Organisatie | Zwartewaterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland |
Citeertitel | Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland 2020-2022.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2022 | 28-09-2022 | nieuwe regeling | 10-11-2022 |
De raad van de gemeente Zwartewaterland, gelezen het voorstel van het college van 11 oktober 2022 kenmerk 11757, gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, gelet op de Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland 2020-2022, besluit vast te stellen de: Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland
Art. 2 Verantwoordelijkheid college
Hoofdstuk 2Maatregelen jeugdbescherming en jeugdreclassering
Art. 3 Subsidiabele activiteiten
Art. 5 Maximaal aantal subsidieontvangers
Art. 8 Meerjarige subsidieverlening
Art. 10 Indieningstermijn aanvraag subsidieverlening
Art. 13 Overige voorwaarden voor subsidie
Art. 16 Communicatie en calamiteiten
Art. 17 Voortgangsrapportages en -gesprekken
Art. 18 Verwijzing voor jeugdhulp
Art. 19 Start van een maatregel
Art. 20 Einde van een maatregel
Art. 21 Overige verplichtingen
Art. 22 Indieningstermijn en beslistermijn vaststelling subsidie
Art. 23 Indieningsvereisten vaststelling subsidie
Hoofdstuk 3Overige en slotbepalingen
Art. 27 Intrekking bestaande regeling
Hoofdstuk 2 Maatregelen jeugdbescherming en jeugdreclassering
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor de producten die zijn vermeld in artikel 6 en verder omschreven in bijlage 1 bij deze subsidieverordening. Dit ten behoeve van de jeugdigen die conform het woonplaatsbeginsel onder verantwoordelijkheid vallen van één van de deelnemende gemeenten van het RSJ IJsselland, voor zover deze op grond van de Jeugdwet verplicht door een Gecertificeerde Instelling moeten worden uitgevoerd.
Artikel 5 Maximaal aantal subsidieontvangers
Maximaal drie Gecertificeerde Instellingen kunnen een subsidie ontvangen.
Artikel 6 Subsidiabele producten
De volgende producten, waarvan de productbeschrijvingen zijn opgenomen in bijlage 1, kunnen worden gesubsidieerd:
Subsidie wordt bij beschikking verleend voor vier kalenderjaren. Indien de subsidieontvanger aanspraak wenst te blijven maken op de subsidie, kan de subsidieontvanger een aanvraag indienen voor de resterende twee kalenderjaren. Dit uiterlijk op 1 juli voor het verstrijken van de termijn van vier kalenderjaren.
De subsidieverlening t.a.v. de aanvraag voor de resterende twee kalenderjaren kan alleen worden geweigerd als het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming daartoe aanleiding geeft en subsidiëring op grond van deze verordening geen mogelijkheid biedt om voldoende inhoud te geven aan dit Toekomstscenario.
Artikel 8 Meerjarige subsidieverlening
De subsidie voor meerdere kalenderjaren wordt, indien deze ten laste komt van een nog niet vastgestelde of goedgekeurde begroting, slechts verleend onder de voorwaarde als bedoeld in artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.
De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd. Voor het eerst per 1 januari 2024. De indexatie voor het desbetreffende jaar (jaar t) wordt berekend op basis van methodiek van de Nederlandse Zorg Autoriteit, waarin een voorlopig percentage voor het jaar t en nacalculatie over jaar t-1 is opgenomen. De indexatiecijfers voor personele en materiële kosten worden door de NZA gepubliceerd op hun website. Als peildatum geldt 1 oktober jaar t-1. Als wegingsfactor voor de personele en materiële component wordt de verhouding van respectievelijk 83% en 17% gehanteerd.
Artikel 11 Indieningsvereisten
Een aanvraag bevat een plan waarin een heldere, duidelijke en relevante beschrijving is opgenomen van de activiteiten en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de genoemde doelstellingen voor de periode van vier jaar. De aanvraag bevat daarmee in ieder geval:
Artikel 13 Overige voorwaarden voor subsidie
Subsidie wordt uitsluitend verleend wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Artikel 14 Beoordelingscriteria
Bij meer dan drie aanvragers, wordt de subsidie verleend aan de drie aanvragers die het hoogste scoren. Het maken van een keuze tussen twee of meer aanvragen die gelijk hebben gescoord, vindt plaats door middel van het afnemen van een interview van de gelijk scorende aanvragers aan de hand van een casus. Hierbij zijn de volgende aandachtspunten van belang:
Artikel 15 Algemene meldplicht
De subsidieontvanger is verplicht te melden aan het college wanneer:
Artikel 16 Communicatie en calamiteiten
De subsidieontvanger is verplicht om zich te houden aan het vastgestelde communicatieprotocol inclusief het escalatiemodel bij calamiteiten en crisis. De meest actuele versie is te vinden op de website van het RSJ IJsselland.
Artikel 17 Voortgangsrapportages en -gesprekken
Artikel 18 Verwijzing voor jeugdhulp
Jeugdhulp is niet altijd de oplossing om een ontwikkelingsbedreiging af te wenden. Soms zijn andere vormen van hulp nodig. Daarom neemt de subsidieontvanger, wanneer deze jeugdhulp wil inzetten, contact op met de, in de betreffende casus, contactpersoon van de gemeentelijke toegang. Hoe staat in de afspraken zoals gemaakt rondom ‘Inzet jeugdhulp’.
De subsidieontvanger en de contactpersoon van de gemeentelijke toegang bekijken samen welke (jeugd)hulp passend is in de casus, voordat een jeugdhulpaanbieder is betrokken. Hierbij betrekken zij ook de eventuele mogelijkheden vanuit het lokale veld/voorliggende voorzieningen. Verwijzing vindt in principe enkel plaats naar door het RSJ IJsselland gecontracteerde jeugdhulpaanbieders.
Indien de subsidieontvanger en de contactpersoon van de gemeentelijke toegang het niet eens kunnen worden over de inzet van (jeugd)hulp, dan heeft de subsidieontvanger de doorslaggevende stem. De GI heeft immers verwijsbevoegdheid en is bekwaam om in te schatten welke hulp ingezet kan worden. Indien deze situatie zich voordoet, gaan de betreffende professionals hierna wel met elkaar in gesprek, al dan niet in het bijzijn van hun leidinggevende, om te bezien hoe dergelijke situaties in de toekomst voorkomen kunnen worden.
De subsidieontvanger maakt gebruik van het format voor de bepaling jeugdhulp zoals gepubliceerd op de website van het RSJ IJsselland.
Artikel 19 Start van een maatregel
Conform de afspraken vanuit de vernieuwde werkwijze jeugd, vindt er binnen drie, maximaal vijf werkdagen nadat de maatregel is uitgesproken, de Ronde Tafel Start Maatregel plaats. De Raad voor de Kinderbescherming organiseert deze. Dit moment is bedoeld als overdracht vanuit de Raad voor de Kinderbescherming naar de subsidieontvanger.
Artikel 20 Einde van een maatregel
Los van het moment van het einde van de maatregel, vindt er altijd een vloeiende overdracht plaats van de subsidieontvanger naar de lokale toegang. Dit middels de Ronde Tafel Einde Maatregel Niet Verlengen (maatregel hoeft niet verlengd te worden) of de Ronde Tafel Einde Maatregel Na Kinderrechter (maatregel kan tussentijds worden beëindigd).
De werkwijze ten aanzien van de Ronde Tafels is beschreven in de afspraken rondom de vernieuwde werkwijze. Deze zijn hier van kracht.
Artikel 21 Overige verplichtingen
De subsidieontvanger is verplicht gedurende het subsidietijdvak:
gebruik te maken van het berichtenverkeer (VECOZO en het Gemeentelijk Gegevens Knooppunt (GGK)) voor het toewijzings- en declaratieproces. De subsidieontvanger houdt hierbij de meest recente versie van de informatiestandaard voor gecertificeerde instellingen zoals deze door het Ketenbureau i-Sociaal domein is gepubliceerd in acht.
zolang de mailfaciliteit binnen het berichtenverkeer nog niet beschikbaar is, dient de subsidieontvanger te beschikken over programmatuur waarmee beveiligde communicatie per mail kan plaatsvinden. Deze programmatuur moet gebruikt worden bij het uitwisselen van informatie tussen de subsidieontvanger en gemeente, anders dan het uitwisselen van berichten zoals bedoeld onder j en k van dit artikel;
uiterlijk 1 april na afloop van het betreffende kalenderjaar een productieverantwoording per gemeente te overleggen met daarbij een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant. Hierbij is het Algemeen Accountantsprotocol Financiële Productieverantwoording Wmo en Jeugdwet van toepassing.
Hoofdstuk 3 Overige en slotbepalingen
Het college kan in bijzondere gevallen het bepaalde in deze verordening ten gunste van belanghebbenden buiten toepassing laten of daarvan afwijken, indien strikte toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 27 Intrekking bestaande regeling
De Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland 2020-2022 (in werking getreden op 1 november 2019) wordt ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 november 2022.
De raad van de gemeente Zwartewaterland,
ing. H.W. Schotanus – Schutte, griffier
ing. E.J. Bilder, voorzitter
Bijlage 1 Uitwerking subsidiabele producten
Algemene beschrijving jeugdbescherming
De wet- en regelgeving kent de volgende kinderbeschermingsmaatregelen:
Deze kinderbeschermingsmaatregelen worden, meestal op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), opgelegd door de kinderrechter. Een Gecertificeerde Instelling (GI), als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, wordt door de rechtbank benoemd en met de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen belast.
Bij een OTS en VOTS wordt de GI benoemd als sprake is van de volgende omstandigheden:
In de situatie van een VOTS is de situatie zo acuut, dat een regulier onderzoek door de RvdK en de procedure bij de rechtbank niet kan worden afgewacht. De rechtbank kan dan een VOTS uitspreken voor maximaal drie maanden. Daarna eindigt de VOTS of wordt deze omgezet in een OTS.
Het gedwongen kader is een tijdelijke interventie in het leven van een jeugdige/gezin. Daarom is het van belang om als lokale toegang en GI samen op te lopen (voor start/ voor einde maatregel, tussentijds waar nodig en tijdig contact bij afloop maatregel i.v.m. bereiken 18 jarige leeftijd), zodat er voor het gezin een doorgaande lijn ontstaat.
De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan toezicht, begeleiding en contact en de frequentie zijn vermeld in het plan van aanpak en de richtlijnen van de GI.
Beschrijving subsidiabele producten (artikel 6 Subsidieverordening)
Het doel is het opheffen van de ontwikkelingsbedreiging. Bij dit product gaat het om de uitvoering van het eerste jaar van de OTS, waarvoor de rechtbank de Gecertificeerde Instelling (GI) heeft benoemd.
Het doel is het creëren van (voldoende) ontwikkelingsmogelijkheden en een duurzaam veilige opvoedingssituatie voor de jeugdige en ook ouder(s) versterken in het hernemen van (opvoedings)verantwoordelijkheid (en daarbij behorend gedrag). De GI richt zich bij de uitvoering van de OTS op het opheffen van de concrete ontwikkelingsbedreigingen zoals opgenomen in de beschikking van de rechtbank.
Een OTS wordt voor maximaal één jaar uitgesproken en kan op verzoek van de gecertificeerde instelling door de rechtbank bij noodzakelijkheid worden verlengd met maximaal één jaar.
Het doel is het opheffen van de ontwikkelingsbedreiging. Bij dit product gaat het om de uitvoering van het tweede jaar en eventueel volgende jaren van de OTS, waarvoor de rechtbank de GI heeft benoemd.
Het doel is om de ontwikkelingsbedreiging zodanig af te wenden dat inzet in een gedwongen kader niet meer nodig is. De GI richt zich bij de uitvoering van de OTS op het opheffen van de concrete ontwikkelingsbedreigingen zoals opgenomen in de beschikking van de rechtbank. Vanaf het tweede jaar van de OTS ligt het accent daarnaast op het in kaart brengen en daaruit volgende acties ondernemen om het perspectief van de jeugdige duidelijk te krijgen.
Een OTS wordt voor maximaal één jaar uitgesproken en kan op verzoek van de GI door de rechtbank steeds worden verlengd met maximaal één jaar.
de jeugdbeschermer houdt toezicht op de jeugdige en zorgt dat aan de jeugdige en de met gezag belaste ouder(s) hulp en steun wordt geboden. De inspanningen zijn erop gericht om waar mogelijk de ouder(s) zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te laten dragen en zo de veiligheid van de jeugdige te borgen;
Voogdij (ontheffing/ontzetting ouderlijk gezag) en VoVo (spoedeisende maatregelen/voorlopige voogdij)
Een jeugdige staat onder gezag. Dit kan ouderlijk gezag of voogdij zijn. Bij voogdij wordt het gezag door een ander dan de ouder van de jeugdige uitgeoefend. Dit kan een natuurlijke persoon (bijvoorbeeld een oom, tante, opa, oma, burgervoogd, pleegouders, etc.) of een GI zijn. Bij voogdij en voorlopige voogdij in deze context wordt de GI met het gezag over een minderjarige (jeugdige tot 18 jaar) belast. Een GI kan in verschillende situaties met de (voorlopige) voogdij worden belast:
In geval van voogdij draagt de jeugdbeschermer er zorg voor dat de verzorging en opvoeding door een ander wordt opgepakt (pleeggezin, leefgroep of anders) en onderhoudt de jeugdbeschermer contact met het netwerk. Waar nodig zet de jeugdbeschermer, in afstemming met de lokale toegang, hulpverlening in. De jeugdbeschermer onderzoekt of de oorspronkelijke gezagssituatie met de biologische ouder(s) (deels) hersteld kan worden, dan wel dat de voogdij (weer) bij een natuurlijk persoon belegd kan worden. Daarnaast is de GI als voogd de wettelijk vertegenwoordiger van de jeugdige en dient de GI toezicht te houden op- en zorg te dragen voor het beheer van het vermogen van de jeugdige.
Een voogdijmaatregel is gericht op het voorzien in het gezag van een jeugdige als de ouder(s) hiertoe zelf niet in staat is/zijn of is/zijn overleden.
De ontwikkelingsbedreiging van de jeugdige is afgewend en de fysieke en/of psychische veiligheid is geborgd. De jeugdige heeft een stabiele opvoedingssituatie. Er is contact tussen de jeugdige en zijn/haar oorspronkelijke milieu, tenzij dat niet in zijn/haar belang is. De jeugdige wordt vertegenwoordigd in zaken waarin een wettelijke vertegenwoordiger nodig is en zijn/haar vermogen wordt op een verantwoorde wijze beheerd.
Een voorlopige voogdij eindigt 3 maanden na de datum van de beschikking, tenzij voor die datum om een voorziening in het gezag over de jeugdige is verzocht. De voogdij kan duren tot de jeugdige 18 jaar is, tenzij de rechter anders beslist. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de rechter een ander als voogd benoemt of het gezag van de ouders herstelt.
Algemene beschrijving jeugdreclassering
Jeugdreclassering voert begeleiding en controle uit als een jeugdige van 12 jaar of ouder een strafbaar feit heeft gepleegd. Jeugdreclassering kan worden ingezet bij jeugdigen van 12 tot 18 jaar die een strafbaar feit hebben gepleegd of daarvan worden verdacht. De begeleiding kan doorlopen tot na de 18e verjaardag. Als het delict gepleegd wordt na de 18e verjaardag, dan is in principe het volwassenstrafrecht van toepassing. Het jeugdstrafrecht kán echter tot 23 jaar toegepast worden als het ontwikkelingsniveau van de dader daartoe aanleiding geeft. Dat gebeurt dan op grond van het adolescentenstrafrecht (ASR). De gedachte daarachter is dat zolang de hersenen nog in ontwikkeling zijn, het gedrag van de verdachte maximaal bijgestuurd kan worden. In het jeugdstrafrecht ligt daarop het accent, terwijl in het gewone strafrecht vergelding voorop staat.
Voorbeelden van strafbare feiten zijn vernieling, regelmatig schoolverzuim of mishandeling. Het doel van jeugdreclassering is om in samenwerking met ouder(s) of netwerk, het gedrag van de jeugdige te veranderen en recidive te voorkomen.
In elke fase van het strafproces kan jeugdreclassering ingezet worden. Dit gebeurt soms als enige strafrechtelijke stap en soms als onderdeel van een pakket aan maatregelen. Jeugdreclassering wordt vrijwel altijd ingezet op verzoek van en/of na onderzoek door de RvdK, in samenspraak met de Officier van Justitie (OvJ). De jeugdreclasseringswerker rapporteert altijd terug naar de RvdK en eventueel naar het Openbaar Ministerie (OM) en/of de rechtbank.
In de praktijk bestaat jeugdreclassering uit een combinatie van intensieve hulp aan en toezicht op een jeugdige. Het doel is deze weer op het rechte pad te brengen en te houden. Er zijn verschillende maatregelen van jeugdreclassering. De jeugdreclassering wordt uitsluitend uitgevoerd door SKJ-geregistreerde jeugdzorgprofessionals in dienst van een GI.
De meest voorkomende maatregel is de maatregel Toezicht & Begeleiding (T&B). Deze wordt opgelegd door de kinderrechter of de OvJ en is verbonden aan een voorwaardelijke straf. De jeugdige is daarom verplicht de begeleiding te accepteren. Het heeft gevolgen als hij/zij dit niet doet. Als de jeugdige nog moet voorkomen bij de kinderrechter, dan kan de RvdK het aanbod doen om de jeugdige vrijwillig te laten begeleiden tot aan de zitting. Dit heet Toezicht & Begeleiding en is een vorm van vrijwillige begeleiding. Het gebeurt regelmatig (tot aan de zitting) dat deze vorm van begeleiding later wordt omgezet in de Maatregel Toezicht & Begeleiding (na uitspraak van de kinderrechter). Het doel is het begeleiden van de jeugdige in een positieve ontwikkelingsrichting en het voorkomen van recidive.
Het jeugdstrafrecht kent als bijzondere begeleidingsvormen binnen Toezicht en Begeleiding de Intensieve Traject Begeleiding (ITB). Bij jonge delictplegers met ernstige gedragsproblemen is het mogelijk om bij vonnis een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) op te leggen. Dit gebeurt wanneer plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (de zogenoemde PIJ-maatregel) te zwaar is en een voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden te licht. Het accent ligt niet op straf maar op gedragsverandering.
Het gedwongen kader is een tijdelijke interventie in het leven van een jeugdige/gezin. Daarom is het van belang om als lokale toegang en GI samen op te lopen (voor start/voor einde maatregel, tussentijds waar nodig en tijdig contact bij afloop maatregel i.v.m. bereiken 18 jarige leeftijd), zodat er voor het gezin een doorgaande lijn ontstaat.
De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan toezicht, begeleiding en contact en de frequentie zijn vermeld in het plan van aanpak en de richtlijnen van de GI.
Jr regulier – Toezicht & Begeleiding (T&B)
Maatregel van jeugdreclassering met als doel te voorkomen dat de jeugdige opnieuw de fout ingaat (recidiveert) en hem/haar te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting. Dit gebeurt onder meer door middel van zinvolle dagbesteding (school of werk) en vrijetijdsbesteding. Ook kan via deze maatregel begeleiding geboden worden op het gebied van wonen, budgetteren, sociale vaardigheden en hulp bij verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek. De maatregel Toezicht en Begeleiding (= jr regulier) kan ingezet worden in de volgende situaties:
De maatregel Toezicht en Begeleiding (T&B) heeft als doel de jeugdige te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting en te voorkomen dat hij of zij terugvalt (recidiveert).
De doelen van de maatregel worden door de jeugdige, de ouder(s), het netwerk van de jeugdige en de jeugdreclassering gezamenlijk opgesteld om de positieve ontwikkeling van de jeugdige optimaal te stimuleren en de kans op recidive te verkleinen.
De maatregel Toezicht en Begeleiding door jeugdreclassering duurt minimaal 6 maanden en maximaal 2 jaar (verlenging met 1 jaar is mogelijk).
De vrijwillige Toezicht en Begeleiding duurt 6 maanden en kan eenmaal worden verlengd met 6 maanden.
ITB Harde Kern (ITB = Intensieve Trajectbegeleiding)
ITB Harde Kern is een vorm van toezicht en begeleiding en staat ook bekend als ITB Plus. Dit kan worden opgelegd bij jeugdigen die structureel ernstige delicten plegen. Het laatste delict dat is gepleegd kan worden bestraft met een detentie. Ook kan ITB Harde Kern worden opgelegd indien sprake is van een zogenaamde veelpleger die in korte tijd verschillende delicten heeft gepleegd. ITB Harde Kern wordt wel gezien als een vervanging van detentie. In veel gevallen is dit een “laatste kans”.
De maatregel kan worden ingezet in de volgende situaties:
Het doel van de trajectbegeleiding is de jeugdige een nieuwe start te maken zonder criminaliteit.
De doelen van de maatregel worden door de jeugdige, de ouder(s), het netwerk van de jeugdige en de jeugdreclassering gezamenlijk opgesteld om de positieve ontwikkeling van de jeugdige optimaal te stimuleren en de kans op recidive te verkleinen.
ITB-Harde kern duurt maximaal 6 maanden.
ITB CRIEM (Criminaliteit in Relatie tot de Integratie van Etnische Minderheden)
ITB CRIEM is een vorm van toezicht en begeleiding. Dit kan worden opgelegd bij jeugdigen van niet Westerse afkomst die voor de eerste keer, of voor verschillende lichte vergrijpen met justitie in aanraking komen. De maatregel kan worden ingezet in de volgende situaties:
Het doel van de trajectbegeleiding is de jeugdige te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting zodat wordt voorkomen dat de jeugdige recidiveert en verder afglijdt naar criminaliteit.
Aandacht voor het risico van het leven tussen twee culturen en de problemen die dat met zich mee kan brengen en het bevorderen van integratie. Centraal staat het tegengaan of opheffen van maatschappelijke marginalisatie.
ITB-CRIEM duurt 3 maanden en kan eventueel eenmaal verlengd worden met drie maanden.
GBM (Gedragsbeïnvloedende maatregel)
De gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) is bedoeld voor jeugdigen die een ernstig misdrijf of veelvuldige delicten hebben gepleegd en die kampen met psychische problematiek. Deze jeugdigen hebben problemen op veel leefgebieden. De maatregel wordt vaak ingezet als andere strafrechtelijke interventies geen vruchten hebben afgeworpen. Voorafgaand aan de oplegging van de GBM wordt een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd. Dit gebeurt dan door de GI.
Onderzoek naar de haalbaarheid van GBM. De jeugdreclasseerder onderzoekt of de jeugdige, zijn/haar netwerk en de ouder(s) mee willen werken aan het behalen van de doelen. Er is intensief contact met de jeugdige, de ouders, andere leden van het gezin en het omringende netwerk. Ook zorgaanbieders worden benaderd zodat zorg op maat kan worden geboden, net zoals de betreffende gemeente. De motivatie van de jeugdige, zijn/haar netwerk en de ouder(s) wordt onderzocht.
Een rapport ten behoeve van de RvdK, waarin de haalbaarheid van het te geven advies van de RvdK aan de rechtbank, op de punten die benoemt staan uiteen zijn gezet.
De jeugdreclasseerder heeft 6 weken om het haalbaarheidsonderzoek te doen.
GBM (Gedragsbeïnvloedende maatregel) begeleiding
De gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) is bedoeld voor jeugdigen die een ernstig misdrijf of veelvuldige delicten hebben gepleegd en die kampen met psychische problematiek. Deze jeugdigen hebben problemen op veel leefgebieden. De maatregel wordt vaak ingezet als andere strafrechtelijke interventies geen vruchten hebben afgeworpen.
Voordat GBM begeleiding wordt geadviseerd, heeft er een intensief haalbaarheidsonderzoek plaatsgevonden.
Het accent van de gedragsbeïnvloedende maatregel ligt op het tot stand brengen van een gedragsverandering. De gedragsbeïnvloedende maatregel heeft tot doel de heropvoeding van de jeugdige.
Door behandeling en de aanpak van de gedragsproblematiek van de jeugdige wordt beoogd de kans op recidive terug te dringen. Tevens is de maatregel gericht op het bevorderen van de re-integratie van de jeugdige in de maatschappij.
GBM kan voor minimaal 6 maanden en maximaal 1 jaar worden opgelegd. De maatregel kan eenmaal worden verlengd met maximaal de duur waarvoor deze in eerste instantie is opgelegd.
Samenloop van JB en JR heeft betrekking op het samengaan van jeugdbescherming (enkel OTS) en jeugdreclassering voor één jeugdige, welke voor zover als mogelijk en wenselijk in de betreffende situatie, wordt uitgevoerd door één jeugdbeschermer. De rechtbank heeft dan zowel de GI benoemd als uitvoerder van de ondertoezichtstelling als van de jeugdreclasseringsbegeleiding. Het product betreft een toeslag op de kosten voor een OTS. Samenloop kan niet plaatsvinden bij voogdij: voogdij en jeugdreclassering zijn dan twee losse maatregelen met ook twee betrokken professionals.
Jeugdigen tussen 12 en 23 jaar die veroordeeld zijn of verdacht worden van het plegen van een strafbaar feit.
De samenloop heeft een tweeledig doel: enerzijds het terugdringen van de kans op recidive, door behandeling en de aanpak van de gedragsproblematiek van de jeugdige, anderzijds het afwenden van de ontwikkelingsbedreiging.
voor effectief werken met jeugdigen waarbij sprake is van samenloop is het nodig dat de jeugdbeschermer bekend is met de wettelijke kaders en methodische principes van zowel de jeugdbescherming als de jeugdreclassering. Hij moet daarbij in staat zijn in praktijk gestalte te geven aan een methodische integratie van methoden jeugdbescherming en jeugdreclassering;
de problematiek van de jeugdigen waarbij sprake is van samenloop is vaak complex. De meeste jongeren met zowel een civiele als een justitiële maatregel hebben een gedragsstoornis. In aanvulling op de problemen van de jeugdige zelf zijn er doorgaans ook in het gezin ernstige opvoedingstekorten en relatieproblemen.
Veilige uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel in geval sprake is van ernstig grensoverschrijdend gedrag door ouder(s) waarbij er risico bestaat voor de veiligheid van de jeugdigen en/of de jeugdbeschermer. In deze gezinnen is sprake van extreem agressief gedrag, heftige psychiatrische problematiek en/of criminele activiteiten. De kinderbeschermingsmaatregel wordt in bijzondere gevallen uitgevoerd door een jeugdbeschermer van landelijk expertiseteam (LET). Dit is een samenwerkingsverband van alle GI’s. In twee gevallen kan het LET worden ingeschakeld:
Naast de overname kan het LET-jb ook door de GI gevraagd worden om consultatie, advies en voorlichting. Deze inzet valt niet onder deze maatregel, maar wordt in voorkomende gevallen apart gedeclareerd.
Het doel is om de dreigende situatie te beheersen, waar mogelijk te de-escaleren en te stoppen zodat de hulpverlening aan de jeugdige kan worden gestart. Indien dit slaagt en de situatie normaliseert, kan de maatregel worden uitgevoerd door de door de rechter benoemde GI.
Zie voor meer informatie ook: https://vng.nl/nieuws/factsheet-landelijk-expertise-team-jeugdbescherming-update
2,7x 1e jaars OTS tarief = inzet LET.
Consultatie vanuit LET: GI ontvangt voor deze inzet een aparte factuur. De GI zet deze één op één door naar de betreffende gemeente.
STP (Scholing- en Trainingsprogramma)
Het Scholings- en Trainingsprogramma (STP) is een maatregel voor jeugdigen die kan worden ingezet bij de terugkeer van een jeugdige uit een justitiële jeugdinrichting (JJI) naar de maatschappij. Om de re-integratie goed te laten verlopen krijgt de jeugdige tijdens het laatste deel van de straf begeleiding buiten de JJI. De jeugdige gaat op proefverlof en verblijft tijdens een STP vaak bij de ouder(s) of verzorger(s) of woont (onder begeleiding) op kamers. De jeugdreclassering houdt toezicht op de jeugdige. De JJI maakt samen met de jeugdreclassering en eventueel andere organisaties een programma dat de jeugdige gaat volgen tijdens STP. De jeugdige moet minimaal 26 uur per week besteden aan activiteiten op het gebied van wonen, werk, school of vrijetijdsbesteding. In het programma zijn ook voorwaarden opgenomen waar de jeugdige zich aan moet houden. Bij een STP houdt de (jeugd)reclassering toezicht op de jeugdige, maar de JJI blijft wel verantwoordelijk. Als de jeugdige zich niet houdt aan de voorwaarden van STP, dan kan de directeur van de JJI de voorwaarden wijzigen of aanvullen. Bij een ernstige overtreding van de voorwaarden kan de jeugdige worden teruggeplaatst naar de JJI. Een onttrekking of een ongeoorloofde afwezigheid kan gevolgen hebben voor een volgend verlof.
Het goed laten verlopen van de re-integratie en resocialisatie in de maatschappij. De jeugdige leert door het verlof en het STP om te gaan met vrijheden en verantwoordelijkheden.
Het samen met de Justitiële Jeugd Instelling, jeugdige en diens ouder(s)/opvoeder(s) en/of netwerk maken van een plan dat alle levensgebieden omvat, gericht op het opheffen, dan wel verminderen van de kans op recidive en het bewerkstelligen van optimale terugkeer in de maatschappij.
STP duurt 3 maanden en kan eventueel eenmaal verlengd worden met drie maanden.
Sommige jeugdigen hebben zulke ernstige opgroei- of opvoedproblemen dat ze een gevaar vormen voor zichzelf of voor anderen. Deze jeugdigen kunnen in een afgesloten omgeving de juiste hulp krijgen. Zo wordt voorkomen dat de jeugdige zich aan de behandeling kan onttrekken, of dat anderen de zorg in de weg staan.Een gesloten plaatsing omvat een gedwongen opname, gesloten verblijf en gedwongen behandeling en is dan ook een zeer ingrijpende maatregel voor de jeugdige. Hiervoor dienen voldoende plaatsen beschikbaar te zijn. Bij voorkeur kleine groepen, met op maat behandeling. Jeugdigen horen niet na drie maanden overgeplaatst te worden, maar voldoende zorg en begeleiding te ontvangen. Op grond van nationale en internationale regelgeving dient de mogelijkheid tot het ontnemen of beperken van iemands vrijheid zijn vastgelegd bij of krachtens een wet. In hoofdstuk 6 Jeugdwet is bepaald aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om een jeugdige gesloten te mogen plaatsen. Of aan deze voorwaarden is voldaan wordt getoetst door de kinderrechter. Eén van de voorwaarden is dat er een zogenaamde instemmingsverklaring door een gekwalificeerde gedragswetenschapper is afgegeven. In artikel 2 van de Regeling Jeugdwet is bepaald wie een gekwalificeerde gedragswetenschapper kan zijn. De gekwalificeerde gedragswetenschapper beoordeelt op basis van onderzoek, bestaande uit dossieronderzoek en een recent gesprek(sonderzoek) met de jeugdige, of een gesloten plaatsing noodzakelijk is en of hij/zij kan instemmen met het verzoek voor een gesloten plaatsing. De GI stuurt het verzoek om een gesloten plaatsing samen met de instemmingsverklaring aan de rechtbank toe. Er kan ook voor gekozen worden om vanuit het vrijwillig kader/de lokale toegang van de gemeente een gesloten jeugdhulp plaatsing aan te vragen. Hiervoor kan dit product onder de noemer ‘Consultatie’ worden ingezet. Hierbij kan de GI geen garanties doen t.a.v. beschikbaarheid.
Een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper is één van de wettelijke vereisten voor een gesloten plaatsing. Met de instemmingsverklaring vindt een extra toets naar de noodzakelijkheid van de gesloten plaatsing plaats.
Een voor de jeugdige die gesloten geplaatst wordt met rechtswaarborgen omklede procedure. De gekwalificeerde gedragswetenschapper beoordeelt of de gesloten plaatsing noodzakelijk is en geeft, indien hij/zij oordeelt dat de noodzaak aanwezig is, een instemmingsverklaring af. Indien de gekwalificeerd gedragswetenschapper oordeelt dat er geen noodzaak voor de gesloten plaatsing is, geeft deze zijn instemming niet. Dit oordeel wordt gemotiveerd vastgelegd in de verklaring.
De instemmingsverklaring is maximaal vier weken geldig.
Er zijn situaties denkbaar waarbij de GI om welke reden dan ook betrokken is terwijl dit niet te vatten is in een ‘product’.
Dit kan bijvoorbeeld de situatie zijn waarbij de GI langer vrijwillig en met instemming van het lokale team betrokken blijft bij een jeugdige. Dit kan ook zijn na zijn/haar 18e verjaardag. Deze situatie doet zich zelden voor en kan daarom worden geschaard onder ‘Consultatie’. Dit zelfde geldt in de situaties waarbij het lokale team behoefte heeft aan vroegtijdige inzet van expertise van jeugdbeschermers van de GI in het lokale veld. Eveneens kan hier de Instemmingsverklaring in het vrijwillig kader onder vallen.
De betreffende gemeente geeft het aantal uren per week/maand/jaar/periode aan, evenals de duur van de betrokkenheid. Afrekening vindt plaats op basis van het daadwerkelijk aantal gemaakte uren, tegen vergoeding van het vastgestelde uurtarief van € 127,19 per uur. Er wordt maandelijks afgerekend.
Aanpak Schoolverzuim FORZA is een door een jeugdbeschermer uit te voeren begeleidingsvorm waarin vroegtijdige interventies bij schoolverzuim worden gepleegd. De jeugdbeschermer brengt oorzaken in het verzuim in kaart en pakt deze aan. Jeugdigen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar die de status van signaalverzuimer hebben bereikt en dus ongeveer 16 uur per maand verzuimen. Het aanspreken van de jeugdige zelf en zijn/haar ouder(s) op het verzuim heeft onvoldoende effect en ouder(s) zijn onvoldoende betrokken bij school. Daarnaast bestaat de indruk dat er op verschillende leefgebieden problemen zijn en is er sprake van weinig zichtbare motivatie.
Het hoofddoel is dat de jeugdige zo snel als mogelijk weer naar school gaat. Hiermee kan langdurige hulp in een gedwongen kader voorkomen worden.
De aanpak is systeemgericht en er wordt gehandeld vanuit de VERVE-gedachte. De jeugdbeschermer organiseert in een vroeg stadium van de zorg een schoolberaad. De jeugdbeschermer heeft een intensieve samenwerking met iedereen die een bijdrage kan leveren aan het stoppen van het schoolverzuim. De jeugdbeschermer oefent de (sociale) vaardigheden met de jeugdige.
De jeugdbeschermer stelt samen met de jeugdige en ouder(s) een terugvalpreventieplan op, waarbij uitgangspunt is dat de jeugdige en ouder(s) na inzet van FORZA verder kunnen met reguliere begeleiding vanuit school.
Indien het verzuim niet is gestopt of vermeerderd of ouder(s) en/of jeugdige niet meewerken, kan de leerplichtambtenaar een proces-verbaal opmaken en wordt de aanpak verder in een strafrechtelijk kader voortgezet via het Openbaar Ministerie.
de GI werkt met de norm van verantwoorde werktoedeling, zie toelichting in de Jeugdwet. De jeugdreclasserings- of jeugdbeschermingsmaatregel wordt uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van een SKJ- of BIG-geregistreerde jeugdprofessional. Een GI voldoet aan de Regeling normenkader jeugdbescherming en –reclassering;
BASTA richt zich op jeugdigen vanaf 12 jaar die in het criminele circuit dreigen te belanden. Zij hebben in korte tijd meerdere keren delict(gerelateerd) gedrag laten zien. Er is sprake van problemen op twee of drie leefgebieden. Deze jeugdigen zijn gevoelig voor negatieve invloeden. Met de begeleiding vanuit BASTA leren zij zelf keuzes maken en inzicht te krijgen in oorzaak en gevolg. De oorzaken waardoor de jeugdige delict(gerelateerd) gedrag laat zien is persoonlijk. De gevolgen zijn echter vaak hetzelfde, namelijk (jeugd)criminaliteit. De BASTA-begeleider is deskundig in het signaleren van delict(gerelateerd) gedrag. Hierdoor kunnen zij snel en effectief handelen. De BASTA-begeleider richt zich op de jeugdige en zijn/haar persoonlijke oorzaken om hiermee (verdere) negatieve gevolgen te voorkomen. Hierbij zijn er korte lijnen tussen het lokale team, politie en de BASTA-begeleider. Het lokale team kan, in overleg met de politie, een jeugdige aanmelden.
BASTA is een vroegtijdige aanpak met als doel het delict gedrag te laten afnemen en een positieve ontwikkeling te bevorderen. Hiermee kan langdurige hulp in een gedwongen kader worden voorkomen.
De aanpak is systeemgericht en er wordt gehandeld vanuit de SAVE-gedachte. De BASTA-begeleider heeft intensief contact met de jeugdige. Daarnaast is er contact met ouder(s)/verzorger(s), school en politie om zo het delict(gerelateerde) gedrag te stoppen. De BASTA-begeleider oefent de (sociale) vaardigheden met de jeugdige.
Binnen vijf werkdagen wordt een BASTA-begeleider gekoppeld aan de jeugdige voor de duur van het traject. Met een duidelijk plan van aanpak (gedragen koers) wordt gewerkt aan:
De jeugdige werkt aan praktische en realistische doelen. Hierdoor ervaart hij/zij succes en groeit de motivatie om door te zetten. Aan het einde van het BASTA-traject is de jeugdige in staat om verder te werken aan een positieve toekomst voor zichzelf. Mislukt het BASTA-traject, dan gaat de zaak terug naar de politie.
de GI werkt met de norm van verantwoorde werktoedeling, zie toelichting in de Jeugdwet. De jeugdreclasserings- of jeugdbeschermingsmaatregel wordt uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van een SKJ- of BIG-geregistreerde jeugdprofessional. Een GI voldoet aan de Regeling normenkader jeugdbescherming en –reclassering;
Veilige Start is een vrijwillig traject van uiterlijk negen maanden, waarbij de aanstaande ouder(s) maximale kansen krijgen om voor hun kindje te kunnen zorgen en bij hun kind te zijn, en het kind krijgt maximale kans om zich te hechten aan moeder, vader en familie. Dit betekent dat er altijd eerlijk met de aanstaande ouders en hun netwerk wordt gesproken over de zorgen, maar ook wat er goed gaat. Er worden gedetailleerde afspraken gemaakt over het wat, hoe, wie en wanneer en vastgelegd in een plan.
Veilige Start is gebaseerd op de oplossingsgerichte en systeemversterkende werkwijze "Signs of Safety" (Turnell, 2017). Er wordt tijdens het traject ook structureel gebruik gemaakt van de hulpmiddelen die vanuit Signs of Safety worden gehanteerd, zoals een concreet en gedetailleerd veiligheidsplan, een Woord en Beeld-versie van het Veiligheidsplan en een Woord en Beeld-verhaal voor het kind.
De Veilige Start medewerker werkt gedurende het gehele traject intensief samen met de moeder, haar partner, het netwerk en de betrokken professionals.
Het doel van Veilige Start is: samen met het gezin, mensen uit het netwerk, en betrokken professionals zorgen voor een veilige en gezamenlijke start van kind én moeder tijdens de zwangerschap, de bevalling en in de eerste zes maanden na de geboorte. Daarbij staat de veiligheid van het (ongeboren) kind altijd op de allereerste plaats. Het is gericht om het kind zo dicht mogelijk bij de biologische ouder(s) op te laten groeien, het liefst bij hen, maar anders of in het netwerk (netwerkpleeggezin) of buiten het netwerk (pleegzorg).
Er worden veiligheidsafspraken gemaakt om te komen tot een veilige situatie van het kind. Hiervoor worden de middelen gebruikt die staan bij punt 4. Aard en omvang activiteiten.
Dit zijn de uitgangspunten van waaruit Veilige Start samenwerkt met de aanstaande ouders en de mensen om hen heen:
Samen wordt het plan uitgevoerd.
We richten ons in het bijzonder op ongeboren baby’s in kwetsbare zwangerschappen. Van kwetsbare zwangerschap is sprake bij risicovol ouderschap of wanneer dit dreigt, ofwel ‘… ouderschap waarbij ouders hun nog niet geboren kind verwaarlozen, mishandelen en/of ernstige schade dreigen toe te brengen.’ Het gaat dus om hoog risico zwangere vrouwen. Het hoge risico wordt gevormd door een combinatie van de volgende zaken: meervoudige, complexe en vaak langdurige problemen, bijvoorbeeld een (licht) verstandelijke beperking; verslaving; psychische of psychiatrische problematiek; moeder is zelf slachtoffer geweest van mishandeling of seksueel geweld, loverboy-problematiek of prostitutie; tienerzwangerschap; relationele problemen (o.a. huiselijk geweld); financiële problemen; huisvestingsproblemen. Daarnaast is er bij de vrouwen vaak sprake van een ambivalente of afwerende houding ten aanzien van de hulpverlening. Dit betreft ongeveer 0.5% van de zwangeren.
Veilige Start is een aanbod dat is gericht op de nog ongeboren baby en zijn of haar ouders. Het is een vrijwillig traject van gemiddeld 9 maanden, dat zo vroeg mogelijk in de zwangerschap start, tot maximaal 6 maanden na de geboorte. Hoe eerder Veilige Start kan starten, hoe meer de ingezette uren van de jeugdzorgwerker en gedragswetenschapper vanuit het team Veilige Start verspreid worden over deze 9 maanden. Mocht onverhoopt de begeleiding pas vlak voor de geboorte starten zullen de uren ingezet worden in de kortere tijd, waardoor de intensiteit verhoogd wordt en de inzet van de uren gegarandeerd zijn.
Contra-indicaties/nadere toelichting
Het betreft preventieve begeleiding zonder maatregel vanuit de Jeugdbescherming. Gezien de doelgroep en de risico’s voor het kind is Veilige Start een vorm van ‘drang’ of ‘bemoeizorg’. De hulpverlening wordt ingezet vanwege ernstige zorgen vanuit de omgeving en professionals over de veiligheid van kind en moeder. De hulp is vasthoudend en niet vrijblijvend.
De Veilige Start medewerker werkt intensief samen met alle professionals die betrokken zijn bij de (aanstaande) ouders, zoals Veilig Thuis, zorgaanbieders, POP-poli, Raad voor de Kinderbescherming, Kraamzorg, JGZ en wijkteams. Er wordt een kernteam gevormd met alle betrokkenen rondom het gezin.