Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwartewaterland

Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwartewaterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland
CiteertitelSubsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland 2020-2022.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland 2020-2022
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-202228-09-2022nieuwe regeling

10-11-2022

gmb-2022-567792

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland

De raad van de gemeente Zwartewaterland, gelezen het voorstel van het college van 11 oktober 2022 kenmerk 11757, gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, gelet op de Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland 2020-2022, besluit vast te stellen de: Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland

 

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1Algemeen

Art. 1 Begripsbepalingen

Art. 2 Verantwoordelijkheid college

 

Hoofdstuk 2Maatregelen jeugdbescherming en jeugdreclassering

Art. 3 Subsidiabele activiteiten

Art. 4 Subsidieontvanger

Art. 5 Maximaal aantal subsidieontvangers

Art. 6 Subsidiabele producten

Art. 7 Subsidietijdvak

Art. 8 Meerjarige subsidieverlening

Art. 9 Hoogte subsidie

Art. 10 Indieningstermijn aanvraag subsidieverlening

Art. 11 Indieningsvereisten

Art. 12 Beslistermijn

Art. 13 Overige voorwaarden voor subsidie

Art. 14 Beoordelingscriteria

Art. 15Algemene meldplicht

Art. 16 Communicatie en calamiteiten

Art. 17 Voortgangsrapportages en -gesprekken

Art. 18 Verwijzing voor jeugdhulp

Art. 19 Start van een maatregel

Art. 20 Einde van een maatregel

Art. 21 Overige verplichtingen

Art. 22 Indieningstermijn en beslistermijn vaststelling subsidie

Art. 23 Indieningsvereisten vaststelling subsidie

Art. 24 Intrekkingsgronden

 

Hoofdstuk 3Overige en slotbepalingen

Art. 25 Afwijken

Art. 26 Overgangsbepalingen

Art. 27 Intrekking bestaande regeling

Art. 28 Inwerkingtreding

Art. 29 Citeertitel

 

Bijlage 1Uitwerking subsidiabele producten

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen hebben de in de Jeugdwet omschreven begrippen dezelfde betekenis als daaraan in die wet wordt gegeven.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • college: het college van burgemeester en wethouders;

    • exitplan: een plan waarin de Gecertificeerde Instelling (GI) uiteenzet op welke wijze zij zich in het geval van een volledige of gedeeltelijke beëindiging van gesubsidieerde producten in zal spannen ten behoeve van:

      • a.

        het kunnen blijven uitvoeren van deze producten totdat de uitvoering kan worden overgedragen aan een andere GI die deze producten zal uitvoeren;

      • b.

        het faciliteren van de overdracht van alle met betrekking tot de uitvoering van deze producten te verrichten werkzaamheden, inclusief het leveren van alle voor de bevordering van de zorgcontinuïteit benodigde administratieve ondersteuning;

      • c.

        de overname van het betrokken personeel door een gecertificeerde instelling zoals bedoeld in sub a;

      • d.

        het zoveel mogelijk voortzetten van de bestaande hulpverleningsrelaties tussen jeugdhulpverleners of medewerkers van de GI en jeugdigen en/of hun ouder(s);

    • Gecertificeerde Instelling: rechtspersoon die in het bezit is van een (voorlopig) certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet en die een kinderbeschermingsmaatregel en/of jeugdreclassering uitvoert;

    • normenkader: normenkader ten behoeve van certificering van uitvoerende organisaties voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering opgenomen in het Certificatieschema voor toetsing van het kwaliteitsmanagementsysteem van uitvoerende organisaties voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;

    • RSJ IJsselland: de gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland met als deelnemende gemeenten: Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Ommen, Olst-Wijhe, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle;

    • woonplaatsbeginsel: het beginsel zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Artikel 2 Verantwoordelijkheid college

  • 1.

    Het college van de gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdbescherming en -reclassering (artikel 2.4 Jeugdwet). De Gecertificeerde Instellingen voor jeugdbescherming en -reclassering (subsidieaanvragers) voeren deze maatregelen uit.

  • 2.

    Het college is belast met de uitvoering van deze subsidieverordening.

Hoofdstuk 2 Maatregelen jeugdbescherming en jeugdreclassering

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de producten die zijn vermeld in artikel 6 en verder omschreven in bijlage 1 bij deze subsidieverordening. Dit ten behoeve van de jeugdigen die conform het woonplaatsbeginsel onder verantwoordelijkheid vallen van één van de deelnemende gemeenten van het RSJ IJsselland, voor zover deze op grond van de Jeugdwet verplicht door een Gecertificeerde Instelling moeten worden uitgevoerd.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor zover het maatregelen betreft die zijn opgelegd na inwerkingtreding van deze verordening of waarvan de uitvoering na inwerkingtreding van deze verordening is overgenomen van een andere Gecertificeerde Instelling.

Artikel 4 Subsidieontvanger

Subsidie wordt uitsluitend verleend aan Gecertificeerde Instellingen.

Artikel 5 Maximaal aantal subsidieontvangers

Maximaal drie Gecertificeerde Instellingen kunnen een subsidie ontvangen.

Artikel 6 Subsidiabele producten

De volgende producten, waarvan de productbeschrijvingen zijn opgenomen in bijlage 1, kunnen worden gesubsidieerd:

  • a.

    wettelijke producten:

    • 1.

      ondertoezichtstelling (OTS) <1 jaar;

    • 2.

      ondertoezichtstelling (OTS) >1 jaar;

    • 3.

      voogdij;

    • 4.

      Jeugdreclassering (Jr) regulier (toezicht & begeleiding);

    • 5.

      samenloop;

    • 6.

      Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern);

    • 7.

      Intensieve Trajectbegeleiding Criminaliteit in Relatie tot de Integratie van Etnische Minderheden (ITB CRIEM);

    • 8.

      GBM Advies

    • 9.

      GBM Begeleiding

    • 10.

      Landelijk Expertiseteam Jeugdbescherming (LET-Jb);

    • 11.

      Scholing- en Trainingsprogramma (STP);

    • 12.

      instemmingsverklaring.

  • b.

    vrijwillige producten:

    • 1.

      consultatie

    • 2.

      FORZA

    • 3.

      BASTA

    • 4.

      Veilige Start

Artikel 7 Subsidietijdvak

  • 1.

    Subsidie wordt verleend voor een tijdvak van maximaal zes kalenderjaren, ingaande per 1 januari 2023.

  • 2.

    Subsidie wordt bij beschikking verleend voor vier kalenderjaren. Indien de subsidieontvanger aanspraak wenst te blijven maken op de subsidie, kan de subsidieontvanger een aanvraag indienen voor de resterende twee kalenderjaren. Dit uiterlijk op 1 juli voor het verstrijken van de termijn van vier kalenderjaren.

  • 3.

    De subsidieverlening t.a.v. de aanvraag voor de resterende twee kalenderjaren kan alleen worden geweigerd als het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming daartoe aanleiding geeft en subsidiëring op grond van deze verordening geen mogelijkheid biedt om voldoende inhoud te geven aan dit Toekomstscenario.

Artikel 8 Meerjarige subsidieverlening

De subsidie voor meerdere kalenderjaren wordt, indien deze ten laste komt van een nog niet vastgestelde of goedgekeurde begroting, slechts verleend onder de voorwaarde als bedoeld in artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 9 Hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie wordt berekend op basis van het uurtarief maal het benodigde aantal uren per product.

  • 2.

    Het college stelt de tarieven vast.

  • 3.

    De tarieven die worden gehanteerd zijn inclusief risico-opslag, innovatiegelden en bijzondere kosten.

  • 4.

    De tarieven zijn gebaseerd op prijspeil 2023.

  • 5.

    De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd. Voor het eerst per 1 januari 2024. De indexatie voor het desbetreffende jaar (jaar t) wordt berekend op basis van methodiek van de Nederlandse Zorg Autoriteit, waarin een voorlopig percentage voor het jaar t en nacalculatie over jaar t-1 is opgenomen. De indexatiecijfers voor personele en materiële kosten worden door de NZA gepubliceerd op hun website. Als peildatum geldt 1 oktober jaar t-1. Als wegingsfactor voor de personele en materiële component wordt de verhouding van respectievelijk 83% en 17% gehanteerd.

Artikel 10 Indieningstermijn aanvraag subsidieverlening

  • 1.

    Aanvragen om subsidieverlening kunnen worden ingediend in de periode van 1 oktober tot en met 31 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2.

    Aanvragen die voor 15 oktober zijn ontvangen, worden beoordeeld op volledigheid. In geval van onvolledigheid krijgen de aanvragers gelegenheid de aanvraag alsnog aan te vullen tot en met uiterlijk 31 oktober.

  • 3.

    Aanvragen of aanvullingen van aanvragen die na 31 oktober worden ontvangen, worden buiten behandeling gelaten.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid geldt voor het eerste tijdvak (2023 t/m 2028) dat de aanvraag om subsidieverlening vóór 15 december 2022 moet zijn ingediend.

Artikel 11 Indieningsvereisten

Een aanvraag bevat een plan waarin een heldere, duidelijke en relevante beschrijving is opgenomen van de activiteiten en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de genoemde doelstellingen voor de periode van vier jaar. De aanvraag bevat daarmee in ieder geval:

  • a.

    de producten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    de wijze waarop aanvrager aansluit bij de in de regio gebruikelijke werkwijzen en methoden met betrekking tot de toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van jeugdhulp;

  • c.

    hoe meer ingezet kan gaan worden op het herkennen van problematiek en trauma bij ouders;

  • d.

    welke invloed de GI heeft om een bijdrage te leveren aan het verminderen van het aantalcomplexe echtscheidingen;

  • e.

    hoe de GI oog blijft houden voor natuurlijke voogden uit het netwerk van de jeugdige in geval van voogdij bij de GI en hoe de GI dit netwerk van de jeugdige versterkt;

  • f.

    de wijze waardoor maatregelen in duur kunnen worden verkort;

  • g.

    hoe de GI meer in gaat zetten op terug naar huis en wat de invloed van de GI hierop is;

  • h.

    een exitplan.

Artikel 12 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist uiterlijk 15 december van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak op de ingediende aanvragen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt voor het eerste tijdvak (2023 t/m 2028) dat het college uiterlijk op 31 december 2022 beslist op de ingediende aanvragen.

Artikel 13 Overige voorwaarden voor subsidie

Subsidie wordt uitsluitend verleend wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a.

    de aanvraag heeft betrekking op de uitvoering van de subsidiabele producten in de deelnemende gemeenten van het RSJ IJsselland ten behoeve van alle jeugdigen behorend tot de doelgroep jeugdbescherming en jeugdreclassering;

  • b.

    de subsidieontvanger beschikt gedurende het subsidietijdvak over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel en materieel voor de door hem uit te voeren subsidiabele producten;

  • c.

    de aanvrager voldoet aan het Normenkader ten behoeve van de certificering van uitvoering voor jeugdbescherming en jeugdreclassering;

  • d.

    de aanvrager is bekend met de lokale zorgstructuur in de deelnemende gemeenten van het RSJ IJsselland;

  • e.

    de locaties van waaruit de producten worden uitgevoerd, zijn gelegen in de deelnemende gemeenten van het RSJ IJsselland.

Artikel 14 Beoordelingscriteria

  • 1.

    Het college beoordeelt de aanvragen aan de hand van de criteria uit artikel 11.

  • 2.

    Het college kent voor de criteria genoemd in het eerste lid onder b, c, d, e, f en g het volgende aantal maximale punten toe:

    Subgunningscriteria

    Maximaal aantal punten

    b

    16

    c

    16

    d

    16

    e

    16

    f

    16

    g

    16

    Totaal maximaal

    96

  • 3.

    De subgunningscriteria worden als volgt beoordeeld:

    • Score 16 wordt gegeven als de aanvrager zeer goed voldoet aan de vereisten, biedt uitstekend inzicht in de wijze waarop de inschrijver bijdraagt aan de realisatie van de doelstelling en biedt duidelijk meerwaarde in het realiseren van de doelstellingen.

    • Score 12 wordt gegeven als de aanvrager goed voldoet aan de vereisten, biedt goed inzicht in de wijze waarop de inschrijver bijdraagt aan de realisatie van de doelstelling en biedt goede meerwaarde in het realiseren van de doelstellingen.

    • Score 8 wordt gegeven als de aanvrager voldoende voldoet aan de vereisten, biedt beperkt inzicht in de wijze waarop aanvrager bijdraagt aan de realisatie van de doelstelling en/of biedt geen of zeer beperkte meerwaarde voor het dagelijks bestuur in het realiseren van de doelstellingen.

    • Score 4 wordt gegeven als de aanvrager onvoldoende voldoet aan de vereisten, biedt beperkt inzicht in de wijze waarop aanvrager bijdraagt aan de realisatie van de doelstelling en/of biedt geen of zeer beperkte meerwaarde voor het dagelijks bestuur in het realiseren van de doelstellingen.

    • Score 0 wordt gegeven als de aanvrager slecht voldoet aan de vereisten en/of, biedt geen inzicht in de wijze waarop aanvrager bijdraagt aan de realisatie van de doelstelling en/of geeft aanleiding twijfels te hebben over het kunnen realiseren van de doelstelling.

  • 4.

    Subsidie wordt verleend aan iedere aanvrager die 60 of meer punten behaald, tot een maximum van drie aanvragers.

  • 5.

    Bij meer dan drie aanvragers, wordt de subsidie verleend aan de drie aanvragers die het hoogste scoren. Het maken van een keuze tussen twee of meer aanvragen die gelijk hebben gescoord, vindt plaats door middel van het afnemen van een interview van de gelijk scorende aanvragers aan de hand van een casus. Hierbij zijn de volgende aandachtspunten van belang:

    • a.

      het samenwerken met de lokale toegang;

    • b.

      de eigen kracht van het gezinssysteem;

    • c.

      het impassen van lokale algemene voorzieningen; en

    • d.

      het afschalen van de maatregel.

      Van deze interviews worden verslagen gemaakt, waarin de waardering van bovengenoemde punten wordt gemotiveerd.

Artikel 15 Algemene meldplicht

De subsidieontvanger is verplicht te melden aan het college wanneer:

  • a.

    de certificering dreigt te worden ingetrokken, geschorst of niet te worden verlengd;

  • b.

    de financiële continuïteit van de subsidieontvanger niet meer kan worden gegarandeerd;

  • c.

    er feiten en/of ontwikkelingen zijn die ertoe leiden of toe kunnen leiden dat de producten niet kunnen worden verwezenlijkt;

  • d.

    er een wijziging is van het huishoudelijk reglement, onder toezending van een afschrift van het nieuwe reglement;

  • e.

    er een wijziging is in de bestuurssamenstelling.

Artikel 16 Communicatie en calamiteiten

De subsidieontvanger is verplicht om zich te houden aan het vastgestelde communicatieprotocol inclusief het escalatiemodel bij calamiteiten en crisis. De meest actuele versie is te vinden op de website van het RSJ IJsselland.

Artikel 17 Voortgangsrapportages en -gesprekken

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht om iedere vier maanden als dit kan en anders ieder kwartaal, vijf werkdagen voorafgaand aan het prestatiedialoog (voortgangsgesprek) een voortgangsrapportage in te dienen. Deze bevat in ieder geval:

    • a.

      aantal klachten en calamiteiten;

    • b.

      cliënttevredenheid (volgens eigen meting);

    • c.

      percentage waarbij het lukt om het eerste contact binnen 5 werkdagen te laten plaatsingen;

    • d.

      percentage waarbij het binnen 6 weken lukt om een gezinsgerichte gedragen koers vast te stellen;

    • e.

      percentage waarbij het lukt om binnen drie maanden passende (jeugd)hulp in te zetten;

    • f.

      inzicht te geven in het verloop (in- en uitstroom), (ziekte)verzuim en percentage PNIL ten aanzien van de medewerkers;

    • g.

      inzicht in de ontwikkeling van de solvabiliteit en liquiditeit en rentabiliteit;

    • h.

      prognose jaarrekeningresultaat lopend boekjaar.

  • 2.

    Het college levert ten behoeve van de prestatiedialogen aan:

    • a.

      aantal jeugdigen die instromen, doorstromen en uitstromen, totaal en per gemeente;

    • b.

      effectiviteit van de maatregel (succesvol beëindigd, herhaald beroep), duur van de maatregel, totaal en per gemeente;

    • c.

      reden beëindiging en leeftijd;

    • d.

      kosten per jeugdige.

  • 3.

    Tijdens de prestatiedialogen kennen we een aantal vaste inhoudelijke agendapunten die in ieder geval gaan over:

    • a.

      de ontwikkelingen op basis van de aangeleverde informatie vanuit de subsidieontvanger en de regio zoals benoemd in de leden 1 en 2 van dit artikel;

    • b.

      ontwikkelingen in het kader van het vastgestelde ontwikkelpotentieel;

    • c.

      samenwerking met lokale toegangen en de inzet van specialistische jeugdhulp, lichtere, wijkgerichte of lokale en voorliggende voorzieningen;

    • d.

      aantal uithuisplaatsingen en daarbij ook het aantal jeugdigen dat binnen welke periode weer terugkeert naar huis (terugplaatsingen);

    • e.

      de mate waarin de subsidieontvanger uitvoering geeft aan het bij aanvraag van de subsidie ingediende plan van aanpak als bedoeld in artikel 11;

    • f.

      de mate waarin het lukt om voor jeugdigen die de leeftijd van 16,5 jaar bereiken, samen de jeugdige en zijn/haar netwerk een toekomstplan te maken. En daarmee samenhangend het percentage waarbij toekomstplan is besproken met lokale toegang.

  • 4.

    Drie keer per jaar vindt een prestatiedialoog plaats.

Artikel 18 Verwijzing voor jeugdhulp

  • 1.

    Jeugdhulp is niet altijd de oplossing om een ontwikkelingsbedreiging af te wenden. Soms zijn andere vormen van hulp nodig. Daarom neemt de subsidieontvanger, wanneer deze jeugdhulp wil inzetten, contact op met de, in de betreffende casus, contactpersoon van de gemeentelijke toegang. Hoe staat in de afspraken zoals gemaakt rondom ‘Inzet jeugdhulp’.

  • 2.

    De subsidieontvanger en de contactpersoon van de gemeentelijke toegang bekijken samen welke (jeugd)hulp passend is in de casus, voordat een jeugdhulpaanbieder is betrokken. Hierbij betrekken zij ook de eventuele mogelijkheden vanuit het lokale veld/voorliggende voorzieningen. Verwijzing vindt in principe enkel plaats naar door het RSJ IJsselland gecontracteerde jeugdhulpaanbieders.

  • 3.

    Indien de subsidieontvanger en de contactpersoon van de gemeentelijke toegang het niet eens kunnen worden over de inzet van (jeugd)hulp, dan heeft de subsidieontvanger de doorslaggevende stem. De GI heeft immers verwijsbevoegdheid en is bekwaam om in te schatten welke hulp ingezet kan worden. Indien deze situatie zich voordoet, gaan de betreffende professionals hierna wel met elkaar in gesprek, al dan niet in het bijzijn van hun leidinggevende, om te bezien hoe dergelijke situaties in de toekomst voorkomen kunnen worden.

  • 4.

    De subsidieontvanger maakt gebruik van het format voor de bepaling jeugdhulp zoals gepubliceerd op de website van het RSJ IJsselland.

  • 5.

    De subsidieontvanger stuurt de bepaling jeugdhulp naar de betreffende jeugdhulpaanbieder en het door de betreffende gemeente opgegeven e-mailadres. In de cc wordt de contactpersoon van de gemeente meegenomen.

Artikel 19 Start van een maatregel

  • 1.

    Conform de afspraken vanuit de vernieuwde werkwijze jeugd, vindt er binnen drie, maximaal vijf werkdagen nadat de maatregel is uitgesproken, de Ronde Tafel Start Maatregel plaats. De Raad voor de Kinderbescherming organiseert deze. Dit moment is bedoeld als overdracht vanuit de Raad voor de Kinderbescherming naar de subsidieontvanger.

  • 2.

    De Ronde Tafel Start Maatregel is bedoeld om:

    • a.

      aan de jeugdige (indien van toepassing) en ouder(s) duidelijk te maken wat de betreffende maatregel betekent;

    • b.

      duidelijkheid te creëren over wie waarvoor verantwoordelijk is, zodat alle relevante betrokkenen (benoemd in het raadsrapport) op de hoogte zijn, het traject helder is en prioriteiten kunnen worden gesteld;

    • c.

      te starten met het maken van een gedragen koers (plan van aanpak) waarbij uit wordt gegaan van een gezinsgerichte benadering;

    • d.

      de contactpersoon van de lokale toegang te benoemen in de betreffende casus.

Artikel 20 Einde van een maatregel

  • 1.

    Er zijn twee momenten te onderscheiden waardoor een maatregel eindigt, te weten:

    • a.

      maatregel hoeft niet verlengd te worden;

    • b.

      maatregel kan tussentijds worden beëindigd.

  • 2.

    Wanneer de subsidieontvanger voornemens is om de maatregel te beëindigen (los van het moment) vindt er afstemming plaats met de contactpersoon van de lokale toegang om gezamenlijk te bezien of het vrijwillig kader toereikend is en wat hiervoor eventueel nog moet gebeuren.

  • 3.

    Los van het moment van het einde van de maatregel, vindt er altijd een vloeiende overdracht plaats van de subsidieontvanger naar de lokale toegang. Dit middels de Ronde Tafel Einde Maatregel Niet Verlengen (maatregel hoeft niet verlengd te worden) of de Ronde Tafel Einde Maatregel Na Kinderrechter (maatregel kan tussentijds worden beëindigd).

  • 4.

    De werkwijze ten aanzien van de Ronde Tafels is beschreven in de afspraken rondom de vernieuwde werkwijze. Deze zijn hier van kracht.

Artikel 21 Overige verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht gedurende het subsidietijdvak:

  • a.

    gecertificeerd te blijven, te voldoen aan de eisen die bij of krachtens Jeugdwet worden gesteld en te voldoen aan de voorwaarden genoemd in deze subsidieverordening;

  • b.

    te beschikken over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel om de producten uit te kunnen voeren;

  • c.

    in ieder geval uiterlijk 18 maanden voordat een jeugdige 18 jaar wordt afstemming te zoeken met de lokale toegang om een passend gezinsgericht toekomstperspectief te formuleren en ter bevordering van een goede overgang 18- en 18+;

  • d.

    de subsidieontvanger faciliteert en stimuleert samenwerking met andere betrokken partijen/ organisaties/lokale toegang gemeenten;

  • e.

    zich te gedragen als een goed hulpverlener en daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de voor hem geldende professionele standaard, te handelen;

  • f.

    bij de uitvoering van de subsidiabele producten in overeenstemming te handelen met alle toepasselijke regelgeving, de norm verantwoorde werktoedeling, de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en de bij aanvraag overlegde bescheiden;

  • g.

    aangesloten te zijn bij de verwijsindex, bedoeld in artikel 7.1.2.1 van de Jeugdwet, en hiervan in overeenstemming met de gemaakte afspraken, bedoeld in artikel 7.1.3.1, eerste lid, van de Jeugdwet, gebruik te maken;

  • h.

    zorg te dragen voor een overdracht bij de beëindiging van de subsidie in het kader van zorgcontinuïteit;

  • i.

    zodra daar aanleiding toe is, uitvoering te geven aan het exitplan;

  • j.

    gebruik te maken van het berichtenverkeer (VECOZO en het Gemeentelijk Gegevens Knooppunt (GGK)) voor het toewijzings- en declaratieproces. De subsidieontvanger houdt hierbij de meest recente versie van de informatiestandaard voor gecertificeerde instellingen zoals deze door het Ketenbureau i-Sociaal domein is gepubliceerd in acht.

  • k.

    maandelijks te declareren binnen 30 dagen na afloop van de maand van zorgverlening. Uitzondering kan zijn de eerste declaratie na nieuw traject als gevolg van woonplaatsbeginsel;

  • l.

    zolang de mailfaciliteit binnen het berichtenverkeer nog niet beschikbaar is, dient de subsidieontvanger te beschikken over programmatuur waarmee beveiligde communicatie per mail kan plaatsvinden. Deze programmatuur moet gebruikt worden bij het uitwisselen van informatie tussen de subsidieontvanger en gemeente, anders dan het uitwisselen van berichten zoals bedoeld onder j en k van dit artikel;

  • m.

    uiterlijk 1 april na afloop van het betreffende kalenderjaar een productieverantwoording per gemeente te overleggen met daarbij een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant. Hierbij is het Algemeen Accountantsprotocol Financiële Productieverantwoording Wmo en Jeugdwet van toepassing.

Artikel 22 Indieningstermijn en beslistermijn vaststelling subsidie

  • 1.

    De subsidie wordt per kalenderjaar als onderdeel van het totale subsidietijdvak jaarlijks vastgesteld.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in het eerste lid, uiterlijk 1 juni na afloop van het betreffende kalenderjaar in.

  • 3.

    Het college beslist, na ontvangst, binnen 13 weken op een aanvraag om subsidievaststelling.

Artikel 23 Indieningsvereisten vaststelling subsidie

  • 1.

    Bij de aanvraag tot vaststelling worden overgelegd:

    • a.

      een door een bevoegde functionaris ondertekende bestuursverklaring;

    • b.

      de op het betreffende kalenderjaar ziende jaarverantwoording, voorzien van een accountantsverklaring.

  • 2.

    De reeds overgelegde stukken als bedoeld in artikel 21 onder m worden bij de beslissing tot vaststelling van de subsidie betrokken.

Artikel 24 Intrekkingsgronden

Een subsidie kan worden ingetrokken wanneer:

  • a.

    het aan de subsidieontvanger afgegeven certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet niet wordt verlengd, wordt geschorst of wordt ingetrokken;

  • b.

    naar het oordeel van het college aannemelijk is dat niet meer wordt voldaan of niet meer zal worden voldaan aan de voorwaarden als genoemd in deze subsidieverordening;

  • c.

    aan subsidieontvanger surseance van betaling is verleend of tegen hem het faillissement is uitgesproken.

Hoofdstuk 3 Overige en slotbepalingen

Artikel 25 Afwijken

Het college kan in bijzondere gevallen het bepaalde in deze verordening ten gunste van belanghebbenden buiten toepassing laten of daarvan afwijken, indien strikte toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 26 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Op subsidies die zijn verleend vóór de in artikel 28 genoemde datum, maar op die datum nog niet zijn vastgesteld, blijft de in artikel 28 genoemde verordening van toepassing.

  • 2.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór de in artikel 28 genoemde datum, maar waarop op die datum nog niet is beslist, is deze verordening van kracht.

Artikel 27 Intrekking bestaande regeling

De Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland 2020-2022 (in werking getreden op 1 november 2019) wordt ingetrokken.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 28 september 2022, tenzij bekendmaking voor deze datum niet heeft plaatsgevonden. In dat geval treedt de verordening in werking op de dag na bekendmaking en werkt deze terug tot en met 28 september 2022.

Artikel 29 Citeertitel

Deze subsidieverordening wordt aangehaald als: ‘Subsidieverordening Gecertificeerde Instellingen Regio IJsselland’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 november 2022.

De raad van de gemeente Zwartewaterland,

ing. H.W. Schotanus – Schutte, griffier

ing. E.J. Bilder, voorzitter

Bijlage 1 Uitwerking subsidiabele producten

 

Algemene beschrijving jeugdbescherming

 

Wettelijk kader

De wet- en regelgeving kent de volgende kinderbeschermingsmaatregelen:

  • voogdij en voorlopige voogdij op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW);

  • ondertoezichtstelling (OTS) (artikel 1:255 BW);

  • voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) (artikel 1:257 BW).

Deze kinderbeschermingsmaatregelen worden, meestal op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), opgelegd door de kinderrechter. Een Gecertificeerde Instelling (GI), als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, wordt door de rechtbank benoemd en met de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen belast.

 

Bij een OTS en VOTS wordt de GI benoemd als sprake is van de volgende omstandigheden:

  • de ontwikkeling van een minderjarige wordt ernstig bedreigd; én

  • de ouder(s) die het gezag uitoefenen en/of de minderjarige accepteren de noodzakelijke hulpverlening niet of onvoldoende; én

  • de verwachting is gerechtvaardigd dat de ouder(s) in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding binnen een voor de jeugdige aanvaardbare termijn te dragen.

In de situatie van een VOTS is de situatie zo acuut, dat een regulier onderzoek door de RvdK en de procedure bij de rechtbank niet kan worden afgewacht. De rechtbank kan dan een VOTS uitspreken voor maximaal drie maanden. Daarna eindigt de VOTS of wordt deze omgezet in een OTS.

Het gedwongen kader is een tijdelijke interventie in het leven van een jeugdige/gezin. Daarom is het van belang om als lokale toegang en GI samen op te lopen (voor start/ voor einde maatregel, tussentijds waar nodig en tijdig contact bij afloop maatregel i.v.m. bereiken 18 jarige leeftijd), zodat er voor het gezin een doorgaande lijn ontstaat.

De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan toezicht, begeleiding en contact en de frequentie zijn vermeld in het plan van aanpak en de richtlijnen van de GI.

 

Beschrijving subsidiabele producten (artikel 6 Subsidieverordening)

 

OTS <1 jaar

 

Doel

Het doel is het opheffen van de ontwikkelingsbedreiging. Bij dit product gaat het om de uitvoering van het eerste jaar van de OTS, waarvoor de rechtbank de Gecertificeerde Instelling (GI) heeft benoemd.

 

Beoogd resultaat

Het doel is het creëren van (voldoende) ontwikkelingsmogelijkheden en een duurzaam veilige opvoedingssituatie voor de jeugdige en ook ouder(s) versterken in het hernemen van (opvoedings)verantwoordelijkheid (en daarbij behorend gedrag). De GI richt zich bij de uitvoering van de OTS op het opheffen van de concrete ontwikkelingsbedreigingen zoals opgenomen in de beschikking van de rechtbank.

 

Duur

Een OTS wordt voor maximaal één jaar uitgesproken en kan op verzoek van de gecertificeerde instelling door de rechtbank bij noodzakelijkheid worden verlengd met maximaal één jaar.

 

Productspecifieke eisen

  • de jeugdbeschermer houdt toezicht op de jeugdige en zorgt dat aan de jeugdige en de met gezag belaste ouder(s) hulp en steun wordt geboden. De inspanningen zijn erop gericht om waar mogelijk de ouder(s) zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te laten dragen;

  • de jeugdbeschermer stimuleert de ontwikkeling naar zelfstandigheid van de jeugdige;

  • de jeugdbeschermer bevordert de gezinsband tussen de ouder(s) met gezag en de jeugdige;

  • de jeugdbeschermer voert de regie over de ingezette hulpverlening. Hierbij wordt zowel gekeken naar de mogelijkheden van het netwerk, de inzet van voorliggende voorzieningen (lokale sociale infrastructuur) en waar noodzakelijk de inzet van jeugdhulp;

  • tijdige en zorgvuldige overdracht vanuit GI naar lokale toegang bij afloop van de maatregel. Hierbij is het toekomstperspectief helder.

OTS >1 jaar

 

Doel

Het doel is het opheffen van de ontwikkelingsbedreiging. Bij dit product gaat het om de uitvoering van het tweede jaar en eventueel volgende jaren van de OTS, waarvoor de rechtbank de GI heeft benoemd.

 

Beoogd resultaat

Het doel is om de ontwikkelingsbedreiging zodanig af te wenden dat inzet in een gedwongen kader niet meer nodig is. De GI richt zich bij de uitvoering van de OTS op het opheffen van de concrete ontwikkelingsbedreigingen zoals opgenomen in de beschikking van de rechtbank. Vanaf het tweede jaar van de OTS ligt het accent daarnaast op het in kaart brengen en daaruit volgende acties ondernemen om het perspectief van de jeugdige duidelijk te krijgen.

 

Duur

Een OTS wordt voor maximaal één jaar uitgesproken en kan op verzoek van de GI door de rechtbank steeds worden verlengd met maximaal één jaar.

 

Productspecifieke eisen

  • de jeugdbeschermer houdt toezicht op de jeugdige en zorgt dat aan de jeugdige en de met gezag belaste ouder(s) hulp en steun wordt geboden. De inspanningen zijn erop gericht om waar mogelijk de ouder(s) zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te laten dragen en zo de veiligheid van de jeugdige te borgen;

  • de jeugdbeschermer stimuleert de ontwikkeling naar zelfstandigheid van de jeugdige;

  • de jeugdbeschermer bevordert de gezinsband tussen de ouders met gezag en de jeugdige;

  • de jeugdbeschermer voert de regie over de ingezette hulpverlening. Hierbij wordt zowel gekeken naar de mogelijkheden van het netwerk, de inzet van voorliggende voorzieningen als de inzet van maatwerkvoorzieningen;

  • tijdige en zorgvuldige overdracht vanuit GI naar lokale toegang bij afloop van de maatregel.

Voogdij (ontheffing/ontzetting ouderlijk gezag) en VoVo (spoedeisende maatregelen/voorlopige voogdij)

 

Algemene beschrijving

Een jeugdige staat onder gezag. Dit kan ouderlijk gezag of voogdij zijn. Bij voogdij wordt het gezag door een ander dan de ouder van de jeugdige uitgeoefend. Dit kan een natuurlijke persoon (bijvoorbeeld een oom, tante, opa, oma, burgervoogd, pleegouders, etc.) of een GI zijn. Bij voogdij en voorlopige voogdij in deze context wordt de GI met het gezag over een minderjarige (jeugdige tot 18 jaar) belast. Een GI kan in verschillende situaties met de (voorlopige) voogdij worden belast:

  • er is geen ouder of ander persoon (meer) die het gezag kan uitoefenen (bv. vanwege overlijden van de ouder(s) of onbevoegdheid van de ouder, artikel 1:295 en 1:253r BW);

  • het gezag van de ouder(s) is door de rechter beëindigd (artikel 1:266 BW);

  • er is een acute situatie die bedreigend is voor het kind en iemand anders dan de ouder moet de beslissingen nemen (voorlopige voogdij, artikel 1:241 BW).

In geval van voogdij draagt de jeugdbeschermer er zorg voor dat de verzorging en opvoeding door een ander wordt opgepakt (pleeggezin, leefgroep of anders) en onderhoudt de jeugdbeschermer contact met het netwerk. Waar nodig zet de jeugdbeschermer, in afstemming met de lokale toegang, hulpverlening in. De jeugdbeschermer onderzoekt of de oorspronkelijke gezagssituatie met de biologische ouder(s) (deels) hersteld kan worden, dan wel dat de voogdij (weer) bij een natuurlijk persoon belegd kan worden. Daarnaast is de GI als voogd de wettelijk vertegenwoordiger van de jeugdige en dient de GI toezicht te houden op- en zorg te dragen voor het beheer van het vermogen van de jeugdige.

 

Doel

Een voogdijmaatregel is gericht op het voorzien in het gezag van een jeugdige als de ouder(s) hiertoe zelf niet in staat is/zijn of is/zijn overleden.

 

Beoogd resultaat

De ontwikkelingsbedreiging van de jeugdige is afgewend en de fysieke en/of psychische veiligheid is geborgd. De jeugdige heeft een stabiele opvoedingssituatie. Er is contact tussen de jeugdige en zijn/haar oorspronkelijke milieu, tenzij dat niet in zijn/haar belang is. De jeugdige wordt vertegenwoordigd in zaken waarin een wettelijke vertegenwoordiger nodig is en zijn/haar vermogen wordt op een verantwoorde wijze beheerd.

 

Productspecifieke eisen

  • De jeugdbeschermer ziet toe op de kwaliteit van de opvoeding en verzorging en zet – indien nodig – hulpverlening in. Hierbij wordt zowel gekeken naar de mogelijkheden van het netwerk, de inzet van voorliggende voorzieningen als de inzet van maatwerkvoorzieningen;

  • de jeugdbeschermer informeert de ouder(s) zonder gezag zoveel mogelijk over ontwikkelingen rond de jeugdige;

  • wanneer mogelijk zet de jeugdbeschermer zich ervoor in om toe te werken naar een situatie waarbij de voogdij voor de jeugdige (weer) bij een natuurlijk persoon belegd is. Het verdient de voorkeur dat dit binnen het sociale netwerk van de jeugdige gebeurt;

  • er wordt wanneer mogelijk ingezet op contact van de jeugdige met zijn oorspronkelijke milieu;

  • de rechter kan een voorlopige voogdij (hierna: VoVo) uitspreken. De VoVo eindigt 3 maanden na de datum van de beschikking, tenzij voor die datum om een voorziening in het gezag over de jeugdige is verzocht;

  • tijdige en zorgvuldige overdracht vanuit GI naar de lokale toegang bij afloop van de maatregel en indien de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Duur

Een voorlopige voogdij eindigt 3 maanden na de datum van de beschikking, tenzij voor die datum om een voorziening in het gezag over de jeugdige is verzocht. De voogdij kan duren tot de jeugdige 18 jaar is, tenzij de rechter anders beslist. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de rechter een ander als voogd benoemt of het gezag van de ouders herstelt.

 

Algemene beschrijving jeugdreclassering

Jeugdreclassering voert begeleiding en controle uit als een jeugdige van 12 jaar of ouder een strafbaar feit heeft gepleegd. Jeugdreclassering kan worden ingezet bij jeugdigen van 12 tot 18 jaar die een strafbaar feit hebben gepleegd of daarvan worden verdacht. De begeleiding kan doorlopen tot na de 18e verjaardag. Als het delict gepleegd wordt na de 18e verjaardag, dan is in principe het volwassenstrafrecht van toepassing. Het jeugdstrafrecht kán echter tot 23 jaar toegepast worden als het ontwikkelingsniveau van de dader daartoe aanleiding geeft. Dat gebeurt dan op grond van het adolescentenstrafrecht (ASR). De gedachte daarachter is dat zolang de hersenen nog in ontwikkeling zijn, het gedrag van de verdachte maximaal bijgestuurd kan worden. In het jeugdstrafrecht ligt daarop het accent, terwijl in het gewone strafrecht vergelding voorop staat.

 

Voorbeelden van strafbare feiten zijn vernieling, regelmatig schoolverzuim of mishandeling. Het doel van jeugdreclassering is om in samenwerking met ouder(s) of netwerk, het gedrag van de jeugdige te veranderen en recidive te voorkomen.

 

In elke fase van het strafproces kan jeugdreclassering ingezet worden. Dit gebeurt soms als enige strafrechtelijke stap en soms als onderdeel van een pakket aan maatregelen. Jeugdreclassering wordt vrijwel altijd ingezet op verzoek van en/of na onderzoek door de RvdK, in samenspraak met de Officier van Justitie (OvJ). De jeugdreclasseringswerker rapporteert altijd terug naar de RvdK en eventueel naar het Openbaar Ministerie (OM) en/of de rechtbank.

 

In de praktijk bestaat jeugdreclassering uit een combinatie van intensieve hulp aan en toezicht op een jeugdige. Het doel is deze weer op het rechte pad te brengen en te houden. Er zijn verschillende maatregelen van jeugdreclassering. De jeugdreclassering wordt uitsluitend uitgevoerd door SKJ-geregistreerde jeugdzorgprofessionals in dienst van een GI.

 

De meest voorkomende maatregel is de maatregel Toezicht & Begeleiding (T&B). Deze wordt opgelegd door de kinderrechter of de OvJ en is verbonden aan een voorwaardelijke straf. De jeugdige is daarom verplicht de begeleiding te accepteren. Het heeft gevolgen als hij/zij dit niet doet. Als de jeugdige nog moet voorkomen bij de kinderrechter, dan kan de RvdK het aanbod doen om de jeugdige vrijwillig te laten begeleiden tot aan de zitting. Dit heet Toezicht & Begeleiding en is een vorm van vrijwillige begeleiding. Het gebeurt regelmatig (tot aan de zitting) dat deze vorm van begeleiding later wordt omgezet in de Maatregel Toezicht & Begeleiding (na uitspraak van de kinderrechter). Het doel is het begeleiden van de jeugdige in een positieve ontwikkelingsrichting en het voorkomen van recidive.

 

Het jeugdstrafrecht kent als bijzondere begeleidingsvormen binnen Toezicht en Begeleiding de Intensieve Traject Begeleiding (ITB). Bij jonge delictplegers met ernstige gedragsproblemen is het mogelijk om bij vonnis een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) op te leggen. Dit gebeurt wanneer plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (de zogenoemde PIJ-maatregel) te zwaar is en een voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden te licht. Het accent ligt niet op straf maar op gedragsverandering.

 

Het gedwongen kader is een tijdelijke interventie in het leven van een jeugdige/gezin. Daarom is het van belang om als lokale toegang en GI samen op te lopen (voor start/voor einde maatregel, tussentijds waar nodig en tijdig contact bij afloop maatregel i.v.m. bereiken 18 jarige leeftijd), zodat er voor het gezin een doorgaande lijn ontstaat.

De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan toezicht, begeleiding en contact en de frequentie zijn vermeld in het plan van aanpak en de richtlijnen van de GI.

 

Jr regulier – Toezicht & Begeleiding (T&B)

 

Algemene beschrijving

Maatregel van jeugdreclassering met als doel te voorkomen dat de jeugdige opnieuw de fout ingaat (recidiveert) en hem/haar te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting. Dit gebeurt onder meer door middel van zinvolle dagbesteding (school of werk) en vrijetijdsbesteding. Ook kan via deze maatregel begeleiding geboden worden op het gebied van wonen, budgetteren, sociale vaardigheden en hulp bij verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek. De maatregel Toezicht en Begeleiding (= jr regulier) kan ingezet worden in de volgende situaties:

  • in afwachting van een rechtszitting;

  • tijdens of na een plaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI);

  • bij een schorsing van een ‘in verzekeringstelling’;

  • tijdens en na een taakstraf;

  • na het maken van een proces-verbaal door de leerplichtambtenaar;

  • als voorwaarde van de Officier van Justitie voor niet verdere vervolging (voorwaardelijk sepot);

  • als voorwaarde voor de schorsing van de voorlopige hechtenis;

  • als voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke taakstraf, jeugddetentie of Plaatsing in een Inrichting voor Jongeren (PIJ);

  • als schorsende voorwaarde bij het aanhouden van een strafzitting (bijvoorbeeld in afwachting van een persoonlijkheidsonderzoek van een jongere).

Doel

De maatregel Toezicht en Begeleiding (T&B) heeft als doel de jeugdige te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting en te voorkomen dat hij of zij terugvalt (recidiveert).

 

Beoogd resultaat

De doelen van de maatregel worden door de jeugdige, de ouder(s), het netwerk van de jeugdige en de jeugdreclassering gezamenlijk opgesteld om de positieve ontwikkeling van de jeugdige optimaal te stimuleren en de kans op recidive te verkleinen.

 

Productspecifieke eisen

  • de begeleiding en ondersteuning is zowel op de jeugdige als op het gezin en netwerk gericht. Samen met de jeugdige en diens ouder(s) of opvoeders en/of netwerk wordt een plan gemaakt gericht op voorkomen van recidive en realiseren van een positieve gedragsverandering bij de jeugdige;

  • regie voeren en toezicht houden op de aanpak, de jeugdige, het gezin en/of de betrokken professionals en instanties;

  • de begeleiding wordt veelal gecombineerd met aanvullende vormen van jeugdhulp;

  • er wordt intensief samengewerkt met de jeugdige, het gezin, de politie en justitie, school, de vriendenkring, de werkplek van de jongere en de lokale toegang van de gemeente;

  • als de maatregel niet met succes wordt voltooid of als de jeugdige zich onttrekt aan de maatregel heeft dit strafrechtelijke gevolgen.

Duur

De maatregel Toezicht en Begeleiding door jeugdreclassering duurt minimaal 6 maanden en maximaal 2 jaar (verlenging met 1 jaar is mogelijk).

De vrijwillige Toezicht en Begeleiding duurt 6 maanden en kan eenmaal worden verlengd met 6 maanden.

 

ITB Harde Kern (ITB = Intensieve Trajectbegeleiding)

 

Algemene beschrijving

ITB Harde Kern is een vorm van toezicht en begeleiding en staat ook bekend als ITB Plus. Dit kan worden opgelegd bij jeugdigen die structureel ernstige delicten plegen. Het laatste delict dat is gepleegd kan worden bestraft met een detentie. Ook kan ITB Harde Kern worden opgelegd indien sprake is van een zogenaamde veelpleger die in korte tijd verschillende delicten heeft gepleegd. ITB Harde Kern wordt wel gezien als een vervanging van detentie. In veel gevallen is dit een “laatste kans”.

 

De maatregel kan worden ingezet in de volgende situaties:

  • als bijzondere voorwaarde bij schorsing van de voorlopige hechtenis;

  • als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke jeugddetentie, opgelegd bij vonnis;

  • bij een voorwaardelijke PIJ, opgelegd bij vonnis;

  • bij een voorwaardelijke invrijheidsstelling na een jeugddetentie;

  • als programma onderdeel van de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM).

Doel

Het doel van de trajectbegeleiding is de jeugdige een nieuwe start te maken zonder criminaliteit.

 

Beoogd resultaat

De doelen van de maatregel worden door de jeugdige, de ouder(s), het netwerk van de jeugdige en de jeugdreclassering gezamenlijk opgesteld om de positieve ontwikkeling van de jeugdige optimaal te stimuleren en de kans op recidive te verkleinen.

 

Productspecifieke eisen

  • de trajectbegeleiding is zowel op de jeugdige als op het gezin en netwerk gericht. De jeugdige krijgt een strikt dagrooster;

  • er is sprake van strenge controle van de jeugdige. In sommige gevallen wordt elektronische controle ingezet of moet een jeugdige zich houden aan een gebiedsverbod;

  • de trajectbegeleiding wordt veelal gecombineerd met aanvullende vormen van jeugdhulp;

  • er wordt intensief samengewerkt met de jeugdige, het gezin, de politie en justitie, school, de vriendenkring, de werkplek van de jongere en indien de jeugdige bekend is bij de lokale toegang, ook met de lokale toegang;

  • tijdens het begeleidingstraject heeft de jeugdreclasseerder verschillende keren per week contact met de jeugdige;

  • als de maatregel niet met succes wordt voltooid of als de jeugdige zich onttrekt aan de maatregel heeft dit strafrechtelijk gevolgen, bijvoorbeeld tenuitvoerlegging van de jeugddetentie of PIJ.

Duur

ITB-Harde kern duurt maximaal 6 maanden.

 

ITB CRIEM (Criminaliteit in Relatie tot de Integratie van Etnische Minderheden)

 

Algemene beschrijving

ITB CRIEM is een vorm van toezicht en begeleiding. Dit kan worden opgelegd bij jeugdigen van niet Westerse afkomst die voor de eerste keer, of voor verschillende lichte vergrijpen met justitie in aanraking komen. De maatregel kan worden ingezet in de volgende situaties:

  • in afwachting van een rechtszitting;

  • tijdens of na een plaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI);

  • bij een schorsing van een ‘in verzekeringstelling’;

  • tijdens en na een taakstraf;

  • na het maken van een proces-verbaal door de leerplichtambtenaar;

  • als voorwaarde van de Officier van Justitie voor niet verdere vervolging (voorwaardelijk sepot);

  • als voorwaarde voor de schorsing van de voorlopige hechtenis;

  • als voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke taakstraf, jeugddetentie of Plaatsing in een Inrichting voor Jongeren (PIJ);

  • als schorsende voorwaarde bij het aanhouden van een strafzitting (bijvoorbeeld in afwachting van een persoonlijkheidsonderzoek van een jongere).

Doel

Het doel van de trajectbegeleiding is de jeugdige te begeleiden in een positieve ontwikkelingsrichting zodat wordt voorkomen dat de jeugdige recidiveert en verder afglijdt naar criminaliteit.

 

Beoogd resultaat

Aandacht voor het risico van het leven tussen twee culturen en de problemen die dat met zich mee kan brengen en het bevorderen van integratie. Centraal staat het tegengaan of opheffen van maatschappelijke marginalisatie.

 

Productspecifieke eisen

  • de trajectbegeleiding is zowel op de jeugdige als op het gezin en het netwerk gericht;

  • er wordt ingezet op onder meer het versterken van een positief sociaal netwerk van de jeugdige;

  • tijdens het begeleidingstraject heeft de jeugdreclasseerder verschillende keren per week contact met de jongere.

Duur

ITB-CRIEM duurt 3 maanden en kan eventueel eenmaal verlengd worden met drie maanden.

 

GBM (Gedragsbeïnvloedende maatregel)

ADVIES/HAALBAARHEIDSONDERZOEK

 

Algemene beschrijving

De gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) is bedoeld voor jeugdigen die een ernstig misdrijf of veelvuldige delicten hebben gepleegd en die kampen met psychische problematiek. Deze jeugdigen hebben problemen op veel leefgebieden. De maatregel wordt vaak ingezet als andere strafrechtelijke interventies geen vruchten hebben afgeworpen. Voorafgaand aan de oplegging van de GBM wordt een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd. Dit gebeurt dan door de GI.

 

Doel

Onderzoek naar de haalbaarheid van GBM. De jeugdreclasseerder onderzoekt of de jeugdige, zijn/haar netwerk en de ouder(s) mee willen werken aan het behalen van de doelen. Er is intensief contact met de jeugdige, de ouders, andere leden van het gezin en het omringende netwerk. Ook zorgaanbieders worden benaderd zodat zorg op maat kan worden geboden, net zoals de betreffende gemeente. De motivatie van de jeugdige, zijn/haar netwerk en de ouder(s) wordt onderzocht.

 

Beoogd resultaat

Een rapport ten behoeve van de RvdK, waarin de haalbaarheid van het te geven advies van de RvdK aan de rechtbank, op de punten die benoemt staan uiteen zijn gezet.

 

Productspecifieke eisen

  • de GI voert een intensief haalbaarheidsonderzoek uit en geeft advies aan de RvdK;

  • bij een positief advies: Plan van aanpak wordt voorafgaand aan de strafzitting toegestuurd aan de rechtbank;

  • de jeugdreclassering werkt nauw samen met de netwerkpartners alsmede met gedragswetenschappers;

  • dit product kan eenmalig worden ingezet.

Duur

De jeugdreclasseerder heeft 6 weken om het haalbaarheidsonderzoek te doen.

 

GBM (Gedragsbeïnvloedende maatregel) begeleiding

 

Algemene beschrijving

De gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) is bedoeld voor jeugdigen die een ernstig misdrijf of veelvuldige delicten hebben gepleegd en die kampen met psychische problematiek. Deze jeugdigen hebben problemen op veel leefgebieden. De maatregel wordt vaak ingezet als andere strafrechtelijke interventies geen vruchten hebben afgeworpen.

 

Voordat GBM begeleiding wordt geadviseerd, heeft er een intensief haalbaarheidsonderzoek plaatsgevonden.

 

Doel

Het accent van de gedragsbeïnvloedende maatregel ligt op het tot stand brengen van een gedragsverandering. De gedragsbeïnvloedende maatregel heeft tot doel de heropvoeding van de jeugdige.

 

Beoogd resultaat

Door behandeling en de aanpak van de gedragsproblematiek van de jeugdige wordt beoogd de kans op recidive terug te dringen. Tevens is de maatregel gericht op het bevorderen van de re-integratie van de jeugdige in de maatschappij.

 

Productspecifieke eisen

  • GBM wordt door de rechter opgelegd. Het programma wordt in de rechterlijke uitspraak opgenomen;

  • er wordt een programma op maat samengesteld dat specifiek op de jeugdige, de ouder(s) en zijn/haar netwerk gerichte zorgmodules bevat. Allerlei vormen van zorg en ondersteuning kunnen worden ingezet: psychiatrische hulp, verslavingszorg, begeleiding en/of training;

  • GBM is een niet-vrijheidsbenemende strafrechtelijke maatregel (art. 77w e.v. Wetboek van strafrecht);

  • als de jeugdige zich niet aan de afspraken houdt, dan volgt vervangende jeugddetentie;

  • de jeugdreclasseerder stelt samen met de jeugdige, zijn/haar netwerk en ouder(s) doelen en controleert deze intensief. De jeugdige heeft weinig vrijheid.

Duur

GBM kan voor minimaal 6 maanden en maximaal 1 jaar worden opgelegd. De maatregel kan eenmaal worden verlengd met maximaal de duur waarvoor deze in eerste instantie is opgelegd.

 

Samenloop

 

Algemene beschrijving

Samenloop van JB en JR heeft betrekking op het samengaan van jeugdbescherming (enkel OTS) en jeugdreclassering voor één jeugdige, welke voor zover als mogelijk en wenselijk in de betreffende situatie, wordt uitgevoerd door één jeugdbeschermer. De rechtbank heeft dan zowel de GI benoemd als uitvoerder van de ondertoezichtstelling als van de jeugdreclasseringsbegeleiding. Het product betreft een toeslag op de kosten voor een OTS. Samenloop kan niet plaatsvinden bij voogdij: voogdij en jeugdreclassering zijn dan twee losse maatregelen met ook twee betrokken professionals.

 

Doelgroep

Jeugdigen tussen 12 en 23 jaar die veroordeeld zijn of verdacht worden van het plegen van een strafbaar feit.

 

Doel

De samenloop heeft een tweeledig doel: enerzijds het terugdringen van de kans op recidive, door behandeling en de aanpak van de gedragsproblematiek van de jeugdige, anderzijds het afwenden van de ontwikkelingsbedreiging.

 

Productspecifieke eisen

  • voor effectief werken met jeugdigen waarbij sprake is van samenloop is het nodig dat de jeugdbeschermer bekend is met de wettelijke kaders en methodische principes van zowel de jeugdbescherming als de jeugdreclassering. Hij moet daarbij in staat zijn in praktijk gestalte te geven aan een methodische integratie van methoden jeugdbescherming en jeugdreclassering;

  • de problematiek van de jeugdigen waarbij sprake is van samenloop is vaak complex. De meeste jongeren met zowel een civiele als een justitiële maatregel hebben een gedragsstoornis. In aanvulling op de problemen van de jeugdige zelf zijn er doorgaans ook in het gezin ernstige opvoedingstekorten en relatieproblemen.

LET-jb

 

Doel

Veilige uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel in geval sprake is van ernstig grensoverschrijdend gedrag door ouder(s) waarbij er risico bestaat voor de veiligheid van de jeugdigen en/of de jeugdbeschermer. In deze gezinnen is sprake van extreem agressief gedrag, heftige psychiatrische problematiek en/of criminele activiteiten. De kinderbeschermingsmaatregel wordt in bijzondere gevallen uitgevoerd door een jeugdbeschermer van landelijk expertiseteam (LET). Dit is een samenwerkingsverband van alle GI’s. In twee gevallen kan het LET worden ingeschakeld:

  • 1.

    Het is duidelijk dat de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel door de GI niet langer verantwoord is;

  • 2.

    Het is te verwachten dat de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel leidt tot een situatie waarbij sprake is van fysiek geweld of ernstige dreiging daarvan, van de jeugdbeschermer.

Naast de overname kan het LET-jb ook door de GI gevraagd worden om consultatie, advies en voorlichting. Deze inzet valt niet onder deze maatregel, maar wordt in voorkomende gevallen apart gedeclareerd.

 

Beoogd resultaat

Het doel is om de dreigende situatie te beheersen, waar mogelijk te de-escaleren en te stoppen zodat de hulpverlening aan de jeugdige kan worden gestart. Indien dit slaagt en de situatie normaliseert, kan de maatregel worden uitgevoerd door de door de rechter benoemde GI.

 

Productspecifieke eisen

  • de door de rechter benoemde GI blijft eindverantwoordelijk. Het LET maakt gebruik van de ondersteunende diensten van de benoemde GI;

  • de LET-medewerkers werken onder een alias. Zij zijn alleen te bereiken via een mobiel telefoonnummer, een mailadres en een postbusnummer;

  • de LET-medewerkers voeren de maatregel uit in koppels en hebben een lagere caseload;

  • het LET werkt voor alle GI’s;

  • het LET is 24/7 bereikbaar.

Zie voor meer informatie ook: https://vng.nl/nieuws/factsheet-landelijk-expertise-team-jeugdbescherming-update

 

Normering en bedrag

2,7x 1e jaars OTS tarief = inzet LET.

 

Consultatie vanuit LET: GI ontvangt voor deze inzet een aparte factuur. De GI zet deze één op één door naar de betreffende gemeente.

 

STP (Scholing- en Trainingsprogramma)

 

Algemene beschrijving

Het Scholings- en Trainingsprogramma (STP) is een maatregel voor jeugdigen die kan worden ingezet bij de terugkeer van een jeugdige uit een justitiële jeugdinrichting (JJI) naar de maatschappij. Om de re-integratie goed te laten verlopen krijgt de jeugdige tijdens het laatste deel van de straf begeleiding buiten de JJI. De jeugdige gaat op proefverlof en verblijft tijdens een STP vaak bij de ouder(s) of verzorger(s) of woont (onder begeleiding) op kamers. De jeugdreclassering houdt toezicht op de jeugdige. De JJI maakt samen met de jeugdreclassering en eventueel andere organisaties een programma dat de jeugdige gaat volgen tijdens STP. De jeugdige moet minimaal 26 uur per week besteden aan activiteiten op het gebied van wonen, werk, school of vrijetijdsbesteding. In het programma zijn ook voorwaarden opgenomen waar de jeugdige zich aan moet houden. Bij een STP houdt de (jeugd)reclassering toezicht op de jeugdige, maar de JJI blijft wel verantwoordelijk. Als de jeugdige zich niet houdt aan de voorwaarden van STP, dan kan de directeur van de JJI de voorwaarden wijzigen of aanvullen. Bij een ernstige overtreding van de voorwaarden kan de jeugdige worden teruggeplaatst naar de JJI. Een onttrekking of een ongeoorloofde afwezigheid kan gevolgen hebben voor een volgend verlof.

 

Doelgroep

Jeugdigen van 12 tot 23 jaar:

  • die tenminste 2/3 van de opgelegde definitieve vrijheidsstraf hebben ondergaan;

  • van wie het strafrestant tenminste drie maanden bedraagt; en

  • die tijdens verloven hebben laten zien de verantwoordelijkheid en vrijheid aan te kunnen.

Doel

Het goed laten verlopen van de re-integratie en resocialisatie in de maatschappij. De jeugdige leert door het verlof en het STP om te gaan met vrijheden en verantwoordelijkheden.

 

Beoogd resultaat

Het samen met de Justitiële Jeugd Instelling, jeugdige en diens ouder(s)/opvoeder(s) en/of netwerk maken van een plan dat alle levensgebieden omvat, gericht op het opheffen, dan wel verminderen van de kans op recidive en het bewerkstelligen van optimale terugkeer in de maatschappij.

 

Productspecifieke eisen

  • minimaal 26 uur per week is de jeugdige bezig met opleiding, training of een werkervaringsplaats;

  • de jeugdreclassering houdt toezicht en controleert of de jeugdige zich aan de voorwaarden houdt;

  • de maatregel richt zich op de jeugdige.

Duur

STP duurt 3 maanden en kan eventueel eenmaal verlengd worden met drie maanden.

 

Instemmingsverklaring

 

Algemene beschrijving

Sommige jeugdigen hebben zulke ernstige opgroei- of opvoedproblemen dat ze een gevaar vormen voor zichzelf of voor anderen. Deze jeugdigen kunnen in een afgesloten omgeving de juiste hulp krijgen. Zo wordt voorkomen dat de jeugdige zich aan de behandeling kan onttrekken, of dat anderen de zorg in de weg staan.Een gesloten plaatsing omvat een gedwongen opname, gesloten verblijf en gedwongen behandeling en is dan ook een zeer ingrijpende maatregel voor de jeugdige. Hiervoor dienen voldoende plaatsen beschikbaar te zijn. Bij voorkeur kleine groepen, met op maat behandeling. Jeugdigen horen niet na drie maanden overgeplaatst te worden, maar voldoende zorg en begeleiding te ontvangen. Op grond van nationale en internationale regelgeving dient de mogelijkheid tot het ontnemen of beperken van iemands vrijheid zijn vastgelegd bij of krachtens een wet. In hoofdstuk 6 Jeugdwet is bepaald aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om een jeugdige gesloten te mogen plaatsen. Of aan deze voorwaarden is voldaan wordt getoetst door de kinderrechter. Eén van de voorwaarden is dat er een zogenaamde instemmingsverklaring door een gekwalificeerde gedragswetenschapper is afgegeven. In artikel 2 van de Regeling Jeugdwet is bepaald wie een gekwalificeerde gedragswetenschapper kan zijn. De gekwalificeerde gedragswetenschapper beoordeelt op basis van onderzoek, bestaande uit dossieronderzoek en een recent gesprek(sonderzoek) met de jeugdige, of een gesloten plaatsing noodzakelijk is en of hij/zij kan instemmen met het verzoek voor een gesloten plaatsing. De GI stuurt het verzoek om een gesloten plaatsing samen met de instemmingsverklaring aan de rechtbank toe. Er kan ook voor gekozen worden om vanuit het vrijwillig kader/de lokale toegang van de gemeente een gesloten jeugdhulp plaatsing aan te vragen. Hiervoor kan dit product onder de noemer ‘Consultatie’ worden ingezet. Hierbij kan de GI geen garanties doen t.a.v. beschikbaarheid.

 

Doel

Een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper is één van de wettelijke vereisten voor een gesloten plaatsing. Met de instemmingsverklaring vindt een extra toets naar de noodzakelijkheid van de gesloten plaatsing plaats.

 

Beoogd resultaat

Een voor de jeugdige die gesloten geplaatst wordt met rechtswaarborgen omklede procedure. De gekwalificeerde gedragswetenschapper beoordeelt of de gesloten plaatsing noodzakelijk is en geeft, indien hij/zij oordeelt dat de noodzaak aanwezig is, een instemmingsverklaring af. Indien de gekwalificeerd gedragswetenschapper oordeelt dat er geen noodzaak voor de gesloten plaatsing is, geeft deze zijn instemming niet. Dit oordeel wordt gemotiveerd vastgelegd in de verklaring.

 

Productspecifieke eisen

  • inzet door een op grond van artikel 2 Regeling Jeugdwet gekwalificeerde gedragsdeskundige/ gedragswetenschapper/psychiater;

  • het onderzoek van de gedragswetenschapper bestaat uit het doen van dossieronderzoek, een gesprek voeren met de jeugdige en het eventueel opstellen van een instemmingsverklaring;

  • het product wordt alleen ingezet als de gecertificeerde instelling de kinderrechter verzoekt om een machtiging gesloten plaatsing jeugdhulp van een jeugdige of verlenging van een al eerder afgegeven machtiging gesloten plaatsing jeugdhulp;

  • de instemmingsverklaring kan uitgevoerd worden door een externe gedragsdeskundige of psychiater. Deze handelt de kosten af met de GI. De GI declareert de inzet eenmalig via dit product;

  • de GI kan voor zowel ondertoezichtstelling- als voogdijpupillen een verzoek gesloten plaatsing jeugdhulp indienen.

Duur

De instemmingsverklaring is maximaal vier weken geldig.

 

Consultatie

 

Algemene beschrijving

Er zijn situaties denkbaar waarbij de GI om welke reden dan ook betrokken is terwijl dit niet te vatten is in een ‘product’.

 

Dit kan bijvoorbeeld de situatie zijn waarbij de GI langer vrijwillig en met instemming van het lokale team betrokken blijft bij een jeugdige. Dit kan ook zijn na zijn/haar 18e verjaardag. Deze situatie doet zich zelden voor en kan daarom worden geschaard onder ‘Consultatie’. Dit zelfde geldt in de situaties waarbij het lokale team behoefte heeft aan vroegtijdige inzet van expertise van jeugdbeschermers van de GI in het lokale veld. Eveneens kan hier de Instemmingsverklaring in het vrijwillig kader onder vallen.

 

Declaratie en bedrag

De betreffende gemeente geeft het aantal uren per week/maand/jaar/periode aan, evenals de duur van de betrokkenheid. Afrekening vindt plaats op basis van het daadwerkelijk aantal gemaakte uren, tegen vergoeding van het vastgestelde uurtarief van € 127,19 per uur. Er wordt maandelijks afgerekend.

 

FORZA

 

Algemene beschrijving

Aanpak Schoolverzuim FORZA is een door een jeugdbeschermer uit te voeren begeleidingsvorm waarin vroegtijdige interventies bij schoolverzuim worden gepleegd. De jeugdbeschermer brengt oorzaken in het verzuim in kaart en pakt deze aan. Jeugdigen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar die de status van signaalverzuimer hebben bereikt en dus ongeveer 16 uur per maand verzuimen. Het aanspreken van de jeugdige zelf en zijn/haar ouder(s) op het verzuim heeft onvoldoende effect en ouder(s) zijn onvoldoende betrokken bij school. Daarnaast bestaat de indruk dat er op verschillende leefgebieden problemen zijn en is er sprake van weinig zichtbare motivatie.

 

Doel

Het hoofddoel is dat de jeugdige zo snel als mogelijk weer naar school gaat. Hiermee kan langdurige hulp in een gedwongen kader voorkomen worden.

 

Beoogd resultaat

De aanpak is systeemgericht en er wordt gehandeld vanuit de VERVE-gedachte. De jeugdbeschermer organiseert in een vroeg stadium van de zorg een schoolberaad. De jeugdbeschermer heeft een intensieve samenwerking met iedereen die een bijdrage kan leveren aan het stoppen van het schoolverzuim. De jeugdbeschermer oefent de (sociale) vaardigheden met de jeugdige.

 

De jeugdbeschermer stelt samen met de jeugdige en ouder(s) een terugvalpreventieplan op, waarbij uitgangspunt is dat de jeugdige en ouder(s) na inzet van FORZA verder kunnen met reguliere begeleiding vanuit school.

 

Indien het verzuim niet is gestopt of vermeerderd of ouder(s) en/of jeugdige niet meewerken, kan de leerplichtambtenaar een proces-verbaal opmaken en wordt de aanpak verder in een strafrechtelijk kader voortgezet via het Openbaar Ministerie.

 

Productspecifieke eisen

  • de GI werkt met de norm van verantwoorde werktoedeling, zie toelichting in de Jeugdwet. De jeugdreclasserings- of jeugdbeschermingsmaatregel wordt uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van een SKJ- of BIG-geregistreerde jeugdprofessional. Een GI voldoet aan de Regeling normenkader jeugdbescherming en –reclassering;

  • duurt maximaal drie maanden;

  • kan alleen in worden gezet als het lokale team hier toestemming voor heeft gegeven.

BASTA

 

Algemene beschrijving

BASTA richt zich op jeugdigen vanaf 12 jaar die in het criminele circuit dreigen te belanden. Zij hebben in korte tijd meerdere keren delict(gerelateerd) gedrag laten zien. Er is sprake van problemen op twee of drie leefgebieden. Deze jeugdigen zijn gevoelig voor negatieve invloeden. Met de begeleiding vanuit BASTA leren zij zelf keuzes maken en inzicht te krijgen in oorzaak en gevolg. De oorzaken waardoor de jeugdige delict(gerelateerd) gedrag laat zien is persoonlijk. De gevolgen zijn echter vaak hetzelfde, namelijk (jeugd)criminaliteit. De BASTA-begeleider is deskundig in het signaleren van delict(gerelateerd) gedrag. Hierdoor kunnen zij snel en effectief handelen. De BASTA-begeleider richt zich op de jeugdige en zijn/haar persoonlijke oorzaken om hiermee (verdere) negatieve gevolgen te voorkomen. Hierbij zijn er korte lijnen tussen het lokale team, politie en de BASTA-begeleider. Het lokale team kan, in overleg met de politie, een jeugdige aanmelden.

 

Doel

BASTA is een vroegtijdige aanpak met als doel het delict gedrag te laten afnemen en een positieve ontwikkeling te bevorderen. Hiermee kan langdurige hulp in een gedwongen kader worden voorkomen.

 

Beoogd resultaat

De aanpak is systeemgericht en er wordt gehandeld vanuit de SAVE-gedachte. De BASTA-begeleider heeft intensief contact met de jeugdige. Daarnaast is er contact met ouder(s)/verzorger(s), school en politie om zo het delict(gerelateerde) gedrag te stoppen. De BASTA-begeleider oefent de (sociale) vaardigheden met de jeugdige.

 

Binnen vijf werkdagen wordt een BASTA-begeleider gekoppeld aan de jeugdige voor de duur van het traject. Met een duidelijk plan van aanpak (gedragen koers) wordt gewerkt aan:

  • assertiviteit & weerbaarheid;

  • verbeteren van sociale vaardigheden;

  • aangaan en onderhouden van positieve relaties.

De jeugdige werkt aan praktische en realistische doelen. Hierdoor ervaart hij/zij succes en groeit de motivatie om door te zetten. Aan het einde van het BASTA-traject is de jeugdige in staat om verder te werken aan een positieve toekomst voor zichzelf. Mislukt het BASTA-traject, dan gaat de zaak terug naar de politie.

 

Product specifieke eisen

  • de GI werkt met de norm van verantwoorde werktoedeling, zie toelichting in de Jeugdwet. De jeugdreclasserings- of jeugdbeschermingsmaatregel wordt uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van een SKJ- of BIG-geregistreerde jeugdprofessional. Een GI voldoet aan de Regeling normenkader jeugdbescherming en –reclassering;

  • BASTA duurt maximaal drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging van maximaal drie maanden;

  • jongeren zijn in beeld bij de politie. Het delict(gerelateerde) gedrag valt onder discretionaire bevoegdheid van de politie;

  • kan alleen in worden gezet als het lokale team hier toestemming voor heeft gegeven.

Veilige Start

 

Algemene beschrijving

Veilige Start is een vrijwillig traject van uiterlijk negen maanden, waarbij de aanstaande ouder(s) maximale kansen krijgen om voor hun kindje te kunnen zorgen en bij hun kind te zijn, en het kind krijgt maximale kans om zich te hechten aan moeder, vader en familie. Dit betekent dat er altijd eerlijk met de aanstaande ouders en hun netwerk wordt gesproken over de zorgen, maar ook wat er goed gaat. Er worden gedetailleerde afspraken gemaakt over het wat, hoe, wie en wanneer en vastgelegd in een plan.

 

Veilige Start is gebaseerd op de oplossingsgerichte en systeemversterkende werkwijze "Signs of Safety" (Turnell, 2017). Er wordt tijdens het traject ook structureel gebruik gemaakt van de hulpmiddelen die vanuit Signs of Safety worden gehanteerd, zoals een concreet en gedetailleerd veiligheidsplan, een Woord en Beeld-versie van het Veiligheidsplan en een Woord en Beeld-verhaal voor het kind.

 

De Veilige Start medewerker werkt gedurende het gehele traject intensief samen met de moeder, haar partner, het netwerk en de betrokken professionals.

 

Doel

Het doel van Veilige Start is: samen met het gezin, mensen uit het netwerk, en betrokken professionals zorgen voor een veilige en gezamenlijke start van kind én moeder tijdens de zwangerschap, de bevalling en in de eerste zes maanden na de geboorte. Daarbij staat de veiligheid van het (ongeboren) kind altijd op de allereerste plaats. Het is gericht om het kind zo dicht mogelijk bij de biologische ouder(s) op te laten groeien, het liefst bij hen, maar anders of in het netwerk (netwerkpleeggezin) of buiten het netwerk (pleegzorg).

 

Er worden veiligheidsafspraken gemaakt om te komen tot een veilige situatie van het kind. Hiervoor worden de middelen gebruikt die staan bij punt 4. Aard en omvang activiteiten.

 

Dit zijn de uitgangspunten van waaruit Veilige Start samenwerkt met de aanstaande ouders en de mensen om hen heen:

  • a.

    Een Veilige Start voor de baby is ons doel

  • b.

    Samenwerking staat voorop

  • c.

    We werken met een goed plan waarin concrete, gedetailleerde afspraken vermeld zijn

Daarnaast:

  • Wat is er nodig om te zorgen dat de baby veilig is in de buik, tijdens de zwangerschap

  • Wat is er nodig voor de bevalling om te zorgen dat de bevalling zo veilig mogelijk loopt

  • Wat is er nodig voor na de geboorte, waarin staat hoe de zorg voor de baby en de moeder goed is geregeld en wie het gezin blijven ondersteunen. Er staat ook in wat er gebeurt als het toch niet veilig is voor de baby

Samen wordt het plan uitgevoerd.

 

Doelgroep

We richten ons in het bijzonder op ongeboren baby’s in kwetsbare zwangerschappen. Van kwetsbare zwangerschap is sprake bij risicovol ouderschap of wanneer dit dreigt, ofwel ‘… ouderschap waarbij ouders hun nog niet geboren kind verwaarlozen, mishandelen en/of ernstige schade dreigen toe te brengen.’ Het gaat dus om hoog risico zwangere vrouwen. Het hoge risico wordt gevormd door een combinatie van de volgende zaken: meervoudige, complexe en vaak langdurige problemen, bijvoorbeeld een (licht) verstandelijke beperking; verslaving; psychische of psychiatrische problematiek; moeder is zelf slachtoffer geweest van mishandeling of seksueel geweld, loverboy-problematiek of prostitutie; tienerzwangerschap; relationele problemen (o.a. huiselijk geweld); financiële problemen; huisvestingsproblemen. Daarnaast is er bij de vrouwen vaak sprake van een ambivalente of afwerende houding ten aanzien van de hulpverlening. Dit betreft ongeveer 0.5% van de zwangeren.

 

Duur

Veilige Start is een aanbod dat is gericht op de nog ongeboren baby en zijn of haar ouders. Het is een vrijwillig traject van gemiddeld 9 maanden, dat zo vroeg mogelijk in de zwangerschap start, tot maximaal 6 maanden na de geboorte. Hoe eerder Veilige Start kan starten, hoe meer de ingezette uren van de jeugdzorgwerker en gedragswetenschapper vanuit het team Veilige Start verspreid worden over deze 9 maanden. Mocht onverhoopt de begeleiding pas vlak voor de geboorte starten zullen de uren ingezet worden in de kortere tijd, waardoor de intensiteit verhoogd wordt en de inzet van de uren gegarandeerd zijn.

 

Contra-indicaties/nadere toelichting

Het betreft preventieve begeleiding zonder maatregel vanuit de Jeugdbescherming. Gezien de doelgroep en de risico’s voor het kind is Veilige Start een vorm van ‘drang’ of ‘bemoeizorg’. De hulpverlening wordt ingezet vanwege ernstige zorgen vanuit de omgeving en professionals over de veiligheid van kind en moeder. De hulp is vasthoudend en niet vrijblijvend.

 

De Veilige Start medewerker werkt intensief samen met alle professionals die betrokken zijn bij de (aanstaande) ouders, zoals Veilig Thuis, zorgaanbieders, POP-poli, Raad voor de Kinderbescherming, Kraamzorg, JGZ en wijkteams. Er wordt een kernteam gevormd met alle betrokkenen rondom het gezin.