Organisatie | Aalten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Sociaal Domein Gemeente Aalten 2023 |
Citeertitel | Verordening Sociaal Domein Gemeente Aalten 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Zorg, welzijn en inkomen |
Deze verordening vervangt de Verordening Sociaal Domein Gemeente Aalten 2021
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2023 | nieuwe regeling | 20-12-2022 | Z/22/120248 |
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 november 2022;
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; de Jeugdwet; de Participatiewet, de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening, de Leerplichtwet 1969, de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;
vast te stellen de Verordening Sociaal Domein Gemeente Aalten 2023.
Hoofdstuk 1. Inleiding Verordening sociaal domein gemeente Aalten p. 2
Hoofdstuk 2. De hulpvraag p. 4
Hoofdstuk 3. Gezond en veilig opgroeien p. 8
Hoofdstuk 4. Wonen in een veilige en gezonde omgeving p. 10
Hoofdstuk 5. Participatie p. 13
Hoofdstuk 6. Inkomensondersteuning en schulden p. 15
Hoofdstuk 7. De vorm van de hulp p. 19
Hoofdstuk 8. Afspraken tussen inwoner en gemeente p. 22
Hoofdstuk 9. Inspraak en inwonerparticipatie p. 25
Hoofdstuk 10. Kritiek op de uitvoering p. 27
Hoofdstuk 11. Kwaliteit, inkoop en aanbesteding p. 29
Hoofdstuk 1 Inleiding Verordening sociaal domein gemeente Aalten
In de gemeente Aalten vinden we het belangrijk, dat:
Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:
De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Ook dat is in deze verordening geregeld.
Deze verordening geeft geen gemeentelijke regels over de Participatiewet (behalve de inkomensondersteuning). Inwoners van de gemeente Aalten worden voor een bijstandsuitkering en passend werk geholpen door Laborijn. Laborijn is een samenwerkingsverband van verschillende gemeenten in de Achterhoek. Deze gemeenten hebben de afgelopen jaren samen regels afgesproken en verordeningen opgesteld die over de Participatiewet gaan. Deze regels worden in deze verordening niet opnieuw benoemd.
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:
Per hoofdstuk wordt aangegeven welke van deze en andere kernwaarden de basis van de regels vormen. De kernwaarden vormen een extra toets voor het nemen van besluiten. De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in hoofdstuk 13.
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner aan de gemeente hulp kan vragen als het gaat om één of meer van de onderwerpen uit deze verordening. Hierin beschrijven wij hoe de inwoner een hulpvraag kan stellen, hoe de hulpverlening in zijn werk gaat en wat de gemeente van de inwoner verwacht. Uitgangspunt is dat alle hulpvragen die de inwoner heeft in één keer kunnen worden gesteld en dat er één procedure is. Maar soms geldt voor bepaalde hulpvragen een bijzondere route. Dit wordt aan het einde van dit hoofdstuk genoemd.
De gemeente zorgt ervoor dat de hulp aansluit bij andere vormen van hulp die aan de inwoner wordt gegeven. Om dat te bereiken maakt de gemeente afspraken met hulpverleners, instellingen, zorgverzekeraars en andere personen of organisaties.
2.1 Stap 1: Melding bij de gemeente Aalten
Advies- en meldpunt geweld en kindermishandeling.
De Rijksoverheid biedt het Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis. Dit advies- en meldpunt biedt 24 uur per dag 7 dagen per week advies en ondersteuning aan iedereen die direct of indirect is betrokken bij huiselijk geweld en kindermishandeling.
Advies en meldpunt verward gedrag.
Ook kan iedere inwoner die zich zorgen maakt over het gedrag van een ander dat bij de gemeente melden. Voor deze meldingen is het Advies- en meldpunt verward gedrag in het leven geroepen. Het Advies- en meldpunt neemt de melding in ontvangst en onderzoekt of de inwoner waarop de melding betrekking heeft moet worden geholpen.
2.1.1 Indienen hulpvraag [Jeugdwet, Wmo, Wgs, Gemeentewet]
Inwoners die hulp nodig hebben kunnen zich melden bij de gemeente. De inwoner kan deze melding schriftelijk, mondeling, telefonisch of digitaal doen. Het is ook mogelijk dat iemand anders een melding namens de inwoner doet. De gemeente zorgt ervoor, dat inwoners goed worden geïnformeerd over de mogelijkheden om een melding te doen.
2.1.2 Doel en procedure [Jeugdwet, Wmo, Wgs, Gemeentewet]
Het doel van de melding is om de hulpvraag met de inwoner te bespreken en te onderzoeken of er hulp nodig is. De gemeente bevestigt de melding aan de inwoner en nodigt de inwoner uit voor een gesprek, tenzij dit niet nodig is (zie 2.3.1 lid 2). In de uitnodiging maakt de gemeente duidelijk waar en wanneer het gesprek plaatsvindt en waarover het gesprek zal gaan. Het gesprek kan bij de inwoner thuis zijn, als de inwoner dit wil of als dat van belang is voor de hulpvraag.
De gemeente geeft informatie over de mogelijkheid om gratis hulp te krijgen van een onafhankelijk deskundige clientondersteuner. Daarnaast informeert de gemeente over de mogelijkheid om zelf een plan op te stellen waarin de inwoner uitlegt hoe zijn persoonlijke situatie is en wat hij wil bereiken met zijn vraag (dit noemen we een persoonlijk plan of familiegroepsplan).
2.1.3 Gegevens [Jeugdwet, Wmo, Wgs, Gemeentewet]
De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het gesprek en het daaropvolgende onderzoek. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien of verkrijgen, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens binnen een bepaalde termijn te leveren. Bij de uitnodiging voor het gesprek wordt duidelijk gemaakt welke gegevens dat zijn.
2.2.1 Uitnodiging voor gesprek [Jeugdwet, Wmo, Wgs, Gemeentewet]
Een inwoner die zich heeft gemeld bij de gemeente, krijgt een uitnodiging voor een gesprek met een medewerker van de gemeente. Het gesprek kan telefonisch plaatsvinden als dat voldoende is.
2.2.2 Doel en procedure gesprek [Jeugdwet, Wmo, Wgs, Gemeentewet]
Het doel van het gesprek is om een goed beeld te krijgen van de hulpvraag, het effect dat de inwoner wil bereiken en van zijn persoonlijke situatie. Een medewerker van de gemeente maakt, nadat de inwoner zich heeft gemeld, een afspraak voor een gesprek over de hulpvraag en informeert de inwoner over de gang van zaken bij dat gesprek. De medewerker zet zich ervoor in, dat dit gesprek zo snel mogelijk en maximaal binnen 6 weken na de melding plaatsvindt.
Bij de start van het gesprek identificeert de inwoner zich met een geldig identiteitsbewijs, tenzij de identiteit al bij de gemeente bekend is. Als de inwoner een persoonlijk plan of familiegroepsplan heeft gemaakt, betrekt de medewerker dit bij het gesprek. De inwoner kan iemand (bijvoorbeeld een familielid) vragen om bij het gesprek aanwezig te zijn.
2.2.3 Inhoud gesprek [Jeugdwet, Wmo, Wgs, Gemeentewet]
De medewerker informeert de inwoner over de mogelijkheden van de gemeente om de persoonlijke situatie van de inwoner te verbeteren. Ook informeert de medewerker de inwoner over de mogelijkheden die er zijn om in bepaalde gevallen te kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb), zie paragraaf 7.3. De medewerker betrekt deze zaken bij het onderzoek naar de hulpvraag.
Als het nodig is betrekt de medewerker ook anderen bij het gesprek. Het kan dan gaan om deskundigen, een onafhankelijke clientondersteuner, iemand die de inwoner vertegenwoordigt, een of meer mantelzorgers of familie. Als de inwoner mantelzorg krijgt, gaat de gemeente na of er maatregelen genomen moeten worden om die mantelzorger te ondersteunen.
2.3 Stap 3: Aanvraag 2.3.1 Aanvraag [Jeugdwet, Wmo, Wgs, Gemeentewet]
Het doel van de aanvraag is te bepalen of de gemeente hulp verleent en welke vorm die hulp dan heeft.
2.3.2 Aanvraag voor hulp-op-maat [Jeugdwet, Wmo, Wgs, Gemeentewet]
De gemeente kan hulp-op-maat weigeren als de inwoner iets (niet) heeft gedaan waardoor hij de hulpvraag zelf heeft veroorzaakt en hij dit had kunnen voorzien. De gemeente kan hulp-op-maat ook weigeren, als een inwoner de gevraagde hulp zelf heeft ingeroepen of aangeschaft zonder dat de gemeente daarvoor vooraf toestemming heeft gegeven. Als die weigering betekent dat de inwoner grote problemen zal krijgen (onevenredig nadeel ervaart), dan kan de gemeente de hulp-op-maat wel toekennen.
2.3.3 Advisering [Gemeentewet, Awb]
De gemeente zorgt ervoor dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt de deskundigheid heeft die nodig is om deze melding of aanvraag goed te kunnen behandelen. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de gemeente ervoor dat een deskundige een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) betrekt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.
De medewerker die aanvragen voor jeugdhulp beoordeelt is SKJ of BIG geregistreerd.
2.3.5 Afstemming met andere vormen van hulp.
De gemeente zorgt ervoor dat de hulp aansluit bij andere vormen van hulp die aan de inwoner wordt gegeven. Om dat te bereiken kan de gemeente afspraken maken met hulpverleners, instellingen, zorgverzekeraars en andere personen of organisaties. Die afspraken kunnen onder andere gaan over:
De afspraken kunnen worden vastgelegd in een plan of in een andere geschikte vorm.
2.3.6 Beslistermijn [Jeugdwet, Wmo, Wgs, Gemeentewet, Awb]
De gemeente beslist zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 8 weken, nadat de aanvraag is ontvangen. Gaat het om een aanvraag in het kader van de Wmo, dan beslist de gemeente binnen 2 weken nadat de aanvraag is ontvangen, en in ieder geval binnen 8 weken na de melding.
De beslistermijn kan schriftelijk worden opgeschoven als de inwoner niet voldoende gegevens heeft verstrekt en deze hierop door de gemeente is gewezen. Als de gemeente een besluit niet binnen de vastgestelde termijn kan nemen, dan noemt de gemeente een nieuwe termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.
2.4.1 Inhoud besluit [Jeugdwet, Wmo, Wgs, Pw, Gemeentewet, Awb]
De gemeente stelt een besluit vast (beschikking) en stuurt deze per brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner te weten komt of er wel of geen hulp wordt toegekend. Als de gemeente hulp toekent, staat in het besluit ook of de hulp in natura, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb), in geld of op een andere manier wordt gegeven. Hulp in natura betekent dat de hulp (een dienst of een product) gegeven wordt door de gemeente zelf of een aanbieder waar de gemeente een contract mee heeft.
2.5.2 Spoedeisende gevallen [Jeugdwet, Wmo, Wgs]
In spoedeisende gevallen zorgt de gemeente ervoor dat de inwoner direct/tijdig de hulp krijgt die nodig is. De gemeente kan dan afwijken van de normale procedure, als dat nodig is. Het kan gaan om de volgende (tijdelijke) hulp in afwachting van een onderzoek van de gemeente:
Hoofdstuk 3 Gezond en veilig opgroeien
Jeugdigen in Nederland moeten zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Met jeugdigen bedoelen we in deze verordening kinderen en jongeren tot 18 jaar en in bepaalde situaties tot 23 jaar. Dit zijn de jeugdigen zoals beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Ze moeten kunnen groeien naar zelfstandigheid. Ze moeten voor zichzelf leren zorgen (zelfredzaamheid) en kunnen meedoen in de samenleving. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van hun ouders, de jeugdigen zelf en hun sociale netwerk. Als zij daarbij hulp nodig hebben, dan kunnen zij een beroep doen op ondersteuning door de gemeente. De gemeente houdt hierbij rekening met de omstandigheden van het gezin. Daarbij kijkt de gemeente naar wat de ouders, de jeugdige en hun sociale netwerk kunnen. Ook de leeftijd van de jeugdige speelt een rol.
3.1 Uitgangspunten bij het bieden van hulp [Jeugdwet]
Als het gewenste effect van de jeugdhulp niet op eigen kracht of met het sociale netwerk bereikt kan worden, maar wel met hulp die vrij toegankelijk is, dan wordt die hulp ingezet. Het gaat dan bijvoorbeeld om de welzijnsorganisatie of het Ondersteuningsteam Oost Achterhoek. Kan het gewenste effect niet bereikt worden met die hulp, dan wordt een individuele voorziening (hulp-op-maat) ingezet.
3.2 Preventie [Jeugdwet, Leerplichtwet]
Als er sprake is van verzuim op school worden de mogelijkheden ingezet die de Leerplichtwet biedt. De leerplichtambtenaar kijkt of er sprake is van een zorgvraag en biedt ondersteuning met als doel dat de leerling weer naar school gaat. De leerplichtambtenaar werkt volgens de Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS). De werkwijze staat beschreven in de ambtsinstructie Leerplicht.
Hoofdstuk 4 Wonen in een veilige en gezonde omgeving
Inwoners met een beperking en/of met psychische en/of psychosociale problemen hebben soms hulp nodig om zo lang en zelfstandig mogelijk in hun eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. De gemeente heeft de taak om deze inwoners te helpen als ze niet in staat zijn om zelf oplossingen te vinden voor problemen bij het normale gebruik van hun woning, bij hun normale dagelijkse activiteiten en bij het voeren van een huishouding. De gemeente moet ook maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen (zelfredzaamheid). De gemeente kijkt hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de te verwachten ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die de gemeente op grond van de Wmo aan deze inwoners kan geven, zoals hulp-op-maat.
De gemeente zet zich ervoor in, dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen, de normale dagelijkse activiteiten kunnen uitvoeren en een eigen huishouding kunnen voeren. De inwoner kan voor hulp-op-maat in het kader van de Wmo in aanmerking komen als voldaan is aan de voorwaarden van artikel 2.3.2 en van dit hoofdstuk. De hulp moet een passende bijdrage leveren, zodat inwoners zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving kunnen blijven wonen.
verhuizing naar een geschikte woning niet mogelijk is of duurder is dan de woonvoorziening.
De woonvoorziening houdt in dat de woning voor de inwoner bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar wordt gemaakt.
De inwoner die tijdelijk een andere woning nodig heeft om de periode te overbruggen tot er een geschikte woning beschikbaar komt kan in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de extra kosten van de tijdelijke huisvesting. De hoogte van de tegemoetkoming is vastgelegd in het Besluit Sociaal Domein.
4.2.2 Een schone en leefbare woning [Wmo]
De hulp-op-maat houdt in dat de inwoner de voorziening Huishoudelijke ondersteuning aangeboden krijgt. Huishoudelijke ondersteuning bestaat uit schoonmaakhulp. Wanneer dat nodig is wordt ook aandacht besteed aan het aanbrengen van structuur in de huishouding en/of het aanleren van huishoudelijke vaardigheden.
De inwoner behoort tot de doelgroep van hulp-op-maat Wmo Wonen als hij 18 jaar of ouder is en er sprake is van complexe psychische en/ of psychosociale problematiek op meerdere levensterreinen. De inwoner kan zijn zorgvraag niet (uit)stellen. Hierdoor heeft de inwoner 24-uurs toezicht of bereikbaarheid van een professionele organisatie nodig. De gemeente stelt vast of de inwoner behoort tot de doelgroep van Wmo Wonen.
3. De gemeente heeft beleidsregels voor WMO wonen gemaakt. Hierin staat waar inwoners die beschermd wonen nodig hebben zich kunnen melden en hoe er wordt omgegaan met de uitvoering van beschermd wonen.
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners meedoen in de samenleving, door betaald werk, door activiteiten, door vrijwilligerswerk, en door deelname aan het buurtleven. Waar nodig met ondersteuning. De mogelijkheden, talenten en eigen regie van de inwoner staan centraal.
Meedoen is niet alleen een verantwoordelijkheid van de inwoner zelf of van de gemeente, maar ook van de samenleving (omkijken naar elkaar).
Werk is een belangrijke vorm van daginvulling. Mensen die niet werken maar dit wel kunnen worden door Laborijn geholpen bij het vinden van passend werk. De voorzieningen die hierbij worden ingezet moeten op een goede manier worden verdeeld over verschillende doelgroepen. Hoe de voorzieningen worden verdeeld wordt vooral bepaald door de kansen op betaald werk van de inwoners. De regels over deze voorzieningen zijn beschreven in de verordeningen die over de Participatiewet gaan. In deze verordening worden deze regels niet opnieuw benoemd.
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners kunnen meedoen in de samenleving. In de gemeente zijn hiervoor:
Iedereen mag meedoen. Ook voor ondersteuning bij het vinden van deze activiteiten en ontmoetingsplekken kunnen inwoners bij de gemeente terecht. Hiervoor is geen besluit van de gemeente nodig.
De inwoner die de dag niet goed kan invullen of die de normale dagelijkse activiteiten niet zelf kan doen, kan in aanmerking komen voor integrale ondersteuning. Dat kan alleen als andere voorzieningen niet geschikt of niet voldoende zijn. De hulpverlener helpt dan bij de dagelijkse gang van zaken en bij terugkerende activiteiten. Ook kan de hulpverlener de inwoner helpen om op een goede manier met zijn omgeving om te gaan. Ook kan de inwoner bijvoorbeeld meedoen aan sociale, recreatieve of andere groepsactiviteiten. Als de inwoner daarbij vervoer nodig heeft, kan de gemeente ook helpen.
5.2.2 Persoonlijke verzorging [Wmo]
Persoonlijke verzorging richt zich op het helpen bij, inslijten en/of aanleren van Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg. Persoonlijke verzorging is gericht op het aanleren, oefenen en bestendigen van vaardigheden en gedrag. Zodat de inwoner deze taken (weer) zelfstandig of met behulp van zijn/haar omgeving kan uitvoeren.
5.2.3 Contact met anderen [Wmo]
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die vanwege een beperking in hun mobiliteit onvoldoende mogelijkheden hebben om binnen redelijke grenzen contact met anderen te hebben, hulp-op-maat kunnen krijgen. De hulp houdt in dat inwoners geholpen worden bij vervoer dichtbij huis. Zo kunnen zij meedoen met recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten en zelf de dagelijkse boodschappen doen. Die hulp kan bestaan uit het aanbieden van:
5.2.5 Vervanging vervoermiddel en rolstoel [Wmo]
Als de inwoner hulp-op-maat wil en het gaat om vervanging van een eerder door de gemeente verstrekte rolstoel of vervoermiddel, dan doet de gemeente dit alleen, als het vervoermiddel of de rolstoel:
5.3.1 Ondersteuning mantelzorger [Wmo]
De gemeente biedt aan alle mantelzorgers, zowel jeugdigen als volwassen inwoners, allerlei mogelijkheden voor ondersteuning:
Deze hulp is vrij toegankelijk. De inwoner heeft hiervoor geen verwijzing door een huisarts, een medisch specialist of een jeugdarts nodig, en ook geen besluit van de gemeente.
De gemeente waardeert de inzet van mantelzorgers (volwassen en jonge mantelzorgers) voor inwoners in de gemeente Aalten met een zorgbehoefte. Daarom biedt de gemeente jaarlijks een mantelzorgwaardering aan. Het doel van de mantelzorgwaardering is om een blijk van waardering aan de mantelzorgers te geven.
Hoofdstuk 6 Inkomensondersteuning en schulden
De gemeente heeft een financieel vangnet voor inwoners die te weinig inkomen en vermogen hebben om de dagelijkse kosten te betalen: een maandelijkse bijstandsuitkering. Deze inwoners en andere inwoners met een lastige financiële situatie kunnen bij de gemeente een aantal aanvullende voorzieningen en toeslagen aanvragen. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste extra’s geregeld. Voor een aantal extra’s wordt een inkomensgrens genoemd. Dit is geen harde grens, maar een uitgangspunt bij het beoordelen van aanvragen.
Daarnaast geven we enkele basisregels voor de hulp die de gemeente kan bieden bij een schuldenprobleem.
6.1 Armoedebeleid en schuldenbeleid
In deze paragraaf wordt beschreven waar de gemeente rekening mee houdt bij het maken en uitvoeren van beleid om armoede en schulden in de gemeente te voorkomen en tegen te gaan.
6.1.2 Preventieve Maatregelen [PW, Gemeentewet]
De gemeente werkt bij het voorkomen en bestrijden van armoede en schulden zoveel mogelijk samen met andere organisaties. De gemeente stimuleert initiatieven van inwoners en organisaties die zijn gericht op het tegengaan van armoede en schulden.
Bijzondere bijstand is een belangrijk hulpmiddel voor de gemeente om inwoners financieel te helpen. Hier worden de uitgangspunten beschreven waarmee de gemeente rekening houdt bij het toepassen van de regels over bijzondere bijstand uit de Participatiewet.
6.2.2 Vergoeding kosten zwemlessen
Water is overal om ons heen en een ongeluk zit vaak in een klein hoekje. Het is dus belangrijk dat inwoners leren zwemmen. Inwoners met een laag inkomen en zonder financiële buffer kunnen daarom (voor hun kinderen) in aanmerking komen voor vergoeding van de kosten van de zwemlessen voor het behalen van zwemdiploma A.
6.3 Individuele inkomenstoeslag
Voor inwoners die al jaren moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op verbetering van hun inkomen, is de individuele inkomenstoeslag bedoeld. Dat is een extraatje dat jaarlijks kan worden aangevraagd en waarmee het inkomen wordt aangevuld. Hier is beschreven voor welke inwoners de individuele inkomenstoeslag is bedoeld.
De individuele inkomenstoeslag is bedoeld voor een inwoner die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die in een ononderbroken periode van 36 maanden een inkomen heeft gehad dat lager is dan 110% van de bijstandsnorm.
Kinderen vormen een belangrijke én kwetsbare groep waar de gemeente zich verantwoordelijk voor voelt. De gemeente heeft maatregelen genomen om armoede onder kinderen tegen te gaan en kinderen te helpen mee te doen aan maatschappelijke activiteiten. Deze maatregelen worden het kindpakket genoemd. Hier zijn de uitgangspunten benoemd die voor het kindpakket gelden.
6.4.1 Doelgroep [PW, Gemeentewet]
Het kindpakket is bedoeld voor gezinnen met minderjarige (thuiswonende) kinderen, die geen goede financiële buffer hebben en moeten rondkomen van een inkomen dat lager is dan 120% van de bijstandsnorm. De bijdrage van de gemeente is een vastgesteld maximaal bedrag per kind per schooljaar.
6.4.2 Inhoud kindpakket [Gemeentewet]
De gemeente bepaalt de inhoud van het kindpakket, na overleg met scholen en/of andere organisaties die het gezond opgroeien van kinderen tot doel hebben. Het kindpakket bestaat in ieder geval uit:
Om actief deel te kunnen nemen aan de samenleving is het belangrijk dat inwoners meedoen aan maatschappelijke activiteiten. Hieraan zijn meestal kosten verbonden. Inwoners met een laag inkomen en zonder goede financiële buffer kunnen gebruik maken van de Meedoenregeling. Daarmee kunnen inwoners kosten betalen om te sporten en om mee te doen aan maatschappelijke activiteiten.
De Meedoenregeling is bedoeld voor sociale, sportieve, culturele, educatieve en andere maatschappelijke activiteiten.
De inwoner die een laag inkomen en geen goede financiële buffer heeft kan in aanmerking komen voor de Meedoenregeling. Inwoners hebben in ieder geval een laag inkomen als zij een inkomen hebben dat lager is dan 120% van de bijstandsnorm. De bijdrage van de gemeente is een vastgesteld maximaal bedrag per jaar. De regeling is voor zowel jeugdige als volwassen inwoners.
Inwoners van de gemeente Aalten met veel medische kosten komen in aanmerking als zij een inkomen hebben dat lager is dan 120% van de bijstandsnorm. Ook als het inkomen hoger is dan 120% van de bijstandsnorm kunnen inwoners in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) vergoeding. Hoeveel dit is hangt af van de hoogte van het inkomen, de zorgkosten en de gezinssamenstelling.
6.6.3 Vergoeding eigen risico zorgkosten [Gemeentewet]
De eerste € 100,- van het verplichte eigen risico van de zorgkosten betaalt de inwoner zelf. Van het resterende bedrag kan de inwoner tot 50% vergoed krijgen van de gemeente.
De gemeente heeft de taak om inwoners met (dreigende) schuldproblemen te helpen. Inwoners kunnen daarom de gemeente om hulp vragen bij het vinden van een oplossing voor hun schulden. Hieronder zijn de belangrijkste uitgangspunten genoemd die de gemeente toepast als inwoners om hulp vragen.
Hoofdstuk 7 De vorm van de hulp
De hulp die de gemeente geeft wordt in principe ‘in natura’ verstrekt: de gemeente zorgt ervoor dat hulp wordt ingezet en betaalt deze hulp. Dat kan in de vorm van een dienst zijn (bijvoorbeeld huishoudelijke ondersteuning) maar het is ook mogelijk dat er een product wordt gegeven (bijvoorbeeld een rolstoel). In bepaalde gevallen kan de hulp in de vorm van geld worden gegeven (inkomenstoeslag) of als een persoonsgebonden budget. Elke vorm van hulp wordt ook wel “een voorziening” genoemd. In dit hoofdstuk is geregeld op welke manier de gemeente de hulp geeft. Ook is geregeld wanneer de gemeente een financiële bijdrage van de inwoner kan vragen.
De inwoner ontvangt van de gemeente hulp in de vorm van geld, als dat in de wet of in deze verordening zo is bepaald. Hulp in de vorm van geld hoeft meestal niet terugbetaald te worden. Alleen als in de wet of in deze verordening anders is bepaald en dit aansluit bij de persoonlijke situatie van de inwoner, dan moet het geld wel worden terugbetaald.
7.3.1 Voorwaarden [Jeugdwet, Wmo]
De inwoner moet aangeven waarom hij een pgb wil ontvangen in plaats van hulp-op-maat in natura. Hiervoor moet de inwoner duidelijke redenen aangeven en alle informatie aan de gemeente geven die nodig is. Hieronder valt bijvoorbeeld het doorgeven wie namens de inwoner zijn belangen behartigt of op welke wijze de kwaliteit van de hulp-op-maat voorziening is gewaarborgd. De inwoner doet dit in een pgb-budgetplan.
De inwoner levert bij de aanvraag voor hulp-op-maat voor een product één of meer offertes van aanbieders aan. In deze offerte(s) moet staan hoe hoog de kosten van het product zijn. De gemeente vergoedt de gebruikelijke kosten voor het product. De offerte bevat tenminste de volgende onderdelen: het product, het tarief en tenslotte de effecten die de inwoner wil bereiken. De offerte maakt onderdeel uit van het pgb-budgetplan. De gemeente houdt bij de hoogte van het pgb rekening met een reële termijn voor de technische afschrijving en met de onderhouds- en verzekeringskosten.
7.3.3 Hoogte en tarief pgb [Jeugdwet, Wmo]
Als hulp wordt gegeven door een professionele hulpverlener die geen contract met de gemeente heeft gesloten over het geven van hulp-op-maat wordt het pgb tarief afgestemd de tarieven van de gecontracteerde zorg. Bij Wmo wonen kan het zijn dat de inwoner woonkosten moet betalen. Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb wordt daarmee rekening gehouden.
De gemeente baseert het tarief pgb voor hulpmiddelen en woningaanpassingen op een offerte voor de aangegeven kosten. In deze offerte moet staan hoe hoog de kosten van het product zijn (kostprijs). Met deze kostprijs moet de inwoner veilige, doeltreffende en kwalitatief goede hulp kunnen inkopen.
De kostprijs mag niet hoger zijn dan wat gebruikelijk is voor dat product. De hoogte van het pgb is gelijk aan de hoogte van de offerte. Er geldt wel een maximumbedrag. Dat is het bedrag dat de gemeente zou betalen voor de hulp die nodig is (hulp-in-natura tarief). Wanneer de offerte hoger is dan dit maximumbedrag, vergoedt de gemeente de meerprijs niet;
7.3.5 Opschorten pgb [Jeugdwet, Wmo]
De gemeente kan aan de SVB vragen om betalingen uit het pgb helemaal of gedeeltelijk uit te stellen totdat een besluit is genomen om het pgb voort te zetten of in te trekken. Dit kan de gemeente doen als:
7.4.1 Wat is de eigen bijdrage
De inwoner betaalt, ongeacht inkomen of vermogen, een vaste eigen bijdrage in de kosten voor Wmo-hulp-op-maat, zolang de inwoner gebruik maakt van de hulp of voor de periode waar voor een pgb is verstrekt. Gaat het om een product, dan betaalt de inwoner een bijdrage totdat de kostprijs is betaald. De inwoner betaalt de bijdrage per maand aan het Centraal Administratiekantoor (CAK). De hoogte van deze periodieke bijdrage is gelijk aan het bedrag dat maximaal betaald moet worden op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Gaat het om kosten voor een woningaanpassing voor een minderjarige inwoner, dan betalen de onderhoudsplichtige ouders de bijdrage. Dat geldt ook voor de ouder tegen wie een vaderschapsactie in ingesteld en de rechter dit verzoek heeft afgewezen (artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek), en voor degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een minderjarige inwoner.
Hoofdstuk 8 Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee, dan kan de gemeente de hulp-op-maat voorziening beëindigen, terugvorderen of verlagen.
8.1.1 De rol van de gemeente [Gemeentewet, Awb]
De gemeente reageert op een professionele manier op ontoelaatbaar gedrag van de inwoner. De gemeente zorgt voor het volgende:
De gemeente stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op het ontoelaatbare gedrag, wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. De gemeente maakt de inwoner ook duidelijk op welke manier hij het gedrag kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente de dienstverlening zal voortzetten (als die is stopgezet).
8.2.1 Wijziging voorziening [Jeugdwet, Wmo, PW, Wgs, Gemeentewet]
Soms is een wijziging van het Besluit Sociaal Domein in het nadeel van een inwoner. In dat geval wordt hij daarvan zo vroeg schriftelijk op de hoogte gebracht. Dan heeft hij voldoende tijd om zich op de gewijzigde situatie in te stellen. Lukt dat niet dan past de gemeente een afbouwregeling toe.
8.2.3 Terugvordering voorziening [Wmo, Burgerlijk Wetboek]
De gemeente kan de voorziening of de waarde daarvan van de inwoner terugvorderen. Dat kan vanaf het moment dat is vastgesteld dat er één of meer redenen voor beëindiging zijn (zie artikel 8.2.2). Wmo-voorzieningen kunnen alleen worden teruggevorderd als die voorzieningen zijn ingetrokken omdat de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens aan de gemeente heeft verstrekt.
Als een hulp-op-maat voorziening (in natura of pgb) volledig wordt ingetrokken, heeft de terugvordering betrekking op de kosten die zijn gemaakt vanaf het moment van de toekenning van de voorziening tot aan het moment dat de voorziening is stopgezet.
8.3.2 Voorkomen van fraude [Jeugdwet, Wmo]
De gemeente streeft ernaar om fraude te voorkomen (preventie). Daarom informeert de gemeente inwoners op een passende manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van voorzieningen.
Hoofdstuk 9 Inspraak en inwonerparticipatie
Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert, is bedoeld voor de inwoners. Met de ervaringen van de inwoners kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk is vastgelegd hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen. Dat wordt inspraak genoemd. Ook is geregeld dat er een Sociale Raad is. De taak van deze raad is beschreven. Ten slotte is hier ook geregeld op welke manier inwoners met aanbieders kunnen overleggen over diensten en producten die bedoeld zijn voor de inwoners die hulp nodig hebben.
9.3.1 Taken en bevoegdheden Sociale Raad
De gemeente neemt adviezen van de Sociale Raad over of geeft de redenen aan waarom een advies niet wordt overgenomen. Gaat het om besluiten van de gemeenteraad, dan worden het advies van de Sociale Raad en de reactie van de gemeente (burgemeester en wethouders) aan de gemeenteraad gestuurd, zodat deze informatie bij de besluitvorming kan worden betrokken.
Hoofdstuk 10 Kritiek op de uitvoering [Awb, Gemeentewet]
De gemeente probeert het beleid en de regels zo goed mogelijk uit te voeren. Toch is het mogelijk dat inwoners het niet eens zijn met de aanpak van de gemeente of een besluit van de gemeente. In dit hoofdstuk staan regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen, een vertrouwenspersoon te spreken of bezwaar te maken. Daarbij is aangesloten bij de Interne klachtenprocedure van de gemeente (volgens de Verordening interne klachtenregeling gemeente Aalten 2022) en de visie op klachtbehandeling van de Nationale ombudsman.
De gemeente ziet inwoners als volwaardige partners.
De gemeente handelt professioneel en neemt de inwoner serieus.
De gemeente helpt de inwoner om op een eenvoudige manier zijn mening te geven.
10.4 Klachtbehandelaar en vertrouwenspersoon [Gemeentewet, Jeugdwet]
Naast de klachtbehandelaar kan de inwoner, via het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ), ook een vertrouwenspersoon spreken als het gaat om jeugdhulp. De vertrouwenspersoon kan de inwoner (jeugdige, ouder of pleegouder) op zijn verzoek ondersteunen bij problemen, klachten en vragen over de hulpverlening door de gemeente, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling jeugdbescherming en jeugdreclassering en het Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis).
Hoofdstuk 11 Kwaliteit, inkoop en aanbesteding [Jeugdwet, Wmo, Gemeentewet]
De producten en diensten die de gemeente levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk zijn en goed bruikbaar voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van producten en diensten aan bepaalde regels houden. Deze regels staan in de ‘Algemene inkoopvoorwaarden Achterhoekse Gemeenten voor leveringen en diensten’. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
Hoofdstuk 12 Over deze verordening
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat de gemeente met regelmaat beoordeelt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
12.1 Onderzoek naar de werking van de verordening [Gemeentewet]
De gemeente onderzoekt met een zekere regelmaat of de verordening voldoende bijdraagt aan de doelen die zij wil bereiken. Om dat te kunnen nagaan verzamelt de gemeente systematisch informatie over alles wat van belang is om dit goed te kunnen onderzoeken. De gemeente houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
12.2 Uitvoeringsregels [Gemeentewet]
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
12.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule) [Gemeentewet]
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening als dit zou betekenen dat er een onredelijke uitkomst is voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
12.4 Intrekken oude verordeningen [Gemeentewet]
De volgende verordening wordt ingetrokken op de datum dat deze verordening ingaat:
12.5 Overgangsrecht [Gemeentewet]
Een aanvraag die de inwoner heeft ingediend vóór de ingangsdatum van deze verordening en waarover de gemeente pas later een besluit neemt, handelt de gemeente af volgens deze verordening. Voor een aanvraag op grond van de Participatiewet, die is ingediend vóór de ingangsdatum geldt juist dat de gemeente deze afhandelt volgens de ingetrokken verordening. Maar als een besluit volgens deze nieuwe verordening gunstiger uitpakt voor de inwoner, past de gemeente deze verordening toe.
Artikel 12.5.a. Overgangsrecht met betrekking tot de nieuwe wijze van inkoop per 1 juli 2022.
Een voorziening die afgegeven is voor 1 juli 2022 voor Wmo/Jeugd ondersteuning individueel of Wmo/Jeugd ondersteuning groep of Wmo/Jeugd wonen en logeren of jeugdhulp met verblijf en jeugdhulp crisis, of generalistische basis JGGZ of specialistische JGGZ loopt door tot het einde van de beschikking, maar uiterlijk tot 31 december 2022.
Aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert tegen betaling.
Andere voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft, anders dan hulp-op-maat. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.
Armoedeval: achteruitgang in inkomen als een uitkeringsgerechtigde een baan aanneemt op of rond het minimumloon. Dit komt door het (gedeeltelijk) wegvallen van tegemoetkomingen van de gemeente of van toeslagen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag.
Beperking: de vermindering van mogelijkheden waardoor een belemmering ontstaat in het sociaal-maatschappelijk functioneren.
Bijstandsnorm: dit betreft de geldende bijstandsnorm, de maximale hoogte van de bijstandsuitkering bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet. De hoogte hangt af van de woon- en leefsituatie en de leeftijd van de inwoner.
Bijstandsuitkering: de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de Participatiewet. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
CAK: Centraal Administratie Kantoor
Clientondersteuner: een onafhankelijke professional die hulp biedt aan de inwoner in de vorm van informatie, advies en algemene ondersteuning. De hulp aan de inwoner is gericht op het benutten van diensten die door gemeenten en andere organisaties worden geleverd op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werken inkomen (artikel 1.1.1 van de Wmo).
Collectief taxivervoer: vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).
Effect: het resultaat of het doel.
Eigen vervoermiddel: een vervoermiddel dat er inwoner zelf bezit of dat hij mag gebruiken. Daaronder valt ook een vervoermiddel dat de gebruiker ter beschikking staat, zoals een deel-, leen-, of leaseauto.
Financiële buffer: vermogen. Een goede financiële buffer is een vermogen op of boven de vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34, lid 3 van de Participatiewet.
Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte hiervan vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
Gebruikelijke hulp: de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet wordt met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld.
Gemeente: een medewerker of het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten.
Gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken, bespreekt.
Hulp: jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo, inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, of schuldhulpverlening als bedoeld in artikel 1 van de Wgs.
Hulp in natura: de gemeente zorgt ervoor dat er hulp wordt ingezet. Dat kan in de vorm van een dienst zijn maar het is ook mogelijk dat er een product wordt gegeven.
Hulp-op-maat: een op de inwoner afgestemde voorziening.
Hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
Inkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Participatiewet.
Inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet. Met inspraak wordt in hoofdstuk 9 van deze verordening ook bedoeld het recht om invloed uit te oefenen en over iets mee te beslissen.
Inwoner: de persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente Aalten volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om Wmo-hulp, dan wordt onder inwoner verstaan: de ingezetene als bedoeld in artikel 1.2.1 Wmo. Gaat het om schuldhulpverlening, dan wordt onder inwoner verstaan: degene die in de basisregistratie personen van de gemeente Aalten is ingeschreven. Voor de toepassing van de hoofdstukken 8 en 10 wordt onder inwoner ook verstaan: de persoon die hulp van de gemeente Aalten heeft gehad, maar zijn woonplaats niet meer in de gemeente Aalten heeft. Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan: verblijf dat geen wettelijke belemmering oplevert voor hulp door de gemeente.
Jeugdhulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jeugdige: de minderjarige. Als het gaat om de Jeugdwet: de jeugdige bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jongerenwerk: basisaanbod van sociaal-culturele voorzieningen voor jongeren, zoals kinderwerk, tiener- en jongerenwerk, sportbuurtwerk en jongereninformatie. Het basisaanbod bevat ook activiteiten die stimulering van de ontwikkeling of het voorkomen van problemen bij jongeren tot doel heeft.
Kindpakket: een pakket van voorzieningen, meestal in natura, dat de gemeente voor gezinnen met een laag inkomen beschikbaar stelt. Het doel van het pakket is te voorkomen dat kinderen die opgroeien in armoede niet mee kunnen doen aan bijvoorbeeld sport, culturele activiteiten of activiteiten van school.
Lerenwerkt: zorgt voor de bestrijding van schoolverzuim en schooluitval, zodat dat alle jongeren het onderwijs verlaten met een startkwalificatie.
Levensonderhoud: de dagelijkse bestaanskosten, zoals kosten voor voeding, kleding, huur, energie, water en (zorg)verzekeringen.
Mantelzorg: De hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, Wmo wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep (artikel 1.1.1 Wmo).
Medewerker: de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.
NIBUD-prijzengids: een handboek dat wordt uitgegeven door het NIBUD. In deze gids staan gangbare, actuele prijzen van producten en diensten.
Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.
Ondersteuningsplan: wordt samen met de inwoner opgesteld door de gemeente. Hierin staan een weergave van het gesprek tussen de inwoner en de gemeente, de te bereiken resultaten, welke ondersteuning het betreft, de duur van de indicatie, de zorgaanbieder en de evaluatievormen.
Ouders: ouders, voogden of verzorgers van de jeugdige.
Persoonlijk plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste hulp wordt aangegeven. Gaat het om jeugdhulp, dan wordt hieronder verstaan: een familiegroepsplan.
Pgb: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp(middelen) in kan kopen.
Pgb-budgetplan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.
Professional / professionele hulpverlener: iemand die beroepsmatig de hulp verleent.
Samenwonen: een gemeenschappelijke huishouding voeren als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.
Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers). Hulp door een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad wordt altijd als hulp door iemand uit het sociaal netwerk gezien.
SVB: Sociale verzekeringsbank. De organisatie die het pgb uitbetaalt aan inwoners.
Vermogen: totaal aan bezit in geld en goederen; het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.
Voorziening: hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, pgb of geldbedrag.
Vrij toegankelijke hulp: hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente.
Wettelijk minimumloon: het minimumloon per maand, zoals dit is omschreven in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Als het om een werknemer jonger dan 21 jaar gaat, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon per maand, zoals het is omschreven in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van die wet.
Wgs: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Wmo-hulp: de maatschappelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.
WMO-wonen:wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving (beschermd wonen;
Zorgplan: Een plan dat de zorgaanbieder samen met de inwoner opstelt over de invulling en inzet van de hulp-op-maat, (waaronder omvang, uren, frequentie) en de wijze waarop dit bijdraagt aan de realisatie van de door de gemeente opgestelde resultaten en effecten.