Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
ISD BOL

Beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag ISD BOL 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieISD BOL
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregels Individuele Inkomenstoeslag ISD BOL 2023
CiteertitelBeleidsregels Individuele Inkomenstoeslag ISD BOL 2023
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag ISD BOL 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

14-12-2022

bgr-2022-1415

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag ISD BOL 2023

Het Dagelijks Bestuur van ISD BOL

 

BESLUIT

 

  • Vast te stellen de Beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag ISD BOL 2023

  • In te trekken de Beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag ISD BOL 2018

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet Bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: de Participatiewet.

    • b.

      WIA: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

    • c.

      Dagelijks Bestuur: Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Brunssum en Landgraaf.

Artikel 2 Voorwaarden individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor de individuele inkomenstoeslag dient belanghebbende te voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 36 van de wet en in de Verordening individuele inkomenstoeslag ISD BOL 2023. Belanghebbende dient:

    • a.

      een langdurig laag inkomen te hebben zoals genoemd in artikel 3 van de Verordening individuele inkomenstoeslag ISD BOL 2023;

    • b.

      in de referteperiode voorafgaand aan de peildatum geen in aanmerking te nemen vermogen te hebben zoals genoemd in artikel 34 van de wet;

    • c.

      geen zicht op inkomensverbetering te hebben, gelet op de omstandigheden van belanghebbende zoals genoemd in artikel 36 eerste lid van de wet;

    • d.

      tot de omstandigheden zoals genoemd in onderdeel c van dit artikel worden in ieder geval gerekend:

      • i.

        krachten en bekwaamheden van een persoon, en

      • ii.

        de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

  • 2.

    Onder een laag inkomen zoals genoemd in artikel 3 van de verordening individuele inkomenstoeslag 2023 wordt verstaan de geldende bijstandsnorm van het betreffende beoordelingsjaar.

Artikel 3. Recht op individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    Recht op de individuele inkomenstoeslag heeft de belanghebbende die op de peildatum geen zicht heeft op inkomensverbetering, waarbij lid 2 van dit artikel en artikel 4 van deze regeling niet van toepassing zijn en:

    • a.

      die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 in de WIA, of

    • b.

      die op grond van artikel 9a van de wet een ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling heeft, of

    • c.

      die op grond van artikel 6b van de wet medisch urenbeperkt is en waarop een vrijlating van inkomsten zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder z van toepassing is, of

    • d.

      die op grond van artikel 9 tweede lid van de wet een tijdelijke ontheffing heeft en waarbij lid 2 van dit artikel niet van toepassing is, of

    • e.

      waarvan is vastgesteld dat er uitzicht is op inkomensverbetering, en belanghebbende met betrekking tot zijn re-integratie/participatie alle inspanningen heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen, maar waarbij deze inkomensverbetering op de peildatum nog niet is gelukt, en waarbij lid 2 van dit artikel niet van toepassing is.

  • 2.

    Een individuele inkomenstoeslag wordt niet toegekend als belanghebbende in de referteperiode:

    • a.

      wegens een gedraging zoals genoemd in artikel 9, eerste lid onder a en artikel 18, vierde lid van de wet een maatregel opgelegd heeft gekregen, of

    • b.

      wegens een gedraging zoals bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de Afstemmingsverordening een maatregel opgelegd heeft gekregen, of

    • c.

      wegens een gedraging zoals genoemd in artikel 18b, eerste lid van de wet een maatregel opgelegd heeft gekregen.

Artikel 4 Referteperiode statushouders en gedetineerden

  • 1.

    De referteperiode voor statushouders gaat in vanaf het eerste moment van verblijf in het AZC.

  • 2.

    Een periode van detentie gedurende de referteperiode staat de verstrekking van de toeslag niet in de weg.

Artikel 5 Uitsluitingen

Uitgesloten van het recht op de individuele inkomenstoeslag is belanghebbende die niet voldaan heeft aan de verplichting zoals genoemd in artikel 9, zesde lid van de wet en een maatregel op grond van artikel 14 van de Afstemmingsverordening opgelegd heeft gekregen.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2023 onder gelijktijdige intrekking van de beleidsregels Individuele Inkomenstoeslag ISD BOL 2018.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: ’’Beleidsregels individuele inkomenstoeslag ISD BOL 2023’’.

Aldus besloten tijdens de vergadering van het Dagelijks Bestuur d.d. 14 december 2022

De voorzitter,

De secretaris,

Algemene toelichting  

 

Per 1 januari 2015 kunnen gemeenten aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 Participatiewet een individuele inkomenstoeslag toekennen. Deze toeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5 onderdeel d Participatiewet). De gemeenteraad moet op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel b Participatiewet in een verordening regels stellen over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag. De gemeenteraden van de BOL-gemeenten hebben daartoe de Verordening individuele inkomenstoeslag ISD BOL 2023 vastgesteld.

 

Het Dagelijks Bestuur kan aan een belanghebbende een individuele inkomenstoeslag toekennen, maar heeft hierbij beleidsruimte. In beleidsregels kan het Dagelijks Bestuur nadere voorwaarden verbinden aan het recht op individuele inkomenstoeslag. Dit brengt met zich mee dat het Dagelijks Bestuur ook kan bepalen dat belanghebbenden die niet voldoen aan bepaalde voorwaarden kunnen worden uitgesloten van het recht op inkomenstoeslag. Het inperken van de doelgroep kan formeel niet geregeld worden in de verordening. De verordeningsopdracht van de gemeenteraad biedt hiervoor geen grondslag. Daarom kan uitsluitend het Dagelijks Bestuur - als uitvoerder van het verstrekken van een individuele inkomenstoeslag - regels stellen over hoe wordt omgegaan met de bevoegdheid een individuele inkomenstoeslag te verstrekken.

 

Op grond van artikel 4 tweede lid van de Verordening Individuele inkomenstoeslag ISD BOL 2023 kan het Dagelijks Bestuur nadere regels stellen over welke aanvullende voorwaarden gelden om in aanmerking te komen voor de toeslag. Deze beleidsregels betreffen de nadere invulling van bovengenoemd artikel uit de Verordening individuele inkomenstoeslag ISD BOL 2023.

 

Uitzicht op inkomensverbetering:

In deze regels wordt het begrip “uitzicht op inkomensverbetering” als volgt uitgelegd:

 

Bijstandsklanten die langdurig afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering en medische of psychische belemmeringen hebben, hebben in de regel geen zicht op inkomensverbetering. Deze doelgroep komt in aanmerking voor de inkomenstoeslag.

 

Bijstandsgerechtigden die een traject naar werk volgen, hebben mogelijk wel zicht op inkomensverbetering, maar kunnen deze theorie veelal niet in de praktijk omzetten naar een betaalde baan. Enerzijds omdat deze doelgroep vaak niet aan de hoge eisen van werkgevers voldoen. Anderzijds biedt de huidige economische situatie weinig baanopeningen voor deze doelgroep. Bijstandsklanten die parttime werken en een aanvullende bijstandsuitkering hebben, lijken zicht te hebben op inkomensverbetering. Immers: als ze volledig zouden uitstromen naar werk, is er sprake van uitstroom uit de bijstand en daardoor veelal inkomensverbetering. Echter, veelal lukt het deze groep niet om volledig uit te stromen. Soms vanwege medische/psychische beperkingen. Veelal ook omdat er ook voor deze doelgroep weinig baanopeningen zijn.

 

Het is derhalve voor de klanten die gemotiveerd meewerken aan een re-integratietraject en er alles aan doen om uit te stromen, maar dit niet kunnen bezegelen met een betaalde baan niet fair om deze doelgroep te straffen door ze uit te sluiten van de inkomenstoeslag.

 

Dit geldt overigens niet voor de doelgroep die bewust parttime werkt en niet meer uren wil werken. Deze klanten komen niet in aanmerking voor de inkomenstoeslag. Ditzelfde geldt ook voor de doelgroep die niet gemotiveerd is om mee te werken aan een re-integratietraject en niet actief op zoek is naar een baan. Deze klanten krijgen door het niet meewerken aan een traject c.q. het zich niet houden aan de overige verplichtingen op grond van de Participatiewet een afstemming (op grond van de Afstemmingsverordening). Klanten met een afstemming, ontvangen géén inkomenstoeslag. Voor deze burgers gaat de referteperiode opnieuw tellen vanaf het einde van de maatregel.

 

Daarom is de beoordeling altijd een individuele, hoewel in zijn algemeenheid ervan kan worden uitgegaan dat bijstandsgerechtigden die een maatregel opgelegd hebben gekregen vanwege het niet of onvoldoende nakomen van de arbeids- of re-integratieverplichtingen, onvoldoende inspanningen hebben verricht om tot inkomensverbetering te komen, en dient ook in die gevallen een beoordeling plaats te vinden van de individuele omstandigheden van die betrokkene.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2

Lid 1 onder a en b is reeds toegelicht in de verordening individuele inkomenstoeslag. Voor de nadere omschrijving m.b.t. “geen zicht op inkomensverbetering” zie ook het DB-besluit van 11 maart 2015 hieromtrent.

Lid 1 onder c

  • 1.

    Uitzicht op inkomensverbetering wordt in elk geval verondersteld aanwezig te zijn in de situatie dat verzoeker of zijn echtgenoot op de aanvraagdatum:

    • a.

      een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • b.

      een studie volgt als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000;

    • c.

      een andere studie of opleiding volgt waarop de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het hoger en wetenschappelijk onderwijs van toepassing is.

Lid 1 onder d

  • i.

    Onder krachten en bekwaamheden wordt dus bedoeld iedereen waarop artikel 9 vijfde lid of artikel 9a van de wet niet van toepassing is. Voor die groep geldt namelijk dat er naar vermogen mogelijkheden op de arbeidsmarkt zijn.

  • ii.

    De inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Bij de aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag moet beoordeeld worden of voldaan is aan deze verplichting. Hier wordt in ieder geval niet aan voldaan als een maatregel opgelegd is zoals genoemd in artikel 3, tweede lid van deze beleidsregels.

Artikel 3

Lid 1

Recht op de individuele inkomenstoeslag heeft de belanghebbende die op de peildatum geen zicht heeft op inkomensverbetering, waarbij lid 2 van dit artikel en artikel 4 van deze beleidsregels niet van toepassing zijn en:

  • a.

    die op grond van artikel 4 van de WIA geen verplichtingen heeft en volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is;

    Bij deze doelgroep is vastgesteld dat er geen zicht is op inkomensverbetering op grond van zijn arbeidsongeschiktheid.

  • b.

    die op grond van artikel 9a van de wet een ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling heeft;

    Alleenstaande ouders kunnen een ontheffing aanvragen voor de plicht tot arbeidsinschakeling. Dat houdt in dat er tijdens de ontheffing geen zicht op inkomensverbetering is. Als de alleenstaande ouder meewerkt aan zijn of haar re-integratie dan is er recht op de inkomenstoeslag. Dit onderdeel moet in combinatie met het derde lid beoordeeld worden.

  • c.

    die op grond van artikel 6b van de wet medisch urenbeperkt is en waarop een vrijlating van inkomsten zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder z van toepassing is;

    Bij deze doelgroep is vastgesteld dat hij of zij werkt naar het maximale vermogen waarbij er geen uitzicht is op inkomensverbetering. Tenzij hij of zij nog niet het volledig aantal uren werkt. Dan moet dit in combinatie met lid 3 en artikel 4 beoordeeld worden.

  • d.

    die op grond van artikel 9 tweede lid van de wet een tijdelijke ontheffing heeft en waarbij lid 2 niet van toepassing is.

    Belanghebbende kunnen een tijdelijke ontheffing hebben van de verplichting tot arbeidsinschakeling. Dat houdt in dat er tijdens de ontheffing geen zicht op inkomensverbetering is. Hij of zij dient wel mee te werken aan de re-integratieverplichtingen zoals genoemd in artikel 9 lid 1 onder b van de wet. Dit onderdeel moet in combinatie met het derde lid beoordeeld worden.

  • e.

    waarvan is vastgesteld dat er uitzicht is op inkomensverbetering, inspanningen verricht heeft om tot inkomensverbetering te komen en waarbij lid 2 niet van toepassing is.

Mits een persoon uitzicht heeft op inkomensverbetering en er alles aan gedaan heeft om aan het werk te komen of meegewerkt heeft aan zijn of haar re-integratie en aan alle overige voorwaarden voldoet bestaat er dus recht op de inkomenstoeslag.

 

Ter voorkoming van verschillende interpretaties dient de in sub e van genoemd artikel opgenomen passage zodanig te worden uitgelegd dat indien belanghebbende volledige medewerking heeft verleend aan zijn re-integratie (en dus al het mogelijke heeft gedaan om tot inkomensverbetering te komen) doch dit, om buiten belanghebbende gelegen factoren niet is gelukt (crisis, geen banen etc.), betrokkene wel recht heeft op IIT. De uitvoering dient hiertoe enkel te controleren of er een maatregel is opgelegd. Indien dit niet het geval is kan de IIT (mits aan de overige voorwaarden is voldaan) worden toegekend. In de praktijk komt dit erop neer dat degene die in een traject (naar werk) zit, doch dit traject nog niet feitelijk tot een baan heeft geleid, vooralsnog dient te worden aangemerkt als iemand die (nog) geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

 

Lid 2

Er bestaat geen recht op de individuele inkomenstoeslag, als in een periode van 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag voor individuele inkomenstoeslag een maatregel is opgelegd:

  • a.

    voor het schenden van een verplichting zoals genoemd in artikel 9 eerste lid onder a of artikel 18, vierde lid van de wet (schending arbeidsverplichtingen).

  • b.

    wegens een gedraging zoals bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de Afstemmingsverordening een maatregel opgelegd heeft gekregen; of

  • c.

    wegens een gedraging zoals genoemd in artikel 18b, eerste lid van de wet een maatregel opgelegd heeft gekregen (Nederlandse taaleis);

De individuele inkomenstoeslag is niet bedoeld om de verlaging van de uitkering door middel van de aan belanghebbende opgelegde maatregel te compenseren. Deze maatregel wordt immers opgelegd omdat het bestuur voorgenoemde gedragingen niet accepteert en het gedrag tevens in de weg staan tot inkomensverbetering.

 

Artikel 4

Lid 1

Uit jurisprudentie is gebleken dat de periode vanaf het moment dat men in Nederland is - dat is vanaf het moment dat men in een AZC verbleven heeft – meegeteld mag worden voor de referteperiode, ook al had men nog geen verblijfsvergunning. De referteperiode gaat dus in vanaf het eerste moment van verblijf in een AZC.

 

Lid 2

Op de peildatum en de aanvraagdatum mag de aanvragen niet gedetineerd zijn, omdat deze dan volgens de wet behoort tot de net-rechthebbenden. Een periode van detentie gedurende de referteperiode staat echter de verstrekking van de toeslag niet in de weg.

 

Artikel 5

Een belanghebbende die niet voldaan heeft aan de verplichting zoals genoemd in artikel 9, zesde lid van de wet en een maatregel op grond van artikel 14 van de Afstemmingsverordening opgelegd heeft gekregen. Dit houdt in dat een belanghebbende zich niet zeer ernstig mag misdragen jegens het Dagelijks Bestuur of haar ambtenaren c.a. Het gaat om alle vormen van zeer ernstige misdragingen jegens de met uitvoering van de wet belaste personen en instanties tijdens het verrichten van hun werkzaamheden. Voorgenoemde gedraging moet geleid hebben tot het opleggen van maatregel op grond van artikel 14 van de Afstemmingsverordening. Als er een maatregel opgelegd is dan is belanghebbende uitgesloten van het recht op de individuele inkomenstoeslag. De referteperiode begint opnieuw vanaf het einde van de maatregel.