Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leidschendam-Voorburg

Verordening inburgering Leidschendam-Voorburg 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeidschendam-Voorburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening inburgering Leidschendam-Voorburg 2022
CiteertitelVerordening inburgering Leidschendam-Voorburg 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 121 van de Gemeentewet
  2. Wet inburgering 2021
  3. Participatiewet
  4. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-12-2022vervanging van de Verordening inburgering Leidschendam-Voorburg 2016

06-12-2022

gmb-2022-562690

2562

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening inburgering Leidschendam-Voorburg 2022

De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

gelezen het voorstel van het college van 13 september 2022, kenmerk 2562;

gelet op artikel 121 van de Gemeentewet, de Wet Inburgering 2021, de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht;

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Leidschendam-Voorburg;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de ‘Verordening inburgering Leidschendam-Voorburg 2022’:

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

  • b.

    inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

  • c.

    MAP: de module Arbeidsmarkt en Participatie, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder b van de Wet inburgering 2021;

  • d.

    PIP: persoonlijk plan inburgering en participatie, bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

  • e.

    wet: de Wet inburgering 2021.

 

Artikel 2 Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

  • 1.

    Wanneer een inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ontvangt en zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het PIP, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur verlaging van de uitkering plaats op grond van artikel 18 Participatiewet en de verordening zoals bedoeld in artikel 8 eerste lid onder a Participatiewet. Het gaat hierbij om verplichtingen en afspraken anders dan in het aanbod in de MAP. Het college legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de wet op.

  • 2.

    Wanneer een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en aan overige afspraken en verplichtingen in het PIP, legt het college bij voorkeur een boete op grond van de wet op. Het college verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 3.

    Bij de keuze tussen i) handhaving op grond van de Participatiewet door een verlaging van de uitkering en ii) handhaving op grond van de wet via een boete weegt het college ook af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor de inburgeringsplichtige, naar zijn oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect, te weten het succesvol voltooien van het inburgeringstraject.

  • 4.

    In de brief (beschikking) aan de inburgeringsplichtige vermeldt het college of er een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

 

Artikel 3 Verrekenen boete met bijstandsuitkering

  • 1.

    Het college kan de bestuurlijke boete, die op grond van de wet aan de inburgeringsplichtige is opgelegd, verrekenen met de algemene bijstandsuitkering.

  • 2.

    Verrekening vindt plaats zoals geregeld in artikel 4:93 van de Algemene wet bestuursrecht. Hierbij wordt rekening gehouden met een fictieve draagkracht van 5 procent van bijstandsnorm die van toepassing is, inclusief vakantietoeslag.

 

Artikel 4 Intrekking oude verordening en overgangsbepaling

  • 1.

    De Verordening Wet inburgering gemeente Leidschendam-Voorburg 2016 wordt ingetrokken.

  • 2.

    De Verordening Wet inburgering gemeente Leidschendam-Voorburg 2016 blijft wel van toepassing op degene die op grond van de Wet inburgering inburgeringsplichtig is op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet.

 

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening inburgering Leidschendam-Voorburg 2022’.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 december 2022,

de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg,

de griffier, de voorzitter,

A.G. Joosten, J.G. Bijl

BIJLAGE

 

Toelichting

Algemene toelichting

De Wet inburgering 2021 kent aan de gemeenteraad geen bevoegdheid toe tot het maken van een verordening in medebewind. Dit laat onverlet dat de gemeenteraad op grond van artikel 121 van de Gemeentewet nog wel de autonome bevoegdheid heeft om een zogenoemde posterieure verordening te maken. Het mag daarin gaan over onderwerpen ten aanzien waarvan door wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen is voorzien, voor zover de verordening van de gemeenteraad niet met die wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen in strijd is. In deze verordening is gebruik gemaakt van deze bevoegdheid.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1Begripsbepalingen

Behoeft geen toelichting.

 

Artikel 2 Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

Op grond van het PIP als bedoeld in artikel 15 Wet inburgering 2021 rusten er verplichtingen op een inburgeringsplichtige. Op grond van de Participatiewet rusten er verplichtingen op inburgeringsplichtigen met een bijstandsuitkering. Deze verplichtingen kunnen overlappen.

Voor inburgeringsplichtigen met een bijstandsuitkering is een samenloopregeling opgenomen in artikel 27 Wet inburgering 2021. In een situatie waarin sanctionering voor dezelfde gedraging via zowel de Participatiewet als de Wet inburgering 2021 mogelijk is, is een inburgeringsboete niet langer mogelijk als de bijstand eenmaal is verlaagd op grond van artikel 18 of 18b Participatiewet.

Zolang de bijstandsuitkering in die situatie niet is verlaagd, kan het college nog wel een boete op grond van de Wet inburgering 2021 opleggen. Die inburgeringsboete kan dan daarna nog worden gevolgd door een verlaging van de bijstandsuitkering, al zij het wel zo dat er diverse redenen zijn waarom er na een inburgeringsboete doorgaans geen maatregel meer zal volgen (het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:4 lid 2 Awb; het afstemmingsbeginsel als bedoeld in artikel 18b lid 7 Participatiewet).

Dit artikel geeft duiding aan wanneer het college handhaaft op grond van de Participatie-wet en wanneer zij handhaaft op grond van de wet. Hiermee wordt dubbele handhaving voor dezelfde gedraging voorkomen.

Dit artikel stelt vast dat activiteiten die voor bijstandsgerechtigden worden ingezet voor het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand van de inburgeringsplichtige tot de arbeidsmarkt, bij voorkeur worden gehandhaafd op grond van de Participatiewet. Uitzondering hierop is het aanbod van de MAP. Het handhavingsinstrumentarium uit de Participatiewet kan immers enkel worden ingezet als de verplichting ook voortvloeit uit deze wet. Dit is voor de MAP niet het geval. Overige activiteiten, zoals de PVT, taallessen en activiteiten in het kader van de leerroute, worden gehandhaafd op basis van de wet.

 

Artikel 3Verrekenen boete met bijstandsuitkering

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om een boete die het college op grond van de wet aan de inburgeringsplichtige heeft opgelegd, te verrekenen met een eventuele algemene bijstandsuitkering. Hiermee kan worden bereikt dat het college de boete niet met een aanmaning en een dwangbevel (vergelijk artikel 5:10 Awb en artikel 4:117 Awb) hoeft in te vorderen.

Artikel 4:93 lid 1 Awb bepaalt dat verrekening van een geldschuld met een bestaande vordering slechts geschiedt voor zover in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien. Een raadverordening is een wettelijk voorschrift in de zin van artikel 4:93 lid 1 Awb. Hoewel de oude Wet inburgering (zoals die luidde tot 1 januari 2013) een apart voorschrift bevatte (artikel 44) op grond waarvan het college de bestuurlijke boete kon verrekenen met algemene bijstand, is een dergelijk voorschrift in de nieuwe wet niet teruggekeerd. Voorzover bekend is echter niet gebleken dat dit een bewuste keuze van de wetgever is geweest. Daarom levert de bepaling over de verrekening in deze verordening geen strijd op met de Wet inburgering 2021 en wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 121 van de Gemeentewet.

 

Artikel 4Intrekken oude verordening en overgangsbepaling

De wet is van toepassing op iedereen die inburgeringsplichtig wordt op of na de datum van inwerkingtreding van de wet. Bij de totstandkoming van de wet is besloten om inburgeringsplichtigen voor wie de inburgeringsplicht is begonnen vóór deze datum niet in het nieuwe inburgeringsstelsel op te nemen. Voor deze groep blijft de Wet inburgering zoals die luidde voor de ingangsdatum van de nieuwe wet van toepassing. Dit betekent dat voor deze inburgeringsplichtigen ook de bepalingen van de ingetrokken Verordening Wet inburgering gemeente Leidschendam-Voorburg 2016 van toepassing blijven.

 

Artikel 5Inwerkingtreding en citeertitel

Behoeft geen toelichting.