Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hof van Twente

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHof van Twente
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN
CiteertitelVerordening onroerende-zaakbelastingen 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpVerordening onroerende-zaakbelastingen 2023

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-04-202301-01-2023Verordening onroerende-zaakbelasting 2023

28-03-2023

gmb-2023-166933

31-12-202225-04-2023Vaststelling tarieven 2023

13-12-2022

gmb-2022-571691

343940

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN

De raad van de gemeente Hof van Twente;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

 

gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING

VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN (1ste wijziging verordening onroerendezaakbelastingen 2023)

 

 

 

Artikel 1 Belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam 'onroerendezaakbelastingen' worden ter zake van binnen de

gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:

a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar

een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet

krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt,

verder te noemen: gebruikersbelasting;

b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar

van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of

beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.

  • 2.

    Bij de gebruikersbelasting wordt:

a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is

gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft

gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als

zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik

aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft

gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd

de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is

gesteld.

  • 3.

    Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens

eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het

kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij

op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

 

Artikel 2 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een onroerende zaak.

  • 2.

    Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III

van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 3.

    Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond

van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die

onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die

onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan

woondoeleinden.

 

Artikel 3 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering

onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het

kalenderjaar bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de

voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de

heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing

van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet

waardering onroerende zaken.

 

Artikel 4 Vrijstellingen

  • 1.

    In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf

buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling

van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond,

daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van

glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van

gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van

gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a

bedoelde grond;

c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of

voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van

levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige

onroerende zaken die dienen als woning;

d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de

Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden

genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met

uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden,

zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige

rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van

natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en

ander met inbegrip van kunstwerken;

g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen,

instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van

de delen van zodanige werken die dienen als woning;

h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die

worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke

rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als

woning;

i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat

beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op

zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

j. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet

zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek,

ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten,

verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken

en palen;

k. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan

de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met

uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

l. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van

zodanige onroerende zaken die dienen als woning.

  • 2.

    In afwijking van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de

gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de

onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar

zijn aan woondoeleinden.

 

Artikel 5 Belastingtarieven

  • 1.

    Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het

percentage bedraagt voor:

a. de gebruikersbelasting 0,2208%;

b. de eigenarenbelasting

 voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen

0,1109%;

 voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen

0,2546%.

  • 2.

    Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de

toepassing van de vorige volzin, wordt het totaal van de op één aanslagbiljet

verenigde verschuldigde bedragen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen,

aangemerkt als één belastingbedrag.

  • 3.

    Geen onroerende-zaakbelasting wordt geheven bij een heffingsmaatstaf van minder

dan € 2.500,00.

 

Artikel 6 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de

aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de

laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het

aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van het aanslagbiljet

minimaal € 10,00 en maximaal € 6.000,00 bedraagt, en zolang de verschuldigde

bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat

de aanslagen moeten worden betaald in maximaal zes termijnen. Het minimale

bedrag voor een incassotermijn is € 10,00. De eerste termijn vervalt op de laatste

werkdag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het

aanslagbiljet is vermeld. Elk van de volgende termijnen vervalt telkens op de laatste

werkdag van de daaropvolgende kalendermaand.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden

gestelde termijnen.

 

Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking

tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De 'Verordening onroerende-zaakbelastingen 2023' van 13 december 2022 wordt

ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de

heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die

zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de

bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als '1ste wijziging verordening onroerendezaakbelastingen 2023’.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente

Hof van Twente d.d. 28 maart 2023.

De raad van Hof van Twente,

de griffier, de voorzitter,

mr. A. Venema drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM