagt per kalenderjaar ten hoogste:

a. € 200,00 voor kinderen van 4 tot 12 jaar;

b. € 400,00 voor kinderen van 12 tot 18 jaar;

c. € 200,00 voor volwassenen van 18 jaar en ouder.

Voor het vaststellen van de leeftijd geldt als peildatum de leeftijd op 1 juli van het kalenderjaar waarin de tegemoetkoming wordt toegekend.

2. De vergoeding van de reiskosten die zijn verbonden aan een bezoek aan een instelling als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder d, vindt plaats op basis van:

a. de kosten van openbaar vervoer van en naar de instelling, aan te tonen met vervoersbewijzen of bonnetjes, of;

b. het aantal kilometers van de heen- en terugreis volgens de kortste route van de ANWB-routeplanner, tegen een vergoeding die staat aan de vergoeding die de Belastingdienst hanteert voor onbelaste vergoeding voor woon-werkverkeer.

 

Artikel 8. Tegemoetkoming in kosten van zwemlessen voor het behalen van het zwemdiploma A

1. Aan de inwoner wordt een vergoeding verstrekt in de kosten van zwemlessen voor het behalen van het zwemdiploma A met een maximum van 48 lessen van 60 minuten af te nemen binnen twaalf maanden.

2. De kosten van deze zwemlessen worden door de gemeente rechtstreeks aan de leverancier uitbetaald.

3. De beoordeling van een aanvraag voor een tegemoetkoming in kosten van zwemlessen gebeurt door de Stichting Leergeld Noord-West Brabant.

4. Het kind dat de zwemlessen gaat volgen heeft bij aanvang van de zwemlessen tenminste de leeftijd van zes jaar.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

 

 

Artikel 9. Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als Beleidsregel maatschappelijke participatie gemeente Halderberge.

 

Artikel 10. Inwerkingtreding

1. Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2023.

2. De Beleidsregel maatschappelijke participatie gemeente Halderberge 2017, zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 13 december 2016, wordt ingetrokken.

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge op 13 december 2022,

de secretaris, de burgemeester,

mevrouw mr. C.G. Jacobs de heer drs. B.J.A. Roks