Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hilvarenbeek

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHilvarenbeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2023
CiteertitelVerordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpFinanciën/Organisatie en beleid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 220 van de Gemeentewet
  2. artikel 220a van de Gemeentewet
  3. artikel 220b van de Gemeentewet
  4. artikel 220c van de Gemeentewet
  5. artikel 220d van de Gemeentewet
  6. artikel 220e van de Gemeentewet
  7. artikel 220f van de Gemeentewet
  8. artikel 220h van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023Nieuwe regeling

15-12-2022

gmb-2022-571354

15 november 2022

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2023

 

 

De raad van de gemeente Hilvarenbeek;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2022;

 

gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

 

 

b e s l u i t :

 

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2023

 

 

 

 

Artikel 1 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam ‘onroerende-zaakbelastingen’ worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:

    • a.

      een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;

    • b.

      een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.

  • 2.

    Bij de gebruikersbelasting wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van de onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld, degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 3.

    Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

 

Artikel 2 Belastingobject

  • 1.

    Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 2.

    Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

 

Artikel 3 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

 

Artikel 4 Vrijstellingen

  • 1.

    In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor over de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

    • c.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanig onroerende zaken die dienen als woning;

    • d.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • e.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    • f.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • g.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • h.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • i.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • j.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen -niet zijnde gebouwen- welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

    • k.

      plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;

    • l.

      begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffïngsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

 

Artikel 5 Belastingtarieven

  • 1.

    Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffïngsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:

    • a.

      de gebruikersbelasting 0,1493 %

    • b.

      de eigenarenbelasting;

  • 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0888 %

    2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1787 %

  • 2.

    Belastingaanslagen van minder dan € 10,00 worden niet opgelegd.

  • 3.

    Voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

 

Artikel 6 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende twee maanden later.

  •  

  • 2.

     

    • a.

      In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, bij aanslagen opgelegd met een dagtekening tot en met 28 februari 2023, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden overblijven tot de laatste incassotermijn van 31 januari 2024. De eerste termijn vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

       

    • b.

      In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, bij aanslagen opgelegd met een dagtekening op of na 1 maart 2023, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden overblijven tot de laatste incassotermijn van 31 januari 2024 en met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van de onroerende-zaakbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 9 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders

Het college van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen.

 

Artikel 10 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening onroerende-zaakbelastingen 2022", vastgesteld door de raad van de gemeente Hilvarenbeek bij besluit van 11 november 2021, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening onroerende-zaakbelastingen 2023".

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 15 december 2022.

de griffier, de voorzitter,

de heer M. Janus de heer E.M.L Weys