Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heerlen

Financiële verordening gemeente Heerlen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeerlen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Heerlen
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Heerlen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 212

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-12-200706-04-2011Nieuwe regeling (tevens intrekking van de Financiële beheersverordening gemeente Heerlen)

04-12-2007

Weekblad Parkstad

2007/25242

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Heerlen

 

 

Financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet

  • 1.

    Inleidende bepalingen

    Artikel 1. Definities

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • 1.

      administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Heerlen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

    • 2.

      afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan de directie;

    • 3.

      prioriteit: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een of meerdere samenhangende producten;

    • 4.

      producten: zelfstandige kostendrager binnen de gemeentelijke organisatie;

    • 5.

      programma: een samenhangend geheel van producten, gericht op het bereiken van maatschappelijke effecten aan de hand van de vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we ervoor doen en wat gaat het kosten?

  • 2.

    Begroting en verantwoording

    Artikel 2. Programma-indeling

    • 1.

      De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

    • 2.

      De raad kan zowel jaarlijks als bij aanvang van een nieuwe raadsperiode op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten de onderverdeling van de programma’s in prioriteiten vaststellen.

    • 3.

      De raad stelt op voorstel van het college per programma indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

    Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

    • 1.

      Indien de raad de onderverdeling van de programma’s in prioriteiten vaststelt, wordt bij de begroting onder elk van de programma’s de lasten en baten per prioriteit weergegeven en bij de jaarstukken wordt onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per prioriteit vermeld.

    • 2.

      Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

    • 3.

      In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

    Artikel 4. Kaders ontwerpbegroting

    • 1.

      In de Kadernota biedt het college het kader aan voor het volgende begrotingsjaar en de vier daaropvolgende jaren. Hierin wordt meerjarig de actuele stand van zaken van de financiële positie aangegeven.

    • 2.

      Het college doet in de Kadernota een voorstel aan de raad over de prioriteiten voor het volgende begrotingsjaar.

    • 3.

      Het college draagt er zorg voor dat de prioriteiten die de raad heeft vastgesteld, concreet worden uitgewerkt en met een financiële vertaling als voorstel in de ontwerpbegroting worden opgenomen.

    Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

    • 1.

      De raad autoriseert met het vaststellen van de jaarlijkse begroting de lasten en de baten per programma en - daar waar prioriteiten zijn vastgesteld - per prioriteit.

    • 2.

      Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

    • 3.

      Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

    • 4.

      Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

    Artikel 6. Uitvoering begroting

    • 1.

      Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

    • 2.

      Het college draagt er ten aanzien van de productenraming zorg voor dat de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten.

    • 3.

      Aanpassingen van het totaal van de lasten en baten van het programma alsmede van het overzicht algemene dekkingsmiddelen en de reservemutaties is alleen mogelijk door middel van een door de raad goedgekeurde begrotingswijziging.

    • 4.

      Het college kan door middel van een collegebesluit de raming van de lasten en baten van de producten wijzigingen, mits dit niet leidt tot een wijziging van het totaal van de lasten en baten per programma, het overzicht algemene dekkingsmiddelen, de reserve mutaties en de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma niet onder druk komen te staan.

    • 5.

      Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma’s zoals geautoriseerd in de begroting en de door de raad vastgestelde begrotingswijzigingen niet worden overschreden.

    Artikel 7. Tussentijdse rapportage

    • 1.

      Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente ter beheersing en bijsturing van die uitvoering. De planning van deze rapportages zal aan de raad worden voorgelegd.

    • 2.

      De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht van baten en lasten met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma en indien van toepassing uitgesplitst naar prioriteiten;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • e.

      het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d, alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

    • 3.

      In de tussenrapportages worden de in lid 2 genoemde afwijkingen, ten opzichte van de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van programma, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting op de belangrijkste onderdelen toegelicht.

    Artikel 8. Informatieplicht

    Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen, overeenkomstig het bepaalde in het door de raad, ter uitwerking van artikel 169, vierde lid, van de Gemeentewet, vastgestelde Protocol Actieve Informatieplicht.

  • 3.

    Financieel beleid

    Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

    Voor openstaande vorderingen waaronder vorderingen inzake onroerende zaakbelasting gebruikers, onroerende zaakbelasting eigenaren, precariobelasting, hondenbelasting, parkeerrechten, rioolrechten en afvalstoffenheffing wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling van de inbaarheid van de vordering.

    Artikel 10. Kostprijsberekening

    • 1.

      Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een ook indirecte kosten betrokken, die samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

    • 2.

      Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

    • 3.

      Het renteomslagpercentage voor de berekening van de kapitaallasten wordt gebaseerd op het gewogen gemiddelde rentetarief voor kapitaalmarkt- en geldmarktleningen over de vijf kalenderjaren die aan het jaar, waarin de begroting wordt samengesteld, voorafgaan. Als representatief voor de door gemeente Heerlen gebruikte financieringsinstrumenten worden beschouwd de tienjarige lineair aflosbare lening en de driemaands kasgeldlening.

    Artikel 11. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

    • 1.

      Het college doet jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor o.a. belastingen, rioolrechten en afvalstoffenheffing.

    • 2.

      Het college biedt eens in de 4 jaar de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons. De raad stelt de nota vast.

    • 3.

      Het college biedt eens in de 4 jaar de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid. De raad stelt de nota vast.

    • 4.

      De besluiten voor het vaststellen van gewijzigde en nieuwe prijzen en tarieven, anders dan bedoeld in lid 9.1 t/m 9.3 worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

    Artikel 12. Financieringsfunctie

    • 1.

      Het college biedt eens in de 4 jaar de raad de nota ‘het treasurystatuut gemeente Heerlen’ aan, met de regels voor het dagelijks beheer van geldstromen, financiering op korte en lange termijn, beleggingen, rente- en valutarisico, kredietrisico, administratieve organisatie en interne controle. De raad stelt de nota vast.

    • 2.

      Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de richtlijnen in acht welke zijn opgenomen in de nota ‘het treasurystatuut gemeente Heerlen’.

    • 3.

      Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

    • 4.

      Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofd van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

    Artikel 13. Paragrafen

    Het college biedt eens in de 4 jaar de kaders of de beleidsnota’s aan de raad ter vaststelling aan:

    • 1.

      de nota ‘Lokale heffingen’ met de regels voor de belastingheffing en -inning in de gemeente Heerlen waarbinnen de belastingvoorstellen moeten passen;

    • 2.

      de nota ‘Weerstandsvermogen’ met de regels inzake het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen en het (gewenste) weerstandsvermogen;

    • 3.

      in het kader van de paragraaf ‘Onderhoud kapitaalgoederen’:

    • a.

      de nota ‘Integraal Beheer Openbare Ruimte (IBOR)’ met de regels voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair, de normkosten systematiek en het meerjarig budgettair beslag;

    • b.

      de nota ‘Gemeentelijke rioleringsplan (GRP)’ met de regels voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau, de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu, de normkosten systematiek en het meerjarig budgettair beslag;

    • c.

      de nota ‘Onderhoud gebouwen’ met de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen, de normkosten systematiek en het meerjarig budgettair beslag;

    • 4.

      de nota ‘Deelnemingen en verbonden partijen’ met de regels voor (het aangaan van nieuwe) participaties met name ten aanzien van hoe het publiek belang is gediend met de verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële condities. Tevens zijn opgenomen de verbonden partijen, het openbaar belang, het financieel belang en de zeggenschap van de gemeente;

    • 5.

      de nota ‘Grondbeleid’ waarin aandacht wordt besteed aan de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente, te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten, de voorraadverwerving en uitgifte van gronden, de uitgangspunten voor prijsstelling van de verkoop van gronden;

    • 6.

      de nota ‘Afschrijving en waardering’ met de regels voor het activeren en afschrijven van (im-) materiële vaste activa;

    • 7.

      de nota ‘Reserve- en voorzieningenbeleid’ met de regels over de vorming, besteding en vrijval van reserves, de vorming, besteding en vrijval voorzieningen; de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen;

    • 8.

      de nota ‘Kwijtschelding gemeentelijke belastingen’ met de regels voor het verlenen van kwijtschelding van gemeentelijke belastingen;

    • 9.

      de nota ‘Algemene Subsidieverordening’ met de regels voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies;

    • 10.

      de nota ‘Inkoop en aanbesteding’ met de regels voor de inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten.

  • 4.

    Financieel beheer en interne controle

    Artikel 14. Administratie

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

    • 1.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • 2.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • 3.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • 4.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • 5.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • 6.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

    Artikel 15. Interne controle

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

    Artikel 16. Misbruik en oneigenlijk gebruik

    Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

  • 5.

    Financiële organisatie

    Artikel 17. Financiële organisatie

    Het college zorgt voor en legt vast:

    • 1.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

    • 2.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • 3.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • 4.

      de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • 5.

      de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

  • 6.

    Slotbepalingen

    Artikel 18. Inwerkingtreding

    • 1.

      Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie en is van toepassing vanaf de voorbereiding van het begrotingsjaar 2009. De stukken voor het begrotingsjaar 2009 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening. De stukken voor begrotingsjaar 2008 en eerder voldoen aan de bepalingen van de vorige financiële beheersverordening.

    • 2.

      Deze verordening treedt in de plaats van de ‘Financiële beheersverordening gemeente Heerlen vastgesteld door de raad op 4 november 2003, welke met ingang van de inwerkingtreding van de verordening als bedoeld onder lid 1 wordt ingetrokken.

    Artikel 19. Citeertitel

    Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Heerlen.

    Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 4 december 2007.

    griffier, burgemeester,

Toelichting op de artikelen

Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.

In de verordening is opgenomen dat de autorisatie van de programmabegroting op een lager niveau kan plaatsvinden, namelijk op het niveau van prioriteiten in plaats van op het niveau van programma’s. Een programma van de begroting kan op grond van artikel 8 BBV worden opgedeeld in prioriteiten.

Bij iedere begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van producten aan programma’s en eventuele prioriteiten uit de programmabegroting.

De onderverdeling van de programma’s in producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.

Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht op programma’s bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor programma’s op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet).

De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. In het eerste lid is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma.

De raad kan er ook voor kiezen de budgetten op onderdelen van de begroting op een ander niveau vast te stellen. In het tweede lid is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per prioriteit. Op grond van artikel 8 BBV lid 4 kan een gemeente de baten en lasten van een programma namelijk onderverdelen in baten en lasten voor prioriteiten. Het lid bepaalt dat de raad de prioriteiten per programma kan vaststellen. Met het vaststellen van de prioriteiten worden de programma’s ingedeeld conform het vierde lid van artikel 8 BBV. Dit is nodig omdat daar de autorisatie en verantwoording op het niveau van prioriteiten kan plaatsvinden.

Daarbij is een derde lid opgenomen, dat bepaalt dat op voorstel van het college de raad niet-financiële indicatoren per programma vaststelt. Het is het zogenaamde SMART-maken van de begroting.

Overigens bepaalt het artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken overhoop moeten worden gehaald. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting.

Volgens de richtlijnen van het BBV worden de baten en de lasten van het begrotingsjaar in de begroting en de jaarstukken opgenomen, onverschillig of zij tot daadwerkelijke inkomsten of uitgaven in dat jaar leiden, onderscheidenlijk hebben geleid.

Indien wordt gewerkt met een autorisatieniveau op prioriteiten, zullen de lasten en baten onder de programma’s in de begroting per prioriteit worden weergegeven. Het college stelt binnen het programma de producten vast, terwijl de raad de producten kan gebruiken om hier een prioriteit in aan te brengen.

Als aanvulling op het tweede lid van artikel 3 wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door in ieder geval bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen te geven.

Artikel 4. kaders ontwerpbegroting.

Dit artikel bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen aan de begroting (voor de zomer) een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de ontwerpbegroting en de meerjaren raming.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 5 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Hier kan de autorisatie van de baten en lasten op een lager niveau plaatsvinden, namelijk op het niveau van prioriteit (lid 1).

Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen (lid 2). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgave, maar de raad autoriseert de uitgave nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

De in het derde lid genoemde voorstellen tot budgettaire wijzigingen hebben betrekking op de onderuitputting of overschrijding van de door de raad geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en betreffen de uitvoering van wettelijke en reguliere taken binnen een programma. Nieuw beleid en of programmaoverstijgende financiële mutaties worden door het college middels een separaat voorstel, inclusief begrotingswijziging aan de raad voorgelegd.

In 2007 waren mutaties in de reserves niet in de primaire begroting opgenomen, waardoor bij de daadwerkelijk aanwending van een bestemmingsreserve altijd sprake was van een begrotingswijziging, hetgeen het grote aantal van deze wijzigingen verklaard. Met ingang van de begroting 2009 worden deze verwachte onttrekkingen en toevoegingen aan reserves wél geraamd, waardoor het aantal noodzakelijke begrotingswijzigingen richting de raad zal afnemen.

Gedurende het begrotingsjaar kunnen nieuwe investeringsvoornemens op tafel komen die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien. Het laatste lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen.

Artikel 6. Uitvoering begroting

In artikel 6 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de

begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid,

de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt

eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productraming. Lid 3,4 en 5

doen hetzelfde voor de uitvoering van de programma’s van de begroting.

In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te

voldoen. Deze uitvoeringsregels zijn aan het college.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage

Een belangrijk onderdeel van de planning en control-cyclus voor de raad zijn de tussenrapportages. Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage. Het derde lid bepaalt over welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college zich in de rapportage moet verantwoorden.

Artikel 8. Informatieplicht

In dit artikel is de verwijzing naar het Protocol Actieve Informatieplicht opgenomen, waarin een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad is gegeven. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente. Om welke onderwerpen het gaat heeft de raad in dit informatieprotocol vastgelegd.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

Het betreft een artikel over de waardering van mogelijk oninbare vorderingen. Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Bij het artikel is onderscheid gemaakt tussen gemeentelijke aanslagen en heffingen die het karakter hebben van bulkfacturen en overige vorderingen.

Artikel 10. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten bevat. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 10 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen.

Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele btw. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt.

De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college zijn systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.

Artikel 11. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt.

Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijke besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).

Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen. Het tweede en derde lid bepalen dat de raad eens in de vier jaar deze kaders voor de prijzen voor gemeentelijke diensten en de verhuur en verkoop van onroerend goed vaststelt.

Het vierde lid bepaalt dat de besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen van andere rechten en leges ter kennisneming aan de raad worden aangeboden.

Artikel 12. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 12 van de verordening wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. In het eerste lid staat als kader voor het financieel beleid de verwijzing naar het Treasurystatuut van de gemeente Heerlen, die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen. Een gemeente kan echter binnen de ruimte die de Wet Fido biedt, ook kiezen voor strakkere of ruimere kaders. Het derde lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie.

Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen.

Artikel 13. Paragrafen

De raad kan in de financiële verordening nadere kaders en uitgangspunten voor de paragrafen en de onderliggende beleidsnota’s stellen. In deze verordening zijn veelal alleen eisen gesteld aan het periodiek actualiseren van de onderliggende beleidsnota’s. Het gaat hierbij om een frequentie van eens in de 4 jaar. De wetgever laat het uitwerken van de paragrafen over aan het lokaal bestuur, zodat dit goed aansluit aan de wensen van de raad. Het BBV onderscheidt de volgende ‘verplichte’ paragrafen:

  • -

    Lokale heffingen (artikel 10);

  • -

    Weerstandsvermogen (artikel 11);

  • -

    Onderhoud kapitaalgoederen (artikel 12);

  • -

    Financiering (artikel 13);

  • -

    Bedrijfsvoering (artikel 14);

  • -

    Verbonden partijen (artikel 15);

  • -

    Grondbeleid (artikel 16).

De wetgever biedt bovendien de mogelijkheid om beleidsnota’s op te stellen, m.n. voor politiek-bestuurlijk van groot belang. De gemeente Heerlen onderscheidt de volgende ‘niet-verplichte’ beleidsnota’s:

  • -

    Afschrijving en waardering;

  • -

    Reserves en voorzieningenbeleid;

  • -

    Kwijtschelding gemeentelijke belastingen;

  • -

    Algemene Subsidieverordening;

  • -

    Inkoop en aanbesteding

De verplichte paragrafen vormen een integraal onderdeel van de gemeentelijke begroting en worden verantwoord in het jaarverslag. Voor wat betreft de wijze en inrichting van verantwoording van de niet-verplichte beleidsnota(’s) kan de raad aanvullende eisen stellen, als aanvulling op het bepaalde in het BBV. Het doel van de paragrafen is inzicht te geven in de financiële positie van de gemeente. Voor de verantwoording in het jaarverslag kunnen de eisen, die aan de tekstuele omvang van de paragrafen worden gesteld, verschillend zijn. Indien de paragraaf is gebaseerd op een actuele beleidsnota kan worden volstaan met informatie over de stand van zaken. Indien dergelijke nota ontbreekt, is uitgebreidere informatie verstrekking vereist. De paragrafen zijn verplicht tenzij het desbetreffende aspect voor de organisatie (financieel) niet aan de orde is.

Artikel 14. Administratie

Onder artikel 14 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.

Artikel 15. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 15 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole, de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel 16. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 16 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant.

Artikel 17. Financiële organisatie

Artikel 17 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder cijfer 1, 2, 3 en 4 van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.

De regels bedoeld onder de cijfers 1 en 2 kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit. Hierin kunnen ook de regels voor de inrichting van de organisatie van de financieringsfunctie worden opgenomen, zoals wordt bedoeld onder cijfer 4.

Artikel 18. Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het begrotingsjaar 2008 moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening. De voorbereiding van het begrotingsjaar starten immers in de maanden maart en april.

Artikel 19. Citeertitel

Artikel 19 geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.

Vaststelling

Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet).

Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).

De financiële verordening heeft alleen interne werking en is dus niet een besluit van algemene strekking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening hoeft dan ook niet te worden gepubliceerd voordat zij in werking kan treden.