Organisatie | Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie |
Citeertitel | Beleidsregels aanwijzing belastingplichtige/ WOZ-belanghebbende 2023 |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels aanwijzing belastingplichtige/WOZ-belanghebbende 2013.
Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2023 | nieuwe regeling | 20-12-2022 |
Het dagelijks bestuur van het Openbaar Lichaam Belastingsamenwerking Gouwe Rijnland (hierna: “BSGR”);
Gelet op het bepaalde in artikel 4 van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (hierna de gemeenschappelijke regeling), waarbij de heffing en de invordering van de belastingen (als bedoeld in artikel 1 van bovengenoemde gemeenschappelijke regeling) en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) aan BSGR is overgedragen;
overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen voor die gevallen waarin er een keuzemogelijkheid is om een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende aan te wijzen;
vast te stellen de volgende beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie.
In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject. In de gevallen waarin dat voorkomt mag de BSGR de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de BSGR een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.
De in de voorkeursregels neergelegde criteria bevatten op geen enkele wijze een limitatieve opsomming van de belastingplichtigen, maar zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, zodat in de uitvoeringspraktijk volgens vaste, niet willekeurige, criteria een belastingplichtige kan worden aangewezen.
Voor de belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
Voor de hondenbelasting, rioolheffing van gebruikers (waarbij geen sprake is van kamerverhuur), de afvalstoffenheffing (waarbij geen sprake is van kamerverhuur), de reinigingsrechten, de verontreinigingsheffing, de zuiveringsheffing, en de watersysteemheffing ingezetenen wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
Hoofdstuk 2 Waardering onroerende zaken
In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat voor één eigendom meer personen als (gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende kunnen worden aangemerkt. In deze gevallen mag de BSGR op grond van artikel 24 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de bekendmaking van de WOZ-beschikking uitvoeren door verzending aan één van de belanghebbenden. De BSGR hanteert een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belanghebbende die de WOZ-beschikking op zijn of haar naam krijgt.
De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij beoogd is de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige voor de onroerendezaakbelastingen die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.
In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat voor de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken, zijn de regels van hoofdstuk 1, voor zover zij betrekking hebben op de onroerende-zaakbelastingen, van overeenkomstige toepassing.