Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Medemblik

BIBOB beleid gemeente Medemblik 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMedemblik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBIBOB beleid gemeente Medemblik 2022
CiteertitelBibob beleid gemeente Medemblik 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. Besluit Bibob
  3. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 3 van de Drank- en Horecawet
  5. artikel 4 van de Drank- en Horecawet
  6. artikel 27 van de Drank- en Horecawet
  7. artikel 30a van de Drank- en Horecawet
  8. artikel 31 van de Drank- en Horecawet
  9. Algemene plaatselijke verordening Medemblik
  10. artikel 30b van de Wet op de kansspelen
  11. artikel 30e van de Wet op de kansspelen
  12. artikel 30f van de Wet op de kansspelen
  13. artikel 30k van de Wet op de kansspelen
  14. artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  15. artikel 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  16. artikel 2.20 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  17. artikel 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  18. Besluit omgevingsrecht
  19. Algemene Subsidieverordening gemeente Medemblik
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-2022nieuwe regeling

13-12-2022

gmb-2022-563775

Z-22-434678

Tekst van de regeling

Intitulé

BIBOB beleid gemeente Medemblik 2022

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

gelet op:

 

  • de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • het Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • de artikelen 3, 4, 27, 30a en 31 van de Alcoholwet;

  • de artikelen 2:25, 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening Medemblik;

  • de artikelen 30b, 30e, 30f, 30k en 301 van de Wet op de kansspelen;

  • de artikelen 2.1, 2.17, 2.20 en 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • besluit omgevingsrecht

  • artikel 5 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Medemblik;

besluiten:

 

  • de ‘beleidsregel voor de horeca, prostitutie- en speelautomatenhal branche in het kader van de Wet BIBOB’ in te trekken.

  • het “Bibob beleid gemeente Medemblik 2022” vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

  • b.

    advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    beschikking: een beschikking zoals bedoeld in artikel 2 van de beleidsregel;

  • d.

    bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de vergunninghouder, de wederpartij (bij overeenkomsten);

  • f.

    Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, zoals bedoeld in artikel 8 van de wet.

  • g.

    Wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • h.

    De definities in artikel 1.1 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij hierover in artikel 1 anders is bepaald.

  • i.

    directie: de als zodanig door het college van B&W benoemde persoon/personen.

  • j.

    strategisch manager; de als zodanig door de directie benoemde leidinggevende.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels is bepaald, de wet toe met betrekking tot:

    • a.

      beschikkingen zoals bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet, met uitzondering van:

      • beschikkingen ter zake van een alcoholvergunning voor inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet;

      • beschikkingen ter zake van een alcoholvergunning waarbij de aanvraag uitsluitend dient voor het toevoegen of verwijderen van een leidinggevende;

    • b.

      beschikkingen zoals bedoeld in artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening(exploitatievergunning);

    • c.

      beschikkingen zoals bedoeld in artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening (seksbedrijf/escortbedrijf);

    • d.

      beschikkingen zoals bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening (evenementen) betreffende vechtsportevenementen.

    • e.

      de aanvraag als bedoeld in bedoeld in artikel 5 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Medemblik’, voorzover het een incidentele aanvraag betreft vanaf € 15.000;

    • f.

      beschikkingen zoals bedoeld in artikel 2:1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien het betreft: bouwactiviteiten waarvan de aanneemsom groter is dan € 500.000,- (excl. BTW);

    • g.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet milieubeheer) en in gevallen dat de inrichtingen vallen onder de risicocategorieën:

      • I.

        inrichtingen zoals genoemd in categorie 28 van bijlage 1 onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht, voor zover het betreft afvalbewerking- en verwerkingsbedrijven en bedrijven die actief zijn in grondverzet;

      • II.

        inrichtingen zoals genoemd in categorie 28 van bijlage 1 onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht, voor zover het betreft sloop- en autodemontagebedrijven;

      • III.

        inrichtingen zoals genoemd in categorie 3.1 van bijlage 1 onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht, voor zover het betreft vuurwerkopslagplaatsen.

    • h.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op de gevallen als bedoeld in artikel 2.2a, eerste lid onder b en tweede lid onder c tot en met f van het Besluit omgevingsrecht (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

    • i.

      indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie van een of meerdere partners van het samenwerkingsverband RIEC die een aanleiding vormen, onder andere door gebruik van de indicatorenlijst, om te vermoeden dat de beschikking zal worden misbruikt, dan zal het bestuursorgaan de wet toepassen bij:

      • de aanvraag als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen (vergunning voor het aanwezig hebben van een kansspelautomaat);

      • de aanvraag ontheffing als bedoeld in artikel 9 van de Winkeltijdenverordening Medemblik, (nachtwinkels) indien er sprake is van nieuwe ontheffing voor een nachtwinkel, overname van een bestaande nachtwinkel of wijziging van rechtsvorm van de onderneming;

      • de aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Medemblik (evenementenvergunning overige evenementen);

      • de aanvraag als bedoeld in artikel 2:72 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Medemblik (verkoop van vuurwerk);

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan ter zake van de in lid 1 sub a genoemde uitzonderingsgevallen van een betrokkene verlangen het Bibob-vragenformulier in te vullen indien de omstandigheden van het concrete geval daartoe aanleiding geven.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan ter zake van andere dan de in lid 1 sub d genoemde evenementen van betrokkene verlangen het Bibob-vragenformulier in te vullen indien de omstandigheden van het concrete geval daartoe aanleiding geven.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan ter zake van bouwactiviteiten die niet onder het toepassingsbereik van lid 1 sub f vallen, van een betrokkene verlangen het Bibob-vragenformulier in te vullen indien de omstandigheden van het concrete geval daartoe aanleiding geven.

  • 5.

    Het bestuursorgaan kan ter zake strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van een betrokkene te verlangen het Bibob-vragenformulier in te vullen indien de omstandigheden van het concrete geval daartoe aanleiding geven.

  • 6.

    Het bestuursorgaan kan ter zake de gunning van overheidsopdrachten, van een betrokkene verlangen het Bibob-vragenformulier in te vullen indien de omstandigheden van het concrete geval daartoe aanleiding geven.

  • 7.

    Het bestuursorgaan kan ter zake een beschikking zoals bedoeld in artikel 5 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Medemblik’ en die niet valt onder lid 1 sub e van dit artikel, van een betrokkene verlangen het Bibob-vragenformulier in te vullen indien de omstandigheden van het concrete geval daartoe aanleiding geven.

  • 8.

    De gemeente kan de wet toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1 van de Wet Bibob waarbij de gemeente als partij betrokken is. Dit geldt voor alle huurtransacties vanaf € 25.000, uitgaande van een jaarhuur, en overige vastgoedtransacties vanaf € 50.000. Voorafgaand aan de onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij door middel van een integriteitsverklaring in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure. Vanaf gemelde drempelbedragen dient altijd een Bibob-vragenformulier te worden ingevuld, als bedoeld in artikel 6.

  • 9.

    Een integriteitsverklaring maakt een onlosmakelijk deel uit van iedere vastgoedtransactie. Bij alle vastgoedtransacties, ook beneden de in lid 1 genoemde drempelbedragen vindt een screening plaats, mede aan de hand van een indicatorenlijst. Vervolgens kan worden besloten om een Bibob-toets op te starten. Afhankelijk van de uitkomst van de screening en/of de Bibob-toets, worden de onderhandelingen wel of niet opgestart.

  • 10.

    Het bestuursorgaan zal de wet toepassen bij vastgoed – en grondtransacties en bij de gunning van overheidsopdrachten, indien:

    • o

      vanuit ambtshalve bekende informatie of eigen bevindingen en/of;

    • o

      vanuit één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of;

    • o

      vanuit:

      • het OM als tip ex artikel 26 Wet Bibob;

      • het bureau als tip ex artikel 11 en 11a Wet Bibob (wanneer op basis van artikel 11 a van de wet het bureau betrekking hebbend op informatie dat de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het bureau);

      • een ander bestuursorgaan (wanneer de Wet Bibob daartoe is uitgebreid);

    informatie wordt ontvangen, waarbij sprake is van mindere mate danwel ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • 11.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, kan de betreffende strategisch manager gemotiveerd besluiten dat er geen BIBOB toets wordt gedaan. De directie wordt van zijn besluit altijd in kennis gesteld.

Artikel 3 Overige situaties waarin de wet wordt toegepast

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal naast hetgeen in de voorgaande artikelen met betrekking tot de aangevraagde beschikkingen is bepaald, bij iedere aangevraagde beschikking, reeds verleende beschikking of in het geval van een aanvraag om een beschikking anders dan op grond dan genoemd in artikel 2 van deze beleidsregel, en Bibob-toets uitvoeren, indien er op grond van:

    • ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Landelijk Bureau Bibob, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip), aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal tevens een Bibob-toets uitvoeren indien blijkt, dat tegen betrokkene van een beschikking elders in het land in de achterliggende periode van 2 jaar bij een aanvraag, een ernstige mate van gevaar is vastgesteld.

Artikel 4 Beoordeling en eigen onderzoek

  • 1.

    Nieuw ingediende aanvragen om beschikking worden zoveel als mogelijk eerst beoordeeld conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van betreffende beschikking (subsidiariteitsbeginsel).

  • 2.

    Indien aan het reguliere eisen wordt voldaan en indien op grond van deze beleidsregel het Bibob vragenformulier is uitgereikt, voert het bestuursorgaan een Bibob-toets uit. Indien deze toets hiertoe aanleiding geeft, dan zal de informatiepositie van het bestuursorgaan worden versterkt door een verzoek om informatie bij de politie en/of de Justitiële Informatiedienst en/of het RIEC en/of een verzoek om advies bij het bureau.

  • 3.

    Het bestuursorgaan zal in geval van artikel 2.1 onder c bij een reeds verleende beschikking periodiek een Bibob-toets uitvoeren deze start in 2025 en wordt een keer in de 4 jaar uitgevoerd.

  • 4.

    De Bibob-toets zal niet worden uitgevoerd in ieder geval de aanvraag afkomstig is van:

    • overheidsinstanties

    • semi overheidsinstanties

    • toegelaten woning(bouw)corporaties

  • 5.

    De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan.

  • 6.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking dan wel het beoordelen van de reeds verleende beschikking of het aangaan van een transactie en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden en;

    • b.

      het verzamelen bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob vragenformulier en bijbehorende bijlagen is verstrekt door de betrokkene alsmede van gegevens die zijn gekregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC samenwerkingsverband en andere bronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.

  • 7.

    Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar zoals vermeld in de titel 3 van de wet, dan wordt het advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het bureau.

Artikel 5 Advies bureau BIBOB

Er zijn drie aanleidingen die in een concreet geval leiden tot een verzoek om advies aan het Bureau:

  • 1.

    Een officier van Justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag van een vergunning, dan wel een bestaande vergunning, een advies aan het bureau te vragen.

  • 2.

    Ten aanzien van een bestaande vergunning doen zich nieuwe feiten of omstandigheden voor die reden geven tot een Bibob-onderzoek.

  • 3.

    Na het eigen onderzoek van de gemeente blijven vragen bestaan over;

    • de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

    • de financiering van het bedrijf;

    • de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

    • (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten,of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

    • (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

Artikel 6 Vragenformulier

  • 1.

    Ingeval van een aanvraag om een beschikking of vastgoedtransactie, zoals omschreven in artikel 2 van deze beleidsregel, vult betrokkene het Bibob-vragenformulier in.

  • 2.

    Betrokkene vult tevens het Bibob-vragenformulier in indien er feiten/omstandigheden zijn die aanleiding kunnen zijn de vergunning in te trekken.

  • 3.

    Weigering van betrokkene om in geval van een aanvraag het Bibob-vragenformulier in te vullen, leidt tot niet-ontvankelijk verklaring van de aanvraag.

  • 4.

    Weigering van betrokkene om bij een reeds verleende beschikking het Bibob-vragenformulier in te vullen,kan aangemerkt worden als ernstig gevaar (art. 4 lid 1 wet).

Artikel 7 Motivering

De adviesaanvraag aan het Bureau wordt vergezeld van een motivering van de adviesaanvraag.

Artikel 8 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Landelijk Bureau. Betrokkene wordt daarbij ook gewezen op de opschorting van de beslistermijn waarbinnen de beschikking moet worden gegeven als bedoeld in artikel 31 van de wet.

  • 2.

    In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid van dit artikel toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 9  

Indien advies gevraagd is aan het Bureau over een aanvraag, kan betrokkene geen beroep doen op de rechten uit de eventueel te verlenen beschikking totdat het bestuursorgaan beslist heeft op de beschikkingsaanvraag.

Artikel 10 Meldingsplicht aan het bureau

Indien de gemeente na het eigen onderzoek, zonder advies van het Bureau, concludeert tot een ernstig gevaar of mindere mate van gevaar, meldt men dit onverwijld aan het Bureau, ook wanneer de gemeente redelijkerwijs vermoedt dat een betrokkene zich vanwege het toepassen van deze Wet Bibob terugtrekt uit de procedure nadat een eigen onderzoek is gestart. De meldplicht start vanaf het moment dat een eigen onderzoek is gestart (art. 7a, lid 8, Wet Bibob).

Artikel 11. Overgangsrecht

  • 1.

    Bij reeds lopende aanvragen wordt niet om het invullen van Bibob-vragenformulieren gevraagd én de aanvragen worden niet als incompleet gezien als de Bibob-vragenformulieren ontbreken.

  • 2.

    De onderhavige beleidsregel wordt wel toegepast bij lopende aanvragen in de situatie dat verkregen informatie van het LBB en/of informatie verkregen van een of meerdere partners van het samenwerkingsverband RIEC en/of de door het Openbaar Ministerie gedane verwijzing naar de mogelijkheid tot het vragen van een advies bij het Landelijk Bureau ingevolge artikel 26 van de wet (OM-tip), aanleiding geeft alsnog een Bibob-toets uit te voeren.

  • 3.

    Voor de eerste zin van artikel 2 lid 1 van deze beleidsregel geldt voor de periode van inwerkingtreding tot 1 januari 2025 de volgende tekst: “het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel is bepaald de wet toepassen met betrekking tot:”

  • 4.

    Het college c.q. de burgemeester kan besluiten dat de afwijking genoemd in het vorige lid eerder eindigt dan 1 januari 2025.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 13 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Bibob beleid gemeente Medemblik 2022”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik, gehouden op 13 december 2022.

De secretaris,

A. Griekspoor

De burgemeester,

D. Straat

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Medemblik op 13 december 2022

De burgemeester,

D. Straat

Toelichting BIBOB beleid gemeente Medemblik 2022

1. Inleiding

Op 1 oktober 2022 is de tweede tranche van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in werking getreden. Met de wet Bibob wordt het openbaar bestuur in staat gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen van vergunningen en subsidies en het gunnen van opdrachten in het kader van aanbestedingen. De wet Bibob is bedoeld als een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. De wet Bibob maakt het mogelijk de integriteit van de aanvrager en de bij de aanvraag betrokken (rechts)personen te beoordelen.

 

Waarom een beleidsregel

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidsregel, waarin zowel het college als de burgemeester als bestuursorgaan duidelijk aangeeft op welke wijze de wet Bibob door hen toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die mogelijkerwijs aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient (juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument) weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

 

Uitgangspunten wet Bibob algemeen

De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten van de wet. Het Bibob-instrumentarium moet worden gezien als een ultimum remedium. De toepassing van de wet Bibob is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren of een subsidie in te trekken. De gemeente dient nadrukkelijk eerst andere mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt.

De reikwijdte van de wet Bibob strekt zich uit tot de sectoren waarvan de dreiging van criminele activiteiten en inmenging het grootst is. Meer specifiek worden deze benoemd in de wet Bibob zelf en de sectoren die bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) zijn aangewezen (Besluit Bibob).

 

Doel

De wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. De gemeente beoogt met toepassing van de wet Bibob te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast. Door de inzet van de wet Bibob wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

 

2. De wet Bibob in het kort

De wet Bibob stelt bestuursorganen in staat om beschikkingen te weigeren of in te trekken wanneer:

  • 1.

    Er ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede gebruikt zal worden om:

    • a.

      uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of;

    • b.

      het plegen van strafbare feiten (artikel 3 lid 1).

  • 2.

    Indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (artikel 3 lid 6). Daarnaast stelt de wet Bibob bestuursorganen in staat om bij mindere mate van gevaar aan de beschikkingvoorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

3. Procedure

Hoe verloopt een Bibob-procedure?

Een Bibob-procedure begint meestal met de aanvraag van een vergunning of andere beslissing. Soms vormt een tussentijds signaal zoals een tip van het OM of het LBB aanleiding om een onderzoek te beginnen.

 

3.1 Eigen onderzoek

Bestuursorganen verrichten vervolgens eigen onderzoek om een eerste inschatting van de risico’s te maken. Hiervoor maken zij onder meer gebruik van open bronnen en Bibob-vragenlijsten die aan de betrokkene uitgereikt worden. Ook hebben bestuursorganen de bevoegdheid om bepaalde informatie bij de politie, het OM en de Justitiële informatiedienst op te vragen. Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s) kunnen bestuursorganen bij het eigen onderzoek ondersteuning bieden. Bij het overgrote deel van dit eigen onderzoek komen geen risico’s aan het licht. Bestuursorganen gaan dan verder met de reguliere besluitvorming.

 

Als een bestuursorgaan zelf voldoende informatie heeft weten te verzamelen waaruit blijkt dat er sprake is van een situatie als omschreven in artikel 3 van de wet kan het bestuursorgaan rechtstreeks overgaan tot weigering of intrekking van de beschikking. Indien de betrokkene in geval van het indienen van een aanvraag om een vergunning weigert mee te werken aan het (volledig) invullen van voornoemd Bibob-vragenformulier dan leidt dit tot niet-ontvankelijkheid van de aanvraag. Er is dan immers niet voldaan aan de voor een aanvraag geldende indieningsvereisten.

 

3.2 Onderzoek Landelijk Bureau Bibob

Als er wel aanwijzingen voor crimineel misbruik zijn, kunnen bestuursorganen het LBB om advies vragen. In dat geval zal het LBB een diepgravend en uitgebreid onderzoek uitvoeren. Daarbij kunnen onder andere de volgende partijen geraadpleegd worden:

  • Het Openbaar Ministerie

  • De Nationale Politie

  • De andere (bijzondere) opsporingsdiensten

  • Het CJIB en JustID (strafbladen)

  • De Belastingdienst, inclusief:

    • -

      de FIOD

    • -

      de Douane

    • -

      de Dienst Toeslagen

  • Uitkeringsinstanties, zoals:

    • -

      het UWV

    • -

      de SVB

    • -

      gemeentelijke sociale diensten

  • Inspecties, zoals:

    • -

      de NVWA

    • -

      de Inspectie SZW

    • -

      de Inspectie Leefomgeving en Transport

Uiteindelijk brengt het LBB een gemotiveerd advies uit aan het bestuursorgaan. De landelijke Bibob-Officier van Justitie toetst conceptadviezen nog wel om strafvorderlijke belangen te waarborgen.

 

Het advies van het Bureau kan drie uitkomsten hebben met betrekking tot de mate van gevaar in de zin van artikel 3 van de wet:

  • er is geen sprake van ernstige mate van gevaar;

  • er is sprake van een mindere mate van gevaar, of;

  • er is sprake van een ernstige mate van gevaar.

Het bestuursorgaan kan het advies al dan niet gebruiken ter motivering van een besluit. Het ligt voor de hand dat de vergunning in het eerste geval zal worden verleend, dan wel niet zal worden ingetrokken. In het tweede geval kan worden overwogen om extra voorschriften te verbinden aan de vergunning gericht op het wegnemen of beperken van het gevaar dat de vergunning voor criminele doeleinden wordt misbruikt (artikel 3 lid 7 wet). In het geval van een ernstige mate van gevaar kan het bestuursorgaan overwegen om een aangevraagde vergunning te weigeren of een verleende vergunning in te trekken.

Voor iedereen die krachtens de wet Bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde,geldt op grond van artikel 28 van de wet Bibob een geheimhoudingsplicht.

Dit betekent dat een bestuursorgaan een Bibob-advies niet aan anderen mag doorgeven (behoudens een aantal in artikel 28 van de wet Bibob genoemde uitzonderingen). Een bestuursorgaan zal, indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een Bibob-advies, de aanvrager/vergunninghouder in de gelegen moeten stellen zijn zienswijze over het voornemen naar voren te brengen (artikel 33 wet). Eventuele derden die in dit advies worden genoemd zijn belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten, indien te verwachten is dat zij tegen het voornemen tot weigeren of intrekken van de vergunning bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Derden hebben overigens niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien, maar alleen dat deel dat betrekking op hen heeft.

 

4. Noodzaak vaststellen Bibob -beleidsregel

Bij bestuursorganen ligt de beslissing al dan niet een Bibob-advies aan te vragen. Vanwege deze keuze- of beleidsvrijheid verdient het de voorkeur dat dit gebeurt op basis van een beleid waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen een advies wordt aangevraagd bij het Bureau. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die aan een Bibob-onderzoek zouden kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing van de door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing. Met name de afweging om al dan niet tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient - juist met het oog op het ingrijpende karakter van dit instrument- weloverwogen en met inachtneming van beginselen van behoorlijk bestuur te gebeuren.

Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

 

5. Beleidsregel Medemblik

5.1 Het Bibob-instrumentarium zal in de gemeente Medemblik worden toegepast met betrekking tot:

 

1. Alcoholvergunning

Uit onderzoek naar de dreiging van de georganiseerde misdaad in bepaalde economische

sectoren is gebleken dat bepaalde sectoren, zoals de horecasector, gevoelig zijn voor georganiseerde criminaliteit. Verenigingen, clubs, stichtingen en buurthuizen die op grond van artikel 4 Alcoholwet met een “beperkte” drank- en horecavergunning, de niet-commerciële of paracommerciële inrichtingen, opereren zonder winstoogmerk. De exploitatie van deze inrichtingen is voor de georganiseerde criminaliteit dan ook normaliter niet interessant. Derhalve is deze categorie horeca-inrichtingen uitgesloten van de werkingssfeer van het Medemblikse Bibob-beleidsregel.

 

2. Exploitatievergunning

Door de exploitatievergunning ex. artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening Medemblik onder de werkingssfeer van deze beleidsregel te brengen, worden (na 1-1-2025) alle aanvragen voor een exploitatievergunning aan een Bibob-toets onderworpen.

Voor horecaondernemers wordt de wet Bibob reeds toegepast bij Alcohol Vergunningen (voorheen Drank- en horecavergunningen). Deze vergunningen hebben een looptijd voor onbepaalde tijd. Dit houdt in dat alleen op het moment van de aanvraag een Bibob-toets kan plaatsvinden. Nadat een vergunning is verleend, kan er nog wel een Bibob-onderzoek ingesteld worden als er feiten/ omstandigheden bekend worden die dit rechtvaardigen.

Voor een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet geldt dat er een vrijstelling is voor de verplichting om een exploitatievergunning te hebben. De APV voorziet in een mogelijkheid om de vrijstelling in bepaalde situaties in te trekken. Dat heeft dan als gevolg dat de onderneming in strijd gaat handelen met artikel 2:28 APV (Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.)

 

3. Coffeeshops

In de gemeente Medemblik geldt een nulbeleid ten aanzien van coffeeshops. Daarom wordt er in deze beleidsregel geen aandacht besteed aan coffeeshops.

 

4. Seksinrichtingen/escortbedrijven; speelautomatenhallen

Seksinrichtingen/escortbedrijven en speelautomatenhallen zijn branches die, evenals de horecabranche,kwetsbaar zijn voor ernstige of georganiseerde vormen van criminaliteit.

 

5. Kansspeelautomatenhal

De gemeenten Medemblik hanteert een nulbeleid ten aanzien van speelautomatenhallen. Nulbeleid houdt in dat er geen enkele speelautomatenhal binnen de gemeente is en wordt toegelaten.

 

6a. Bouw

Net als de hiervoor genoemde branches is de bouwbranche kwetsbaar voor ernstige of

georganiseerde vormen van criminaliteit. Het is echter niet wenselijk alle aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw aan een toetsing op basis van de wet Bibob te onderwerpen. Een selectieve aanpak is op basis van het proportionaliteitsbeginsel wenselijk. Toepassing van het Bibob-instrumentarium is immers een zwaar middel dat ingrijpt in de privacy van de aanvragers van een vergunning en overige betrokkenen. Daarnaast dienen de lasten voor de burgers en de gemeente beperkt te blijven.

 

6b. Milieu inrichtingen

Ook de milieubranche is kwetsbaar voor ernstige vormen georganiseerde criminaliteit. Daarom is in de beleidsregel ook opgenomen dat er een Bibob-toets plaatsvindt bij afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven, bedrijven actief in het grondverzet, sloop- en autodemontagebedrijven en vuurwerkopslagplaatsen.

 

7. Evenementenvergunning

Het is niet de bedoeling dat een Bibob-toets op alle evenementenvergunning wordt toegepast. De gemeente zal moeten kunnen aantonen dat de specifieke tak van evenementen vatbaar is voor criminele beïnvloeding. Voor vechtsportevenementen geldt dat aangetoond is dat deze vatbaar zijn voor criminele beïnvloeding. Uit een analyse van de politie, alsmede het RIEC, is naar voren gekomen dat er een ongewenste vervlechting is tussen de boven- en onderwereld bij vechtsportevenementen. Hierbij valt vooral de rol van organisatie en sponsoren op.

 

8. Vastgoedtransacties / gunningsbeslissing

Op grond van artikel 5 en 5a van de wet Bibob kan een rechtspersoon met een overheidstaak het Landelijk Landelijk Bureau Bibob om advies vragen over een partij met wie een vastgoedtransactie is of wordt aangegaan danwel over een gegadigde voor een overheidsopdracht:

  • 1.

    voordat een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie / gunning van een opdracht;

  • 2.

    in het geval dat bij een vastgoedtransactie of gunning is bedongen dat de overeenkomst kan worden opgeschort of ontbonden dan wel de rechtshandeling kan worden beëindigd indien zich één van de onderstaande situaties zoals omschreven in artikel 9, lid 3 wet.

Schematisch ziet de beleidsregel er als volgt uit:

 

Bibob-toets ‘standaard’

Bibob-toets ‘kan-bepaling’

Tot 1 januari 2025 geldt er in het kader van overgangsrecht ook voor de standaard Bibob-toets de ‘kan-bepaling’

Alcoholvergunning: commerciële (natte) horeca en slijterijen

Alcoholvergunning voor paracommerciële inrichtingen

Aanvragen voor wijziging toevoegen / verwijderen van leidinggevende.

Exploitatievergunning

Evenementenvergunning: vechtsportevenementen.

Evenementenvergunning: andere evenementen.

Vergunning seks- of escortbedrijf

Wabo-vergunning voor bouwactiviteiten met aanneemsom > € 500.000

Wabo-vergunning voor bouwactiviteiten met aanneemsom ≦ € 500.000

Wabo-vergunning milieu

  • -

    afvalbewerking- en verwerkingsbedrijven en bedrijven actief in grondverzet;

  • -

    sloop- en auto-demontagebedrijven

  • -

    vuurwerkopslagplaatsen.

Wabo-vergunning strijdig gebruik.

Subsidieverstrekking > € 15.000

Subsidieverstrekking ≦ € 15.000

Gunning van overheidsopdrachten

Vastgoedtransacties

huur > € 25.000 op jaarbasis

overige vastgoedtransacties > € 50.000

 

Bijlage 1: Integriteitsverklaring

Integriteitsverklaring bij grondtransacties per contractpartij

 

De gemeente Medemblik vindt het belangrijk om eerlijk en integer zaken te doen. Dit betekent ook dat de gemeente contractpartners vraagt om integer en eerlijk te zijn. Deze integriteitstoets richt zich op hoe u de financiering heeft geregeld en waar dit geld vandaan komt. Ook wil de gemeente graag weten hoe u uw bedrijf of concern georganiseerd heeft. Door ondertekening van dit formulier verklaart u dat bepaalde integriteitsrisico’s niet op uw bedrijf of concern van toepassing zijn. Als uw antwoorden daartoe aanleiding geven, dan zal de gemeente met u een gesprek aangaan zodat u een reactie kunt geven op de bevindingen van de gemeente.

 

Het niet (volledig) beantwoorden van vragen en/ of niet (volledig) overleggen van de gevraagde bijlagen kan ertoe leiden dat de gesprekken om te komen tot een koopovereenkomst worden afgebroken of een reeds gesloten koopovereenkomst wordt opgeschort of beëindigd.

 

Wordt de grondtransactie gesloten als een natuurlijk persoon -> vul de gegevens in bij 1 en ga daarna verder met vraag 3, etc.

Wordt de grondtransactie gesloten als een rechtspersoon -> vul de gegevens in bij 2 en ga daarna verder met vraag 3, etc.

 

  • 1.

    Gegevens contractpartij (natuurlijke persoon)

Achternaam

 

Voornaam

Geboortedatum

Woonplaats

postcode

straat, huisnummer

burgerservicenummer

telefoonnummer

e-mailadres

 

  • 2.

    Gegevens contractpartij (rechtspersoon)

Ondernemingsvorm

(stichting, BV, NV, vereniging)

 

Statutaire naam

Statutaire vestigingsplaats

Handelsnamen

Kvk-nummer

telefoonnummer

e-mailadres

Statutair bestuurder

naam

geboortedatum

adres

postcode

woonplaats

burgerservicenummer

! Voeg een organogram toe

! Voeg de balans en de winst- en verliesrekening bij van het laatste boekjaar

 

  • 3.

    Betrokken bij andere ondernemingen

Is de contractspartij (bestuurder / vennoten) in de afgelopen 5 jaar betrokken geweest bij andere Nederlandse en / of buitenlandse ondernemingen?

Naam:

Onderneming:

Naam:

Onderneming:

Naam:

Onderneming:

Naam:

Onderneming:

Naam:

Onderneming:

 

  • 4.

    Financiering vastgoedtransactie

Grondbod

Te financieren uit eigen vermogen

Te financieren uit vreemd vermogen

Naam financier:

Te financieren uit vreemd vermogen

Naam financier:

Te financieren uit vreemd vermogen

Naam financier:

! Voeg bewijsstuk toe van het aandeel eigen vermogen

! Voeg een kopie toe van de financieringsovereenkomst

 

  • 5.

    Gebruik van het vastgoed

Wordt het vastgoedobject gekocht door een belegger of een eindgebruiker?

Belegger / eindgebruiker*

Naam:

*doorhalen wat niet van toepassing is.

Wat is de hoogte van de belegging?

 

  • 6.

    Afdragen van sociale zekerheidsbijdragen en belastingen

Voldoet u aan uw verplichtingen ten aanzien van de betaling van sociale zekerheidsbijdragen en/of belastingen, overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar u gevestigd bent?

 

 

  • 7.

    In negatieve zin in aanraking geweest met politie, justitie, bestuur of belastingdienst

Bent u de afgelopen vijf jaar in negatieve zin in aanraking geweest met politie, justitie, bestuur of belastingdienst?

 

 

  • 8.

    Ondertekening contractspartij

Met de ondertekening verklaar ik dat ik de verplichte bijlagen heb bijgevoegd en dat ik dit formulier naar waarheid heb ingevuld.

Naam

 

Datum

Handtekening

 

Bijlage 2: Indicatorenlijst

Deze indicatorenlijst behoort bij het Bibob beleid gemeente Medemblik 2022, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Medemblik en door de burgemeester van Medemblik.

 

Indicatoren die aanleiding kunnen vormen tot het instellen van een onderzoek als bedoeld in artikel 4 van de beleidsregel c.q. tot het inwinnen van een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, zijn vermeld in de onderstaande lijst. Deze lijst is niet limitatief, ook andere gronden kunnen aanleiding vormen tot het instellen van een onderzoek.

 

Komt de indicator voor?

Ja

Nee

nvt

De bedrijfsstructuur 

Inrichting/organisatie

  • onduidelijke, ondoorzichtige, a-typische en/of gecompliceerde organisatiestructuur in relatie tot de aard en omvang van de onderneming.

  • niet duidelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is.

  • onderneming biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten zoals illegaal gokken, illegale prostitutie, mensenhandel/smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel.

  • melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, illegale prostitutie, illegale vrouwen, drugsdealers, hennepteelt.

  • a-typische (oneigenlijke) activiteiten vinden plaats in en rond de inrichting.

  • heropening van het pand na langere periode van sluiting, eventueel als gevolg van een bestuursrechtelijke herstelsanctie.

  • functiewijziging van pand of inrichting.

  • ongebruikelijke plaats om exploitatie van het in de aanvraag vermelde bedrijfstype te starten.

  • onduidelijk of geen ondernemingsplan/bedrijfsplan.

De bedrijfsstructuur 

Persoon aanvrager / exploitant

  • leidinggevende / beheerder is mogelijk niet de of niet alleen de in de aanvraag vermelde leidinggevende (katvanger of stroman).

  • aanvrager is geen officiële leidinggevende / beheerder.

  • wijziging in exploitant kort na eerdere vergunningverlening.

  • In een vergunning vermelde exploitant is zelf vaak niet aanwezig.

De financiering

Inrichting

  • onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand.

  • huurder huurt of koper koopt van een persoon waarvan de integriteit twijfelachtig is.

  • zeer hoge waarborgsom vereist of geen waarborgsom terwijl dit in de markt gelet op kredietrisico of de hoogte van de verplichtingen gebruikelijk is.

  • extreem hoge/lage huur voor de betreffende branche, ongebruikelijke betalingswijze huurpenningen (bijvoorbeeld contant of in natura), ongebruikelijke betaalperiode.

  • aanvrager heeft veel panden in bezit, veel panden in korte tijd in bezit verworven.

  • onduidelijke of ongebruikelijke financiering van de panden.

Financiering

Persoon aanvrager/exploitant

uitkering Sociale Dienst.

verdachte financiering (vermoedens dat de gelden afkomstig zijn uit het criminele circuit).

ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van de gangbare wijze van financieren.

ongebruikelijke financier.

Verliesgevende exploitatie vorige of andere onderneming.

Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

Persoon aanvrager/exploitant

binnen de gemeente gebruikt de aanvrager het “lobbycircuit”.

problemen met identificatie, alleen origineel is rechtsgeldig.

exploitant / beheerder zelden aanwezig in de inrichting.

minder voor de hand liggende personen vragen vergunning aan.

minder voor de hand liggende aanvraag voor deze aanvrager.

aanvrager heeft tot recent in het buitenland verbleven.

aanvrager heeft geen vakkennis.

antecedenten in relatie tot openbare orde (heling, drugs, wapens, geweld).

aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht, privé-chauffeur of gecontroleerd door een branchevreemde adviseur / jurist.

aanvrager is bekend uit criminele circuit, eventueel politie-informatie.

aan de aanvrager is al vaker een vergunning geweigerd of anderszins reeds eerder negatief met de gemeente in contact gekomen (bijvoorbeeld via handhavingsacties).

Overig

formulieren onvolledig ingevuld.

‘verdacht’ of tot recent onbekend woonadres, alleen postbus als correspondentieadres, veel mensen op één adres.

aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon.

Al dan niet anonieme tip over de betreffende aanvrager, de betrokkene, leidinggevende(n) of financierder.

Behandelend ambtenaar wordt of voelt zich bedreigd/onder druk gezet.

Valsheid in geschifte bij aanvraag (bijvoorbeeld valse diploma’s, huurcontracten, ID-papieren e.d).

Algemeen geldende - en beleidsindicatoren

Inrichting ligt in:

kwetsbare wijk, opeenstapeling van ‘probleem-inrichtingen’

aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied

aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche