Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uitgeest

Nota kostentoerekening tarieven gemeente Uitgeest 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUitgeest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota kostentoerekening tarieven gemeente Uitgeest 2023
CiteertitelNota kostentoerekening tarieven gemeente Uitgeest 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

15-12-2022

gmb-2022-572090

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota kostentoerekening tarieven gemeente Uitgeest 2023

De raad van de gemeente Uitgeest:

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 november 2022;

 

gezien het advies van de auditcommissie van 18 november 2022;

 

gelet op het bepaalde in de Financiële verordening gemeente Uitgeest 2023;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de Nota kostentoerekening tarieven gemeente Uitgeest 2023

 

Samenvatting

 

A.Inleiding

In de Financiële verordening gemeente Uitgeest 2023 (opgesteld op basis van artikel 212 van de Gemeentewet) wordt voor financieel beleid verwezen naar verschillende nota’s. Deze nota kostentoerekening tarieven 2023 maakt hier onderdeel van uit. Deze nota kostentoerekening tarieven 2023 is een nieuwe beleidsnota.

 

A.1 Wet- en regelgeving

Alle hogere wet -en regelgeving, zoals bijvoorbeeld het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) is van toepassing op het beleid van de gemeente. Deze regels zijn niet herhaald in dit document.

 

Door deze nota te beperken tot de gemeentelijke beleidsregels resteert een overzichtelijke, beknopte set spelregels die in principe ongewijzigd kan blijven bij wetswijziging.

Een uitgebreide toelichting is onderdeel van deze nota.

 

A.2 Definities

  • Extracomptabel: Buiten de boekhouding om.

  • Overhead: alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primair proces.

B. Gemeentelijke beleidsregels

 

B.1 Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de indirecte kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa.

  • 3.

    Kosten van overhead worden toegerekend:

    • a)

      Op basis van één of meerdere verdeelsleutels gerelateerd aan personele inzet waaronder in elk geval wordt begrepen personeelskosten, of

    • b)

      Op basis van de financiële omvang van producten, of

    • c)

      Op basis van een combinatie van a en b

C. Inwerkingtreding

 

C.1. Inwerkingtreding en citeertitel

 

Deze nota treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Deze nota wordt aangehaald als: Nota kostentoerekening tarieven gemeente Uitgeest 2023.

 

1 Inleiding

Op 15 december heeft de raad de Financiële verordening gemeente Uitgeest 2023 vastgesteld. Hierin is vastgelegd (artikel 10, Beleidsnota’s) dat het college periodiek een nota Kostentoerekening tarieven ter vaststelling aan de Raad aanbiedt. Deze nota Kostentoerekening tarieven 2023 is de invulling hiervan.

 

Deze nota is nieuw. De kaders waarop de kostprijsberekening van tarieven was vastgelegd was onderdeel van de financiële verordening. De notitie lokale heffingen van de commissie BBV en de bevindingen uit het onderzoek naar de kostendekkendheid van de leges waren redenen om de kaders vast te leggen in een aparte nota.

 

Deze nota vormt een kader voor de paragraaf Lokale heffingen van de programmabegroting. De gemeentelijke heffingen zijn vanuit de autonomie van de gemeenten een essentieel onderdeel van het gemeentelijk beleid.

In de Gemeentewet, titel IV, hoofdstuk XV en de wet Milieubeheer is vastgelegd waarvoor een belasting, een bestemmingsheffing of recht geheven mag worden.

 

Hoewel gemeenten betrekkelijk vrij zijn in het kiezen van een heffingsmaatstaf en een tarief, zijn zowel in de Gemeentewet als in het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) richtlijnen en randvoorwaarden opgenomen voor het toerekenen van kosten aan producten en diensten, waarvoor een tarief berekend kan worden.

De kostenverdeelsystematiek is hierdoor niet alleen een bedrijfseconomische keuze, maar ook een juridische.

 

Deze nota beschrijft:

  • Het wettelijke kader voor gemeentelijke heffingen en de berekening van de tarieven

  • De samenstelling van het pakket aan belastingen en heffingen in de gemeente Uitgeest

  • De uitgangspunten voor de berekening van tarieven

De lokale heffingen omvatten enkel publiekrechtelijke inkomsten van de gemeente. Naast publiekrechtelijke inkomsten zijn er ook privaatrechtelijke inkomsten. Privaatrechtelijke inkomsten hebben betrekking op tarieven voor economische activiteiten. Dit betreft economische activiteiten die verricht worden in het algemeen belang. Een voorbeeld hiervan is de verhuur van panden.

Deze nota laat de privaatrechtelijke inkomsten buiten beschouwing. Hiervoor zijn aparte beleidsnota’s.

 

Leeswijzer

Deze nota is als volgt opgebouwd. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 het wettelijk kader geschetst, op grond waarvan gemeenten belastingen en rechten mogen heffen. Dit hoofdstuk sluit af met een opsomming van de belastingverordeningen die in Uitgeest gelden. Hoofdstuk 3 bevat de regels en richtlijnen uit de Gemeentewet, die bepalen welke kosten mogen worden doorberekend in de tarieven voor de rechten. Ook de werking van het BTW Compensatiefonds op de tarieven wordt uitgelegd. Hoofdstuk 4 bevat de uitgangspunten die de gemeente Uitgeest hanteert voor de kostentoerekening.

2 Wettelijk kader gemeentelijke heffingen

In dit hoofdstuk is het wettelijk kader geschetst, op grond waarvan gemeenten heffingen (belastingen en rechten) mogen heffen. Gemeentelijke heffingen zijn te onderscheiden in:

  • Belastingen: heffingen die als algemeen dekkingsmiddel dienen ter versterking van het financiële draagvlak.

  • Rechten, waaronder de leges: heffingen, die dienen ter dekking van kosten voor het verlenen van specifieke diensten.

De wettelijke grondslag voor het heffen en innen van belastingen en rechten ligt vast in de Gemeentewet. Voor de afvalstoffenheffing is dat de Wet Milieubeheer.

 

Gemeenten mogen alleen belastingen heffen die in een wet in formele zin zijn opgenomen. Dat wil zeggen vastgesteld door de regering en de Staten Generaal. Ook voor het heffen en innen van rechten, ter dekking van de kosten voor het verlenen van individuele diensten, liggen regels en richtlijnen vast.

 

Wanneer de gemeente van de bevoegdheid gebruik maakt een bepaalde belasting of een recht te heffen, moet dat worden vastgelegd in een gemeentelijke belastingverordening (artikel 216 Gemeentewet). In de belastingverordening worden de belangrijkste zaken geregeld, die nodig zijn voor het vaststellen wie die belasting moeten betalen en welke systematiek wordt gehanteerd voor het berekenen van de hoogte van de belastingschuld en de invordering daarvan. Tevens wordt in de verordening vermeld, wie aanspraak kan maken op een gehele of gedeeltelijke vrijstelling, vermindering, ontheffing of teruggaaf.

 

De gemeentelijke heffingen worden geheven naar in de belastingverordeningen te bepalen heffingsmaatstaven. Het bedrag van een gemeentelijke belasting mag echter niet afhankelijk worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen (artikel 219 lid 2 Gemeentewet).

 

2.1 Heffen van belastingen

Gemeenten kunnen op grond van de Gemeentewet belastingen heffen. De mogelijkheid daartoe is wel beperkt. Gemeenten mogen alleen die belastingen heffen, waarvan de Gemeentewet dat uitdrukkelijk toestaat.

 

Belastingen

In de artikelen 220 tot en met 228 van de Gemeentewet staan de volgende belastingen vermeld, die geheven mogen worden:

  • Onroerende zaakbelastingen (artikel 220)

  • Roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting (artikel 221)

  • Baatbelasting (artikel 222)

  • Forensenbelasting (artikel 223)

  • Toeristenbelasting (artikel 224)

  • Parkeerbelastingen (artikel 225)

  • Hondenbelasting (artikel 226)

  • Reclamebelasting (artikel 227)

  • Precariobelasting (artikel 228)

Bestemmingsheffingen

Naast bovenstaande belastingen in de Gemeentewet bestaan er bestemmingsheffingen. Een bestemmingsheffing is een belasting die geheven wordt ter bestrijding van specifieke kosten, maar niet gekoppeld is aan een individuele dienst. De begrote opbrengst van de bestemmingsheffing mag de voor dat doel begrote kosten niet overtreffen. De heffingen mogen dus niet meer dan kostendekkend zijn.

 

Er zijn twee soorten bestemmingsheffingen:

  • Afvalstoffenheffing (artikel 15.33 Wet Milieubeheer)

  • Rioolheffing (artikel 228a Gemeentewet)

Afvalstoffenheffing

Op grond van de artikel 15.33 Wet Milieubeheer hebben gemeenten de wettelijke taak om zorg te dragen voor de verwijdering van de afvalstoffen, die afkomstig zijn van particuliere huishoudens.

 

Er zijn twee soorten heffingen voor het innemen en verwerken van afvalstoffen: de afvalstoffenheffing en het reinigingsrecht. Het verschil tussen beide is de grondslag voor de heffing.

 

De afvalstoffenheffing wordt geheven binnen het gehele gebied waar het gemeentebestuur een ophaalplicht heeft. Dat betekent dat de gemeente de afvalstoffenheffing binnen het gebied mag heffen, ook als in feite geen afval wordt aangeboden. Het is daarom een bestemmingsheffing en geen recht.

 

Een reinigingsrecht kan door de gemeente in rekening worden gebracht ter dekking van de kosten voor het daadwerkelijk ophalen en verwijderen van aangeboden huishoudelijk afval. Reinigingsrechten zijn verschuldigd als er geen wettelijke plicht bestaat om afvalstoffen in te zamelen, maar de gemeente deze dienst wel verleent.

 

Gemeenten kunnen een gedifferentieerd tarief toepassen. Dat betekent dat ze niet een vast bedrag hoeven te bepalen, maar bijvoorbeeld verschillende tarieven kunnen hanteren voor één- en meerpersoonshuishoudens of een tarief afhankelijk van het gewicht van het aangeboden afval. Het is ook mogelijk een vast recht te heffen van iedereen binnen het gebied waar de ophaalplicht geldt en daarnaast een tarief afhankelijk van de feitelijk aangeboden hoeveelheid afval.

 

Rioolheffing

De rioolheffing is in artikel 228a Gemeentewet geregeld. De rioolheffing kan worden geheven ter bestrijding van / het beheer van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater, regenwater en de grondwaterstand.

In artikel 229 lid 2 Gemeentewet is de mogelijkheid opgenomen om een eenmalig riool aansluitrecht te heffen.

 

2.2 Heffen van rechten

Op grond van artikel 229 van de Gemeentewet is een gemeente bevoegd tot het invoeren van rechten. In het verleden werden rechten ook wel aangeduid als retributies. Rechten zijn heffingen, die bij algemene regel door de overheid worden geheven voor een individueel gevraagde dienst; er is dus een rechtstreeks verband tussen de door de gemeente geleverde tegenprestatie en de heffing.

 

Artikel 229 lid 1 van de Gemeentewet onderscheidt drie soorten rechten: gebruiksrechten, genotsrechten en vermakelijkhedenrechten. In Uitgeest worden alleen gebruiks- en genotsrechten geheven.

 

  • Gebruiksrechten

    Gebruiksrechten kunnen worden geheven indien aan vier voorwaarden is voldaan:

    • 1.

      er dient sprake te zijn van gebruik van gemeentebezittingen, -werken of –inrichtingen;

    • 2.

      dit gebruik geschiedt overeenkomstig de bestemming van die bezittingen, werken of inrichtingen;

    • 3.

      de bezittingen, werken of inrichtingen zijn bestemd voor de openbare dienst;

    • 4.

      de bezittingen, werken of inrichtingen zijn bij de betreffende gemeente in beheer of onderhoud.

  • Een voorbeeld van een gebruiksrecht is het opstalrecht.

  • Genotsrechten

  • Genotsrechten kunnen worden geheven indien het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten van toepassing is. Ook als de gemeente verplicht is de diensten te verlenen en er is sprake van een individueel belang van de dienst, kan de gemeente een recht heffen. Indien het algemeen belang prevaleert kan geen recht worden geheven.

  • Onder deze genotsrechten vallen bijvoorbeeld rechten voor het verlenen van administratieve diensten (leges).

  • Vermakelijkhedenrechten

  • Indien de gemeente kosten maakt voor het mogelijk maken van een vermakelijkheid kan het hiervoor vermakelijkhedenrechten heffen. Het gaat hierbij dan om kosten van dienstverlening die niet tot het normale takenpakket van de gemeente behoort.

  • In de Gemeentewet is geen definitie opgenomen van het begrip vermakelijkheid, maar gedacht kan worden aan een activiteit waarbij wordt beoogd, of mede wordt beoogd om het publiek amusement / vermaak te bieden.

  • Bij kosten die de gemeente voor zo’n activiteit maakt kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het breder maken of beter onderhouden van wegen, het aanleggen van extra parkeerplaatsen of de kosten van de realisatie van afvalcontainers.

  • Als het vermaak openbaar wordt aangeboden en er wordt een entreeprijs geheven dan kan er in beginsel door de gemeente van de aanbieder van de vermakelijkheid (de exploitant) een vermakelijkhedenrecht worden geheven. Voorbeelden hiervan zijn belastingen op rondritten of stadstours.

  • De vermakelijkheidsrechten onderscheiden zich van de gebruiks- en genotsrechten door een ander regime van kostendekkendheid. de gemeente hoeft niet aan te tonen welk gedeelte van de met de voorziening gemoeide lasten is toe te rekenen aan de te belasten vermakelijkheid.

2.3 Bestaande belastingverordeningen

Het heffen van een belasting of recht is alleen mogelijk met een door de raad vastgestelde belastingverordening. Deze verordeningen worden jaarlijks voor de start van het nieuwe belastingjaar door de raad vastgesteld. In de verordeningen staan onder meer de volgende zaken opgenomen: het belastbare feit, de belastingplichtige, de maatstaven van heffing en tarieven. Uitgeest kent de volgende belastingverordeningen:

 

Bestaande verordeningen voor het heffen van belastingen:

  • Onroerende zaakbelasting

  • Roerende zaakbelasting

  • Toeristenbelasting

  • Watertoeristenbelasting

  • Forensenbelasting

  • Reclamebelasting

  • Precariobelasting

Belastingen zijn gedwongen betalingen aan de gemeente waar geen rechtstreekse individuele contraprestatie van de gemeente tegenover staat. Er worden geen specifieke kosten verhaald.

Belastinginkomsten komen ten gunste van de algemene dekkingsmiddelen van de gemeente. Hierdoor staat het tarief los van de gemaakte kosten. De tariefbepaling van de belastingen is daarom niet opgenomen in deze nota.

 

Bestaande verordeningen voor bestemmingsheffingen:

  • Afvalstoffenheffing

  • Rioolheffing

Uitgeest hanteert voor huishoudelijk afval de afvalstoffenheffing.

De gemeente biedt geen diensten aan in het kader van het ophalen en verwerken van bedrijfsafval waarbij de publiekrechtelijke tarieven van toepassing zijn.

 

Bestaande verordeningen voor het heffen van rechten:

  • Legesverordening

  • Marktgeld

  • Lijkbezorging

Artikel 229b Gemeentewet schrijft voor dat in verordeningen op grond waarvan gebruiks- of genotsrechten worden geheven, tarieven zodanig vastgesteld worden dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten.

Hieronder wordt mede de bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa verstaan als ook de omzetbelasting die ingevolge de Wet op het BTW-compensatiefonds recht geeft op een bijdrage uit het fonds.

 

Legesverordening

Leges vallen onder gemeentelijke genotsrechten. Het gaat daarbij in het bijzonder om tarieven die door de overheid in rekening worden gebracht voor de door haar te verlenen administratieve diensten. Belastingplichtig is degene die de dienst heeft aangevraagd. Daarom zijn leges rechten en geen bestemmingsheffingen.

 

Voor het ambtshalve, en dus ongevraagd, verlenen van een dienst kunnen geen leges worden geheven. Ook kan geen sprake zijn van dienstverlening bij het uitvoeren door de gemeente van algehele wettelijke verplichtingen (bijvoorbeeld de Woningwet, de brandweerwet of sloopmeldingen).

Degene aan wie de dienst wordt verleend moet bij de dienst derhalve een individueel belang hebben.

3 Wettelijk kader kostentoerekening tarieven

Wanneer er sprake is van het verlenen van een dienst op grond van een individueel verzoek van een burger kan een gemeente besluiten een recht te heffen voor het verlenen van de dienst. De kosten en de opbrengsten worden dan aan dit product toegerekend. Hierdoor kan een tarief worden berekend voor het verlenen van de dienst aan de burger.

Dit hoofdstuk bevat de regels en richtlijnen uit de Gemeentewet die bepalen welke kosten mogen worden doorberekend in de tarieven van de rechten.

 

3.1 Gemeentewet

Ten aanzien van de tarieven en heffingsmaatstaven hebben gemeenten een betrekkelijk grote beleidsvrijheid. De belangrijkste beperking is dat het bedrag van de belasting niet afhankelijk mag zijn van inkomen, winst of vermogen (artikel 219 Gemeentewet). Gemeenten mogen derhalve geen inkomenspolitiek bedrijven. Verder is bepaald dat voor hetzelfde gebruik geen verschillend tarief mag worden geheven.

Tenslotte moet de verordening een duidelijk stelsel bevatten voor een jaar-, week-, of dagtarief.

 

Het vast te stellen tarief voor een recht wordt berekend door toerekening van alle voor die dienst te maken kosten. Een beperking hierbij betreft artikel 229b lid 1 van de Gemeentewet, waarin staat vermeld dat de tarieven voor gebruiks- en genotrechten zo moeten worden vastgesteld, dat geen winst wordt gemaakt. Dat betekent dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ervan. Dat hierbij wordt uitgegaan van ramingen is onvermijdelijk, omdat de werkelijke opbrengst pas achteraf bekend is.

 

De wetgever heeft met artikel 229b lid 1 Gemeentewet gesteld dat de rechten niet bij elke dienstverlening direct hoeven te worden gerelateerd aan de kosten daarvan. Het is voldoende dat de geraamde baten, op basis waarvan de tarieven in de verordening zijn gebaseerd, niet uitgaan boven de geraamde lasten.

Naast de eis dat het tarief maximaal kostendekkend mag zijn geeft de Gemeentewet in artikel 229b, lid 2 aan dat de compensabele BTW en de bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor vervanging of vernieuwing van de betrokken activa ook als kosten meegenomen mogen worden. Deze kosten mogen dus ook worden doorberekend in het tarief. Bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor uitbreiding vallen daar niet onder.

Gecompenseerde BTW mag als last worden doorberekend in de tarieven van rechten, omdat deze BTW wordt gefinancierd door een verlaging van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds. Over de werking van BCF op de tarieven wordt ingegaan in paragraaf 3.3.

 

Wettelijke maxima van tarieven, bijvoorbeeld bij de reisdocumenten kunnen aanleiding zijn voor een kostendekkendheid van minder dan 100%.

 

Legesverordening - kruissubsidiering

Basis voor de legesheffing artikel 229b Gemeentewet.

Op grond van ECLI:NL:GHARL:2014:494 volgt ondubbelzinnig bij de totstandkoming van artikel 229b van de Gemeentewet de wetgever heeft bedoeld dat de opbrengstlimiet wordt toegepast op het totaal van de geraamde baten van de rechten die in een verordening zijn geregeld en het totaal van de geraamde lasten die de werkzaamheden meebrengen waarvoor deze rechten geheven worden. Daarbij gaat het dus niet om de kostendekking per dienst of groep van diensten, maar om de kostendekking van alle in de verordening opgenomen diensten. Dat betekent dat kruissubsidiering tussen titels is toegestaan.

Wel dient de gemeente, die ervoor kiest in één verordening tarieven voor verschillende (groepen van) diensten op te nemen, op controleerbare wijze vast te leggen welke uitgaven zij in welke mate door heffing van elk van de tarieven beoogt te dekken. Deze controleerbare vastlegging dient vooral om toetsing van een bepaalde heffing aan algemene rechtsbeginselen mogelijk te maken. Voor de toetsing aan de opbrengstlimiet heeft zij geen betekenis.

 

In titel 3 van de legestarieventabel zijn de tarieven voor de diensten opgenomen die onder de Europese dienstenrichtlijn vallen. Daarmee worden diensten bedoeld die specifiek en alleen voor dienstverleners geleden, voor alle andere titels geldt dat niet.

De kostendekkingsgraad van de in titel 3 opgenomen diensten mag niet worden betrokken in een kruissubsidiering met de titels 1 en 2.

Ook is kruissubsidiering op het niveau van de gehele titel 3 niet toegestaan.

Dat betekent overigens niet dat titel 3 helemaal is uitgesloten van enige vorm van kruissubsidiering.

Binnen titel 3 mag namelijk wél kruissubsidiering plaatsvinden tussen clusters waarin vergelijkbare diensten zijn opgenomen, bijvoorbeeld het organiseren van een markt en een evenement.

 

Bij vergunningverlening wordt de afgifte van de vergunning als belastbaar feit aangemerkt, dus niet het in behandeling nemen van de aanvraag.

 

3.2 Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten

Welke kosten wel en welke kosten niet doorberekend mogen worden daarover geeft de Gemeentewet geen uitsluitsel. De Memorie van Toelichting geeft wel enig inzicht; een aantal kostensoorten wordt daar uitgesloten, zoals kosten algemeen beleid, rechtsbescherming en toezicht.

In het BBV is vastgelegd dat voor gemeenten een ‘gemodificeerd’ stelsel van baten en lasten geldt voor de begroting, de meerjarenraming, de jaarstukken en de productenraming en –realisatie. De baten en lasten van een programma, worden gevormd door de som van de baten en lasten van producten, die onder een programma vallen. Op welke wijze de lasten aan een product moeten worden toegerekend, daarop geeft ook het BBV geen antwoord.

 

Uitgeest streeft ernaar om de VNG modelverordeningen te volgen om aan te sluiten bij de landelijke ontwikkelingen.

 

3.3 Wet BTW compensatiefonds

Sinds 1 januari 2003 is, als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet BTW Compensatiefonds (BCF), de BTW op overheidsactiviteiten als kostenpost voor gemeenten weggevallen. Gemeenten mogen de BTW terugvorderen uit het BTW Compensatiefonds. Dit betekent dat de budgetten in de begroting netto worden gepresenteerd, dus zijn verlaagd voor de compensabele BTW.

 

Tegenover het totaalbedrag aan compensabele BTW zijn de gemeenten gekort op de Algemene Uitkering uit het Gemeentefonds. Op totaalniveau verloopt de uitvoering van het BCF zodoende budgetneutraal. Het is daarom wel noodzakelijk dat de compensabele BTW in de tarieven van de heffingen wordt opgenomen.

Gemeenten mogen voor de tariefsbepaling van heffingen uitgaan van de 100% kosten, verhoogd met de te compenseren BTW op overheidsactiviteiten (artikel 229b Gemeentewet).

4 Kostentoerekening

Dit hoofdstuk bevat informatie over de kostentoerekening ten behoeve van het vaststellen van de tarieven. In paragraaf 4.1 wordt uiteengezet wat de uitgangspunten zijn en de algemene systematiek is voor het toerekenen van kosten in de gemeente Uitgeest.

Paragraaf 4.2 licht de toerekening van (in)directe kosten toe.

 

Jaarlijks worden bij de besluitvorming over de begroting ook de belastingverordeningen voor het volgend jaar door de Raad vastgesteld. Daarbij is van belang dat de Raad inzicht krijgt in de wijze waarop het tarief is berekend. In de paragraaf lokale heffingen en in de voorstellen bij de verordening wordt daarom expliciet aandacht besteed aan de redenen van de mutatie van het tarief. In de paragraaf lokale heffingen wordt daarnaast ingegaan op mutaties in de toegerekende kosten en de ontwikkeling van de baten.

 

Voor de rioolheffing en de afvalstoffenheffing geldt dat het saldo van de toegerekende kosten, gedeeld door het aantal heffingseenheden, het tarief bepaalt.

Voor de overige leges geldt dat zolang als geen betrouwbare prognose kan worden gemaakt van het aantal heffingseenheden de tarieven jaarlijks worden geïndexeerd, waarbij rekening wordt gehouden met de in de jaarstukken gerealiseerde kostendekkendheidspercentages en wettelijk gemaximeerde tarieven.

De toelichting in de paragraaf lokale heffingen gaat in op de specificatie van de kosten en baten die aan de betreffende activiteit worden toegerekend en eventuele wijzigingen in toerekensystematiek en omvang van kosten en baten ten opzichte van het voorgaand jaar.

 

4.1 Uitgangspunten kostentoerekening

Het principe van kostentoerekening ten behoeve van de vaststelling van de tarieven voor rechten en leges, is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Integrale kostentoerekening

  • 2.

    Maximale kostendekkendheid

  • 3.

    Peildatum berekening tarief

  • 4.

    Egalisatievoorziening

4.1.1 Integrale kostentoerekening

In Uitgeest wordt de systematiek van integrale kostentoerekening ten behoeve van de vaststelling van tarieven gehanteerd. Dat wil zeggen dat alle kosten die kunnen worden toegerekend meegenomen worden, zowel de directe als indirecte kosten.

De toerekening vindt plaats op titelniveau in de legesverordening en bij de andere tarieven per tarief.

Zie paragraaf 4.2 voor een nadere toelichting op directe en indirecte kosten.

 

Naast directe en indirecte kosten worden ook algemene kosten onderscheiden. Dit zijn kosten die primair het algemeen belang dienen. Deze moeten om die reden uit de algemene middelen worden betaald.

Het gaat om algemene kosten voor:

  • Algemene beleidsvorming;

  • Inspraak;

  • Bezwaar- en beroep;

  • Handhaving en toezicht, met uitzondering van de eerste inspectie.

Deze kosten staan in een te ver verwijderd verband met de dienstverlening en kunnen daarom niet worden opgenomen in het tarief. Zij vallen buiten de toerekeningsystematiek.

 

4.1.2 Maximale kostendekkendheid

Het tweede uitgangspunt voor de kostentoerekening is maximale kostendekkendheid. Dit betekent dat de hoogte van de tarieven (en dus de opbrengsten) zo dicht mogelijk bij de begrote kosten liggen, tenzij er aantoonbare redenen of beleidsmatige afwegingen zijn om hiervan af te wijken.

 

Het risico hierbij is dat als onverwachts de kosten lager uitvallen de kostendekkendheid overschreden kan worden. Hiermee moet dan bij de vaststelling van de tarieven voor het rekening gehouden worden.

Dit resulteert in het volgende kader:

 

Voor rechten en gebonden belastingen geldt dat de tarieven zodanig moeten worden vastgesteld, dat de begrote opbrengsten de begrote kosten niet overstijgen, de zogenaamde 100%-dekkingsgraad.

 

4.1.3 Peildatum berekening tarief

Beleid/financieel beeld

Het beleid en financieel beeld zoals dat (jaarlijks) bij het opstellen van de begroting wordt vastgesteld door de raad geldt als basis voor de berekening van de tarieven van het komend jaar.

Alle besluiten tussen vaststelling van de kadernota door de raad en vaststelling van de belastingverordeningen worden in principe niet meer verdisconteerd in de tarieven, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dat wel te doen. Deze wijzigingen worden dan toegelicht in de paragraaf lokale heffingen van de begroting en/ of het raadsvoorstel bij de belastingverordeningen.

 

Loon- en prijs indexatie en rekenrente

De hoogte van de loon en prijsindexatie en de rekenrente zijn onderdeel van de besluitvorming bij de kadernota. Deze percentages worden gebruikt voor de berekening van de tarieven waarvoor kostendekkendheid geldt.

Voor de tarieven van belastingen, waarvoor geen kostendekkendheid geldt, geldt dat bij ongewijzigd beleid de tarieven van belastingen worden verhoogd met de consumenten prijsindex CPI van alle huishoudens uit het Centraal Economisch Plan van het Centraal Plan Bureau (CPB) per 1 april van het lopende jaar. Dit percentage wordt bij de kadernota vastgesteld.

 

Heffingseenheden

Voor de raming van het aantal heffingseenheden, zoals aantal huishoudens, omvang grootverbruik lozingen op riolen en kwijtscheldingen, geldt dat de op 1 juli van het lopende boekjaar bekende gegevens over de betreffende aantallen basis zijn voor de tariefberekening.

 

Vaststellen definitief tarief

Het vaststellen van de tarieven vindt plaats uiterlijk in de laatste raadsvergadering voorafgaand aan het nieuwe belastingjaar.

4.1.5 Egalisatievoorzieningen

Voor de afvalstoffenheffing en rioolheffing is ter egalisatie van de tarieven een voorziening gevormd. Indien uit de jaarrekening blijkt dat de werkelijke baten hoger zijn dan de werkelijke lasten op een product, waarvoor heffingen zijn geheven, moet het ontstane overschot in een egalisatievoorziening worden gestort. Is het omgekeerde het geval dan moet het ontstane tekort aan de egalisatievoorziening worden onttrokken. Uitzondering hierop zijn positieve saldi als gevolg van efficiency of aanbestedingen. Deze vallen vrij ten gunste van de algemene middelen.

 

De egalisatievoorziening heeft tot doel om teveel fluctuaties in de tarieven over de jaren heen te voorkomen, waarbij het streven is om de voorziening zo klein mogelijk te houden. Als blijkt dat de egalisatievoorziening structureel stijgt dan moeten de tarieven hierop aangepast worden.

Een egalisatievoorziening mag niet negatief worden. Indien in enig jaar de kosten hoger zijn dan de opbrengst uit de heffingen en de omvang van de egalisatievoorziening is niet toereikend dan komen deze kosten ten laste van het rekeningresultaat in dat boekjaar.

 

De randvoorwaarden met betrekking tot de hoogte en de werking van de egalisatie-voorziening zijn vastgelegd in de nota reserves en voorzieningen.

 

Het werkelijke en het verwachte verloop van de egalisatievoorziening wordt apart toegelicht in de jaarrekening in het verloopoverzicht voorzieningen en in de begroting in de bijlage voorzieningen.

 

4.2 (In)directe kosten nader gespecificeerd

Het principe van integrale kostentoerekening wordt toegepast. Dit betekent dat alle directe en indirecte kosten aan een product worden toegerekend ten behoeve van de berekening van een kostprijs.

 

Directe kosten

Directe kosten zijn kosten die direct aan een product kunnen worden toegerekend, omdat deze kosten een direct verband hebben met het product. Voorbeelden van directe kosten zijn: loonkosten van personeel die direct aan het product / de dienst werkzaamheden verrichten, materiaal ten behoeve van het product, kosten voor beheer en onderhoud van het product.

Alle directe kosten worden toegerekend aan de totale kosten van het product.

 

De directe kosten bestaan uit:

  • 1.

    Personeelskosten

  • 2.

    Huisvestingskosten

  • 3.

    Specifieke automatiseringskosten

  • 4.

    Materiële kosten

  • 5.

    Overhead (zowel van de werkorganisatie als van de gemeenten)

Voor wat betreft de toe te rekenen directe kosten dat deze verhaald kunnen worden geldt het criterium dat de geraamde lasten ‘ter zake’ zijn. Dit wat vage wettelijke criterium is nader uitgewerkt in de toelichting bij de wet en de jurisprudentie. Of sprake is van een last ‘ter zake’ wordt beoordeeld aan de hand van de activiteit die is begroot.

Er zijn volgtijdig twee criteria die beoordeeld moeten worden:

  • 1.

    Is er een meer dan zijdelings verband?

  • 2.

    Zijn er specifiek redenen die de activiteit als last ‘ter zake’ uitsluiten?

Een activiteit die geheel, gedeeltelijk of meer dan zijdelings met de dienst of zorgplicht te maken heeft kan worden meegenomen. Activiteiten die geheel of nagenoeg geheel andere doeleinden dienen kunnen niet worden verhaald.

Een activiteit moet voor meer dan 10% de doelen van de heffing dienen voordat zij kan worden meegenomen in de heffing. Het criterium moet vooral als een vuistregel worden gezien. Als een activiteit met kracht van argumenten deels (ook minder dan 10%) aan de dienstverlening of de zorgplicht is verbonden dan kan dat gedeelte in de heffing worden meegenomen. De inhoudelijke motivering is van groter belang dan het relatieve aandeel in de totale activiteit. Daarom moet bij het meenemen van activiteiten de relatie met de dienstverlening/zorgplicht gemotiveerd worden en de redelijkheid van het gedeelte van de kosten dat wordt meegenomen onderbouwd.

De aard van de heffing kan ertoe leiden dat bepaalde activiteiten niet in het kostenverhaal kunnen worden meegenomen. Er is daarbij verschil tussen retributies en bestemmings-belastingen.

 

In het geval van leges voor gemeentelijke dienstverlening staat het individualiseerbare belang van de aanvrager voorop. Dat individuele belang betekent dat in het kostenverhaal van de leges ‘beleid’ niet in de heffing kan worden betrokken.

 

Bij bestemmingsbelastingen ligt de nadruk op de besteding van de baten. De opbrengsten van de bestemmingsbelastingen, zoals bijvoorbeeld rioolheffing, zijn gelabeld aan een omschreven taak. Onderdeel van het nakomen van de rioolzorgplichten is het opstellen van een beheersplan, bijvoorbeeld het Gemeentelijk Rioleringsplan. Dit kan bij de rioolheffing wel mee in het kostenverhaal.

 

In de bijlage “overzicht taakvelden per heffing” zijn de kosten die in aanmerking komen voor tariefberekening opgenomen en is gemotiveerd waarom kosten meegenomen kunnen worden in de tariefberekening.

 

Personeelskosten

Onder de personeelskosten vallen de loonkosten van de personen die direct betrokken zijn bij de uitvoering van de specifieke dienstverlening. Ook de kosten van vooroverleg bij de aanvraag van een vergunning zijn directe (personeels)kosten.

Bij de BUCH gemeenten vindt de toerekening van de personele kosten die doorbelast worden vanuit de werkorganisatie BUCH plaats op basis van een kostenverdeelstaat die ieder jaar in het begrotingsproces wordt opgesteld. Daarbij wordt de beschikbare formatie op basis van de inzet toegerekend aan de taakvelden. Indien binnen de taakvelden sprake is van onderdelen waarvoor de tariefberekening van toepassing is vindt hiervoor een nadere uitsplitsing plaats in de kostenverdeelstaat binnen het taakveld ten behoeve van de juiste toerekening van de personele kosten..

Het uurtarief per taakveld wordt vervolgens berekend door de totale loonkosten per taakveld te delen door het aan het taakveld toegerekende aantal normuren (= aantal fte * normuren per fte).

 

Voor het bepalen van de productieve uren wordt gerekend met een BUCH-breed vastgestelde urennorm per fte.

 

Normuren

 

Het uurtarief op basis van productieve uren wordt bepaald door de kosten per arbeidsjaar te delen door het aantal productieve uren per ambtenaar per jaar.

Voor de berekening van het aantal productieve uren wordt uitgegaan van vijf werkdagen per week en een werkweek van 36 uur. Het aantal werkdagen in een jaar wordt verminderd met het aantal feestdagen die op een werkdag vallen, verlofdagen en ziektedagen.

Het aantal normuren wordt jaarlijks bij het opstellen van de begroting bepaald en door het MT van de werkorganisatie BUCH vastgesteld.

 

Het begrote aantal producten * afhandelingstijd per product * uurloon per taakveld bepaalt de toegerekende directe personeelskosten.

 

Voor de tariefbepaling afvalstoffenheffing vindt toerekening van formatie plaats op basis van de inzet vanuit de domeinen per gemeente waarvoor de afvalinzameling door medewerkers van de werkorganisatie BUCH plaatsvindt.

 

Omdat de verdeling van de kosten BUCH over de gemeenten op basis van en verdeelsleutel is wordt voor de toerekening op basis van de geraamde productie extracomptabel een aanpassing gedaan ten behoeve van de tariefsberekening.

 

Huisvestingskosten

Zie hieronder onder overhead (gemeenten)

 

Specifieke automatiseringskosten

De werkelijke kosten van de bij de dienstverlening gehanteerde automatisering, zoals hard- en software (bijvoorbeeld kosten van de applicatie kostendekkendheid.nl, squit et cetera), behoren tot de kosten die (naar verhouding) verhaalbaar zijn.

 

Materiële kosten

Onder materiële kosten worden begrepen de exploitatiekosten van het eigen taakveld.

Het betreft bijvoorbeeld materialen voor reisdocumenten, kapitaallasten van gebruikte vervoermiddelen en eventuele andere activa, apparatuur voor buitendienstcontroles (geluids- en sterktemeting), kosten voor welstands- en constructieadviezen et cetera.

 

Rente

Het percentage van de omslagrente, met een nauwkeurigheid van 2 cijfers achter de komma naar boven afgerond (bijvoorbeeld 1,05%), voor de toerekening van rente in verband met de financiering van de in gebruik zijnde activa wordt (jaarlijks) bij de begroting vastgesteld.

Fiscaal juridisch gezien is het toegestaan om een redelijk deel van de rentelasten mee te nemen in de kostenopstelling die ten grondslag ligt aan de tariefberekening.

Wat een individuele gemeente redelijk vindt dient vervolgens wel volgens artikel 10 lid c BBV gemotiveerd te worden toegelicht in de paragraaf lokale heffingen, waarin de beleids-uitgangspunten worden toegelicht.

 

Indirecte kosten of extracomptabele kosten

Indirecte of extracomptabele kosten kunnen niet rechtstreeks in verband worden gebracht met een product. Het zijn kosten die niet direct verantwoord worden op het product/ taakveld, maar kosten die op een andere plaats in de begroting worden begroot en vastgelegd, maar wel mogen worden toegerekend bij de bepaling van de tariefberekening. Voorbeelden van indirecte kosten zijn overheadkosten, kosten van kwijtschelding en oninbare vorderingen.

Deze kosten hebben betrekking op activiteiten die voor meerdere producten gezamenlijk worden verricht. Het onderscheid tussen directe en indirecte kosten is deels van nature gegeven, de verslaggevingsregels die in het BBV zijn vastgelegd en deels een gevolg van besluiten over de wijze waarop de organisatie is gestructureerd en de wijze waarop de besturing is vormgegeven. Daarom is de toerekening van kosten altijd in enige mate arbitrair en tussen gemeenten verschillend.

Voor de BUCH gemeenten geldt dat de omvang van de indirecte kosten volgens dezelfde systematiek wordt bepaald.

 

Overhead- en indirecte kosten

Indirecte kosten die enig verband hebben met de dienstverlening worden aangeduid als overheadkosten. Het BBV hanteert als definitie van overheadkosten: alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces. Voorbeelden van overheadkosten zijn onder andere managementkosten, huisvestingskosten en automatiseringskosten.

 

De berekening van de tarieven gebeurt extracomptabel. De overhead moet daarbij op een consistente wijze worden toegerekend. Deze methode wordt niet door de wetgever voorgeschreven, maar wordt door de raad vastgesteld.

Toerekening vindt plaats volgens een zogenaamde kostenplaatsmethode. De wijze waarop dat gebeurt is vastgelegd in de Financiële verordening en in het vervolg van deze nota nader toegelicht.

 

Het BBV schrijft voor dat alleen de kosten van het primair proces in de begrotings-programma’s worden opgenomen en dat de totale kosten van de overhead voor de gehele organisatie in een apart overzicht in de begroting worden opgenomen (artikel 8.1c BBV). Het centraal begroten van de kosten van overhead betekent dat het niet mogelijk is om uit de taakvelden of producten alle tarieven te bepalen. Om deze reden is het van belang dat duidelijk wordt gemaakt hoe de tarieven worden berekend en welke beleidskeuzes bij die berekening zijn gemaakt.

 

Binnen de BUCH gemeenten kennen we twee soorten overhead. Enerzijds de overhead werkorganisatie BUCH, anderzijds de overhead van de gemeenten zelf.

De opslag voor overhead op het directe uurtarief bestaat uit de overhead werkorganisatie BUCH en overhead gemeenten.

 

De overhead werkorganisatie BUCH bestaat uit alle loonkosten die volgens de definitie van het BBV zich kwalificeren als overhead (zoals HRM, juridische zaken, management, control, administratie, inkoop et cetera), de kosten van informatisering en automatisering en facilitaire kosten.

De kosten van automatisering zijn die kosten die niet direct aan een taakveld zijn toe te rekenen. Een voorbeeld daarvan is zijn de Office applicaties (word, excel).

 

De overheadkosten werkorganisatie BUCH per directe fte is het totaal van de begrote overheadskosten werkorganisatie BUCH gedeeld door het aantal directe fte dat in de kostenverdeelstaat. Dit bedrag is voor alle vier de gemeenten gelijk.

 

De overhead van de gemeenten bestaat vooral uit het totaal van de huisvestingskosten. Ook de voorlichtingskosten en eigen gemeentelijke overhead vallen onder de overhead gemeenten. Deze kosten zijn onderdeel van de gemeentelijke begroting en zijn geen onderdeel van de doorbelasting vanuit de werkorganisatie BUCH. Het totale bedrag overhead gemeenten wordt gedeeld door het aantal directe fte wat toegerekend wordt vanuit de werkorganisatie BUCH.

 

Bij de tariefsbepaling is de som van de overhead BUCH werkorganisatie per fte en de overhead gemeente per fte gedeeld door aantal normuren per fte de opslag voor overhead die bij het directe uurtarief wordt opgeteld.

 

De indirecte kosten worden extracomptabel aan een product toegerekend.

Hierbij wordt het totaal van de indirecte kosten per tarief bepaald en vervolgens verdeeld naar rato van het aantal direct toegerekende productieve fte.

Voor de berekening van het uurtarief wordt gebruik gemaakt van de toegerekende salariskosten vanuit de kostenverdeelstaat: werkelijk begrote loonkosten per fte en een opslag voor de overhead. Voor vacatures wordt het maximum van de salarisschaal gehanteerd.

De bedragen per salarisschaal worden jaarlijks aangepast op basis van (verwachte) cao ontwikkelingen en premiestijgingen van werkgeversbijdragen. Het tarief voor de opslag voor overhead wordt jaarlijks berekend.

 

Kosten en gederfde inkomsten kwijtscheldingsbeleid/ Financiële effecten invordering

Uit de jurisprudentie volgt dat de gemeente rekening mag houden met de kosten van oninbare vorderingen en kwijtschelding. Deze kosten worden doorberekend in de desbetreffende heffingen waarvoor kwijtschelding mogelijk is namelijk de afvalstoffenheffing en rioolheffing.

Verantwoording van de kosten van kwijtschelding vindt plaats op taakveld 6.3 Inkomensregelingen.

 

Perceptiekosten

De kosten van heffing en vordering van belasting, alsmede de verliezen wegens oninbaarheid behoren eveneens tot de verhaalbare kosten. Deze kosten worden in de tariefberekening meegenomen.

Invoeringskosten van heffingen, alsmede de kosten van communicatie en voorlichting ter zake, voor zover niet behorend tot de beleidskosten en beleidsvaststelling kunnen eveneens worden verhaald.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Uitgeest in de openbare raadsvergadering van 15 december 2022.

De griffier,

N. Meesters

de voorzitter,

S.M. Nieuwland

Bijlage 1 overzicht taakvelden per heffing die in aanmerking komen voor tariefberekening

 

Taakveld

Baten

Directe lasten

Indirecte lasten

Afvalstoffenheffing

% toerekenbaar

7.3 Afval

Baten afvalstoffenheffing

De kosten van inzameling en verwerking van bedrijfs- en huishoudelijk afval:

  • -

    afvalscheiding en recycling;

  • -

    vuilophaal en afvoer;

  • -

    vuilstort en verwerking

  • -

    kosten van de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing

Af: opbrengsten van derden

Oninbare afvalstoffenheffing

 

Compensabele BTW goederen en diensten die direct op exploitatie drukken

 

Compensabele BTW op afschrijvingslasten van de investeringen

1% van de jaarlijkse inkomsten

2.1 Verkeer en vervoer

Kosten straatreiniging

Blijkens jurisprudentie is het niet onge-bruikelijk om de veegkosten aan het afvalstoffenheffing toe te rekenen. Straatvegen (inclusief stortkosten) wordt voor 10% doorbelast. Deze keuze is te recht-vaardigen omdat vervuilde straten leiden tot een ongewenst straatbeeld.

6.3 Inkomensregelingen

Verrekening kwijtschelding afvalstoffenheffing

100% van de geraamde kwijtscheldingen

0.4 Overhead

Zie toelichting paragraaf 4.2

Zie toelichting paragraaf 4.2.

7.4 Toegerekende rente

Toegerekende rente op basis van omslagpercentage over de boekwaarde bij start boekjaar van voor taakveld benodigde investeringen.

100%

 

Leges burgerzaken, paspoorten en rijbewijzen

0.2 Burgerzaken

Baten uit afgifte paspoorten en rijbewijzen en leges burgerzaken

De kosten van het afgeven van paspoorten en rijbewijzen en overige burgerzaken

Compensabele BTW goederen en diensten die direct op exploitatie drukken

0.4 Overhead

Zie toelichting paragraaf 4.2

Zie toelichting paragraaf 4.2

7.4 Toegerekende rente

Toegerekende rente op basis van omslagpercentage over de boekwaarde bij start boekjaar van voor taakveld benodigde investeringen.

 

Leges drank & horeca & evenementen, aanwezigheidsvergunning (o.a. speelautomaten)

1.2 Openbare orde en veiligheid

Baten leges drank en horeca

De kosten van het vergunningverlening in het kader van drank en horecawet en andere onder dit taakveld vallende vergunningen.

Compensabele BTW goederen en diensten die direct op exploitatie drukken

0.4 Overhead

Zie toelichting paragraaf 4.2

Zie toelichting paragraaf 4.2

 

Leges inritten, kabels en leidingen, vergunningen plaatsing op openbare weg

2.1 Verkeer en vervoer

Baten leges kabels en leidingen, inritten en vergunningen plaatsingen op openbare weg (wegenverkeerswet)

De kosten van het vergunningverlening in het kader de onder dit taakveld vallende leges.

Compensabele BTW goederen en diensten die direct op exploitatie drukken

0.4 Overhead

Zie toelichting paragraaf 4.2

Zie toelichting paragraaf 4.2

 

Gehandicaptenparkeerkaarten

6.6 Maatwerkvoorzieningen

Baten leges GPK

De kosten van het in behandeling nemen en afgeven van een GPK

Compensabele BTW goederen en diensten die direct op exploitatie drukken

0.4 Overhead

Zie toelichting paragraaf 4.2

Zie toelichting paragraaf 4.2

 

Marktgelden/ leges winkelsluitingswet

3.3 Bedrijvenloket en bedrijfsregelingen

Baten markt- en staanplaatsgelden markten en leges winkelsluitingswet

De kosten samenhangend met het mogelijk maken van de markt en het verstrekken van de ontheffing winkelsluitingswet.

0.4 Overhead

Zie toelichting paragraaf 4.2

Zie toelichting paragraaf 4.2

 

Omgevingsvergunningen

8.3 Wonen en bouwen

Baten leges omgevingsvergunningen

De kosten van het in behandeling nemen en afgeven van omgevingsvergunningen.

Compensabele BTW goederen en diensten die direct op exploitatie drukken

0.4 Overhead

Zie toelichting paragraaf 4.2

Zie toelichting paragraaf 4.2

 

Rioolheffing

7.2 Riolering

Baten rioolheffing

Leges rioolaansluitingen

De kosten van de gemeentelijke taken ten aanzien van afvalwater en de waterhuishouding:

  • -

    opvang en verwerking van afval- en hemelwater;

  • -

    inzameling en transport huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater;

  • -

    voorkomen van grondwaterproblemen, onder meer door afvoer van overtollig grondwater;

  • -

    rioolwaterzuivering; - bestrijding verontreiniging oppervlaktewater;

  • -

    kosten van de heffing en invordering van de rioolheffing.

Kolken zuigen

 

Gemalen reinigen

 

Bijdrage aan spaarvoorziening riolering

Oninbare rioolheffing

Compensabele BTW goederen en diensten die direct op exploitatie drukken

Compensabele BTW op afschrijvingslasten van de investeringen

1% van de jaarlijkse inkomsten

2.1 Verkeer en vervoer

aanpak van zwerfvuil veegdiensten

straatreiniging

 

onkruidbestrijding

De kosten van het schoonhouden van wegen (veegkosten) over het algemeen in belangrijke mate op het onderhoud en de goede werking van de riolering. Blijkens jurisprudentie is het toegestaan om veegkosten aan het rioolrecht toe te rekenen. Straatvegen (inclusief stortkosten) wordt doorbelast aan de rioolheffing. Deze keuze is te rechtvaardigen omdat vervuilde straten en kolken niet alleen leiden tot een ongewenst straatbeeld, maar ook leiden tot een vervuild riool. Ook neemt de kans op verstopping van de kolkaansluitingen af door de straat regelmatig te reinigen.

De uitgangspunten hiertoe zijn vastgelegd in het gemeentelijk rioleringsplan.

2.4 Economische havens en waterwegen

Bijdrage in kosten van baggeren

Onderhoud bermsloten

De onderhoudskosten voor watergangen en het baggeren worden doorbelast aan de rioolheffing volgens de uitgangspunten zoals opgenomen in het gemeentelijk rioleringsplan, omdat deze werkzaamheden een functie hebben in de afvoer van het overtollig hemelwater.

Hetzelfde geldt voor het onderhoud van de bermsloten.

6.3 Inkomensregelingen

Verrekening kwijtschelding rioolheffing

100%

0.4 Overhead

Zie paragraaf 4.2

Zie toelichting paragraaf 4.2

7.4 Toegerekende rente

Toegerekende rente op basis van omslagpercentage over de boekwaarde bij start boekjaar van voor taakveld benodigde investeringen.

100%

 

 

 

 

Begraafrechten

7.5 Begraafplaatsen en crematoria

Baten begraafplaatsrechten

Baten afkoopsommen grafrechten

Compensabele BTW goederen en diensten die direct op exploitatie drukken

Compensabele BTW op afschrijvingslasten van de investeringen

0.4 Overhead

Zie paragraaf 4.2

Zie toelichting paragraaf 4.2

7.4 Toegerekende rente

Toegerekende rente op basis van omslagpercentage over de boekwaarde bij start boekjaar van voor taakveld benodigde investeringen.

100%