Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Delft

Beleidsregel Bibob gemeente Delft

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDelft
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Bibob gemeente Delft
CiteertitelBeleidsregel Bibob gemeente Delft
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervang de Beleidsregel BIBOB Publiekrechtelijke beschikkingen; Horeca- en seksinrichtingen van de gemeente Delft, de beleidsregel Bibob subsidies van de gemeente Delft en de beleidsregel Bibob aanbestedingen van de gemeente Delft.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2023nieuwe regeling

20-12-2022

gmb-2022-574680

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Bibob gemeente Delft

Beleidsregel Bibob gemeente Delft

 

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft,

 

gelet op:

 

  • -

    de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de navolgende:

 

Beleidsregel Bibob gemeente Delft

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

aanvraag: een aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

APV: Algemene plaatselijke verordening voor Delft;

bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft ieder voor zover het hun publiek- als ook privaatrechtelijke bevoegdheden betreft Indien het gaat om (het aangaan van) vastgoedtransacties en al dan niet verlenen van overheidsopdrachten wordt onder bestuursorgaan mede verstaan rechtspersoon met overheidstaak;

Bibob-onderzoek: een onderzoek uitgevoerd krachtens de wet. Een Bibob-onderzoek begint altijd met een eigen Bibob-onderzoek;

Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 7a, vijfde lid, van de wet;

Bureau: Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 8 en verder van de wet;

eigen Bibob-onderzoek: het onderzoek als bedoeld in artikel 7a van de Wet;:

overheidsopdracht: een opdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;

RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum;

vastgoedtransactie: een transactie zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet;

verbonden partij: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente Delft een bestuurlijk en een financieel belang heeft;

wet: Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Artikel 1.2 Toepassingsbereik van de beleidsregel

  • 1.

    Deze beleidsregel is van toepassing op Bibob-onderzoek en beslissingen van het bestuursorgaan in verband met:

    • a.

      een beschikking;

    • b.

      een overheidsopdracht;

    • c.

      een vastgoedtransactie.

  • 2.

    Deze beleidsregel is niet van toepassing als een betrokkene:

    • a.

      een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon is of een orgaan is van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon;

    • b.

      een persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed, is;

    • c.

      een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan is;

    • d.

      een rechtspersoon met een wettelijke taak of een rechtspersoon met een overheidstaak is, of

    • e.

      een verbonden partij is.

Artikel 1.3 Toepassing van de wet

  • 1.

    Uit het bepaalde in deze beleidsregel kan blijken wanneer het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek zal uitvoeren en wanneer een Bibob-onderzoek kan worden uitgevoerd.

  • 2.

    De gemeente kan in ieder geval een Bibob-onderzoek uitvoeren wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een mindere mate van gevaar of een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, op grond van

    • a.

      informatie die bij de gemeente bekend is;

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    • c.

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

    • e.

      Informatie van andere bestuursorganen;

    • f.

      informatie uit open bronnen, of

    • g.

      overige signalen en/of vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de wet.

Hoofdstuk 2 Beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassing wet bij nieuwe beschikkingen: Horeca/seksinrichtingen/coffeeshops

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal een Bibob-onderzoek uitvoeren in geval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    • -

      artikel 3 van de Alcoholwet, de vergunning voor het uitoefenen van het horecabedrijf of slijtersbedrijf;

    • -

      artikel 5 van de Drank- en horecaverordening Delft, de vergunning voor het exploiteren van een alcoholvrij horecabedrijf;

    • -

      artikel 2:27b APV, de vergunning voor de exploitatie van een coffeeshop; indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf, wijziging van rechtsvorm van de onderneming, of het wijzigen of bijschrijven van leidinggevende(n);

    • -

      hoofdstuk 3 van de APV voor de vergunning van een seksinrichting, escortbedrijf; indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf, wijziging van rechtsvorm van de onderneming, of het wijzigen of bijschrijven van beheerder;

Artikel 2.2 Toepassing wet bij nieuwe beschikkingen: speelautomaten en horeca

Het bestuursorgaan kan een Bibob-onderzoek uitvoeren in geval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

  • -

    artikel 2:25 APV, de aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten;

  • -

    bijschrijven leidinggevende op de Alcoholwetvergunning (artikel 30a Alcoholwet),

in de gevallen bedoeld in artikel 1.3, tweede lid.

Artikel 2.3 Toepassing wet bij al verleende beschikkingen: Horeca/seksinrichtingen/coffeeshops/speelautomaten

Het bestuursorgaan kan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij verleende beschikkingen die vallen onder het toepassingsbereik van artikel 2.1 en 2.2 in de gevallen dat er sprake is van duidelijke aanwijzingen van (ernstig) gevaar als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid.

Artikel 2.4 Toepassing wet bij omgevingsvergunning bouwen

  • 1.

    De gemeente zal een Bibob-onderzoek uitvoeren bij onderstaande aanvragen voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) indien de volgende criteria van toepassing zijn:

  • de aanvraag heeft betrekking op een bouwwerk, de bouwsom bedraagt meer dan € 50.000, - (excl. btw) èn de aanvraag heeft betrekking op een of meer van de volgende risico categorieën:

    • a)

      Horeca, coffeeshops, prostitutie, speelautomaathallen, hotels

    • b)

      Kamerverhuur, woningvorming

    • c)

      Woonruimte voor arbeidsmigranten

    • d)

      Voorzieningen voor logies en verhuur aan toeristen

    • e)

      Belwinkels en internetcafés

    • f)

      Handel in gebruikte goederen

    • g)

      Smart-, head-, en growshops

    • h)

      Sportscholen en fitnesscentra

    • i)

      Wellnesbranche, massage- en beautysalons, nagelstudio’s, zonnebankstudio’s

    • j)

      Autohandelbedrijven, verkoop- en verhuurbedrijven

    • k)

      Taxibedrijven

    • l)

      Vuurwerkverkooppunten

    • m)

      Vastgoedtransacties

    • n)

      Kermisexploitatie

    • o)

      Verblijfsinrichtingen

    • p)

      Woonwagenterreinen en omgevingsvergunningen ten behoeve van woonwagenterreinen

  • 2.

    De gemeente kan voorts een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanvragen voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo alsmede op die grond verleende beschikkingen, in de gevallen bedoeld in artikel 1.3, tweede lid.

Artikel 2.5 Toepassing wet bij omgevingsvergunning milieu

Het bestuursorgaan kan een Bibob-onderzoek uitvoeren in geval van een aanvraag voor een vergunning, of bij een reeds verleende vergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer), en artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo (omgevingsvergunning beperkte milieutoets), in de gevallen bedoeld in artikel 1.3, tweede lid.

Artikel 2.6 Toepassing wet bij nieuwe beschikkingen: gebouw-, gebieds- en branchegebonden vergunningen

Het bestuursorgaan kan een Bibob-onderzoek uitvoeren voor een aangevraagde vergunning op grond van artikel 2:64, derde lid, van de APV betreffende een gebouw-, gebieds- of branchegebonden vergunning in de gevallen bedoeld in artikel 1.3, tweede lid.

Artikel 2.7 Toepassing wet bij subsidies

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal een Bibob-onderzoek uitvoeren bij een subsidieaanvraag, indien er 2 of meer punten gescoord worden op de volgende vragen:

    • a)

      dient de subsidieaanvrager een aanvraag om subsidie in van €20.000 of hoger (1P);

    • b)

      heeft de subsidieaanvrager nog niet eerder subsidie aangevraagd bij het bestuursorgaan (1P);

    • c)

      is de rechtspersoon die de subsidie aanvraagt niet langer dan twaalf maanden geleden opgericht (1P);

    • d)

      is de afgelopen zes maanden sprake geweest van een bestuurswisseling of directiewisseling bij de rechtspersoon die de subsidie aanvraagt (2P);

    • e)

      is de rechtspersoon die de subsidie aanvraagt (of diens (middellijk) bestuurders of een andere organisatie van die (middellijk) bestuurders van de rechtspersoon) de afgelopen vijf jaar betrokken- of is deze betrokken geweest bij een faillissement (2P);

    • f)

      betreft het een rechtspersoon waarbij de accountant zich bij de controle heeft onthouden van een oordeel, voor zover dat vereist was of waarbij de accountant bij de gevraagde accountantsverklaring niet met voldoende zekerheid een oordeel heeft kunnen geven (2P); of

    • g)

      is er sprake van andere onregelmatigheden of specifieke bijzonderheden bij de subsidieaanvraag, -verlening of vaststelling daarvan (2P).

  • 2.

    Naast het bepaalde in het eerste lid zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij een aanvraag voor een subsidie, een reeds verleende of een (aanvraag voor een) vastgestelde subsidie indien er op grond van:

    • a.

      informatie die bij de gemeente bekend is;

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    • c.

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

    • e.

      informatie van andere bestuursorganen;

    • f.

      informatie uit open bronnen, of

    • g.

      overige signalen en/of vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet,

  • duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een ernstig gevaar of een mindere mate van gevaar artikel 3 van de wet.

Artikel 2.8 Toepassing wet bij evenementenvergunning

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal een Bibob-onderzoek uitvoeren met betrekking tot aanvragen voor een vergunning of wijziging van een vergunning zoals vermeld in artikel 2.18 van de APV betreffende een evenementenvergunning indien sprake is van een vechtsportgala dan wel evenementen voor of door motorclubs;

  • 2.

    Bij andere aanvragen voor een vergunning of wijziging van een vergunning zoals vermeld in artikel 2.18 van de APV betreffende een evenementenvergunning dan bedoeld in het eerste lid, kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren in de gevallen bedoeld in artikel 1.3, tweede lid.

Artikel 2.9 Toepassing wet bij huisvestingsvergunning

In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 21 en 22 van de Huisvestingswet 2014, kan, indien daar in de geldende Huisvestingsverordening in is voorzien, het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren in de gevallen bedoeld in artikel 1.3, tweede lid.

Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassing wet bij overheidsopdrachten

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan een Bibob-onderzoek uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal in ieder geval een Bibob-onderzoek uitvoeren, indien de overheidsopdracht betrekking heeft op de volgende branches:

    • a.

      zorg;

    • b.

      (taxi)vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en (speciaal) kinderen- en leerlingenvervoer;

    • c.

      Milieu;

  • 3.

    Het bestuursorgaan zal met inachtneming van deze beleidsregel, bij iedere overheidsopdracht een Bibob-onderzoek uitvoeren, indien er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een mindere mate van gevaar of een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, op grond van:

    • a.

      informatie die bij de gemeente bekend is;

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    • c.

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

    • e.

      Informatie van andere bestuursorganen;

    • f.

      informatie uit open bronnen, of;

    • g.

      overige signalen en/of vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

  • 4.

    In de aanbestedingsstukken:

    • a.

      wordt de mogelijkheid van onderzoek vermeld, in welk geval betrokkene gehouden is om een Bibob-vragenformulier in te vullen als daarom wordt verzocht en om eventuele nadere vragen te beantwoorden;

    • b.

      worden, in verband met toepassing van de wet en de gevolgen daarvan, alle ter zake doende uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen opgenomen;

    • c.

      wordt, in verband met toepassing van de wet, opgenomen dat een onderzoek zich erop richt of een van de situaties als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet zich voordoet en worden, indien aan de orde, de gevolgen daarvan omschreven, en

    • d.

      wordt als voorwaarde gesteld dat een onderaannemer niet zonder toestemming wordt gecontracteerd en wordt in het kader van die voorwaarde het recht voorbehouden om een eigen onderzoek te doen en aan het Bureau een advies te vragen.

  • 5.

    In de tekst van de overeenkomst, of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden, die wordt aangegaan bij een procedure tot gunning van een overheidsopdracht:

    • a.

      worden voorwaarden opgenomen op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst, indien zich een van de situaties als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet voordoet;

    • b.

      wordt een voorwaarde opgenomen op basis waarvan een onderaannemer met het oog op diens acceptatie, niet zonder toestemming kan worden gecontracteerd;

    • c.

      wordt een voorwaarde opgenomen op grond waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst indien door de betrokkene niet of niet volledig wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7a, tweede en derde lid, respectievelijk artikel 12, derde lid, van de wet.

  • 6.

    Indien een Bibob-onderzoek wordt gestart naar aanleiding van een procedure tot gunning van een overheidsopdracht, komt er geen gunningsbeslissing of daarmee beoogde overeenkomst tot stand zolang het onderzoek niet of niet volledig is afgerond, tenzij partijen dat nadrukkelijk anders overeenkomen.

Artikel 3.2 Toepassing wet bij vastgoed

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij (voorgenomen) vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is, indien de vastgoedtransactie één of meerdere van onderstaande kenmerken heeft:

    • a.

      behorend tot een risicocategorie zoals omschreven in artikel 2.4, eerste lid.

    • b.

      indien sprake is van een ongebruikelijke hoogte van een bod;

    • c.

      bij een snel groeiend vastgoedbedrijf dan wel korter dan twee jaar geleden opgerichte rechtspersoon;

    • d.

      in de gevallen bedoeld in artikel 1.3, tweede lid.

  • 2.

    Bij de start van onderhandelingen voor een vastgoedtransactie, zal het bestuursorgaan de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

  • 3.

    Indien het Bibob-onderzoek is gestart en niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, dan wordt hieromtrent een opschortende of ontbindende voorwaarde opgenomen in de overeenkomst.

  • 4.

    In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

Hoofdstuk 4 Beoordeling en uitvoering

Artikel 4.1 Beoordeling door bestuursorgaan

  • 1.

    Nieuw ingediende aanvragen om een beschikking worden eerst aan de reguliere eisen getoetst.

  • 2.

    Indien aan de reguliere eisen wordt voldaan voert de gemeente een Bibob-onderzoek uit in het geval een standaard Bibob-onderzoek conform deze regels is voorgeschreven.

  • 3.

    Indien dit Bibob-onderzoek hiertoe aanleiding geeft, doet de gemeente een verzoek om informatie bij de op grond van de wet voor de gemeente beschikbare informatiebronnen, waaronder de Justitiële Informatiedienst, de politie, of het RIEC of verzoekt het Bureau om een advies.

Artikel 4.2 Eigen onderzoek

  • 1.

    Het Bibob-onderzoek start met een eigen Bibob-onderzoek door het bestuursorgaan.

  • 2.

    Het Bibob-onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking, dan wel het beoordelen van een reeds verleende beschikking of een (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden; en

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene, alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC en andere bronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.

  • 3.

    Bij het eigen onderzoek kan in alle gevallen waarin volgens deze beleidsregel een Bibob-onderzoek zal of kan worden uitgevoerd, ingevolge artikel 11 a, eerste lid, van de wet informatie worden betrokken van het Bureau over door het Bureau in de afgelopen vijf jaar door het Bureau en/of andere bestuursorganen genomen relevante gevaarsconclusies.

  • Daarbij wordt informatie verstrekt over zowel de betrokkene als relaties van betrokkene:

    • -

      de direct of indirect leidinggevende van betrokkene;

    • -

      de direct of indirect zeggenschaphebbende van betrokkene;

    • -

      de direct of indirect vermogensverschaffer van betrokkene;

    • -

      degene die op de (aanvraag om de) beschikking is of zal worden vermeld als

    • -

      leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager;

    • -

      degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.

  • 4.

    Indien het eigen Bibob-onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de wet, kan ingevolge artikel 9 van de wet advies worden ingewonnen bij het Bureau.

Artikel 4.3 Informatieverstrekking

  • 1.

    In geval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in hoofdstuk 2 dient betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, tevens het door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en, voorzien van de benodigde bijlagen, bij het bestuursorgaan in te dienen.

  • 2.

    In het kader van de beoordeling door het bestuursorgaan van een reeds verleende beschikking als bedoeld in hoofdstuk 2, dient betrokkene het door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en, voorzien van de benodigde bijlagen, bij het bestuursorgaan in te dienen.

  • 3.

    Bij toepassing van een Bibob-onderzoek bij een overheidsopdracht en/of vastgoedtransactie als bedoeld in hoofdstuk 3 dient betrokkene het door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en, voorzien van de benodigde bijlagen, bij het bestuursorgaan in te dienen.

  • 4.

    In geval dat het ingevulde Bibob-vragenformulier onvoldoende informatie bevat voor het eigen onderzoek kan de betrokkene worden verzocht om nadere gegevens over onder andere:

    • a.

      de vertegenwoordigingsbevoegdheid van degene die het formulier heeft ingevuld;

    • b.

      de identiteit en vertegenwoordigingsbevoegdheid van personen die direct of indirect leiding geven;

    • c.

      de identiteit van personen die direct of indirect zeggenschap uitoefenen;

    • d.

      de identiteit van personen die direct of indirect vermogen verschaffen;

    • e.

      de wijze van financiering;

    • f.

      feiten en omstandigheden die van belang zijn om te beoordelen tot welke personen de betrokkene in een zakelijk samenwerkingsverband staat.

Artikel 4.4 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet.

  • 2.

    In geval een advies van het Bureau leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken, om aan een aangevraagde of reeds verstrekte beschikking aanvullende voorschriften te verbinden, niet mee te werken aan een vastgoedtransactie, deze te ontbinden, of hier voorwaarden aan te verbinden, of een gegadigde van een overheidsopdracht uit te sluiten, de overeenkomst te ontbinden of hieraan voorwaarden te verbinden, wordt aan betrokkene de mogelijkheid geboden om over een kopie van het adviesrapport te beschikken.

  • 3.

    In aanvulling op het tweede lid wordt betrokkene door de gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. Betrokkene dient voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

  • 4.

    In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan wordt deze derde de mogelijkheid geboden om over een kopie van het onderdeel van het adviesrapport te beschikken, voor zover dit betrekking heeft op deze derde.

  • 5.

    In aanvulling op het vierde lid wordt de betreffende derde door de gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. De derde dient voor de ontvangst van een kopie van het onderdeel van het adviesrapport dat op hem betrekking heeft een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

Artikel 4.5 Bewaartermijn Bibob onderzoek

Het bestuursorgaan sluit aan bij de bewaartermijn van het onderzoek van het Bureau zoals bedoeld in artikel 19 van de wet.

Hoofdstuk 5 Gevolgen eigen onderzoek

Artikel 5.1 Gevolgen bij beschikkingen

  • 1.

    Indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, verbindt het bestuursorgaan daaraan in beginsel de gevolgen die het geconstateerde gevaar tegengaan voor zover dit evenredig is met de mate van het gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

  • 2.

    Het bestuursorgaan weigert in beginsel een aangevraagde beschikking te geven bij ernstig gevaar.

  • 3.

    Het bestuursorgaan trekt in beginsel een gegeven beschikking in bij ernstig gevaar.

  • 4.

    Het bestuursorgaan verbindt in beginsel voorschriften aan een aangevraagde of een gegeven beschikking bij tenminste een mindere mate van gevaar. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van het geconstateerde gevaar.

  • 5.

    Als een situatie als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de wet zich voordoet, kan het bestuursorgaan die bepaling ten grondslag aan de beslissing leggen. In een dergelijk geval weigert het bestuursorgaan in beginsel een aangevraagde beschikking te geven dan wel trekt het in beginsel een gegeven beschikking in.

Artikel 5.2 Gevolgen bij overheidsopdrachten

  • 1.

    Indien uit onderzoek blijkt dat zich een van de situaties, als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet voordoet:

    • -

      beslist het bestuursorgaan in beginsel tot uitsluiting van een gegadigde, het niet gunnen van een overheidsopdracht, het niet sluiten van een met een gunningsbeslissing beoogde overeenkomst of het niet accepteren van een onderaannemer;

    • -

      beslist het bestuursorgaan in beginsel de overeenkomst te ontbinden, een onderaannemer niet te accepteren dan wel de acceptatie te herzien, mits daarin bij overeenkomst is voorzien, zonder dat het bestuursorgaan gehouden is tot vergoeding van eventuele schade en zonder dat daarbij een termijn in acht genomen hoeft te worden,

  • voor zover dit evenredig is met de mate van het gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

  • 2.

    In de gevolgen van een onderzoek dat niet of niet volledig is afgerond op het moment van het gunnen van een overheidsopdracht, wordt bij overeenkomst voorzien.

  • 3.

    Aan een overeenkomst kunnen nadere voorwaarden worden verbonden die het gevaar als bedoeld in de wet wegnemen. Als niet wordt voldaan aan een dergelijke voorwaarde, beslist het bestuursorgaan in beginsel de overeenkomst te ontbinden, een onderaannemer niet te accepteren dan wel de acceptatie te herzien. Bij nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden kan het bestuursorgaan de voorwaarden intrekken of wijzigen.

Artikel 5.3 Gevolgen bij vastgoedtransacties

  • 1.

    Indien uit onderzoek blijkt dat zich een van de situaties, als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet voordoet:

    • a.

      breekt het bestuursorgaan in beginsel de onderhandelingen of besprekingen af;

    • b.

      beslist het bestuursorgaan in beginsel de overeenkomst op te schorten of te ontbinden, mits daarin bij overeenkomst is voorzien, zonder dat het bestuursorgaan gehouden is tot vergoeding van eventuele schade en zonder dat daarbij een termijn in acht genomen hoeft te worden,

  • voor zover dit evenredig is met de mate van het gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

  • 2.

    In de gevolgen van een onderzoek dat niet of niet volledig is afgerond op het moment van het aangaan van de vastgoedtransactie, wordt bij overeenkomst voorzien.

Artikel 5.4 Gevolgen bij nalaten informatieverschaffing

Indien door betrokkene niet voldaan wordt aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 4.3, eerste tot en met derde lid:

  • a.

    kan het bestuursorgaan in beginsel beslissen een aanvraag om beschikking met toepassing van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling te stellen;

  • b.

    weigert het bestuursorgaan een aangevraagde beschikking;

  • c.

    trekt het bestuursorgaan een gegeven beschikking in;

  • d.

    besluit het bestuursorgaan een gegadigde uit te sluiten, een overheidsopdracht niet te gunnen, een met een gunningsbeslissing beoogde overeenkomst niet te sluiten of een onderaannemer niet te accepteren;

  • e.

    zal het bestuursorgaan de overeenkomst behorende bij een overheidsopdracht te ontbinden, indien daarin bij overeenkomst is voorzien;

  • f.

    breekt het bestuursorgaan de onderhandelingen of besprekingen omtrent het aangaan van een vastgoedtransactie af, en

  • g.

    gaat het bestuursorgaan er toe over de overeenkomst behorende bij een vastgoedtransactie op te schorten of te ontbinden, indien daarin bij overeenkomst is voorzien,

voor zover dit evenredig is met de mate van het gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 6.1 Evaluatie

Het college evalueert deze regeling minimaal eens in de 3 jaar.

Artikel 6.2 Overgangsbepalingen en intrekking oude beleidsregels

  • 1.

    De bepalingen van deze beleidsregel zijn niet van toepassing op de aanvragen van een beschikking die voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel zijn ingediend.

  • 2.

    De bepalingen van deze beleidsregel zijn niet van toepassing op voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel gestarte, maar nog niet afgeronde, Bibob-onderzoeken naar aanleiding van reeds verleende beschikkingen

  • 3.

    De beleidsregel BIBOB Publiekrechtelijke beschikkingen; Horeca- en seksinrichtingen van de gemeente Delft van 14 december 2021 wordt ingetrokken per 1 april 2023.

  • 4.

    De beleidsregel Bibob subsidies van de gemeente Delft, geldend vanaf 1 januari 2008, wordt ingetrokken per 1 april 2023.

  • 5.

    De beleidsregel Bibob aanbestedingen van de gemeente Delft, geldend vanaf 1 juli 2007, wordt ingetrokken per 1 april 2023.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 april 2023.

Artikel 6.4 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Bibob gemeente Delft.

Ondertekening

Delft, 20 december 2022

Het college van burgemeester en wethouders van Delft

, burgemeester

, secretaris

burgemeester

Toelichting  

 

1.Aanleiding

Ter bescherming van hun eigen integriteit kunnen gemeenten sinds 1 juni 2003 de Wet Bibob toepassen. Deze wet dient primair ter inschatting van het integriteitsrisico van overheidsorganen. Met het bescherming van de integriteit van de gemeente wordt de gemeente tevens in staat gesteld om de samenleving te beschermen tegen niet integere partijen. Met behulp van de wet Bibob willen we voorkomen dat de gemeente Delft onbedoeld aanvragers faciliteert die criminele bedoelingen hebben met de aan hen te verlenen of verleende begunstigende beschikking, of de met hen te sluiten overeenkomst of de te gunnen overheidsopdracht. Op die wijze levert de Wet Bibob, indirect, ook een bijdrage aan het beschermen van het woon-, werk- en leefklimaat in de gemeente.

Het inzetten van de wet Bibob is een zwaar middel. Het mag dan ook alleen worden ingezet als een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren of in te trekken.

Het college van burgemeester en wethouders c.q. de burgemeester hebben in het verleden gekozen om de mogelijkheden van de wet Bibob gefaseerd te implementeren. Sinds 1 januari 2006 wordt in Delft de wet Bibob toegepast op horeca- en seksinrichtingen. Daarna is fasegewijs Bibob-beleid ingevoerd op meer terreinen (aanbestedingen per 1 juli 2007, subsidies per 1 januari 2008). Per 1 april 2022 geldt een vernieuwde beleidsregel voor horeca/seksinrichtingen/coffeeshops. De overige genoemde beleidslijnen zijn tot op heden niet meer aangepast.

Ondertussen is de Wet Bibob verschillende malen aangepast om het toepassingsbereik van de wet uit te breiden. In augustus 2020 is de Wet Bibob opnieuw aangepast, en laatstelijk per 1 oktober 2022. Met deze aanpassing is het toepassingsbereik verder verruimd en zijn er meer mogelijkheden toegevoegd voor het doen van het eigen onderzoek. Deze laatste aanpassing is mede aanleiding om het Bibob-beleid te actualiseren zodat dit in lijn is met de geldende wet- en regelgeving en zodat alle mogelijkheden voor het eigen onderzoek worden benut. Daarnaast heeft het RIEC in diverse rapporten geadviseerd het Bibob-beleid in Delft uit te breiden en te herzien.

In de huidige beleidsregel is het bereik van de toepassing van de wet belangrijk uitgebreid. Naast het updaten van het (bestaande) beleid voor wat betreft aanbestedingen en subsidies, is er nu ook Bibob-beleid voor vergunningen op grond van de Huisvestingswet/verordening, vastgoed, evenementenvergunningen, en omgevingsvergunningen bouwen en milieu. Tevens wordt het mogelijk de wet toe te passen bij vergunningen afgegeven voor risico-gebieden en branches zoals bedoeld in artikel 2.64 APV voor zover het bestuursorgaan deze heeft aangewezen.

De mogelijkheden die de tweede tranche Wet Bibob biedt (inwerkingtreding 1 oktober 2022) zijn verwerkt. Het betreft hier voornamelijk een belangrijke verbetering van de informatiepositie van het bestuursorgaan bij het uitvoeren van het eigen onderzoek. Met de komst van een tweede tranche van de Wet Bibob zal bijvoorbeeld informatie uit Bibob-onderzoeken ook tussen gemeenten onderling mogen worden gedeeld.

 

2.Waarom een beleidsregel?

De wet Bibob wordt door bestuursorganen, zo ook door de bestuursorganen van de gemeente, uitgevoerd. Het betreft een facultatieve wet, waarbij de gemeente zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke door de wet geboden mogelijkheden het dit instrument zal toepassen. In deze beleidsregel staat aangegeven op welke beschikkingen de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd. Vanwege de zwaarte van het middel Bibob wordt een keuze gemaakt: in sommige gevallen zal de gemeente het instrument inzetten, en in andere gevallen kan de gemeente het instrument inzetten. De keuze is gemaakt op een landelijk beeld van sectoren en activiteiten waarbij er meer dan gemiddeld risico is dat bestuursorganen onbedoeld criminele activiteiten faciliteren.

Daarmee maakt de beleidsregel het voor betrokkenen voorzienbaar wanneer de wet kan worden toegepast. De beleidsregel voorkomt verder dat er sprake is van willekeur van de gemeente in de toepassing van het beleid en geeft een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit. Een preventieve werking kan daarvan het gevolg zijn. De afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient -juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument- weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol. De onlangs gewijzigde Wet Bibob biedt de gemeente meer mogelijkheden om tot toepassing van de wet over te gaan. In de beleidsregel zijn deze uitbreidingen ook opgenomen. Belangrijk is daarbij het wel/niet aanwezig zijn van specifieke relevante informatie, die kan duiden op een integriteitsrisico voor de gemeente.

De kracht van het Bibob-instrument neemt nadrukkelijk toe als de toepassing door zoveel mogelijk bestuursorganen gebeurt en de onderliggende toepassingscriteria van de in de regio gelegen bestuursorganen zo veel mogelijk eenduidig zijn. Het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) vervult hierbij een belangrijke ondersteunende en coördinerende rol.

 

3.Opzet beleidsregel.

De beleidsregel is van toepassing op beslissingen van het bestuursorgaan met betrekking tot beschikkingen, overheidsopdrachten, en vastgoedtransacties. In deze beleidsregel wordt per beleidsonderdeel aangegeven of en wanneer er een Bibob-onderzoek zal of kan worden uitgevoerd (hoofdstuk 2 en 3). Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de procedure van het eigen onderzoek uitgewerkt, alsmede de verplichtingen voor bestuursorgaan en betrokkene bij die procedure. In hoofdstuk 5 wordt uitgewerkt welk gevolg een Bibob-onderzoek kan hebben voor betrokkenen (bv intrekken beschikking, ontbinden overeenkomst).

 

4.Overheidsopdrachten en vastgoed

Het verlenen van een overheidsopdracht, de verkoop van vastgoed door de gemeente, dit zijn allemaal privaatrechtelijke transacties. Het gaat hier dus niet om het al dan niet intrekken of weigeren van een aanvraag of beschikking, maar om het niet gunnen van een opdracht, het afbreken van onderhandelingen of zelfs het ontbinden van een overeenkomst. De gevolgen van een Bibob-toets voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de wet. Echter, de gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen zijn niet geregeld in de wet. Voor overheidsopdrachten wordt daarom een link gelegd met de uitsluitingsgronden uit de Aanbestedingswet 2012. Bij vastgoedtransacties speelt de contractsvrijheid een rol. Indien een gevaarsconclusie wordt vastgesteld die reden is om een overeenkomst niet aan te gaan, af te breken, op te schorten of te ontbinden, zal het bestuursorgaan hier in beginsel gebruik van maken.

 

5.Nadere uitwerking van het eigen onderzoek

In hoofdstuk 4 van de beleidsregel wordt de uitvoering van het eigen onderzoek beschreven. De wet legt in de uitvoering van het Bibob-onderzoek de nadruk op het eigen onderzoek door de gemeente. Voor zover een Bibob-onderzoek niet standaard volgt uit het beleid van de gemeente, zal de tipfunctie van het OM of het Bureau vaak een aanleiding vormen om een eigen onderzoek te starten. Maar ook signalen die de gemeente op andere wijze ontvangt, zoals bijvoorbeeld publicaties in de media of andere (handhavings)informatie waarover de gemeente beschikt, kunnen aanleiding vormen voor een eigen onderzoek.

Bij uitvoering van het eigen Bibob-onderzoek zal de gemeente gebruik kunnen maken van de relevante informatie, die voor haar beschikbaar is in de open en gesloten bronnen, zoals volgt uit de wet. Bij raadpleging van open bronnen valt onder meer te denken aan informatie uit het Handelsregister, het Kadaster, het insolventieregister en informatie van het internet. De beschikbaarheid van relevante informatie in de zogenaamde gesloten bronnen is in onderliggende regelgeving geregeld. Zo heeft de gemeente bijvoorbeeld de mogelijkheid om de justitiële documentatie op te vragen van de betrokkene, en van degenen met (indirecte) zeggenschap en leiding over de betrokkene, (indirecte) financiers, leidinggevenden en personen die grote feitelijke invloed hebben op de betrokkene. De gemeente kan eveneens informatie opvragen bij het OM, de politie en de Belastingdienst.

Om te komen tot een goede beoordeling in het kader van de Wet Bibob heeft de gemeente op grond van artikel 7a van de Wet Bibob de mogelijkheid om de betrokkene vragen te stellen die zien op de bedrijfsstructuur, financiering, betrokken (rechts)personen, etc. Hiervoor zijn bij ministeriële regeling Bibob-vragenformulieren vastgesteld die door de betrokkene(n) dienen te worden ingevuld. De gemeente heeft een Bibob-vragenformulier opgesteld dat is gebaseerd op het daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde formulier.

Op het moment dat de gemeente middels een Bibob-onderzoek een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van het integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen de gemeente en betrokkene(n), maatwerk worden ontwikkeld, bijvoorbeeld in geval er sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is dan, dat zowel ten aanzien van de betrokkene(n) zelf als de (rechts)personen waarmee de betrokkene in een relevante relatie volgens de wet staat (zoals leidinggevenden, (rechts)personen met zeggenschap, financiers en (rechts)personen die op betrokkene invloed kunnen uitoefenen) zich geen veranderingen hebben voorgedaan. Het RIEC is op grond van de Wet Bibob bevoegd om zowel het volledige eigen onderzoeksdossier van de gemeente, als een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien.

Op die manier wordt zijn ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van de gemeente versterken door het verstrekken van relevante informatie die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband.

De gemeente kan door het doen van eigen Bibob-onderzoek zelfstandig een gevaarsconclusie trekken op grond van de Wet Bibob en hierop bijvoorbeeld een weigering of intrekking van een beschikking baseren, bijvoorbeeld aan de hand van informatie die naar voren komt uit bestuurlijke rapportages van de politie en justitiële gegevens of strafvorderlijke gegevens. De gemeente kan er echter ook voor kiezen om advies aan te vragen bij het Bureau.

De tweede tranche van de wet Bibob biedt een belangrijke uitbreiding van de mogelijkheden die de gemeente heeft voor het uitvoeren van het eigen onderzoek.

Artikel 11a van de wet geeft bestuursorganen de mogelijkheid ook gevaarsconclusies te kunnen opvragen indien een besluit om gevolg te geven aan de wet niet tot stand is gekomen met tussenkomst van het Bureau, maar uitsluitend op basis van eigen Bibob-onderzoek. Tot nu toe beschikte het Bureau niet over alle gevaarsconclusies die nodig zijn om te kunnen laten weten of bij iemand reeds eerder tot een (ernstig) gevaar is geconcludeerd. Dat wordt nu verholpen. Bij een eigen onderzoek kan de gemeente nu ook aan het Bureau vragen of over persoon X eerder gevaarsconclusies door bijvoorbeeld andere gemeenten zijn genomen.

Een ander voordeel is dat de informatie die het Bureau afgeeft niet alleen op de betrokkene zelf slaat maar ook op doorslaggevende relaties van de betrokkene waarop het ernstige gevaar (mede) is gebaseerd. Een artikel 11a-bericht geeft nu dus ook informatie over de zakelijke relaties van betrokkene die volgens de wet meewegen in de Bibob-procedure: een leidinggevende, een zeggenschap-hebbende, een vermogensverschaffer en een persoon die in een zakelijk samenwerkingsverband staat tot betrokkene.

Ook nieuw is de mogelijkheid tussen bestuursorganen om informatie uit te wisselen over een eigen onderzoek zolang dat eigen onderzoek maar naar dezelfde persoon wordt verricht. Deze mogelijkheid (artikel 28 lid, tweede lid, onderdeel m, van de wet) wordt vaak gecombineerd met artikel 11a van de wet.

 

6. Onderzoek door het Bureau

Indien de gemeente na het eigen Bibob-onderzoek en de aanvullende vragen nog onvoldoende duidelijkheid heeft over de integriteit dan kan een verzoek om advies worden ingediend bij het Bureau. De gemeente zal dit doen indien er na de aanvullende toets nog onduidelijkheid is over:

  • a.

    de vertegenwoordigingsbevoegdheid van degene die het formulier heeft ingevuld;

  • b.

    de identiteit en vertegenwoordigingsbevoegdheid van personen die direct of indirect leiding geven;

  • c.

    de identiteit van personen die direct of indirect zeggenschap uitoefenen;

  • d.

    de identiteit van personen die direct of indirect vermogen verschaffen;

  • e.

    de wijze van financiering;

Het Bureau onderzoekt of betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob. Het Bureau is onderdeel van het ministerie van Justitie en Veiligheid en heeft toegang tot openbare en gesloten bronnen zoals politiegegevens, strafregisters, gegevens van de Belastingdienst, gegevens van het UWV en diverse inspecties. Doordat het Bureau in veel gevallen over een bredere kring van (rechts)personen rondom de betrokkene informatie kan opvragen, is een bredere screening en een diepgaander onderzoek van de betrokkene en diens financier(s) en/of overige zakelijke partners mogelijk.

Naast de betrokkene kunnen dus ook andere (rechts)personen betrokken worden in het onderzoek. Indien deze (rechts)personen antecedenten hebben, kunnen deze worden betrokken bij de mate van gevaar op misbruik van de beschikking. Het doel hiervan is onder meer om stromanconstructies te kunnen voorkomen. In artikel 3 van de wet Bibob is bepaald dat betrokkene tevens in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten (vermoedelijk) door een ander gepleegd zijn en deze (rechts)persoon:

  • -

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene; of;

  • -

    direct of indirect zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over betrokkene; of;

  • -

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene; of;

  • -

    in een zakelijk samenwerkingsverband tot betrokkene staat dan wel heeft gestaan.

Het Bureau kent drie soorten uitkomsten in zijn adviezen:

  • -

    er is sprake van ernstig gevaar; of;

  • -

    er is sprake van een mindere mate van gevaar; of;

  • -

    er is sprake van geen gebleken gevaar.

Indien de gemeente advies aanvraagt bij het Bureau, informeert het de betrokkene hierover. De wettelijke termijn waarbinnen de gemeente de beschikking moet geven, wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het Bureau. Hierbij geldt dat het Bureau zijn advies binnen acht weken uit moet brengen, welke termijn met vier weken kan worden verlengd. De opschortingstermijn begint met de dag waarop het advies bij het Bureau is aangevraagd en eindigt op de dag dat het advies door de gemeente is ontvangen, waarbij de in artikel 15 van de wet genoemde termijnen het maximum van deze opschortingstermijn bepalen.

 

7. Verdere procedure bij de gemeente.

Indien de gemeente een advies heeft ontvangen van het Bureau dient zij op grond van artikel 3, vijfde, zesde en zevende lid,van de Wet Bibob zelf een afweging te maken over de (aangevraagde) beschikking. De gemeente hoeft het advies van het Bureau dus niet te volgen en dient hierin een eigen afweging te maken. De gemeente kan besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen met voorschriften, te weigeren en/of in te trekken, of de rechtshandeling al dan niet (onder het stellen van extra voorwaarden) aan te gaan of voort te laten duren. Indien de gemeente voornemens is om een negatief besluit te nemen omtrent de (aangevraagde) beschikking, dan wordt betrokkene (en eventueel (een) derde(n)) in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven. Na een negatief besluit kan de betrokkene in geval van een beschikking bezwaar of beroep instellen.

Uitgangspunt bij toepassing van de wet is dat een ernstig gevaar leidt tot een intrekking of weigering van een beschikking. Dit besluit dient echter wel evenredig te zijn met de mate van gevaar. Dit kan er in uitzonderlijke situaties toe leiden dat wanneer de uitkomst van de Bibob-toets een ernstig gevaar is, een weigering of intrekking van een beschikking niet in verhouding staat tot de belangen van de betrokkene of bijvoorbeeld het algemeen belang. De aard of de ernst van de strafbare feiten waarop het gevaar is gebaseerd kan daartoe in zeer specifieke gevallen bijvoorbeeld aanleiding geven. In het geval het bijvoorbeeld gaat om zeer ‘lichte’ antecedenten en de belangen van betrokkene of andere bestuurlijke belangen erg groot zijn, kan besloten worden om voorschriften of voorwaarden te verbinden aan de beschikking. Deze voorschriften of voorwaarden zullen gericht zijn op het wegnemen van het gevaar. Of er voorschriften of voorwaarden (kunnen) worden verbonden in geval van een ernstig gevaar zal steeds afhankelijk zijn van de bijzondere omstandigheden van het geval.

Bij overheidsopdrachten en vastgoedtransacties gaat het anders dan bij beschikkingen. Er wordt bij het Bibob-onderzoek of een van de uitsluitingsgronden uit de Aanbestedingswet 2012 van toepassing is. In tegenstelling tot de algemene strekking van de BIBOB regelgeving (bij beschikkingen), verstrekt de wet geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een Bibob-onderzoek kan dan ook slechts gelden als versterking voor een van deze criteria.

Dit geldt ook voor vastgoed: de gemeente kan de onderhandelingen afbreken of voorwaarden opnemen in de overeenkomst. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of ontbinden, opzeggen of vernietigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Awb.