Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Breda

Beleidsregels ontheffingen artikel 87 RVV Breda 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBreda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels ontheffingen artikel 87 RVV Breda 2022
CiteertitelBeleidsregels ontheffingen artikel 87 RVV Breda 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Wegenverkeerswet 1994
  2. artikel 87 van de Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)
  3. Algemene wet bestuursrecht
  4. Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-12-2022nieuwe regeling

28-11-2022

gmb-2022-566297

2680464

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels ontheffingen artikel 87 RVV Breda 2022

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat zij op 28 november 2022 de Beleidsregels ontheffingen artikel 87 RVV Breda 2022 hebben vastgesteld.

 

Inwerkingtreding

De beleidsregels worden van kracht met ingang van de dag na die van deze bekendmaking.

 

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van de beleidsregels is geen bezwaar of beroep mogelijk.

 

 

Beleidsregels ontheffingen artikel 87 RVV Breda 2022

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;

 

Gelet op artikel 149 van de Wegenverkeerswet, artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

 

Besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

 

Beleidsregels ontheffingen artikel 87 RVV Breda 2022

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    APV: de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2018.

  • b.

    Bewoner: natuurlijk persoon, die in een betreffende woning woonachtig is blijkens inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP).

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Breda.

  • d.

    Evenement: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 2:10 van de APV.

  • e.

    Laden en lossen: het onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de bezorgplaats of ophaalplaats tot stilstand is gebracht, bij voortduring in- en uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht die bezwaarlijk anders dan per voertuig kunnen worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.

  • f.

    Ontheffing: door het college verleende ontheffing, als bedoeld in artikel 87 van het RVV.

  • g.

    Ontheffingshouder: degene aan wie door het college een ontheffing is verleend.

  • h.

    Parkeren: het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

  • i.

    RVV: Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.

  • j.

    Taxivervoer: taxivervoer als bedoeld in de Wet personenvervoer 2000 waarvoor de op grond van die wet vereiste vergunning is verleend.

  • k.

    Venstertijden: in een verkeersbesluit respectievelijk de bij of krachtens de “Verordening ontheffingen autoluwe gebied Breda” en de “Nadere regels ontheffingen autoluwe gebied Breda” vastgelegde tijdsperioden, waarbinnen het rijden met een voertuig in een bepaald gebied is toegestaan.

  • l.

    Voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV.

  • m.

    Wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot de wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

  • n.

    Weggebruiker: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV.

Artikel 1.2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen voor een ontheffing op grond van artikel 87 van het RVV.

  • 2.

    Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op:

    • a.

      nood- en hulpdiensten en bedrijven die beschikken over een landelijke vrijstelling van een of meerdere bepalingen van het RVV;

    • b.

      aanvragen voor een ontheffing voor zover daarover regels zijn gesteld bij of krachtens de “Verordening ontheffingen autoluwe gebied Breda” en de “Nadere regels ontheffingen autoluwe gebied Breda” en

    • c.

      het verlenen van ontheffing van bord E10 met betrekking tot ontheffingen ten behoeve van het parkeren in een parkeerschijfzone (blauwe zone).

    • d.

      het verlenen van ontheffing van bord C22a waarvoor regels zijn gesteld in het “Ontheffingenbeleid milieuzones”.

Artikel 1.3 Bevoegdheid

Het college is bevoegd om op een daartoe strekkende aanvraag een ontheffing te verlenen. De ontheffing wordt verleend aan de eigenaar of houder van het voertuig of indien de ontheffing geen betrekking heeft op een voertuig aan de betrokken weggebruiker, een en ander tenzij uit deze beleidsregels anders blijkt.

Hoofdstuk 2 Criteria voor ontheffing

Artikel 2.1 Algemeen criterium

  • 1.

    Het college verleent in beginsel slechts ontheffing, indien het voor de uitvoering van werkzaamheden of activiteiten noodzakelijk is dat verkeersregels of verkeerstekens genoemd in artikel 87 van het RVV worden overtreden respectievelijk niet worden opgevolgd. Van noodzakelijkheid is in beginsel in ieder geval sprake indien de aanvrager niet kan voldoen aan een op hem rustende wettelijke verplichting zonder de in de eerste volzin bedoelde verkeersregels of verkeerstekens te overtreden respectievelijk niet op te volgen. Bij het bepalen of een ontheffing noodzakelijk is zal in voorkomend geval rekening worden gehouden met het bestaan of juist het ontbreken van alternatieve routes voor de aanvrager.

  • 2.

    De volgende redenen worden in ieder geval niet als noodzakelijk gezien:

    • a.

      redenen van een efficiënte bedrijfsvoering en

    • b.

      het verkorten van routes van en naar plaatsen van tewerkstelling.

  • 3.

    De ontheffing moet betrekking hebben op één of meer van de categorieën werkzaamheden of activiteiten, die worden genoemd in de artikelen 2.2 tot en met 2.7.

  • 4.

    Voor ontheffingen voor het mogen parkeren in het gebied waarvoor de “Verordening ontheffingen autoluwe gebied Breda” en de “Nadere regels ontheffingen autoluwe gebied Breda” van toepassing zijn geldt, zo nodig in afwijking van het bepaalde in deze beleidsregels, dat dergelijke ontheffingen uitsluitend kunnen worden verleend in de gevallen en onder de voorwaarden waaronder op grond van de “Verordening ontheffingen autoluwe gebied Breda” en de “Nadere regels ontheffingen autoluwe gebied Breda” ontheffing kan worden verleend voor het verschaffen van toegang van een voertuig tot het autoluwe gebied buiten de venstertijden.

Artikel 2.2 Calamiteiten (Categorie A)

De werkzaamheden van de aanvrager hebben een zo spoedeisend karakter dat onevenredige schade aan mensen of goederen zou kunnen ontstaan, indien men niet onmiddellijk in de naaste omgeving van de uit te voeren werkzaamheden met een voertuig aanwezig is (waaronder begrepen het parkeren van dat voertuig).

Artikel 2.3 Directe verbondenheid van het voertuig aan de uit te voeren werkzaamheden (Categorie B)

  • 1.

    In het voertuig waarvoor ontheffing is aangevraagd is apparatuur aangebracht die vast met het voertuig is verbonden en die in de directe omgeving van de uit te voeren werkzaamheden beschikbaar moet zijn.

  • 2.

    Het voertuig waarvoor ontheffing is aangevraagd is tijdens de uitvoering van de werkzaamheden onder handbereik nodig omdat anders de werkzaamheden redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn en waarbij niet kan worden volstaan met het laden en lossen van goederen en waarbij geen parkeerplaats in de directe omgeving aanwezig is.

Artikel 2.4 Levering zware of onhandelbare goederen of verse, gekoelde of bevroren producten (Categorie C)

De afstand die in het kader van de werkzaamheden met deze materialen moet worden overbrugd, is zodanig dat in redelijkheid niet verlangd kan worden dat dit zonder gebruikmaking van het voertuig plaatsvindt.

 

Voor het verplaatsen van zware materialen of onhandelbare goederen moet er, in redelijkheid, geen mogelijk alternatief (zoals een steekwagen of rolcontainer) zijn voor gebruikmaking van het voertuig.

Artikel 2.5 Evenementen (Categorie D)

Ten behoeve van evenementen kan ontheffing worden verleend voor:

  • a.

    voertuigen die voor het opbouwen en afbouwen van een evenement onder handbereik nodig zijn;

  • b.

    voertuigen die worden gebruikt als onderdeel van een evenement en

  • c.

    overige weggebruikers indien die voor het op- en afbouwen of als onderdeel van het evenement noodzakelijk zijn.

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.3 kan de ontheffing uitsluitend worden verleend aan de organisator van het evenement aan wie – indien vereist – de vergunning als bedoeld in artikel 2:11 van de APV (evenementenvergunning) is verleend respectievelijk aan een door deze organisator ingeschakelde onderaannemer.

Artikel 2.6 Overige werkzaamheden of activiteiten (Categorie E)

Voor de volgende werkzaamheden of activiteiten kan ook ontheffing worden verleend:

  • a.

    het gebruik van de busbaan, busstrook en bussluis door de dierenambulance of taxivervoer;

  • b.

    het leveren en ophalen van goederen bij adressen die niet direct gelegen zijn aan een begaanbare weg, bijvoorbeeld gelegen aan het (bus)station, een fiets- of voetpad, park door anderen dan de bewoners van de betreffende woningen;

  • c.

    het bereiken van een privéparkeerplaats op eigen terrein die is gelegen in een voor gemotoriseerd verkeer afgesloten gebied;

  • d.

    het leveren en ophalen van goederen waarvan in het belang van de openbare orde of veiligheid van personen en goederen geen gebruik kan worden gemaakt van nabijgelegen laad- en losvoorzieningen;

  • e.

    verhuizingen, mits – indien van toepassing – het redelijkerwijs niet mogelijk is om het vervoer binnen de van toepassing zijnde venstertijden te laten plaatsvinden;

  • f.

    Media-activiteiten (zoals zendwagens voor radio en TV);

  • g.

    een trouw- of rouwplechtigheid (trouw- of rouwstoet, parkeren bij kerk, moskee, stadhuis etc);

  • h.

    Uitvoering overheidstaken, handhaving en toezicht;

  • i.

    Vervoer van natuurlijke personen, welke personen niet handelen in de uitvoering van een beroep of bedrijf, en parkeren dat plaatsvindt in het kader van de uitvoering van publiekrechtelijke wet- en regelgeving, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de Wet op het primair en voortgezet onderwijs de Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet;

  • j.

    Vervoer en parkeren dat plaatsvindt in het kader van zorgverlening door BIG-geregistreerde zorgverleners (bijvoobeeld zorgverleners met patiënten op adressen die alleen via het voor gemotoriseerd verkeer afgesloten gebied bereikbaar zijn);

  • k.

    Vervoer dat plaatsvindt in het kader van de terhandstelling van geneesmiddelen als bedoeld in het bepaalde bij en krachtens de Geneesmiddelenwet (bijvoorbeeld een bezorgdienst van een apotheek);

  • l.

    Bewoners of werknemers die als gevolg van het instellen van eenrichtingsverkeer hun woning of bedrijf in de directe nabijheid van het gebied waarvoor een eenrichtingsverkeer is ingesteld niet of verminderd kunnen bereiken, mits dat gebied in de beleidsregels door het college is aangewezen. Als aangewezen gebieden gelden: de Galderse meren.

Artikel 2.7 Bijzondere omstandigheden (Categorie F)

  • 1.

    In geval van bijzondere omstandigheden kan het college ontheffing verlenen buiten de hiervoor genoemde categorieën.

  • 2.

    Bij een beroep op bijzondere omstandigheden wordt de aanvraag, naast het criterium van noodzakelijkheid uit artikel 2.1 van deze beleidsregels, tenminste getoetst aan de volgende criteria:

    • a.

      de belangen van de aanvrager zijn niet in strijd met de belangen van doorstroming en de verkeersveiligheid en

    • b.

      verlening van de ontheffing veroorzaakt geen ongewenste precedentwerking.

Hoofdstuk 3 Aanvraagprocedure, intrekken, wijzigen en tijdelijk ongeldig verklaren van een ontheffing en bepalingen over het tarief

Artikel 3.1 Digitaal formulier

Voor het aanvragen van een ontheffing dient gebruik te worden gemaakt van het formulier dat wordt aangeboden op de website van de gemeente Breda (www.Breda.nl). Het formulier kan elektronisch (via de website) of schriftelijk worden ingediend.

Artikel 3.2 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag moet zijn gedagtekend en door of namens de aanvrager zijn ondertekend en bevat tenminste de volgende gegevens:

    • a.

      de naam van de aanvrager;

    • b.

      het adres van de aanvrager;

    • c.

      het kenteken van het voertuig waarvoor de ontheffing wordt aangevraagd;

    • d.

      wanneer het voertuig niet kentekenplichtig is, een omschrijving van het voertuig;

    • e.

      de periode waarvoor de ontheffing wordt verlangd;

    • f.

      een aanduiding van de verkeersregel(s) of (het) verkeersteken(s) genoemd in artikel 87 van het RVV waarvoor ontheffing wordt aangevraagd;

    • g.

      een toelichting, waarbij de aanvrager vermeldt en aantoont:

      • 1.

        waarom de ontheffing noodzakelijk is en

      • 2.

        welke (categorie) werkzaamheden of activiteiten worden uitgevoerd (bijvoorbeeld door het overleggen van een opdrachtbon of contract van uit te voeren werkzaamheden);

    • h.

      de periode waarvoor de ontheffing wordt verlangd en

    • i.

      de (gedeelten van de) weg of de wegen waarvoor de ontheffing wordt verlangd.

  • 2.

    De aanvraag voor een tijdelijke of een langlopende ontheffing gaat vergezeld van:

    • a.

      Een kopie van een geldig legitimatiebewijs (indien de aanvrager een natuurlijk persoon is). Een kopie is niet nodig indien het aanvraagformulier overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 elektronisch (via de website) is ingediend.

    • b.

      Een kopie van de inschrijving in het Handelsregister (KvK) (indien de aanvrager niet een natuurlijk persoon is). Een kopie is niet nodig indien het aanvraagformulier overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 elektronisch (via de website) is ingediend.

    • c.

      Een kopie kentekenbewijs deel II of een kopie van het leasecontract (tenzij de aanvraag betrekking heeft op een evenement).

  • 3.

    De aanvraag voor een tijdelijke of een langlopende ontheffing ten behoeve van een evenement gaat, in aanvulling op het bepaalde in het tweede lid, vergezeld van een kopie van de verleende evenementenvergunning (indien een dergelijke vergunning voor het evenement vereist is) en een toelichting waarmee de aanvrager beschrijft en aantoont welke werkzaamheden in directe relatie tot het evenement worden uitgevoerd waarbij een ontheffing noodzakelijk is. Voor zover bij de organisatie van het evenement door de aanvrager andere bedrijven worden ingeschakeld en de aangevraagde ontheffing mede betrekking heeft op voertuigen die door deze bedrijven worden gebruikt, dienen de namen van die bedrijven en een kopie van inschrijvingen in het Handelsregister (KvK) bij de aanvraag te worden gevoegd.

  • 4.

    Naar aanleiding van de aanvraag kan het college, indien nodig, nadere specifieke vragen stellen of schriftelijke bewijsstukken verlangen. De aanvrager is verplicht om de verzochte informatie binnen de door het college gestelde redelijke termijn te verstrekken indien de aanvrager redelijkerwijs over de gevraagde informatie kan beschikken.

  • 5.

    Indien de aanvraag onvolledig is, stelt het college de aanvrager één maal in de gelegenheid om de aanvraag binnen een door het college gestelde redelijke termijn aan te vullen.

  • 6.

    De aanvraag wordt niet in behandeling genomen als de aanvraag onvolledig is na afloop van de in lid 3 genoemde termijn.

Artikel 3.3 Geldigheidsduur

Het college maakt onderscheid tussen de volgende soorten ontheffingen:

  • 1.

    Een langlopende ontheffing wordt uitsluitend verleend voor terugkerende werkzaamheden en activiteiten. Deze ontheffingen worden verleend voor de duur van maximaal één jaar.

  • 2.

    Een tijdelijke ontheffing wordt verleend voor handelingen die eenmalig of van bepaalde duur zijn, mits die handelingen langer dan één kalenderdag duren. Deze ontheffingen worden verleend voor de duur van maximaal drie kalendermaanden.

  • 3.

    Een ontheffing voor één kalenderdag wordt verleend voor handelingen die eenmalig of van bepaalde duur zijn en die handelingen niet langer dan één kalenderdag duren. Deze ontheffingen worden verleend voor de duur van maximaal één kalenderdag (van 0:00 uur tot 24.00 uur).

Artikel 3.4 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist in beginsel binnen vijf werkdagen na ontvangst van een volledige aanvraag voor een ontheffing voor één kalenderdag of een tijdelijke ontheffing.

  • 2.

    Het college beslist in beginsel binnen acht weken na ontvangst van een volledige aanvraag voor een langlopende ontheffing of een tijdelijke of langlopende ontheffing voor een evenement.

  • 3.

    Voor het verstrijken van de beslistermijn uit het eerste of tweede lid is het college bevoegd om deze beslistermijn eenmalig met vijf werkdagen (ontheffing voor één dag en tijdelijke ontheffing) of acht weken (langlopende ontheffing of tijdelijke of langlopende ontheffing voor een evenement) te verdagen. Van de verdaging wordt de aanvrager voor de afloop van de in het eerste of tweede lid genoemde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden ontheffing

  • 1.

    Het college weigert in ieder geval een ontheffing, indien naar het oordeel van het college:

    • a.

      de aanvraag onjuistheden ten opzichte van de feitelijke situatie bevat;

    • b.

      de aanvraag niet voldoet aan de eisen zoals genoemd in deze beleidsregels en

    • c.

      aannemelijk is dat aanvrager niet voldoet aan (overige) wettelijke bepalingen.

  • 2.

    Het college kan eveneens weigeren een ontheffing te verlenen vanwege redenen van openbaar belang, het belang van een goede doorstroming van het verkeer of de verkeersveiligheid.

Artikel 3.6 Gegevens ontheffing en bewijs

  • 1.

    Op een ontheffing staan in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de naam van de ontheffinghouder;

    • b.

      de woon- of vestigingsplaats van de ontheffinghouder;

    • c.

      het kenteken van het voertuig waarvoor ontheffing is verleend;

    • d.

      wanneer het voertuig niet kentekenplichtig is, een omschrijving van het voertuig;

    • e.

      de periode waarvoor ontheffing is verleend;

    • f.

      de artikelen en verkeerstekens uit het RVV waarvoor ontheffing is verleend;

    • g.

      het gebied waarvoor ontheffing is verleend;

    • h.

      in voorkomend geval de tijdstippen op een dag waarvoor de ontheffing geldt en

    • i.

      de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen.

Artikel 3.7 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college is bevoegd om voorschriften en beperkingen aan een ontheffing te verbinden en om deze voorschriften en beperkingen te wijzigen.

  • 2.

    De volgende voorschriften worden aan een ontheffing verbonden:

    • a.

      de ontheffing mag slechts gebruikt worden ten behoeve van de door de aanvrager omschreven werkzaamheden of activiteiten die in de ontheffing worden omschreven;

    • b.

      de ontheffing is, behoudens de ontheffing voor een evenement, kenteken-gebonden en niet overdraagbaar en

    • c.

      van de ontheffing mogen geen kopieën of andere afdrukken worden gemaakt.

  • 3.

    Aan een ontheffing voor een evenement wordt tevens het voorschrift verbonden dat de houder van de ontheffing verplicht is om zo mogelijk 24 uur voordat, maar uiterlijk 48 uur nadat door een bepaald voertuig van de ontheffing gebruik wordt of is gemaakt het kenteken van dat voertuig aan het college door te geven.

  • 4.

    Het college kan aan een ontheffing voorts nadere voorschriften en beperkingen toevoegen die strekken tot:

    • a.

      het beschermen van de verkeersveiligheid;

    • b.

      het beschermen van weggebruikers en passagiers;

    • c.

      het verbeteren van de leefbaarheid en bereikbaarheid of

    • d.

      de handhaving van de Wegenverkeerswet 1994 en de daarop gebaseerde besluiten.

Artikel 3.8 Intrekken of wijzigen

Het college kan in ieder geval in de volgende gevallen een ontheffing intrekken of wijzigen:

 

  • a.

    op verzoek van de ontheffinghouder;

  • b.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant zijn voor het verlenen van de ontheffing;

  • c.

    wanneer de ontheffinghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn ontheffing heeft voldaan;

  • d.

    wanneer de ontheffinghouder handelt in strijd met de aan de ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen;

  • e.

    bij geconstateerd misbruik door een daartoe bevoegde ambtenaar;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de ontheffing onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    ter bescherming van de verkeersveiligheid of van weggebruikers en passagiers;

  • h.

    ter handhaving van de Wegenverkeerswet 1994 en de daarop gebaseerde besluiten en

  • i.

    om andere redenen van openbaar belang.

Artikel 3.9 Tijdelijke ongeldigverklaring

Het college kan een ontheffing tijdelijk ongeldig verklaren voor bepaalde straten, weggedeelten of bepaalde tijdstippen.

Artikel 3.10 Tarief

De hoogte van de verschuldigde leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing of het wijzigen van een ontheffing nadat deze is verleend, is opgenomen in de tarieventabel van de Legesverordening van de gemeente Breda en wordt jaarlijks geïndexeerd.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 4.1 Hardheidsclausule

Het college handelt overeenkomstig deze beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 4.2 Overgangsrecht

Een ontheffing die is verleend vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels, blijft gedurende de looptijd van die ontheffing van kracht. Ditzelfde geldt voor voorschriften verbonden aan een ontheffing die is verleend vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels.

Artikel 4.3 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt inwerking 1 dag na bekendmaking.

Artikel 4.4 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels ontheffingen artikel 87 RVV Breda 2022”.

Aldus besloten in Breda d.d. 28 november 2022

Burgemeester en wethouders,

,burgemeester

,gemeentesecretaris

Toelichting

Algemeen

Het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV) onderscheidt verkeersregels (hoofdstuk II) en verkeerstekens (hoofdstuk III). In artikel 62 van het RVV staat de algemene verplichting voor weggebruikers om gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden. Ook voor verkeersregels geldt een algemene verplichting om deze op te volgen.

 

Voor de uitvoering van sommige werkzaamheden, dienstverlening of evenementen is het echter noodzakelijk om bepaalde verkeersregels en verkeerstekens te overtreden. Artikel 87 van het RVV voorziet in een ontheffingsbevoegdheid waarmee het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) tegemoet kan komen aan deze noodzaak.

 

Het college heeft voor het verlenen van ontheffingen tot op heden geen beleidsregels vastgesteld. Besloten is om dergelijke beleidsregels nu wel vast te stellen. Daarmee is niet beoogd om de gevallen waarin voorheen ontheffingen werden verleend te beperken (of te verruimen). Het doel van de beleidsregels is daarentegen om het voor burgers en bedrijven op voorhand duidelijk te maken in welke gevallen er wel en niet een ontheffing kan worden verleend en welke voorschriften er aan een ontheffing worden verbonden. Tevens is er in de beleidsregels voorzien in een eenduidige procedure voor het beoordelen van ontheffingsaanvragen. Door het bieden van voorafgaande duidelijkheid over de gevallen waarin een ontheffing kan worden verleend en een eenduidige procedure, wordt het voor de ambtenaren die zijn betrokken bij het beoordelen van ontheffingsaanvragen eenvoudiger om op die aanvragen te beslissen. Daarmee wordt bevorderd dat de burger of het bedrijf sneller definitieve duidelijkheid heeft over zijn aanvraag en kan het serviceniveau van de gemeente worden verhoogd.

 

In de beleidsregels worden vier verschillende soorten ontheffingen onderscheiden:

  • -

    Een ontheffing voor één dag. Deze ontheffing is bedoeld voor activiteiten die eenmalig of van bepaalde duur zijn en niet langer duren dan één dag. Denk bijvoorbeeld aan ontheffingen voor (de meeste) verhuizingen of een trouw- of rouwplechtigheid.

  • -

    Een tijdelijke ontheffing voor maximaal drie maanden. Deze ontheffing is bedoeld voor handelingen die eenmalig of van bepaalde duur zijn maar niet langer duren dan drie maanden. Denk hierbij aan ontheffingen ten behoeve van meerdaagse evenementen of de ontheffing voor werkzaamheden in het kader van een bepaald project.

  • -

    Een langlopende ontheffing voor maximaal één jaar. Als er sprake is van terugkerende werkzaamheden en activiteiten dan kan een langlopende ontheffing worden verleend. Denk bijvoorbeeld aan ontheffingen ten behoeve van het ophalen van vuilnis of ten behoeve van zorgverlening door huisartsen of verloskundigen.

  • -

    Een ontheffing ten behoeve van een evenement. Onder een evenement wordt hetzelfde verstaan als wat daaronder in de APV wordt verstaan. Ontheffingen ten behoeve van evenementen kunnen uitsluitend worden verleend aan de organisatoren van een evenement die bovendien in het bezit moeten zijn van een evenementenvergunning (voor zover die vergunning vereist is voor het evenement). Een ontheffing voor een evenement houdt in voorkomend geval overigens ook een ontheffing voor één dag, een tijdelijke ontheffing of een langlopende ontheffing in.

Toelichting per artikel

 

Hoofdstuk 1

 

In hoofdstuk 1 is een aantal algemene bepalingen opgenomen.

 

Artikel 1.1 bevat een aantal definities. Deze spreken voor zich.

 

Artikel 1.2 gaat over de reikwijdte van de beleidsregels. Kort gezegd gelden de beleidsregels voor alle voorschriften en verkeerstekens ten aanzien waarvan op grond van artikel 87 RVV ontheffing kan worden aangevraagd, tenzij er voor een bepaalde soort ontheffing specifieke regels gelden.

 

Op grond van artikel 87 RVV kan ontheffing worden verleend voor de specifiek in dat artikel genoemde verkeersregels en verkeerstekens. Voor wat betreft de verkeersregels gaat het onder meer om parkeerverboden. Voor wat betreft de verkeerstekens gaat het bijvoorbeeld om (al dan niet voor bepaalde voertuigen) gesloten wegen, eenrichtingswegen en milieuzones.

 

Voor bepaalde ontheffingen gelden er (binnen de gemeente Breda) specifieke regels. Deze situaties staan beschreven in het tweede lid. Een belangrijke uitzondering betreft het autoluwe gebied van Breda. Voor dat gebied zijn voor specifieke ontheffingen specifieke regels vastgesteld. Het gaat om ontheffingen van het verbod om met een nader aangeduid voertuig in het autoluwe gebied te rijden buiten de venstertijden. Op deze specifieke ontheffingen zijn deze beleidsregels niet van toepassing en gelden de regels uit de Verordening en de Nadere regels ontheffingen autoluwe gebied Breda. Voor alle andere ontheffingen binnen het autoluwe gebied (bijvoorbeeld voor parkeerverboden) zijn de beleidsregels overigens onverkort van toepassing.

 

Artikel 1.3 bepaalt dat ontheffingen die betrekking hebben op een voertuig worden verleend aan de eigenaar of de houder van dat voertuig. Bepaalde verkeersregels en verkeerstekens hebben echter geen of niet uitsluitend betrekking op voertuigen. Denk bijvoorbeeld aan een weg die (ook) gesloten is voor paarden (vee). In die gevallen wordt de ontheffing verleend aan de betrokken weggebruiker (in het voorbeeld de ruiter/begeleider van het paard).

 

Hoofdstuk 2

 

In dit hoofdstuk worden de inhoudelijke criteria besproken die gelden om voor een ontheffing in aanmerking te komen.

 

In artikel 2.1 is allereerst het algemene criterium opgenomen dat het noodzakelijk moet zijn om bepaalde verkeersregels of verkeerstekens niet in acht te nemen. Aan dit criterium worden alle aanvragen getoetst en een ontheffing kan niet worden verleend als aan de eis van noodzakelijkheid niet wordt voldaan. In welke gevallen het niet opvolgen van een verkeersregel of verkeersteken noodzakelijk is kan niet in algemene zin worden gezegd. Van geval tot geval zal dit worden beoordeeld. Daarbij zal in ieder geval worden gekeken naar het bestaan of juist het ontbreken van (redelijke) alternatieve routes voor de aanvrager. Er zijn twee redenen in de beleidsregels genoemd die in ieder geval niet leiden tot een noodzaak voor het verlenen van een ontheffing. Ten eerste redenen van een efficiënte bedrijfsvoering. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat het voor een transportbedrijf of een koeriersbedrijf aantrekkelijk kan zijn om van bepaalde routes gebruik te kunnen maken, maar dat dit vanwege de voor die routes geldende verkeersregels of verkeerstekens niet mogelijk is om daarvan gebruik te maken. Voor dat soort gevallen is het niet mogelijk een ontheffing aan te vragen. Ten tweede het verkorten van routes van en naar plaatsen van tewerkstelling.

 

Naast de eis dat het niet opvolgen van bepaalde verkeersregels of -tekens noodzakelijk moet zijn, kan een ontheffing alleen verleend worden als er sprake is van werkzaamheden of activiteiten die vallen onder artikel 2.2 tot en met 2.7 van de beleidsregels (lid 3).

 

Voor het rijden in het autoluwe gebied buiten de venstertijden is op grond van “Verordening ontheffingen autoluwe gebied Breda” en de “Nadere regels ontheffingen autoluwe gebied Breda” alleen in heel specifieke gevallen en onder strikte voorwaarden mogelijk. Om te voorkomen dat deze beleidsregels dat systeem zouden doorkruisen, is bepaald dat andere ontheffingen voor het autoluwe gebied buiten de venstertijden alleen verleend kunnen worden in dezelfde gevallen en onder dezelfde voorwaarden als de ontheffingen op grond van “Verordening ontheffingen autoluwe gebied Breda” en de “Nadere regels ontheffingen autoluwe gebied Breda” (lid 4).

 

De eerste categorie waarvoor ontheffing kan worden verleend heeft betrekking op calamiteiten (artikel 2.2). Hiervan is sprake als de werkzaamheden van de aanvrager een zodanig spoedeisend karakter hebben dat onevenredige schade aan mensen of goederen zou kunnen ontstaan indien men niet in de naaste omgeving van de uit te voeren werkzaamheden met een voertuig aanwezig is. Gedacht kan worden aan loodgieters (bij lekkages etc.) en bedrijven die koel/vries- en voedselbereidingsapparatuur moeten repareren.

 

De tweede categorie betreft gevallen waarin er sprake is van een directe verbondenheid van het voertuig aan de uit voeren werkzaamheden (artikel 2.3). Hieronder vallen ten eerste gevallen waarin op/aan het voertuig vast met dat voertuig verbonden apparatuur aangebracht is en welke apparatuur in de directe omgeving van de uit te voeren werkzaamheden beschikbaar moet zijn. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een hoogwerker. Ten tweede gaat het om gevallen waarin het voertuig tijdens de werkzaamheden onder handbereik aanwezig moet zijn omdat anders de werkzaamheden redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn en waarbij niet kan worden volstaan met laden en lossen van goederen en waarbij geen parkeerplaats in de directe omgeving aanwezig is. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan werkzaamheden waarvoor zware of veel (niet vast met het voertuig verbonden) materialen/gereedschappen/apparatuur nodig zijn die niet redelijkerwijs kunnen worden geladen en gelost voorafgaand aan of aansluitend op de uitvoering van de werkzaamheden en waarbij het voertuig ook niet in de directe nabijheid kan worden geparkeerd.

 

In artikel 2.3 komt het begrip “directe omgeving” voor. Wat de directe omgeving is zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld. Dit zal mede afhangen van de aard van de werkzaamheden en de straat (of het gedeelte ervan) waarin de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Er is daarom vanaf gezien om een concrete afstand in de beleidsregels te noemen (denk aan 50 of 100 meter) om te bepalen wat (nog) in de directe omgeving is. Dit maakt tevens maatwerk mogelijk.

 

De derde categorie waarin een ontheffing aan de orde kan zijn betreft de levering van zware of onhandelbare goederen of verse, gekoelde of bevroren producten (artikel 2.4). Voor zover het gaat om zware of onhandelbare goederen is het tevens van belang dat er in redelijkheid geen sprake is van een mogelijk alternatief (zoals een steekwagen of rolcontainer) voor het vervoeren van die goederen.

 

De vierde categorie ziet op evenementen (artikel 2.5). Onder het begrip evenement wordt hetzelfde verstaan als wat daaronder in de APV wordt verstaan. Daaronder vallen onder meer een braderie, een optocht en een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg. De ontheffing ten behoeve van het evenement kan uitsluitend worden verleend aan de organisator van het evenement. Voor zover er voor het evenement op grond van de APV een evenementenvergunning is vereist, kan de ontheffing uitsluitend worden verleend als de organisator beschikt over een evenementenvergunning. De ontheffing kan zowel betrekking hebben op het gebruik van voertuigen die nodig zijn voor het op- en afbouwen van het evenement als op voertuigen die worden gebruikt als onderdeel van het evenement. De ontheffing heeft dus bijvoorbeeld geen betrekking op bezoekers van een evenement.

 

In artikel 2.6 is een lijst met overige werkzaamheden en activiteiten opgenomen waarvoor (als ook aan het noodzakelijkheidscriterium wordt voldaan) een ontheffing kan worden verleend. De meeste categorieën spreken voor zich, maar een aantal ervan lichten wij nog kort toe:

 

g. een trouw- of rouwplechtigheid. Het gaat hier om vervoer en parkeren dat betrekking heeft op het burgerlijke huwelijk of het religieuze huwelijk respectievelijk op een rouwplechtigheid.

 

h. uitvoering van overheidstaken. Dit omvat bijvoorbeeld het ophalen van vuilnis en de taken van de gemeentelijke toezichthouders en Boa’s.

 

i. vervoer van natuurlijke personen in het kader van onder meer onderwijs, zorg en maatschappelijke ondersteuning. Het gaat hier om (taxi)vervoer van leerlingen, cliënten en patiënten van en naar locaties van onderwijs, zorg en maatschappelijke ondersteuning. Het vervoer van medewerkers van de betrokken organisaties voor bijvoorbeeld onderwijs, zorg of maatschappelijke ondersteuning valt niet onder deze categorie.

 

j. vervoer en parkeren dat plaatsvindt in het kader van zorgverlening door BIG-geregistreerde professionals. Op grond van deze categorie kunnen bijvoorbeeld huisartsen, verloskundigen en wijkverpleegkundigen een ontheffing verleend krijgen om bijvoorbeeld te komen van en naar en te parkeren in de directe omgeving van adressen die voor gemotoriseerd verkeer niet bereikbaar zijn. Vanwege de beperking tot zorgverlening voor BIG-geregistreerde zorgverleners, valt begeleiding of ondersteuning op grond van de Wmo 2015 niet onder deze categorie.

 

l. eenrichtingsverkeer Galderse meren. In het zomerseizoen wordt er rond de Galderse meren eenrichtingsverkeer ingesteld in verband met het aantal verkeersbewegingen. Als gevolg daarvan kunnen bewoners of werknemers hun in de directe omgeving van de Galderse meren gelegen woning of bedrijf niet of verminderd bereiken. Vanwege de relatief lange trajecten waarvoor eenrichtingsverkeer geldt en de daarmee verband houdende omrijdtijd, is besloten om dit geval expliciet in de beleidsregels te regelen. De beleidsregels bieden de mogelijkheid om in de toekomst ook andere gebieden waarin een vergelijkbare problematiek aan de orde zou kunnen zijn aan te wijzen als gebieden waarvoor een ontheffing kan worden verleend.

 

In artikel 2.7 is tot slot de mogelijkheid opgenomen om in geval van bijzondere omstandigheden een ontheffing te kunnen verlenen (mits ook aan het algemene noodzakelijkheidscriterium is voldaan). Omdat het niet op voorhand mogelijk is om te voorzien welke bijzondere omstandigheden zich kunnen voordoen is het lastig om daarvan concrete voorbeelden te geven. Als wordt gekeken naar situaties waarin door het college in de afgelopen jaren ontheffingen zijn verleend, zouden op grond van deze categorie bijvoorbeeld in bepaalde situaties ontheffingen kunnen worden verleend voor het niet hoeven opvolgen van bepaalde verkeersregels of verkeerstekens bij het gebruik van een speciale fiets voor mensen die zeer moeilijk ter been zijn of het parkeren door een standplaatshouder in de directe omgeving van zijn standplaats. Het gaat hier overigens uitsluitend om standplaatsen als bedoeld in artikel 5:16 van de APV en dus bijvoorbeeld niet vaste plaatsen op een week- of jaarmarkt of op een evenement. Een ontheffing op grond van een bijzondere omstandigheid kan overigens uitsluitend worden verleend indien a) de belangen van de aanvrager niet in strijd zijn met de belangen van doorstroming en de verkeersveiligheid en b) het verlenen van een ontheffing niet tot ongewenste precedentwerking leidt.

 

Hoofdstuk 3

 

In dit hoofdstuk is de aanvraagprocedure geregeld. Daarnaast zijn er in dit hoofdstuk voorschriften opgenomen over het wijzigen, tijdelijk ongeldig verklaren en het intrekken van verleende ontheffingen. Tot slot is een bepaling opgenomen over het verschuldigde tarief.

 

In artikel 3.1 wordt het verplichte gebruik van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier geregeld. Dit formulier staat op de website van de gemeente (www.Breda.nl). Het is mogelijk, maar niet verplicht, om het formulier digitaal via de website in te dienen. Burgers en ondernemers hebben ook de mogelijkheid om het formulier schriftelijk in te dienen.

 

Artikel 3.2 regelt welke gegevens en documenten er door de aanvrager moeten worden aangeleverd bij de gemeente als er een ontheffing wordt aangevraagd. Het is afhankelijk van het soort ontheffing dat wordt aangevraagd welke informatie er nodig is. Voor alle soorten ontheffingen geldt dat er in het kader van de aanvraag bepaalde basisinformatie moet worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld (als de ontheffing betrekking heeft op een motorvoertuig) het kenteken van het voertuig en de periode waarvoor de ontheffing nodig is (lid 1). Verder moet bij iedere aanvraag worden toegelicht en aangetoond door de aanvrager waarom de ontheffing noodzakelijk is (bijvoorbeeld waarom het nodig is om buiten de parkeervakken te parkeren) en ten behoeve van welke werkzaamheden of activiteiten de ontheffing wordt aangevraagd. Het aantonen van de werkzaamheden of activiteiten waarvoor een ontheffing nodig is kan bijvoorbeeld door het overleggen van een opdrachtbon of contract van uit te voeren werkzaamheden.

 

Als er een tijdelijke (maximaal drie maanden) of een langlopende ontheffing wordt aangevraagd dan moet er (als de ontheffing betrekking heeft op een voertuig waarvoor een kentekenplicht geldt) een kopie van het kentekenbewijs deel II of een kopie van het leasecontract worden verstrekt bij de aanvraag. Als de aanvraag voor een tijdelijke of langlopende ontheffing schriftelijk (dus niet via de website) wordt ingediend moet er tevens een kopie van een identiteitsbewijs respectievelijk de inschrijving in de Kamer van Koophandel worden verstrekt. Een dergelijke kopie is dus niet nodig als het aanvraagformulier via de website wordt ingediend (lid 2).

 

Als er een tijdelijke of langlopende ontheffing voor een evenement wordt aangevraagd geldt de verplichting voor de aanvrager om deels afwijkende en aanvullende informatie aan te leveren. Naast de algemene informatie (artikel 3.1) en een kopie van het identiteitsbewijs respectievelijk inschrijving in de Kamer van Koophandel als de aanvraag niet via de website wordt ingediend (artikel 3.2), moet de aanvrager de volgende informatie verstrekken:

  • -

    Een kopie van de verleende evenementenvergunning (indien een dergelijke vergunning voor het betreffende evenement vereist is);

  • -

    Een toelichting waarin de aanvrager beschrijft welke werkzaamheden er in directe relatie tot het evenement zullen worden uitgevoerd en waarbij een ontheffing noodzakelijk is en

  • -

    Als de organisator van het evenement gebruikmaakt van (andere) bedrijven in het kader van (de organisatie van) het evenement en er is ook een ontheffing voor voertuigen van deze (andere) bedrijven nodig, dan moeten de namen van de betreffende bedrijven en een kopie van de inschrijvingen van die bedrijven in de Kamer van Koophandel bij de aanvraag worden gevoegd.

Het is voorstelbaar dat het college in bepaalde gevallen nadere informatie nodig heeft om de aanvraag goed te kunnen beoordelen. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde (grotere) evenementen waarbij mogelijk gedetailleerde informatie over de organisatie van het evenement nodig is om de aangevraagde ontheffing goed te kunnen beoordelen. Als het college behoefte heeft aan dergelijke aanvullende informatie dan zal het college de aanvrager specifieke aanvullende vragen stellen of om specifieke aanvullende schriftelijke stukken vragen. Het college zal daarbij een redelijke termijn stellen. Van een redelijke termijn is in principe sprake als een termijn van twee weken wordt geboden, maar de beleidsregels laten de ruimte om afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval een kortere of langere termijn te hanteren (lid 4).

 

Als de aanvraag niet compleet is dan stelt het college de aanvrager (eenmalig) in de gelegenheid om de ontbrekende informatie alsnog aan te leveren. Hiervoor wordt een redelijke termijn gesteld. Van een redelijke termijn is in principe sprake als een termijn van twee weken wordt geboden, maar de beleidsregels laten de ruimte om afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval een kortere of langere termijn te hanteren (lid 5).

 

In artikel 3.3 is de maximale ontheffingsduur geregeld. Daarop is reeds in het algemene deel van de toelichting ingegaan.

 

Artikel 3.4 gaat over de beslistermijnen. Er gelden twee beslistermijnen. Voor ontheffingen voor één dag en tijdelijke ontheffingen geldt dat er in principe binnen vijf werkdagen na ontvangst van de complete aanvraag (dus inclusief alle daarbij benodigde informatie) op de aanvraag moet worden beslist. Benadrukt wordt dat het om werkdagen gaat. Als een aanvraag bijvoorbeeld op een vrijdag wordt ingediend betekent dit dat er uiterlijk op de vrijdag de week erop op de aanvraag moet zijn beslist. Voor een langlopende ontheffing of een tijdelijke of langlopende ontheffing voor een evenement geldt een langere beslistermijn van maximaal acht weken. Die langere termijn is nodig omdat de beoordeling van deze aanvragen veelal meer tijd in beslag nemen en het doorgaans ook niet onredelijk bezwaarlijk is voor de aanvrager om de aanvraag een ruimere termijn voor de start van het (volgende) jaar (langlopende ontheffingen) of evenement in te dienen. Als het niet lukt om binnen de beslistermijn van vijf werkdagen respectievelijk acht weken te beslissen dan heeft het college de mogelijkheid om de beslistermijn uiterlijk met vijf werkdagen respectievelijk acht weken te verdagen (lid 3).

 

Benadrukt wordt dat de hierboven genoemde termijnen pas beginnen te lopen als de aanvraag compleet is. De aanvrager die zo snel mogelijk een besluit wenst op zijn aanvraag heeft er dus belang bij om die aanvraag volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde stukken in te dienen. De aanvrager is er overigens altijd zelf voor verantwoordelijk dat hij tijdig voor de start van de activiteiten waarvoor een ontheffing nodig is een ontheffing aanvraagt. Het is verboden om zonder ontheffing de betreffende verkeersregels of verkeerstekens niet op te volgen.

 

In artikel 3.5 zijn de weigeringsgronden opgenomen. Een aanvraag kan in ieder geval worden geweigerd als de aanvraag niet voldoet aan de eisen uit deze beleidsregels. Bijvoorbeeld omdat het met het oog op de activiteiten waarvoor de ontheffing is aangevraagd niet noodzakelijk is om bepaalde verkeersregels of -voorschriften niet op te volgen of omdat de aanvraag geen betrekking heeft op een van de in de beleidsregels genoemde categorieën van activiteiten of werkzaamheden ten behoeve waarvan een ontheffing kan worden aangevraagd. Andere mogelijkheden om een ontheffing te weigeren zijn het verstrekken van feitelijk onjuiste gegevens bij de aanvraag, het aannemelijk is dat de aanvrager (bij de activiteiten ten aanzien waarvan de ontheffing wordt aangevraagd) niet voldoet aan (overige) wettelijke bepalingen of als redenen van openbaar belang, het belang van een goede doorstroming van het verkeer of de verkeersveiligheid aan het verlenen van een ontheffing in de weg staan.

 

In artikel 3.6 staan de gegevens genoemd die op een verleende ontheffing worden opgenomen. Het gaat dan om de naam en woon- of vestigingsplaats van de ontheffinghouder, in voorkomend geval het kenteken van het voertuig waarop de ontheffing betrekking heeft en een aantal overige gegevens met betrekking tot de verleende ontheffing (zoals de periode en het gebied waarvoor de ontheffing wordt verleend).

 

Artikel 3.7 bevat de voorschriften en beperkingen die aan een ontheffing (kunnen) worden verbonden. In het artikel staan ten eerste een aantal voorschriften en beperkingen die standaard aan een ontheffing worden verbonden (lid 2). Het gaat dan onder meer om voorschriften en beperkingen die het activiteit- en kentekengebonden karakter van de ontheffing waarborgen (lees: dat de ontheffing alleen mag worden gebruikt voor de activiteiten die in de ontheffing staan beschreven en alleen door voertuigen met het kenteken zoals opgenomen in de ontheffing).

 

Een ontheffing voor een evenement bevat geen omschrijving van het kenteken van het voertuig of de voertuigen waarop de ontheffing betrekking heeft. In plaats daarvan wordt aan de ontheffing voor een evenement het voorschrift verbonden dat de kentekens van de voertuigen die bij (de organisatie van) het evenement worden ingezet (uiterlijk) 24 uur voorafgaande aan de inzet van het voertuig, maar in ieder geval 48 uur na de inzet van het voertuig aan het college moeten worden doorgegeven (lid 3).

 

Naast de standaardvoorschriften en -beperkingen is het college ook bevoegd om specifieke voorschriften of beperkingen aan de ontheffing te verbinden in het belang van de verkeersveiligheid, het beschermen van weggebruikers en passagiers, het verbeteren van de leefbaarheid en bereikbaarheid en de handhaving van de Wegenverkeerswet 1994 (lid 4).

 

In artikel 3.8 is uitgewerkt in welke gevallen het college in ieder geval bevoegd is om een ontheffing in te trekken of te wijzigen. Dit kan in ieder geval wanneer de ontheffinghouder zich niet houdt aan de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen, er misbruik van de ontheffing is geconstateerd of als blijkt dat er bij de aanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt.

 

Op grond van artikel 3.9 is het college bevoegd om een ontheffing tijdelijk ongeldig te verklaren voor bepaalde straten, weggedeelten of bepaalde tijdstippen.

 

Hoofdstuk 4

 

In hoofdstuk 4 is een aantal slotbepalingen opgenomen.

 

In artikel 4.1 is een hardheidsclausule opgenomen die verplicht om van de beleidsregels af te wijken als dat voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot met de beleidsregels te dienen doelen. Deze hardheidsclausule stemt overeen met artikel 4:84 van de Awb waaruit dezelfde verplichting volgt. Het is niet mogelijk en wenselijk om op voorhand gevallen te beschrijven die onder de hardheidsclausule (kunnen) vallen. Dat zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld.

 

Op grond van het overgangsrecht uit artikel 4.2 blijven reeds voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels verleende ontheffingen (inclusief de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen) onverkort van kracht bij de inwerkingtreding van deze beleidsregels.

 

Artikel 4.3 en 4.4 regelen de inwerkingtreding en de citeertitel van deze beleidsregels.