Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Terneuzen

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Terneuzen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTerneuzen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Terneuzen 2023
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023aangepaste regeling

20-12-2022

gmb-2022-573598

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Terneuzen 2023

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

De Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2023 (verder te noemen: de verordening) is op 15 december 2022 door de gemeenteraad vastgesteld. De datum van inwerkingtreding is 1 januari 2023. Deze verordening vormt de basis voor de beleidsregels.

 

De verordening is een algemeen verbindend voorschrift en is rechtstreeks bindend voor de burger. De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (verder te noemen: Wmo 2015) bepaalt dat de gemeente een aantal zaken in de verordening regelt. De verordening bevat een aantal hoofdregels. Een uitwerking kan in beleidsregels worden vastgelegd.

 

Beleidsregels

Een beleidsregel beschrijft hoe het college omgaat met een bepaalde bevoegdheid. Er kunnen dus geen rechten of plichten voor inwoners worden vastgelegd. Wel geeft het de inwoner duidelijkheid hoe het college omgaat met een hulpvraag en aanvraag van de inwoner. Het helpt onze consulenten om een hulpvraag te beoordelen.

Beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (verder te noemen: Awb). “Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid”.

 

Bij beleidsregels gaat het om een bij besluit vastgestelde algemene regel niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift. Feitelijk gaat het om een geschreven geldende gedragslijn met betrekking tot een bepaald beleidsterrein. Het gaat over de vaststelling van feiten, wetsinterpreterend beleid of de toepassing van de bepaling in de verordening. Concreet betekent dit voor de uitvoeringspraktijk dat alle (min of meer) gelijke gevallen op een gelijke manier worden afgehandeld volgens door het college vastgesteld beleid dat als zodanig ook is bekendgemaakt door een publicatie op www.overheid.nl.

 

Uitvoeringsorganisatie

De gemeente Terneuzen heeft de uitvoering van de Wmo 2015 neergelegd bij aan-z. Bij deze uitvoeringsorganisatie zijn de Wmo-consulenten in dienst, die namens het college meldingen en aanvragen afhandelen.

 

Begripsbepalingen

De begrippen in artikel 1.1.1 lid 1 Wmo 2015 en 11.1 van de verordening zijn ook op deze beleidsregels van toepassing.

 

Hoofdstuk 2 De Hulpvraag

2.1 Gegevens (art. 2.1.1 van de verordening)

De consulent mag geen gegevens of bescheiden vragen die niet relevant zijn voor het afhandelen van de hulpvraag.

2.2 Het gesprek (art. 2.2 van de verordening)

  • 1.

    Naar aanleiding van een melding wordt een onderzoek uitgevoerd ter verheldering van de hulpvraag. Het onderzoek richt zich op de hulpvraag. De consulent onderzoekt op basis van de acht levensdomeinen de onderwerpen die in de wet en de verordening staan opgenomen, zoals de hulpvraag, de beperkingen en de mogelijkheden van cliënt en/of zijn sociale netwerk om zelf oplossingen te vinden voor zijn belemmeringen. Ook onderzoekt de consulent of er passende algemene voorzieningen beschikbaar zijn. De cliënt kan ook binnen 7 dagen een eigen (persoonlijk) plan overhandigen, waarin hij deze punten heeft beschreven en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest aangewezen is. Dit plan dient dan als basis voor het onderzoek. De acht levensdomeinen zijn:

  • 1.

    Huisvesting;

  • 2.

    Sociaal functioneren;

  • 3.

    Zingeving;

  • 4.

    Lichamelijk functioneren;

  • 5.

    Financiën: o.a. schuldenproblematiek;

  • 6.

    Praktisch functioneren;

  • 7.

    Psychisch functioneren;

  • 8.

    Dagbesteding.

  • 2.

    Gelet op het bepaalde in artikel 2.3.2 lid 1 Wmo 2015 en artikel 2.3.5 Wmo 2015 is de termijn van melding tot en met het besluit op een aanvraag bepaald op maximaal acht weken (namelijk zes weken voor de onderzoeksfase gevolgd door twee weken voor de beslissing op een aanvraag).

  • 3.

    Het onderzoek, bij voorkeur via een keukentafel (of intake)gesprek, kan leiden tot het indienen van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening. De aanvraag kan worden ingediend nadat het onderzoek is afgerond. Het onderzoek is afgerond als het ondertekende verslag is ontvangen door aan-z. Tussen het afronden van het onderzoek en het ontvangen van het door de cliënt ondertekende verslag (datum waarop formeel de aanvraag is ingediend) kan, bijvoorbeeld door het niet onmiddellijk verzenden door de cliënt, meer dan vijf werkdagen zitten. Het meerdere dan vijf werkdagen wordt niet in mindering gebracht op de beslistermijn.

  •  

  • 4.

    De besluitvormingsfase is alleen van toepassing als er een besluit moet komen op een aanvraag voor maatwerkvoorziening. Als er geen aanvraag wordt ingediend, stopt de melding na de onderzoeksfase met toezending van het verslag.

    In de praktijk kan tijdens het onderzoek blijken dat er meer tijd nodig is om tot een goede beoordeling van de situatie te komen. Dit kan het geval zijn als moet worden gewacht op informatie van derden, en als, in het geval van een woningaanpassing, niet duidelijk is of de noodzakelijke vergunningen wel kunnen worden afgegeven. In overleg met de cliënt kan afgeweken worden van de onderzoekstermijn van maximaal zes weken. Dit dient schriftelijk te worden vastgelegd. Een zorgvuldig onderzoek is uitgangspunt. Als het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de zes weken, dan staat het de cliënt vrij na zes weken een aanvraag in te dienen.

    Ook kan de beslistermijn, bij wijze van uitzondering op grond van artikel 4:14 Awb, één keer (zonder instemming van de cliënt) met een redelijke termijn worden verlengd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de gegevens op het aanvraagformulier afwijken van de informatie die is gegeven tijdens het (keukentafel- of intake)gesprek. Voor een tweede verlenging geldt altijd de instemming van de cliënt. De consulent zal dan daarover in gesprek treden met de cliënt om instemming te vragen met uitstel. De termijn van de verlenging moet redelijk zijn (artikel 4:14 Awb) en wordt schriftelijk aan de cliënt meegedeeld.

    Daarbij moet dan een zo kort mogelijke termijn genoemd worden waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien. Een termijn van twee weken is in de meeste gevallen redelijk.

    Een aanbieder van maatschappelijke ondersteuning wordt in het stadium van het onderzoek naar aanleiding van de melding niet betrokken bij het onderzoek, tenzij het onderzoek c.q. de vraagverheldering in opdracht van het college door deze aanbieder wordt verricht. Een pgb-aanbieder is derhalve niet aanwezig in het kader van het onderzoek en komt pas concreet in beeld nadat het ondersteuningsplan is opgesteld, en het de wens is van de cliënt de verstrekking van de ondersteuning te laten plaatsvinden in de vorm van een pgb en daarvoor in aanmerking komt.

2.3 Inhoud van het gesprek (art. 2.2.1 van de verordening)

  • 1.

    Voor een zorgvuldig onderzoek zal veelal sprake zijn van enige vorm van persoonlijk contact met de cliënt of zijn vertegenwoordiger, aangezien daardoor een adequaat totaalbeeld van de cliënt en zijn situatie verkregen kan worden.

  • 2.

    Wanneer een melding gedaan wordt moet het college vaststellen:

    • a.

      Inventariseer de hulpvraag

      Het college dient voldoende kennis te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Dit brengt met zich mee dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is.

    • b.

      Breng de onderliggende problematiek minutieus en onderbouwd in kaart

      Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het kunnen handhaven in de samenleving.

    • c.

      Stel de aard en de omvang van de noodzakelijke hulp vast

      Als de problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de cliënt, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving.

    • d.

      Kijk wat het verschil is tussen noodzaak en de eigen mogelijkheden

      Het onderzoek is erop gericht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden.

    • e.

      Stel vast welke voorziening de geconstateerde verschil adequaat oplost

      Slechts voor zover die eigen mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening toe te kennen.

    • f.

      Schakel zo nodig specifieke deskundigheid in

      Om als college een weloverwogen besluit te kunnen nemen, kan het nodig zijn om specifieke deskundige in te schakelen.

In het gesprek moet er aandacht zijn voor de eventuele ondersteuning die de mantelzorger nodig heeft. De situatie van de cliënt, met inbegrip van de hulp die wordt of kan worden geleverd door de mantelzorger en zijn behoefte aan ondersteuning, moet integraal worden onderzocht om maatwerk te kunnen leveren. Eventueel kan dit ook leiden tot een aanvraag van de mantelzorger voor zijn eigen ondersteuning. Ook wat nodig is om de mantelzorger te ondersteunen bij het verlenen van mantelzorg of om deze (tijdelijk) te ontlasten in een situatie van (dreigende) overbelasting, kan onderdeel uitmaken van een maatwerkvoorziening voor de cliënt. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om respijtzorg, waaronder vervangende zorg zoals thuisopvang, dagopvang, kortdurend verblijf of inzet van vrijwilligers. Ook kan het maatwerk bestaan uit het aanbieden van diensten, hulpmiddelen of andere gemeentelijke maatregelen die bijdragen aan het ondersteunen van een cliënt door de mantelzorger.

 

Dit betekent dat van geval tot geval op basis van de specifieke omstandigheden van het individuele geval beoordeeld moet worden wat voor hulp noodzakelijk is. De consulent bespreekt dit samen met de cliënt en zijn huisgenoot of mantelzorger.

 

Ook wordt door de consulent met in achtneming van Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) de samenhang en mogelijke benutting van andere voorliggende wetgeving (Wet langdurige zorg (Wlz), Participatiewet (PW), Zorgverzekeringswet (Zvw)) in beeld gebracht.

  • 3.

    De consulent verstrekt tijdens het gesprek de benodigde informatie. Bijvoorbeeld over beschikbare voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, vrijwilligerswerk en de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en het persoonsgebonden budget (pgb). In dit gesprek wijst de consulent de cliënt op rechten en plichten. Dit is een aandachtspunt als de cliënt de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wil ontvangen. Als een cliënt voor een pgb wil kiezen, wordt door de consulent uitgelegd hoe de procedure voor een persoonsgebonden budget werkt. Ook verstrekt de consulent informatie over de hoogte van het pgb. Een cliënt moet vooraf goed weten wat het pgb inhoudt en welke verantwoordelijkheden hij of zijn budgetbeheerder daarbij hebben. De consulent informeert de cliënt over het abonnementstarief en het CAK. Als sprake is van een schuldhulpverleningstraject, worden de Richtlijnen vrijstelling voor de eigen bijdrage Wmo gehanteerd.

  • 4.

    De consulent informeert de cliënt over wanneer de cliënt een beslissing van de gemeente kan verwachten. Wat moet de cliënt voor de specifieke hulpvraag aan noodzakelijke informatie verstrekken om te komen tot een besluit.

  • 5.

    De AVG geeft aan dat een persoonsgegevens alle informatie is over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Dit betekent dat informatie ofwel direct over iemand gaat, ofwel naar deze persoon te herleiden is. Gegevens van overleden personen of van organisaties zijn geen persoonsgegevens volgens de AVG. Er zijn veel soorten persoonsgegevens. Voor de hand liggende gegevens zijn iemands naam, adres en woonplaats. Maar ook telefoonnummers, postcodes met huisnummers, geboortedatum en e-mailadres zijn persoonsgegevens.

 

Bijzondere persoonsgegevens

Gevoelige gegevens als iemands ras, godsdienst of gezondheid worden bijzondere persoonsgegevens genoemd. Deze zijn door de wetgever extra beschermd.

De AVG ziet deze persoonsgegevens als bijzondere persoonsgegevens:

  • persoonsgegevens waaruit ras of etnische afkomst blijkt;

  • persoonsgegevens waaruit politieke opvattingen blijken;

  • persoonsgegevens waaruit religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen blijken;

  • persoonsgegevens waaruit het lidmaatschap van een vakvereniging blijkt;

  • gegevens over iemands gezondheid;

  • gegevens over iemands seksueel gedrag of seksuele gerichtheid;

  • genetische gegevens;

  • biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een persoon.

Voor de uitzonderingen op het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens van AVG geldt dat naast een wettelijke basis in de Wmo 2015 de betreffende gegevens noodzakelijk moeten zijn voor de doelen waarvoor deze (bijzondere) persoonsgegevens worden verwerkt. De consulent zal op basis van de hulpvraag moeten beoordelen welke noodzakelijke informatie door de cliënt (of de mantelzorger respectievelijk personen uit het sociale netwerk van cliënt; de betrokkenen) verstrekt moet worden ten behoeve van beoordeling van de aanvraag en besluit tot verlenen van de (maatwerk)voorziening.

 

Wanneer is toestemming vereist?

In sommige gevallen is ondubbelzinnige toestemming vereist voor het verwerken van bepaalde persoonsgegevens. Ondubbelzinnige toestemming bij de uitvoering van de Wmo 2015 binnen de gemeente Terneuzen is vereist (artikel 5.1.1 Wmo 2015 en 5.2.1 Wmo 2015):

  • a.

    om de ‘hulpvraag’ in overleg met de cliënt uit te breiden naar ‘andere leefgebieden’ (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, Jeugdwet, of Participatiewet);

    De Wmo hulp(aan)vraag is hierbij leidend. De relevantie moet worden gezocht met welke informatie de hulpvraag en het plan kan ondersteunen, en indien sprake is van meervoudige problematiek de cliënt buiten het Wmo 2015 traject – met toestemming door de consulent kan worden doorverwezen naar de desbetreffende collega – of bij géén toestemming wordt geadviseerd over de mogelijkheden;

  • b.

    om door het college informatie uit het hulpverleningsplan uit andere leefgebieden (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, Jeugdwet, of Participatiewet) te verstrekken aan de aanbieder van de maatwerkvoorziening die noodzakelijk kan zijn voor de te leveren voorziening (zie hiervoor art. 5.2.1 lid 1 onder b);

  • c.

    om afstemming te vinden in de te verlenen ondersteuning op hulp aan echtgenoot, ouders, inwonende kinderen en andere huisgenoten.

    Echter beperkt tot enkel de noodzakelijke gegevens die direct gerelateerd zijn tot de cliënt en diens hulpvraag! Daarbij moet immers niet ook een mogelijke hulpvraag van ‘die personen’ van cliënt al in het plan worden meegenomen. Dat dient immers met de desbetreffende persoon worden afgestemd én ook dient de desbetreffende persoon zelf een hulpvraag in te dienen én van die persoon toestemming te worden verkregen (waar van toepassing).

  • d.

    indien het college gewone en bijzondere persoonsgegevens betreffende de gezondheid van de cliënt wil verwerken die afkomstig zijn van een zorgverzekeraar of zorgaanbieder.

 

Wat is ondubbelzinnige toestemming?

De AVG definieert 'toestemming' als elke vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting waarmee de betrokkene door middel van een verklaring of ondubbelzinnige actieve handeling aanvaardt dat zijn persoonsgegevens worden verwerkt (artikel 4 lid 11 AVG). Dit betekent dat in de gevallen waar in de Wmo 2015 met toestemming moet worden gewerkt de cliënt bij het niet geven van toestemming geen negatieve gevolgen mag ondervinden. Wel kan het niet geven van toestemming resulteren in het afwijzen of slechts op basis van de beperkt beschikbare informatie het toewijzen van een maatwerkvoorziening. In dat laatste geval kan de maatwerkvoorziening minder passend zijn.

 

Beroepsgeheim

Mensen die vanwege hun beroep met medische gegevens werken, zijn gebonden aan een geheimhoudingsplicht. Dat houdt in dat zij in principe geen gegevens van een patiënt aan anderen mogen verstrekken. Onder de Wmo 2015 is de zorgaanbieder verplicht om, als dat gevraagd wordt, medische informatie aan een gemeente te geven. Maar alleen als de patiënt/cliënt daarvoor toestemming heeft gegeven.

 

Betrokkene geeft géén toestemming

Als de cliënt geen ondubbelzinnige toestemming geeft, betekent dat niet dat de gemeente de aanvraag voor een maatwerkvoorziening zonder meer mag afwijzen. De cliënt is immers afhankelijk van het college om in aanmerking te komen voor zorg en ondersteuning op grond van de Wmo 2015. Indien het college een maatwerkvoorziening weigert in het geval de cliënt geen toestemming geeft voor het verwerken van persoonsgegevens, dan kan niet gezegd worden dat de cliënt vrij is om zijn wil tot het al dan niet geven van toestemming te uiten.

Het ontbreken van de gegevens staat het toekennen van een maatwerkvoorziening bovendien niet per definitie in de weg. Wel is het zo dat het gevolg van het weigeren van toestemming kan zijn dat de maatwerkvoorziening niet of minder goed zal zijn afgestemd op andere voorzieningen die hij ontvangt. Cliënt zal het college in dat geval niet daarop kunnen aanspreken. Als cliënt weigert om toestemming te geven heeft de gemeente, afhankelijk van de concrete omstandigheden, 3 opties:

  • 1.

    Het college wijst de aanvraag af, omdat het niet mogelijk is om vast te stellen of er reden is om cliënt met een maatwerkvoorziening te ondersteunen;

  • 2.

    Het college wijst de aanvraag toe, maar de ondersteuning blijft beperkt tot het deel dat op basis van de beschikbare gegevens verleend kan worden;

  • 3.

    Er is sprake van vitaal belang, waardoor het college zonder toestemming gegevens mag verwerken. Dit betreft echter enkel een uitzondering in zeer beperkte gevallen en zal in de praktijk nagenoeg nooit gebruikt mogen worden.

 

Minderjarig, onder curatele, mentorschap

Indien cliënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, of onder curatele is gesteld, dan wel ten behoeve van de cliënt een mentorschap is ingesteld, is in de plaats van de toestemming van de cliënt die van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist (artikel 8 AVG). Indien de cliënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf jaren reeds heeft bereikt, maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, is toestemming vereist van zowel de cliënt als diens wettelijk vertegenwoordiger.

 

Spoedeisende situatie (vitaal belang)

Indien toestemming noodzakelijk is, maar de cliënt geeft géén toestemming of kan geen toestemming geven tot verwerking van zijn persoonsgegevens, kan de gemeente de persoonsgegevens toch verwerken indien er sprake is van een vitaal belang. Vitaal belang wil zeggen dat de gegevenswerking dringend noodzakelijk is ter bestrijding van een ernstig gevaar voor de gezondheid van de cliënt (artikel 6 lid 1 sub f AVG). In de praktijk zal dit enkel van toepassing zijn bij een dringende medische noodzaak. Als iemand bijvoorbeeld buiten bewustzijn is, kan diegene geen toestemming geven. De persoonsgegevens mogen dan zonder zijn of haar toestemming aan een arts doorgegeven worden. In andere situaties kan en mag vitaal belang niet worden gebruikt!

 

2.4 Het verslag (art. 2.3 van de verordening)

  • 1.

    1a. Binnen tien werkdagen na het gesprek ontvangt een cliënt het verslag ter ondertekening voor akkoord.

  • 2.

    1b. Het verslag is een weergave van:

  • 1.

    onderzoek van de gegevens die al binnen de gemeente bekend zijn na akkoord gegevens gebruik door de cliënt;

  • 2.

    de uitkomsten van het gesprek;

  • 3.

    eventueel advies van een (medische-) adviesinstantie;

  • 4.

    afweging of en welke ondersteuning het meest passend is.

  • 3.

    Het verslag bevat ook het doel wat de cliënt wil bereiken en hoe de gemeente dit kan realiseren.

  • 4.

    De cliënt moet dit verslag binnen vijf werkdagen na ontvangst ondertekend retourneren. Zo lang het verslag niet door de gemeente ontvangen is, kan verdere afhandeling van de hulpvraag niet plaatsvinden.

    De cliënt heeft de mogelijkheid in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd en samen met het oorspronkelijke verslag in het dossier geplaatst.

  • 5.

    Indien het verslag ondertekend wordt teruggestuurd en daarbij wordt verzocht om een maatwerkvoorziening, dan wordt dit ondertekende verslag beschouwd als een aanvraag.

2.5 Beoordelen van de aanvraag (art. 2.4.2 van de verordening)

Voor het beoordelen van de aanvraag gelden de onderzoeksstappen zoals in artikel 2.3 van deze regels zijn beschreven.

2.6 Advies (art. 2.4.3 van de verordening)

Voor een toepassing van artikel 2.4.3 van de Verordening, bepaalt de consulent of het bij het beoordelen van de toegang tot de maatwerkvoorziening noodzakelijk is om een externe deskundige in te schakelen, bijvoorbeeld een medisch of bouwkundig adviseur. Een medisch adviseur ligt voor de hand als er sprake is van een progressief ziektebeeld en/of een medisch moeilijk te objectiveren aandoening of wanneer de voorziening mogelijk anti-revaliderend is. Daarnaast kan een advies zinvol zijn voor het in kaart brengen van de behandel- en ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt. Om tot een bepaling van de goedkoopst adequate voorziening te komen kan een bouwkundig advies worden aangevraagd. De kosten van het advies komen voor rekening van de gemeente.

2.7 Voorwaarden en weigeringsgronden (art. 2.4.4 van de verordening)

Anti-revaliderend karakter

Heeft het verstrekken van een maatwerkvoorziening een anti-revaliderende werking, dan kan deze niet gericht zijn op het opheffen of verminderen van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie en daarmee niet voor verstrekking in aanmerking komen.

2. a. Geen ingezetene van de gemeente Terneuzen

De Wmo 2015 heeft betrekking op gemeentelijke taken voor de eigen ingezetenen. Daarom is geen plaats voor een recht van personen die geen ingezetenen van de gemeente zijn en daar bijvoorbeeld slechts een ‘band’ mee hebben omdat zij daar werkzaam zijn. Je bent ingezetene als je minimaal vier maanden in de gemeente verblijft en staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Voor wat betreft de opvang en het beschermd wonen kunnen ingezetenen van elke Nederlandse gemeente zich tot elke gemeente wenden. Hiermee is de landelijke toegankelijkheid van de voorzieningen gewaarborgd.

 

2. b. Aanspraak op andere wetgeving

Hoewel niet limitatief beschreven kan er in een aantal gevallen aanspraak gemaakt worden op andere wetgeving zoals:

 

Zorgverzekeringswet (Zvw)

De Zvw geeft aan op welke medisch noodzakelijke zorg iemand recht heeft. De rijksoverheid beslist welke zorg in de basisverzekering (basispakket) zit. Iedere cliënt is verplicht zich te verzekeren en zorgverzekeraars zijn verplicht verzekeringsplichtigen voor een basisverzekering te accepteren.

 

Wet langdurige zorg (Wlz)

Iemand kan zorg vanuit de Wlz aanvragen als er 24 uur per dag permanent zorg/toezicht in de nabijheid nodig is om ernstig nadeel te voorkomen.

 

Iemand komt in aanmerking voor de Wlz als:

  • iemand zichzelf niet meer kan redden in de maatschappij;

  • er sprake is van ernstige verwaarlozing;

  • er sprake is van lichamelijk letsel door een ziekte, aandoening of beperking;

  • de ontwikkeling van iemand ernstig wordt geschaad, al dan niet onder invloed van een ander;

  • de veiligheid van iemand ernstig wordt bedreigd.

 

Hulpmiddelen

Voor hulpmiddelen geldt dat inwoners van Wlz-instellingen met en zonder behandeling hun (nieuwe) mobiliteitshulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen uit de Wlz krijgen.

 

Voor Wlz-cliënten die met een persoonsgebonden budget, een volledig pakket thuis (vpt) of een modulair pakket thuis (mpt) thuis wonen, blijft de verstrekking van hulpmiddelen onder de Wmo 2015 vallen. Is sprake van een persoonsgebonden budget, een vpt of een mpt dan is juridisch gezien sprake van ‘thuis’ wonen. Wordt de Wlz-indicatie in natura verzilverd, dan geldt dat de hulpmiddelen onder de Wlz vallen.

 

Bestaande mobiliteitshulpmiddelen en roerende voorzieningen uit de Wmo 2015

Voor Wlz-cliënten, die voor 2020 een mobiliteitshulpmiddel of een roerende voorziening op grond van de Wmo 2015 hebben ontvangen, blijft het onderhoud en reparatie voor rekening van de gemeente vallen totdat het hulpmiddel vervangen moet worden. Vanaf dat moment zal de Wlz-cliënt een beroep moeten doen op de Wlz.

 

Participatiewet

De Participatiewet (PW) is geen aan de Wmo 2015 voorliggende voorziening. De PW is een vangnet in de sociale zekerheid, zowel in financiële zin als in de ondersteuning naar werk. De PW richt zich primair op de arbeidsparticipatie van inwoners en de Wmo 2015 op de maatschappelijke ondersteuning van inwoners.

 

2. c Realisatie van de voorziening voor datum melding

Op grond van jurisprudentie reikt de compensatieplicht van de gemeente niet zover dat achteraf de noodzaak moet worden vastgesteld van voorzieningen die al vóór het moment van melding verwezenlijkt waren.

 

2. d Realisatie na datum melding en voor datum beschikking De gemeente heeft compensatieplicht als:

  • 1.

    vooraf duidelijk schriftelijke toestemming is gegeven; of

  • 2.

    de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog beoordeeld kan worden.

 

2.e De eerder verstrekte voorziening is nog niet afgeschreven

Gemeente Terneuzen heeft in artikel 2.4.4, lid 2 onder d van de verordening bepaald dat geen voorziening wordt verstrekt als de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan de cliënt al eerder is verstrekt op grond van enige wettelijke regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is. Uitzondering is dat de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen of dat cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

2.f Niet op het individu gericht

Een voorziening wordt alleen verstrekt voor zover het de cliënt betreft. Dit is een persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of pgb is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan (artikel 1.1.1 Wmo 2015).

 

Gezinssituatie

Bij de beoordeling of de voorziening voor cliënt compenserend is, moet het college wel rekening houden met de gezinssituatie. In de Wmo 2015 is in artikel 2.3.2 lid 4 onderdeel a Wmo 2015 namelijk ook bepaald dat het college de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt moet onderzoeken. Een maatwerkvoorziening moet zorgvuldig zijn afgestemd op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de persoon, zoals die in het onderzoek in kaart zijn gebracht. Hierbij zal de gezinssituatie dus ook een rol kunnen spelen.

 

2.g. Rekening houden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan

Er mag niet van een ingezetene vereist worden dat hij preventief maatregelen treft en investeringen doet om te voorkomen dat toekomstige onzekere gebeurtenissen in zijn gezondheidstoestand als gevolg van het ouder worden leiden tot een beroep op maatschappelijke ondersteuning. De Wmo 2015 biedt wel ruimte om van ingezetenen te eisen dat zij bij het doen van een aanschaf of bij een verhuizing rekening houden met de al aanwezige beperkingen en de redelijkerwijs te verwachten ontwikkeling hiervan.

 

2.h Er is sprake van een Wlz-indicatie of er bestaat of er bestaan redenen om aan te nemen dat de cliënt daarvoor in aanmerking komt, maar weigert hieraan mee te werken, tenzij artikel 8.6a van de Wmo 2015 van toepassing is

 

Gemeente Terneuzen kan een maatwerkvoorziening weigeren indien de cliënt voldoet aan de criteria van de Wlz. Het enkele feit dat er een indicatie voor de Wlz is, is onvoldoende. Onderzocht moet worden of deze Wlz-aanspraak voldoende is.

 

Als een cliënt weigert een Wlz-indicatie aan te vragen, dan hanteert gemeente Terneuzen het beleid dat er een tijdelijke (drie maanden) maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

Er kan ook een tijdelijke maatwerkvoorziening worden verstrekt als er sprake is van een spoedeisende situatie.

 

In het geval een cliënt met zware zorgbehoefte1, die een gering beroep doet op zorg en ondersteuning vanuit de verzekeraar of de gemeente, maar wel een groot beroep doet op mantelzorg, dan zal een gesprek nodig zijn tussen de cliënt en zijn mantelzorger, het CIZ, de gemeente en de verzekeraar. De gemeente Terneuzen neemt in voorkomende gevallen het initiatief hiertoe.

 

Mantelzorgers die hulp verlenen aan personen die Wlz-zorg ontvangen kunnen op grond van de Wmo 2015 geen aanspraak maken op mantelzorgondersteuning.

 

2.i Niet langdurig noodzakelijk, tenzij het gaat om hulp bij het huishouden of begeleiding

Het begrip langdurig noodzakelijk bestaat uit 2 onderdelen die los van elkaar bekeken kunnen worden. De voorziening moet noodzakelijk zijn om de beperkingen te compenseren, en het moet langdurig noodzakelijk zijn.

 

Noodzakelijkheidsvereiste

Naast het vereiste dat de voorziening langdurig nodig moet zijn, moet uit een medisch advies blijken dat de voorziening ook noodzakelijk is om de beperkingen te compenseren.

 

Wenselijk/makkelijk

Het enkele feit dat het stallen van een vervoermiddel gemakkelijker zal worden door het verbreden van de toegangsdeur, niet betekent dat op grond van de Wmo 2015 de toegangsdeur moet worden verbreed.

 

Baat hebben bij een voorziening

Het feit dat uit onderzoek volgt dat cliënt (erg) gebaat zou zijn met een bepaalde voorziening, betekent nog niet dat het college gehouden is deze te verstrekken.

 

Rekening houden met toekomst

De beoordeling of een voorziening noodzakelijk is om de beperkingen te compenseren, is niet altijd beperkt tot het moment van aanvragen. Wel moet duidelijk zijn binnen welke termijn de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd zich voordoen

 

Langdurig noodzakelijk

Met langdurig wordt bedoeld dat de cliënt voor langere tijd aangewezen moet zijn op de desbetreffende voorziening. Voor langere tijd betekent in ieder geval dat wie tijdelijk beperkingen ondervindt, bijvoorbeeld door een ongeluk, terwijl vaststaat dat de beperkingen slechts tijdelijk zijn, niet voor een voorziening in aanmerking komt. Degene die voor 'beperkte of onzekere duur' beperkingen ondervindt kan een beroep doen op de Zorgverzekeringswet.

 

Zes maanden

Langdurig geeft een grens aan in tijd. Waar de grens van langdurig gelegd moet worden is niet duidelijk aan te geven. Een afbakening die gemaakt kan worden, is te kijken naar andere regelgeving, die voor beperkte duur een voorziening verstrekken. Op grond van de Zvw kunnen rolstoelen, drempelhulpen, transferhulpmiddelen zoals draaischijven, patiëntentilliften en transferplanken, toiletverhogers, toilet- en douchestoelen slechts voor beperkte of onzekere duur worden verstrekt

 

Tijdelijkheid van een beperking

Een andere werkwijze gaat uit van de eventuele tijdelijkheid van een beperking. In dit kader is de prognose van groot belang. Zegt de prognose dat de belanghebbende na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag het college van kortdurende noodzaak uitgaan en dus de Wmo-aanvraag afwijzen. Bij een wisselend beeld, waarbij verbetering in de situatie gevolgd wordt door situaties van terugval, kan worden uitgegaan van een langdurige noodzaak, mits dat wisselend beeld permanent is.

 

Tijdelijke noodzaak (bijv. renovatie woning)

Soms is duidelijk dat er beperkingen zijn, maar is een voorziening slechts tijdelijk nodig. Een voorbeeld is een renovatie van een aangepaste woning en de tijdelijke hinder die dat met zich meebrengt. De Wmo 2015 is erop gericht om beperkingen te compenseren die iemand langdurig ervaart.

 

Beperkingen langdurig maar wel tijdelijk

Een enkele keer komt het voor dat de cliënt als gevolg van een ernstig ongeval een lange revalidatie doormaakt maar uiteindelijk toch weer (nagenoeg) geheel zal herstellen. Als de herstelperiode bijvoorbeeld twee jaar zou zijn, dan moet het college toch een voorziening verstrekken.

Vervoersvoorzieningen zijn naar hun aard tijdelijk en kunnen ook in de tijd worden begrensd. Anders ligt het bij woonvoorzieningen of woningaanpassingen. Die zijn vaak bouwkundig en moeilijk terug te draaien. In zo'n geval kan het college bij de belangenafweging voor de vraag komen te staan wat te doen. Een kostbare traplift en aangepaste badkamer, een verhuiskostenvergoeding of wellicht iets anders. Gelet op het feit dat de woonvoorziening slechts tijdelijk nodig zal zijn, is het denkbaar dat zowel aanpassen als verhuizen als middel erger is dan de kwaal. Anderzijds heeft de cliënt wel een beperking bij het normale gebruik van zijn woning, ook al is beperking niet permanent. In dat geval zou een voorziening verstrekt kunnen worden in de vorm van het vergoeden van tijdelijke huisvesting.

 

Terminale patiënten

De voorwaarde dat een voorziening langdurig noodzakelijk moet zijn om op grond van de Wmo verstrekt te kunnen worden, betekent niet dat terminale patiënten geen beroep op de Wmo 2015 zouden kunnen doen. Wel zal bij de advisering en de keuze voor de soort voorziening rekening gehouden moeten worden met het feit dat het een terminale patiënt betreft.

 

Medische eindtoestand

Het verstrekken van een (maatwerk)voorziening mag niet beperkt worden tot situaties waarin behandeling niet meer mogelijk is of een eindsituatie is bereikt.

 

Succesvolle behandeling mogelijk

De gemeente kent geen voorziening toe, als de mogelijkheid van een succesvolle behandeling nog open staat.

 

3.. Verplaatsen in de directe woon- en leefomgeving

Binnen de reikwijdte van de Wmo 2015 vallen alleen de lokale en regionale vervoersbehoeften van de cliënt. Uit jurisprudentie blijkt dat iemand, om te kunnen participeren, de mogelijkheden moet hebben om jaarlijks lokaal en regionaal (tot zo’n 15 tot 20 kilometer afstand van iemands woning) 1500 tot 2000 kilometer te kunnen reizen. Gemeente Terneuzen hanteert hierbij de kilometergrens van 3000 kilometer per kalenderjaar. Alle bovenregionale vervoersbehoeften vallen buiten de reikwijdte van de Wmo 2015. Hiervoor wordt door het rijk bovenregionaal vervoer georganiseerd (Valysvervoer).

 

4. a. Geen woonvoorziening als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen

 

Aard van de gebruikte materialen

De gemeente vergoedt de kosten van woningaanpassing niet, omdat de (vermeende) beperkingen voortvloeien uit de aard van het materiaal.

 

Achterstallig onderhoud

De gemeente verstrekt geen woonvoorziening als de ondervonden problemen te wijten zijn aan achterstallig onderhoud of het gevolg zijn van de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen, tenzij:

  • de cliënt goede pogingen heeft ondernomen om de gebreken door de verhuurder te laten wegnemen; en

  • met het oog op de gezondheidstoestand van de cliënt is er binnen redelijkerwijs aanvaardbaar tijdsbestek geen uitzicht op opheffing van de gebreken.

 

Het college hoeft op grond van de Wmo 2015 geen woningaanpassing te verstrekken, zolang de woning niet in een goede staat van onderhoud wordt gebracht.

 

Wel een woonvoorziening in geval van COPD

De gemeente kan wel een woonvoorziening toekennen als er sprake is van onverwacht optredende meerkosten waarvoor cliënt niet heeft kunnen reserveren. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als iemand zijn woning moet saneren, omdat plotseling blijkt dat de cliënt lijdt aan een ziekte of gebrek, zoals COPD. Dit moet wel uit medisch onderzoek volgen.

 

4.. b. Als de cliënt zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen

Een voorwaarde om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen is dat de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Terneuzen. Hoofdverblijf is de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de Basisregistratie Personen ingeschreven staat dan wel staan ingeschreven, dan wel het feitelijke woonadres waar de cliënt daadwerkelijk het grootste deel van de tijd verblijft.

 

4.. c. Geen woonvoorziening als de cliënt woont in een vakantiewoning, hotel, pension, klooster, trekkerswoning of een tweede woning. Er kan dan wel een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten worden verstrekt

Het categoriaal uitsluiten van woonvoorzieningen (woningaanpassingen) van woonvoorzieningen voor recreatiewoningen is aanvaardbaar, mits de gemeente een andere compenserende voorziening verstrekt (zoals een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten).

 

4.. d. Geen woonvoorziening wordt verstrekt indien de cliënt woont in een woning die specifiek gericht is op een bepaalde groep mensen zoals een seniorencomplex en de voorziening bedoeld is voor in een gemeenschappelijke ruimte, zoals elektrische deuropeners

Een locatie die bestemd is voor doelgroepen dient door de verhuurder of de vereniging van eigenaren bouwtechnisch geschikt te worden gemaakt voor bewoning door de doelgroep.

 

4.. e. Geen woonvoorziening wordt verstrekt als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor de verhuizing is

Een belangrijke reden voor verhuizing kan bijvoorbeeld samenwoning, huwelijk of het aanvaarden van werk elders zijn. Maar ook als één van deze situaties zich voordoet, zal een weging van alle feiten en omstandigheden de doorslag geven of sprake is van een belangrijke reden, zo volgt uit de jurisprudentie. De opsomming is verder niet uitputtend, wat betekent dat ook andere omstandigheden een belangrijke reden kunnen vormen.

 

Het verhuizen uit vrije wil van een adequate naar een niet adequate woning behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt en eventuele aanpassingskosten komen voor rekening van de cliënt.

 

4.. f. Geen woonvoorziening wordt verstrekt als de cliënt verhuisd is naar de voor zijn beperkingen meest geschikte woning, tenzij de gemeente daarvoor vooraf schriftelijk toestemming heeft gegeven

Volgens vaste rechtspraak is het toegestaan deze weigeringsgrond te hanteren.

 

4. g. Geen woonvoorziening wordt verstrekt als de cliënt een indicatie voor verhuizing naar een zorginstelling op grond van de Wlz heeft

De gemeente verstrekt geen woonvoorziening aan cliënten die aanspraak maken op de Wlz (zie artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015), uitgezonderd in die situaties zoals beschreven onder het tweede lid onder a en g van dit artikel.

 

4.. h. Geen woonvoorziening wordt verstrekt in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kan worden meegenomen

Gemeente Terneuzen kent geen maatwerkvoorziening toe op grond van de Wmo 2015 voor de meerkosten van woonvoorzieningen.

 

2.8 Spoedeisende gevallen (art. 2.5.4 van de verordening)

Gemeente Terneuzen zal in het geval van spoed direct een tijdelijke maatwerkvoorziening verstrekken. Dit in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de cliënt. De in te zetten tijdelijke maatwerkvoorziening moet aansluiten bij de behoefte van de cliënt. Dit betekent niet dat de gemeente onmiddellijk een precies passende voorziening treft.

 

Voor bepaalde vormen van begeleiding kan er sprake zijn van een spoedeisend karakter. Met een beperkt aantal gecontracteerde aanbieders heeft gemeente Terneuzen specifieke afspraken gemaakt. Deze aanbieders zijn:

  • Emergis;

  • Gors;

  • Leger des Heils;

  • SVRZ;

  • Tragel Zorg;

  • Zeeuwse Gronden;

  • Zorgsaam.

 

Met het woord ‘onverwijld’ als bedoeld in artikel 2.3.3 van de Wmo 2015 wordt bedoeld dat er niet meer tijd mag zitten dan strikt nodig is om tot een beslissing te kunnen komen.

 

Een spoedeisende situatie kan zijn de periode van beslissing op de aanvraag om een Wlz-indicatie. Gemeente Terneuzen kan in dat geval een tijdelijke maatwerkvoorziening verstrekken voor de duur van het moment van aanvraag tot en met datum beslissing op de aanvraag om een Wlz-indicatie.

 

Hoofdstuk 3 Wonen en meedoen in een veilige en gezonde omgeving

3.1 Ondersteuning mantelzorger (art. 5.5.1 van de verordening)

Respijtzorg is de tijdelijke en volledige overname van de zorg met het doel om de mantelzorger vrijaf te geven. Dat kan op heel veel verschillende manieren. Belangrijk is dat respijtzorg ook echt de adempauze geeft waar de mantelzorger behoefte aan heeft. Hierdoor kunnen mantelzorgers de zorg daadwerkelijk langer volhouden en de zorgvrager kan daardoor langer thuis wonen. Maar vooral ook dat zowel de mantelzorger en de cliënt zich beter voelen na gebruik van respijtzorg. Het gaat er tenslotte om dat burgers op een zo prettig mogelijke wijze hun leven kunnen leiden, ondanks hun ziekte of aandoeningen.

Respijtzorg kent vele vormen. Het gaat uiteindelijk over het effect van de vervangende zorg; dat de mantelzorger er tussenuit kan en daardoor de zorg kan blijven volhouden. Wat voor vorm dat is, is dus afhankelijk van de zorgsituatie en de persoon. De ene mantelzorger heeft alleen maar af en toe iemand nodig die de zorgvrager een paar uur gezelschap houdt, de ander kan alleen op vakantie als de zorgvrager ondertussen wordt opgevangen in een gespecialiseerde logeervoorziening.

 

Wat betreft respijtzorg is de gemeente formeel verantwoordelijk voor mantelzorgers van cliënten die geen Wlz-indicatie hebben.

Gemeente Terneuzen wil bijdragen aan het voorkomen van overbelasting en uitval van mantelzorgers, zodat mensen prettig thuis kunnen blijven wonen, in hun eigen omgeving, ook al hebben ze zorg en ondersteuning nodig. Het preventieve effect is daarbij belangrijk: mits op tijd ingezet, zorgt een adempauze ervoor dat mantelzorgers de zorg langer en beter kunnen volhouden en met plezier blijven vervullen. Daarbij is een samenhangend beleid voor mantelzorgondersteuning en respijtzorg essentieel.

Hoofdstuk 4 De vorm van de ondersteuning

4.1 Verantwoording pgb (art. 6.2.4 van de verordening)

1. Nadat de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is toegekend, controleert de consulent of het pgb wordt aangewend voor het doel waarvoor het pgb is toegekend.

 

Gedurende het jaar kan de consulent o.a. een steekproef houden bij de budgetbeheerder of de cliënt door bijvoorbeeld een huisbezoek en/of een administratieve controle uit te voeren (rechtmatigheid) en de inhoudelijke zorgverlening en ondersteuningsvraag met de cliënt /budgetbeheerder te bespreken (doelmatigheid).

 

Als onrechtmatigheden of ondoelmatig gebruik van het pgb word(t)en geconstateerd kan het college besluiten om voorwaarden te stellen aan voortzetting van het pgb of het verstrekken van het pgb te heroverwegen en eventueel in te trekken.

Hoofdstuk 5 Afspraken tussen inwoner en gemeente

5.1 Herzien en intrekken voorziening (art. 7.4.1 van de verordening)

  • 1.

    Het college heeft op grond van art. 2.3.10 van de Wmo 2015 en art. 7.4.1 van de verordening de bevoegdheid om in bepaalde gevallen een verstrekte maatwerkvoorziening of een daaraan gekoppeld pgb te herzien dan wel in te trekken. Het college heeft de ruimte om de te nemen beslissingen af te stemmen op lokaal beleid en specifieke individuele omstandigheden.

  • 2.

    Het college neemt in de beslissing op, op welk moment die beslissing in werking treedt.

5.2 Terugvordering voorziening (art. 7.4.2 van de verordening)

Het college heeft de bevoegdheid om op grond van art. 2.4.1 van de Wmo 2015 en art. 7.4.2 van de verordening om van de cliënt en van degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde te vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

Het college kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

Hoofdstuk 6 Intrekking en inwerkingtreding beleidsregels

6.1 Afwijken van de beleidsregels (hardheidsclausule) (art. 10.1 van de verordening)

Het college handelt overeenkomstig de beleidsregels tenzij dat voor de cliënt gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

6.2 Intrekken oude regels (art. 10.2 van de verordening)

De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Terneuzen 2022 zijn op 1 januari 2023 ingetrokken.

6.3 Ingangsdatum en naam (art. 10.4 van de verordening)

De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Terneuzen 2023 treden in werking met ingang van 1 januari 2023.

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen in zijn vergadering van 20 december 2022.

Het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen,

de secretaris,

S.I.L. (Steven) de Waal

de burgemeester,

H.J.A. (Erik) van Merrienboer


1

Van zware of intensieve zorg is sprake als een cliënt niet meer zelfstandig kan wonen. Er is dagelijks hulp nodig bij de persoonlijke verzorging. De cliënt moet 24 per dag een beroep kunnen doen op zorg en begeleiding. Ook is er hulp nodig bij het invullen van de dag, het maken van afspraken en onderhouden van contacten.